Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 5 december 2023, nr. IENW/BSK-2023/355849, tot wijziging van de Binnenvaartregeling ter implementatie van besluiten 2023-I-3 en 2023-I-4 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de op 7 juni 2023 aangenomen protocollen 2023-I-3 en 2023-I-4 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en artikel 22, eerste lid, van de Binnenvaartwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Binnenvaartregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.10, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 1°, vervalt ‘de korte opleiding schipper-machinist met beperkt werkgebied of een andere door de Minister erkende opleiding alsmede’.

B

Bijlage 1.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 6.01, eerste lid, vervalt ‘Welke documenten voor de goedkeuring van het opleidingsprogramma moeten worden ingediend, wordt in een dienstinstructie voor de bevoegde autoriteiten vastgelegd.’

2. Artikel 20.01 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid vervalt ‘Het dienstboekje kan bij elke bevoegde autoriteit van een lidstaat van de CCR worden ingewisseld. De bevoegde autoriteit geeft het dienstboekje af op grond van het onderhavige reglement wanneer de aanvrager zijn oude dienstboekje zoals bedoeld in het eerste lid en een kopie van zijn identiteitsbewijs heeft overgelegd.’

b. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De houder van een dienstboekje als bedoeld in het eerste lid, kan vóór 18 januari 2032 een nieuw dienstboekje met een kwalificatiecertificaat waarvoor de eisen hoger zijn, aanvragen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. voor een kwalificatiecertificaat voor een matroos: 540 dagen vaartijd inclusief ten minste 180 dagen in de binnenvaart;

    • b. voor een kwalificatiecertificaat voor een volmatroos: 900 dagen vaartijd inclusief ten minste 540 dagen in de binnenvaart;

    • c. voor een kwalificatiecertificaat voor een stuurman: 1.080 dagen vaartijd inclusief ten minste 720 dagen in de binnenvaart.

    De vaarervaring moet worden aangetoond door middel van een dienstboekje, logboek of ander bewijsmateriaal.

    Deze minimumduur van de vaartijd, zoals bepaald in dit lid, onder a, b en c, kan met ten hoogste 360 dagen vaartijd worden verminderd wanneer de aanvrager een opleidingsprogramma heeft gevolgd dat is vermeld onder nr. 1 of nr. 3 van deel II van de lijsten en overzichten voor de implementatie van het RSP.

  • 4. Het dienstboekje kan bij elke bevoegde autoriteit van een lidstaat van de CCR worden aangevraagd, zoals voorzien in het tweede en derde lid. De bevoegde autoriteit geeft het dienstboekje af op grond van het onderhavige reglement wanneer de aanvrager zijn oude dienstboekje zoals bedoeld in het eerste lid en een kopie van zijn identiteitsbewijs heeft overgelegd. Indien de aanvrager ouder is dan 60 jaar, moet hij bovendien zijn medische geschiktheid aantonen zoals bedoeld in artikel 4.02. Zijn medische verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2024, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt Artikel I, onderdeel A, terug tot en met 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

1. Hoofdlijnen regeling

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) heeft in de voorjaarszitting van 2023 de besluiten 2023-I-3 en 2023-I-4 vastgesteld die het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn (RSP) wijzigen.1 Het RSP is in 2022 vernieuwd in verband met de Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (PbEU 2017, L 345) (hierna: Richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart). Het vernieuwde RSP is begin 2023 geïmplementeerd in Nederland in bijlage 1.9 van de Binnenvaartregeling.2 In die bijlage van de Binnenvaartregeling is het RSP integraal overgenomen.

De recente besluiten van de CCR strekken tot herstel van enkele onvolkomenheden die zijn ontstaan bij de aanpassing van het RSP aan de Richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart. Met deze wijziging van de Binnenvaartregeling worden deze CCR-besluiten geïmplementeerd en de onvolkomenheden hersteld. Daarnaast wordt er een kleine wijziging aangebracht met betrekking tot de verplichte opleidingen voor schippers op een veerboot.

Deze wijzigingen zijn aanleiding om aanpassingen te doen aan artikel 2.10 van de Binnenvaartregeling en de artikelen 6.01 en 20.01 van bijlage 1.9 bij de Binnenvaartregeling.

Besluit 2023-I-3 (wijziging artikel 6.01 RSP)

In het RSP zijn voorschriften opgenomen over de goedkeuring van opleidingsprogramma’s. Met die opleidingsprogramma’s worden personen opgeleid tot een bepaalde functie als onderdeel van de dekbemanning. Het geïmplementeerde CCR-besluit 2023-1-3 heeft betrekking op een dienstinstructie over de in te dienen documenten voor de goedkeuring van deze opleidingsprogramma’s. In artikel 6.01 van het RSP werd bepaald dat die dienstinstructie zou worden vastgesteld. Het is echter gebleken dat het vaststellen van die dienstinstructie in de praktijk niet goed mogelijk is. De documenten die benodigd zijn om een opleidingsprogramma goed te kunnen keuren, verschillen te veel per lidstaat. Om die reden komt het zinsdeel in artikel 6.01 te vervallen dat bij dienstinstructie wordt vastgesteld welke documenten ingediend moeten worden voor de goedkeuring van een opleidingsprogramma.

Besluit 2023-I-4 (wijziging artikel 20.01 RSP)

Bij de wijziging van het RSP in 2022 (CCR besluit 2022-II-9) is dit reglement afgestemd op de Richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart. Daarbij is echter verzuimd de bepaling op te nemen betreffende het omwisselen van oude kwalificaties voor nieuwe kwalificatiecertificaten. Met Besluit 2023-1-4 en deze wijzigingsregeling wordt die bepaling alsnog toegevoegd aan het RSP. Het Comité Sociale Zaken van de CCR heeft op 12 oktober 2023 een redactionele inconsistentie gecorrigeerd, waarmee de tekst van het nieuwe derde lid van artikel 20.01 anders is komen te luiden dan in het Besluit 2023-I-4 is opgenomen. In het oorspronkelijke nieuwe derde lid van artikel 20.01 zoals het is vastgesteld in Besluit 2023-I-4, werd nog gesproken over dienstinstructies, die niet meer worden vastgesteld. Daarom wordt er nu gebruik gemaakt van lijsten die door de CCR worden gepubliceerd.

Ingevolge het derde lid is het mogelijk dat dekbemanningsleden bij het aanvragen van een nieuw dienstboekje een hogere kwalificatie kunnen krijgen dan de oude, indien zij aan aanvullende vaartijdeisen voldoen. Bij de Nederlandse implementatie van CCR besluit 2022-II-93 was de betreffende bepaling al opgenomen in artikel 12.5a, derde lid, van de Binnenvaartregeling. Daarmee bestaat op nationaal niveau een vergelijkbare mogelijkheid. Omdat die mogelijkheid blijft bestaan voor documenten die op grond van de Binnenvaartregeling voor de niet-Rijnwateren worden afgegeven, wordt artikel 12.5a niet aangepast met deze wijziging.

Wijziging artikel 2.10 Binnenvaartregeling

Naast de implementatie van de twee CCR-besluiten bevat deze wijziging ook een kleine aanpassing van de Binnenvaartregeling. Vanwege de implementatie van de Richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart vinden er veranderingen plaats in de opleidingseisen die worden gesteld aan de dekbemanningsleden op binnenvaartschepen. De Richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart is inmiddels gedeeltelijk geïmplementeerd in de Binnenvaartregeling.4 Voor de volledige implementatie is een wijziging van de Binnenvaartwet, het Binnenvaartbesluit en nogmaals van de Binnenvaartregeling nodig.

In afwachting van die volledige implementatie is de noodzaak van een kleine aanpassing gebleken voor wat betreft de voorgeschreven opleidingen voor schippers op veerboten. De opleiding schipper-machinist met beperkt werkgebied is namelijk overbodig geworden doordat de inhoud van die opleiding overlapt met hetgeen een schipper moet kunnen om de reeds verplichte specifieke vergunning voor het varen op binnenwateren van maritieme aard te behalen. Deze vergelijkbare kennis werd aldus onnodig op twee verschillende manieren verplicht gesteld. Om te voorkomen dat personen die in opleiding zijn tot schipper op een veerboot, verplicht moeten starten aan een opleiding die zeer binnenkort niet meer voorgeschreven zal zijn, wordt die verplichting nu al uit de Binnenvaartregeling geschrapt, vooruitlopend op de volledige implementatie.

2. Gevolgen

2.1 Gevolgen per wijziging

Aangezien de in de verwijderde passage van artikel 6.01 genoemde dienstinstructies nog niet waren opgesteld, zal er in de praktijk niets veranderen.

De leden die aan artikel 20.01 zijn toegevoegd, hebben als effect dat de mogelijkheden voor dekbemanningsleden bij het omwisselen van hun vaardocumenten ook vastgelegd zijn in het RSP. Deze manier van omwisselen was echter al mogelijk op basis van artikel 12.5a van de Binnenvaartregeling. In de praktijk zijn er dus geen veranderingen.

De aanpassing aan de voorgeschreven opleiding schipper-machinist met beperkt werkgebied zal als gevolg hebben dat wordt voorkomen dat personen aan een opleiding moeten beginnen, die geen toegevoegde waarde meer heeft.

2.2 Regeldruk en administratieve lasten

De wijzigingen op grond van de CCR-besluiten hebben geen gevolgen voor de regeldruk en de administratieve lasten. Het voorschrift dat uit artikel 6.01 wordt geschrapt was van toepassing op de autoriteiten van de verschillende lidstaten. De mogelijkheden die met de wijziging van artikel 20.01 in het RSP zijn opgenomen bestonden al op basis van de Binnenvaartregeling.

Het vervallen van de eis om de opleiding schipper-machinist met beperkt werkgebied te volgen, leidt tot een lastenvermindering van € 35.000. Dat bedrag is gebaseerd op de inschatting dat de opleiding door gemiddeld 5 personen per jaar gevolgd wordt en dat de opleiding € 7.000 per persoon kost.

3. Adviezen

3.1 Oordeel en advies ATR

De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

3.2 Handhaafbaarheid, Uitvoerbaarheid en Fraudebestendigheid (HUF-toets)

Deze wijziging is voorgelegd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ter toetsing van de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets). De ILT heeft geen HUF-toets uitgevoerd op deze wijziging, gezien de geringe omvang en de beperkte impact van de wijziging.

4. Consultatie

Omdat deze regeling strekt ter implementatie van een bindende rechtshandeling van een internationale organisatie, de CCR, en een bindende rechtshandeling van de Europese Unie, heeft er geen internetconsultatie plaats gevonden. Dit sluit aan bij een van de uitzonderingsgronden op de internetconsultatie, aangezien consultatie niet in betekende mate tot aanpassing van het voorstel had kunnen leiden.5

5. Minimum invoeringstermijn, vaste verandermomenten, inwerkingtreding en terugwerkende kracht

De uiterste implementatiedatum van de besluiten van de CCR is 1 januari 2024. Dat is ook de inwerkingtredingsdatum van deze wijzigingsregeling, tenzij de publicatie van deze regeling in de Staatscourant pas plaatsvindt na 1 januari 2024. In dat geval treedt de regeling in werking op de dag na de publicatie. Voor artikel I, onderdeel A, is er dan in de inwerkingtredingsbepaling voorzien in terugwerkende kracht tot op 1 januari. De terugwerkende kracht voor het schrappen van de verplichting tot het volgen van de opleiding is nodig om te voorkomen dat betrokkenen per 1 januari 2024 starten aan een opleiding die kort daarna niet meer verplicht is en geen meerwaarde meer heeft.

De inwerkingtreding vindt plaats op een vast verandermoment, maar de minimuminvoeringstermijn van 2 maanden wordt daarbij niet in acht genomen. Dit is in overeenstemming met de afwijkingsmogelijkheid van aanwijzing 4.17 vijfde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

De besluiten van de CCR zijn te raadplegen op: https://www.ccr-zkr.org/13020400-nl.html.

X Noot
4

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 februari 2022, nr. IENW/BSK-2022/31845, tot wijziging van de Binnenvaartregeling en de Regeling tarieven scheepvaart 2005 ter gedeeltelijke implementatie van Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (PbEU 2017, L 345), (Stct. 2022, 5098).

X Noot
5

Kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie in de verzamelbrief regeldruk (Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114).

Naar boven