Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 27 november 2023, kenmerk 3719085-1056303-CZ, houdende wijziging van de Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021-2023 in verband met verlengen van de einddatum van de regeling, het aanleveren van een samenvatting en enkele andere technische wijzigingen

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies en artikel 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021-2023 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a wordt na ‘op deze regeling is’ ingevoegd ‘artikel 7.7, eerste lid en’.

B

Artikel 4, vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De Minister kan ontheffing verlenen van de termijnen, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid.

C

In artikel 9, eerste lid, onderdeel b wordt ‘zesde en zevende’ vervangen door ‘tiende en elfde’.

D

Artikel 13 vervalt, onder vernummering van artikel 14 tot en met artikel 17 tot artikel 13 tot en met artikel 16.

E

Artikel 13 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 13. Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Voor de aanvraag tot vaststelling wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2. De aanvrager toont aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid vindt de verantwoording van de activiteiten bedoeld in artikel 3, onder a tot en met h, voor zover het betreft de directe loonkosten en de personele kosten op de volgende wijze plaats:

    • a. een verklaring van werkelijke kosten en opbrengsten; of

    • b. een verklaring van gemiddelde kosten en opbrengsten.

  • 4. Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een samenvatting aangeleverd van de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, die om niet en voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt.

  • 5. In aanvulling op het tweede en derde lid en op het eerste lid van artikel 7.8, eerste lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS gaat de aanvrager in het activiteitenverslag in op:

    • a. zijn inspanningen om de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uit te voeren en de bijbehorende doelen te bereiken; en

    • b. de acties die hij heeft ondernomen, bedoeld in artikel 10, tiende en elfde lid.

F

In artikel 15 (nieuw) wordt ’31 december 2023’ vervangen door ’30 juni 2024’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

TOELICHTING

Algemeen

De Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021-2023 (hierna: Subsidieregeling) ondersteunt de lokale implementatie van landelijke afspraken zoals vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019-2022 (hierna: HLA wijkverpleging) en het toekomstperspectief wijkverpleging zoals beschreven in de Kamerbrief van 14 mei 2019, Kamerstuk 23 235, nr. 181. De Subsidieregeling dient de kwaliteit van de wijkverpleging te verbeteren zoals is omschreven in het HLA wijkverpleging en het toekomstperspectief wijkverpleging. De onderhavige wijzigingsregeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling.

De Subsidieregeling geeft zorgaanbieders en wijkverpleegkundigen de ruimte om projecten uit te voeren die nodig zijn om de doelstellingen uit het HLA wijkverpleging en het toekomstperspectief wijkverpleging te behalen. De subsidie vergoedt voornamelijk opstart- en implementatiekosten in de vorm van projectkosten. Als onderdeel van het project moeten partijen zelf voor structurele financiering zorgen. Een zorginstelling of penvoerder kon een aanvraag indienen voor het verrichten van activiteiten ter lokale implementatie van de landelijke afspraken uit het HLA wijkverpleging en het toekomstperspectief wijkverpleging. Activiteiten waren onder andere: het verbeteren van deskundigheid (o.a. intercollegiale toetsing), samenwerking binnen de wijkverpleging (herkenbare en aanspreekbare teams) en activiteiten in het kader van verminderen van ICT-basisinfrastructuur en administratieve lasten.

Met onderhavige regeling (hierna: wijzigingsregeling) zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Subsidieregeling naar aanleiding van voortschrijdend inzicht en de toepasbaarheid van de Subsidieregeling in de praktijk.

De wijzigingen zullen hieronder worden toegelicht.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I

Onderdeel A

Met onderdeel A wordt naast artikel 10.1 ook artikel 7.7, eerste lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) buiten toepassing verklaard op de Subsidieregeling. Het is noodzakelijk om deze wijziging door te voeren omdat het door de wijzigingsregeling mogelijk is om vast te stellen op gemiddelde kosten in plaats van op werkelijke kosten en opbrengsten. Hierbij gaat het uitsluitend om de activiteiten bedoeld onder artikel 3, onder a tot en met h. Een nadere toelichting hierover is opgenomen in onderdelen D en E.

Onderdeel B

In artikel 4, vijfde lid is geregeld dat de Minister ontheffing kan verlenen van de termijnen voor start en afronding van de activiteiten in aanvraagtijdvakken 1 en 2. Met de wijziging in onderdeel A is het voor subsidieaanvragers mogelijk om ontheffing van de Minister te krijgen van de termijnen in aanvraagtijdvak 3. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 3 heeft betrekking op activiteiten die zijn gestart tussen 4 juli 2022 en 28 februari 2023 en die uiterlijk worden afgerond op 31 december 2023. In de praktijk is het gebleken dat deze mogelijkheid tot verlenen van uitstel ook wenselijk is voor de subsidieaanvragers in aanvraagtijdvak 3.

Onderdeel C

In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, is tijdens het opstellen van de Subsidieregeling abusievelijk het zesde en zevende lid van artikel 10 opgenomen. Dit had echter het tiende en elfde lid van artikel 10 moeten zijn. Artikel 9, eerste lid, onderdeel b, geeft aan dat subsidie niet wordt verstrekt indien op basis van de informatie, bedoeld in artikel 10, tiende en elfde lid, niet aannemelijk is dat het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal leiden tot een duurzame verandering in de wijze waarop de wijkverpleging wordt uitgevoerd. Een zelfde wijziging is opgenomen in artikel 13 (nieuw), vijfde lid, van de Subsidieregeling.

Onderdeel D en E

Onderdeel D geeft aan dat artikel 13 vervalt. In onderdeel E is een nieuw artikel 13 vastgesteld.

Het eerste lid van artikel 13 is niet gewijzigd ten opzichte van het voorheen geldende artikel.

In het tweede en derde lid is opgenomen dat de subsidie op basis van werkelijke kosten wordt verantwoord. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Kaderregeling is het daarnaast mogelijk dat de personele kosten en de directe loonkosten naar keuze van de subsidieontvanger op basis van gemiddelde kosten kan worden verantwoord in plaats van op basis van werkelijke kosten. Hierbij gaat het uitsluitend om de activiteiten bedoeld onder artikel 3, onder a tot en met h. Dit betekent dat activiteit I uitsluitend op basis van werkelijke kosten kan worden vastgesteld. Dit volgt uit het derde lid van artikel 13 (nieuw). De verklaring van de subsidieontvanger over het gemiddelde uurtarief is opgenomen in het formulier tot subsidievaststelling. Dit formulier is beschikbaar op de website van de RVO. In dit formulier is tevens opgenomen hoe het gemiddeld uurtarief wordt berekend.

De aanleiding van deze wijziging is de administratieve last die de subsidieontvangers ervaren bij het vaststellen op werkelijke kosten. Bij de verantwoording is namelijk gebleken dat subsidieontvangers wel het aantal uren kunnen verantwoorden, maar dat het achterhalen van de uurtarieven van de betreffende medewerkers een extra administratieve last met zich meebrengt vanwege het ontbreken van een koppeling in de systemen tussen uurtarieven en functieschalen. Met deze wijziging wordt de administratieve last voor de activiteiten bedoeld onder artikel 3, onder a tot en met h voor subsidieontvangers verlicht, omdat de subsidie kan worden vastgesteld op basis van gemiddelde kosten en opbrengsten. De activiteit onder artikel 3, onder i kan uitsluitend worden vastgesteld op werkelijke kosten, omdat het bij deze activiteit gaat om kosten onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening 651/2014/EU; AGVV).

De plicht tot het aanleveren van een samenvatting bij een aanvraag tot vaststelling opgenomen in het vierde lid. Daarbij is het moment van het aanleveren van de samenvatting aangepast. Subsidieaanvragers moesten eerder ook al een samenvatting aanleveren voor het verstrijken van de subsidieperiode. Voortschrijdend inzicht laat zien dat deze datum voor het aanleveren van de samenvatting niet meer wenselijk is. Vóór het eindigen van de subsidieperiode zijn namelijk nog niet alle data beschikbaar om een goede samenvatting van de resultaten aan te leveren. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) als uitvoerder van deze Subsidieregeling zal de samenvatting publiceren op de website van de RVO om zichtbaarheid te geven aan de resultaten van de Subsidieregeling. De samenvatting kan vervolgens worden geraadpleegd door andere aanbieders in de wijkverpleging. De samenvattingen zullen worden gepubliceerd nadat de subsidie is vastgesteld.

In het vijfde lid wordt aangegeven dat bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in het activiteitenverslag wordt opgenomen welke inspanningen tijdens de subsidieverlening zijn verricht om de activiteiten uit te voeren en de doelen te behalen. Verder wordt voor het vijfde lid verwezen naar de toelichting onder C.

Onderdeel F

Met onderdeel F is de looptijd van de Subsidieregeling aangepast. De regeling vervalt per 30 juni 2024 in plaats van 31 december 2023. De looptijd van de regeling is aangepast, zodat het in de praktijk ook mogelijk is om ontheffing van de termijnen aan te vragen die gelden voor aanvraagtijdvak 3, als bedoeld in artikel 4.

ARTIKEL II

De Subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot 1 april 2021. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen de publicatiedatum en inwerkingtreding als opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding en zodat zij zo snel mogelijk op de hoogte zijn van de regeling.

Daarnaast is terugwerkende kracht is gerechtvaardigd omdat de wijzigingen louter begunstigend zijn voor aanvragers.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven