Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 4 december 2023, nummer WBV 2023/25, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A1/5.1 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

5.1. Wijzigen van visa

De Visadienst verstaat onder wijziging van een visum:

  • a. het omzetten van een enkelvoudig visum in een visum voor meer binnenkomsten;

  • b. het verlengen van de geldigheidsduur van een visum (artikel 33 Visumcode).

Ad a.

De Visadienst mag, als zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen, bij wijze van uitzondering een visum dat is afgegeven door één van de Schengenlidstaten voor één binnenkomst omzetten naar een visum voor meer binnenkomsten. De ZHP zet visa voor in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden om naar een visum voor meer binnenkomsten.

De Visadienst of de ZHP moet terughoudend zijn bij het omzetten van een enkelvoudig visum naar een visum voor meer binnenkomsten, omdat de integriteit en betrouwbaarheid van de aanvrager in principe slechts in het land van herkomst afdoende kan worden getoetst. Het omzetten van een enkelvoudig visum naar een visum voor meer binnenkomsten wordt gezien als een verlenging van de geldigheidsduur: het maakt een langer verblijf in het Schengengebied mogelijk dan als het visum niet zou worden omgezet.

De vreemdeling moet bij de aanvraag voor het omzetten van enkelvoudige naar meervoudige visa een beroep doen op tenminste één van de volgende situaties:

  • overmacht;

  • humanitaire redenen;

  • ernstige beroepsmatige redenen;

  • persoonlijke redenen.

De Visadienst of de ZHP toetst bij de beoordeling van de aanvraag voor het omzetten naar een meervoudig reisvisum allereerst de noodzaak van de omzetting aan de volgende voorwaarden:

  • de vreemdeling maakt voldoende aannemelijk dat het bij de aanvraag van het enkelvoudige visum niet al in rede lag een meervoudig visum aan te vragen; en

  • de vreemdeling toont aan dat er sprake is van overmacht, van onvoorziene en ernstige beroepsmatige of persoonlijke redenen.

De vreemdeling mag in de laatste 180 dagen voor de aanvraag niet al langer dan 90 dagen in het Schengengebied hebben verbleven.

De Visadienst of de ZHP toetst vervolgens de redenen die de vreemdeling aanvoert voor het omzetten van het enkelvoudige visum in een visum voor meer binnenkomsten. De vreemdeling moet aantonen dat hij belang heeft bij de mogelijkheid meer dan een keer het Schengengebied binnen te reizen. De door de vreemdeling aangevoerde redenen, die kunnen zijn gelegen in de beroepsmatige of persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling, moeten van voldoende zwaarwegende aard zijn.

De Visadienst of de ZHP toetst tenslotte bij de omzetting van het visum alle overige voorwaarden voor de afgifte van een visum nogmaals en beoordeelt of:

  • a. de vreemdeling voldoet aan de toelatingsvoorwaarden zoals gesteld in artikel 6, eerste lid, onder a, c, d en e, SGC;

  • b. de vreemdeling beschikt over een geldige ziektekostenverzekering;

  • c. de vreemdeling het voornemen heeft werkelijk naar het land van herkomst terug te keren;

  • d. de vreemdeling een gewaarborgde toelating heeft in een ander land.

De vreemdeling mag door de omzetting van het visum niet vaker dan de Visadienst of de ZHP op grond van de aangevoerde omstandigheid noodzakelijk acht, gebruik maken van meervoudige binnenkomsten en van de eerder toegekende vrije termijn.

De vreemdeling mag door de omzetting van het visum niet:

  • de verblijfsduur aangegeven in het eerder verleende visum overschrijden;

  • bij de herhaalde binnenkomst meer dan 90 dagen per 180 dagen in het Schengengebied verblijven.

De vreemdeling mag door de omzetting van het visum naar een visum voor meer binnenkomsten in ieder geval niet het visum gebruiken voor een ander doel dan het doel waarvoor het visum is afgegeven.

De Visadienst of de ZHP brengt in het geldige document voor grensoverschrijding van de vreemdeling een nieuwe Schengenvisumsticker aan als een reisvisum voor meer reizen geldig wordt gemaakt. De Visadienst of de ZHP brengt de Schengenvisumsticker op een afzonderlijk vel papier aan als de vreemdeling houder is van een visumverklaring.

Ad b.

De Visadienst is de bevoegde autoriteit om over te gaan tot het verlengen van de geldigheidsduur van door één van de Schengenlidstaten afgegeven visa. De IND-loketten zijn verantwoordelijk voor de verlenging van de geldigheidsduur van visa.

De ZHP is verantwoordelijk voor het verlengen van de geldigheidsduur van visa voor in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden bij de grensdoorlaatpost Rotterdam-Havens.

De Visadienst mag de geldigheidsduur van een visum, indien zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, nog eens verlengen met maximaal 90 dagen op grond van artikel 25 Visumcode, in geval van een nationale verlenging van de geldigheidsduur van het visum, waarbij de geldigheid van het visum wordt beperkt tot de Benelux. Deze zeer bijzondere omstandigheden moeten in ieder geval gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen.

Daarnaast mag de Visadienst op grond van het wezenlijk Nederlands belang tot een nationale verlenging van de geldigheidsduur van een visum overgaan. Het betreft hier zeer bijzondere gevallen waarbij in ieder geval de volgende nationale belangen in het geding zijn:

  • het internationaal aanzien van Nederland;

  • economische belangen van Nederland; of

  • culturele belangen van Nederland.

De Visadienst beperkt bij de aanwezigheid van een wezenlijk Nederlands belang de geldigheid van het visum tot Nederland.

De Visadienst merkt in dit verband als zeer bijzondere gevallen aan:

  • studenten die op basis van het Erasmus Mundus programma langer in het Schengengebied willen verblijven;

  • deelnemers van internationale gezelschappen zoals Cirque du Soleil.

Verlenging van de geldigheidsduur boven de 90 dagen is in die gevallen noodzakelijk om het Erasmus Mundus programma of de voorstelling hier te lande te kunnen volbrengen of te geven. In de overige gevallen moet er sprake te zijn van zeer bijzondere omstandigheden die gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen.

Zie hiervoor onder ad a voor het plaatsen van een Schengenvisumsticker.

Bijzondere categorieën

  • Houders van een geprivilegieerdendocument afgegeven door het Ministerie van BuZa; de geldigheidsduur van het visum van deze vreemdelingen hoeft niet te worden verlengd;

  • Houders van een diplomatiek paspoort die niet in het bezit zijn van een door het Ministerie van BuZa afgegeven geprivilegieerdendocument: de directie Kabinet en Protocol van het Ministerie van BuZa is verantwoordelijk voor verlenging van de geldigheidsduur van het visum;

  • Surinaamse onderdanen die op medische indicatie voor een behandeling in Nederland zijn en voor dit doel ook in het bezit waren gesteld van een visum en waarvan het visum op nationale gronden is verlengd tot 180 dagen. De Visadienst mag deze vreemdelingen voortzetting van het verblijf verlenen als voortzetting van de behandeling in Nederland medisch noodzakelijk is;

Aan scholieren van derde landen die rechtmatig in Nederland verblijven, kan ter vereenvoudiging van het organiseren van schoolreizen binnen de EU een reizigerslijst voor scholieren worden afgegeven overeenkomstig het besluit van de Raad van de EU van 30 november 1994 (94/795/JBZ). Model M7 bevat een standaard reizigerslijst.

B

Paragraaf A2/12.6 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

12.6. Invoeren van signaleringen in het SIS of E&S

SIS

De IND voert een signalering inzake terugkeer in SIS in van de vreemdeling, die

  • een terugkeerbesluit krijgt of heeft gekregen van de daartoe bevoegde ambtenaar als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, VV. Bij dit terugkeerbesluit kan ook een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 zijn opgelegd;

  • gesignaleerd is vanwege een inreisverbod opgelegd vóór 7 maart 2023, dat nog niet in werking is getreden en er een procedurele gebeurtenis plaatsvindt die leidt tot signalering. De IND wist dan de signalering vanwege het inreisverbod; of

  • een terugkeerbesluit zonder inreisverbod heeft gekregen vóór 7 maart 2023 en voor zover bekend bij de IND, nog niet voldaan heeft aan de vertrekplicht en er een procedurele gebeurtenis plaatsvindt die leidt tot signalering.

De IND voert een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf in SIS in van:

  • een vreemdeling, die niet beschikt over een verblijfsvergunning inclusief asiel in een andere lidstaat of dit niet heeft aangetoond, en

    • ongewenst is verklaard op grond van artikel 67 Vw;

    • een besluit heeft gekregen in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861; of

    • daadwerkelijk het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten, en aan wie:

      • een zwaar inreisverbod op grond van 66a, zevende lid, Vw is opgelegd; of

      • een licht inreisverbod op grond van artikel 66a, zesde lid, Vw is opgelegd;

  • een vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd in verband met het gebruik van een vals document voor grensoverschrijding of identiteitspapieren. De signaleringsduur is 5 jaar;

  • een vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd in verband met een aan drugssmokkel gerelateerd misdrijf. De signaleringsduur is 5 jaar;

  • een vreemdeling bij wie concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. De signaleringsduur is 10 jaar; of

  • een vreemdeling bij wie concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde. De signaleringsduur is 2 jaar.

De IND voert de signalering inzake terugkeer of met het oog op weigering van toegang en verblijf ook in als de vreemdeling al in SIS is gesignaleerd door een andere lidstaat, zolang de signaleringen niet onverenigbaar zijn met elkaar.

Na de ontvangst van een terugkeerbevestiging van een door Nederland in SIS gesignaleerde vreemdeling, moet de IND:

  • de signalering inzake terugkeer wissen; en

  • de signalering met het oog op weigering toegang en verblijf invoeren, als aan de vreemdeling ook een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 is opgelegd.

De gegevens die een lidstaat bij een signalering in ieder geval in SIS moet invoeren staan vermeld in artikel 4 van Vo (EU) 2018/1860.

Daarnaast voert de IND in ieder geval de gegevens van een verblijfsdocument in SIS in, als:

  • de vreemdeling:

    • zich uitgeschreven heeft uit de BRP op grond van emigratie; of

    • met onbekende bestemming is vertrokken; en

  • de geldigheidsduur van het verblijfsdocument nog niet is verlopen en het verblijfsdocument niet is ingeleverd bij de IND. De einddatum van de signalering is gelijk aan de einddatum van het verblijfsdocument.

Rangorde van signaleringen in SIS

De signalering in SIS vanwege een inreisverbod of vanwege een terugkeerbesluit in combinatie met een inreisverbod gaat voor, als er ook sprake is van een besluit tot signalering.

Als het niet (meer) mogelijk is om de vreemdeling vanwege een inreisverbod of vanwege het terugkeerbesluit in combinatie met het inreisverbod te signaleren, wordt de vreemdeling vanwege het besluit tot signalering gesignaleerd. De vreemdeling wordt dan indien mogelijk gesignaleerd in SIS, en anders in E&S.

Als de vreemdeling een terugkeerbesluit zonder inreisverbod heeft gekregen en ook een besluit tot signalering, dan gaat de signalering in SIS vanwege een besluit tot signalering voor op de signalering inzake terugkeer.

E&S

In het E&S staan o.a. vreemdelingenrechtelijke signaleringen, zoals:

  • een op grond van artikel 67 Vw ongewenst verklaarde onderdaan van een van de lidstaten of diens familie- of gezinsleden;

  • een op grond van artikel 67 ongewenst verklaarde vreemdeling die geen verblijfsvergunning (ook geen verblijfsvergunning asiel) (meer) heeft in Nederland en zich niet in Nederland bevindt;

  • een op grond van artikel 67 Vw ongewenst verklaarde vreemdeling die zich niet in Nederland bevindt en een verblijfsvergunning inclusief asiel heeft in één van de lidstaten;

  • een vreemdeling die een besluit krijgt in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861;

  • een op grond van artikel 67 ongewenst verklaarde vreemdeling, die

    • niet heeft aangetoond over een verblijfsvergunning in een andere lidstaat te beschikken; en

    • ongewenst is verklaard vanwege een andere grond dan openbare orde of niet voldoet aan artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861;

  • een vreemdeling met een verblijfsvergunning inclusief asiel in een van de lidstaten die zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van artikel 12 Vw; de termijn van signalering is maximaal zes maanden; en

  • een mvv-plichtige vreemdeling die niet (langer) voldoet aan de voorwaarden waaronder de mvv is afgegeven. De duur van deze signalering wordt gelijk gesteld met de (resterende) duur van de afgegeven mvv.

Wanneer signaleren in SIS mogelijk is, gaat dit altijd voor op signaleren in E&S.

C

Paragraaf A3/7.2.6 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

7.2.6. Raadplegen BMA

Bij de beoordeling van de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verzoekt de IND het BMA om een advies uit te brengen, als de IND dit op grond van de overgelegde bewijsmiddelen nodig acht om de aanvraag te beoordelen.

  • De IND verzoekt het BMA in ieder geval niet om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.2.4 Vc overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat de IND hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.

  • Het raadplegen van BMA is niet nodig als het gaat om een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw bij zwangerschap, tuberculose of klinische opname (zie ook paragrafen A3/7.3.2.6, A3/7.3.2.7 en A3/7.3.2.8 Vc).

  • De vreemdeling hoeft zijn medische situatie niet aan te tonen als de DT&V, het COA of de ambtenaar belast met grensbewaking, concrete aanwijzingen heeft dat de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen. De vreemdeling moet in ieder geval onder behandeling staan bij een behandelaar. De ambtenaar belast met de uitzetting of ontruiming of de ambtenaar van de DT&V moet ook zonder nadere onderbouwing van het beroep op artikel 64 Vw door de vreemdeling zich ervan vergewissen of de uitzetting achterwege moet blijven en bij de IND een medisch advies (laten) vragen.

  • De IND vraagt het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. In dat geval is niet duidelijk in welk land naar behandelmogelijkheden moet worden gezocht en wordt uitgegaan van het bestaan ervan.

  • De IND vraagt het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst -bij een (ambtshalve) verzoek om toepassing van artikel 64 Vw- als de vreemdeling afkomstig is uit één van onderstaande landen: een Europese lidstaat en IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, Verenigd Koninkrijk, Australië, Japan, Canada, Singapore, Nieuw Zeeland, Israël, Qatar, Koeweit en de Verenigde Staten.

Afkomstig uit een land van herkomst ziet niet alleen op personen met de nationaliteit van een van de betrokken landen, maar ook op vreemdelingen die een verblijfsrecht hebben verkregen in de genoemde landen.

D

Paragraaf A4/4 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

4. Het besluit tot signalering

4.1. Algemeen

De IND legt een besluit tot signalering op als:

  • de aanwezigheid van de derdelander op het grondgebied van Nederland een bedreiging vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid; en

  • er een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden waarbij de persoonlijke omstandigheden van de derdelander zijn betrokken en is bezien wat de gevolgen van een weigering van toegang en verblijf voor de derdelander zijn.

Er wordt aangenomen dat er in ieder geval sprake is van een bedreiging van de openbare orde of de nationale veiligheid als:

  • een derdelander in een lidstaat is veroordeeld voor een strafbaar feit waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste één jaar geldt; of

  • er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de derdelander een ernstig strafbaar feit, onder meer een terroristisch misdrijf, heeft gepleegd of er zijn duidelijke aanwijzingen dat hij overweegt een dergelijk feit te plegen op het grondgebied van een lidstaat; of

  • er concrete aanwijzingen zijn dat een derdelander een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of nationale veiligheid; of

  • de derdelander het Unierecht of het nationale recht voor binnenkomst in en verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft omzeild of gepoogd heeft deze te omzeilen.

Voor de toepassing van het begrip 'gevaar voor de nationale veiligheid' wordt verwezen naar paragraaf B1/4.4 Vc.

Een inreisverbod en een besluit tot signalering kunnen naast elkaar bestaan. Als een zwaar inreisverbod op grond van artikel 66a, zevende lid, Vw is opgelegd, wordt aangenomen dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een besluit tot signalering.

Voor de signalering van de vreemdeling vanwege het besluit tot signalering wordt verwezen naar paragraaf A2/12 Vc en als er ook een terugkeerbesluit in combinatie met een inreisverbod is opgelegd wordt verwezen naar paragraaf naar A2/12.6 Vc.

4.2. Duur besluit tot signalering

Voor de duur van het besluit tot signalering is het beleid uit paragraaf A4/2.3 Vc van overeenkomstige toepassing.

4.2.1. Signalering in E&S

De duur van het besluit tot signalering begint te lopen op het moment dat:

  • de vreemdeling in E&S gesignaleerd staat; en

  • buiten Nederland is.

De vreemdeling toont dit aan bij zijn verzoek tot opheffing van het besluit tot signalering.

4.2.2. Signalering eerst in E&S, daarna in SIS

De duur van het besluit tot signalering begint te lopen op het moment dat de vreemdeling, die in het SIS gesignaleerd staat, het grondgebied van de lidstaten van de EU (met uitzondering van Ierland) aangevuld met Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein heeft verlaten.

De IND telt de duur dat de vreemdeling buiten Nederland (maar binnen het grondgebied van de lidstaten) heeft verbleven gedurende de signalering in E&S, mee.

De vreemdeling moet hiervoor een verzoek tot opheffing van het besluit tot signalering indienen. Zie hiervoor paragraaf A4/4.3 Vc.

4.3. Opheffing van het besluit tot signalering

De IND gaat over tot opheffing van het besluit tot signalering als dringende individuele omstandigheden daar aanleiding toe geven. De paragrafen A4/3.5 en A4/3.6 Vc zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • het vertrek uit Nederland en het onafgebroken verblijf buiten Nederland van toepassing is als sprake is van een signalering in E&S; en

  • het vertrek uit het grondgebied van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland van toepassing is als sprake is van een signalering in SIS.

De vreemdeling kan een verzoek tot opheffing van het besluit tot signalering indienen als hij nog niet de vereiste duur buiten het grondgebied van de lidstaten van de EU (met uitzondering van Ierland) aangevuld met Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein heeft verbleven. De vreemdeling toont aan wanneer hij buiten Nederland, maar binnen het grondgebied van de lidstaten, heeft verbleven tijdens de periode van signalering in E&S.

De IND gaat niet over tot opheffing van het besluit tot signalering op grond van omstandigheden die reeds bij het opleggen van het besluit tot signalering zijn betrokken of betrokken hadden kunnen worden.

Gevaar nationale veiligheid

De IND willigt een aanvraag tot opheffing van een besluit tot signalering dat aan een vreemdeling is opgelegd, omdat hij een ernstige bedreiging vormt voor de nationale veiligheid, overeenkomstig artikel 6.5a, zesde lid, Vb, uitsluitend in als de vreemdeling sinds het uitvaardigen van het besluit tot signalering, en:

  • het vertrek uit Nederland bij een signalering in E&S ten minste tien aaneengesloten jaren buiten Nederland heeft verbleven, of

  • het vertrek uit het grondgebied van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland tenminste tien aaneengesloten jaren buiten voornoemd grondgebied heeft verbleven als sprake is van een signalering in SIS.

Als er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling op het moment van het beoordelen van de aanvraag om opheffing van het besluit tot signalering nog steeds een ernstige bedreiging voor de nationale veiligheid vormt, verlengt de IND de duur van het besluit tot signalering.

4.4. Tijdelijke opheffing van het besluit tot signalering

Het beleid dat geldt voor de tijdelijke opheffing van de ongewenstverklaring is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke opheffing van het besluit tot signalering. Zie paragraaf A4/3.7 Vc.

4.5. Bekendmaking besluit tot signalering

De IND kan het besluit tot signalering zowel uitreiken als toezenden.

E

Paragraaf B3/3 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder m, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning onder de beperking: ‘Studie’.

De IND vermeldt op het verblijfsdocument: ‘Studie, mobiliteit cf. aanvullend document’. Als de vreemdeling gebruik gaat maken van mobiliteit binnen de EU ontvangt hij van de IND een aanvullend document waarop het onderwijsprogramma met mobiliteitsmaatregelen vermeld staat.

Arbeidsmarktaantekening

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder c, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘TWV vereist voor arbeid van bijkomende aard, andere arbeid in loondienst niet toegestaan’.

De werkgever kan pas in het bezit worden gesteld van een TWV voor een vreemdeling nadat deze in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning voor ‘Studie’. Een verblijfssticker in het paspoort van de vreemdeling is onvoldoende voor afgifte van de TWV.

De werkzaamheden mogen verricht worden zonder TWV als de vreemdeling:

  • in het bezit is van een verblijfsvergunning voor studie en arbeid als zelfstandige verricht; of

  • als stagiair wordt tewerkgesteld in het kader van zijn studie.

Ook de vreemdeling die in het kader van inkomende mobiliteit voor studenten in Nederland verblijft, mag werkzaamheden verrichten. Ook hier geldt dat een TWV is vereist voor arbeid van bijkomende aard en andere arbeid in loondienst niet is toegestaan. Het aantonen van het verblijfsrecht in kader van mobiliteit binnen de EU alsmede een verblijfssticker in het paspoort van de vreemdeling is voldoende voor afgifte van de TWV.

Voorschrift

Op grond van artikel 3.7, eerste lid, onder c, Vb kan aan de afgifte van de verblijfsvergunning het voorschrift verbonden worden dat de vreemdeling voldoende is verzekerd tegen ziektekosten.

De vreemdeling die uitsluitend om studieredenen in Nederland verblijft, is niet verzekeringsplichtig in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De vreemdeling kan dan geen basisverzekering afsluiten in Nederland.

Een (buitenlandse) ziektekostenverzekering volstaat bij studie, voor zover deze voldoende dekking biedt in Nederland. Een (buitenlandse) ziektekostenverzekering waarin een uitsluitingsclausule is opgenomen voor nog niet bekende kwalen wordt niet geaccepteerd, omdat deze onvoldoende dekking biedt.

Wanneer de vreemdeling naast de studie (vrijwilligers)werk gaat verrichten (niet zijnde stage in het kader van de studie), is de vreemdeling verzekeringsplichtig in het kader van de Zvw en moet hij een basisverzekering in Nederland afsluiten.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder m, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning met een geldigheidsduur gelijk aan de duur van de opleiding vermeerderd met in beginsel één jaar voor een voorbereidende opleiding, en drie extra maanden voor de administratieve afronding van de opleiding, met een maximum van vijf jaar. De IND verstaat onder voorbereidend onderwijs ook een schakeljaar.

De IND verleent de verblijfsvergunning in het kader van de pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ voor de duur van maximaal twaalf maanden.

F

Paragraaf B6/2.7 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.7. Overplaatsing binnen een onderneming

Adviesprocedure UWV

Op grond van artikel 3.30d, vierde lid, Vb vraagt de IND advies aan het UWV indien de referent erkend is en:

  • de vreemdeling een trainee-werknemer is; of

  • het salaris als niet marktconform wordt beschouwd als bedoeld in artikel 3.30d, eerste lid, onder g, Vb.

De IND beschouwt een salaris dat voldoet aan het looncriterium voor arbeid als kennismigrant als marktconform als bedoeld in artikel 3.30d, eerste lid, onder g, Vb.

Op grond van artikel 3.30d, vierde lid, Vb vraagt de IND geen advies aan het UWV en wijst de IND de aanvraag af of trekt de vergunning in, indien:

  • de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.30d, eerste lid, onder j, k of l, Vb;

  • sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3.30d, tweede lid, aanhef en onder c, Vb;

  • het onderdeel van de onderneming, waarnaar de vreemdeling in Nederland wordt overgeplaatst, niet is ingeschreven in de Kamer van Koophandel;

  • de vreemdeling voor meer dan 50% eigenaar is van de onderneming.

Als de vreemdeling meer dan 50% eigenaar is van de onderneming, dan beschouwt de IND deze persoon als zelfstandige. Op dat moment is de ICT-richtlijn niet op hem van toepassing (artikel 2, aanhef en onder d, Richtlijn 2014/66/EU).

Op grond van artikel 3.30d, vierde lid, Vb wijst de IND de aanvraag af of trekt de vergunning in indien het UWV een negatief advies geeft omtrent:

  • de voorwaarden genoemd in artikel 3.30d, eerste lid, onderdelen a tot en met j, Vb; of

  • de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 3.30d, tweede lid, Vb.

Aantekening op het document

Op grond van artikel 11, vierde lid, respectievelijk 22, vierde lid, van de richtlijn 2014/66/EU vermeldt de IND op het verblijfsdocument van de werknemer ‘ICT’ respectievelijk ‘mobile ICT’.

Registratie BIG

In aanvulling op artikel 3.30d, eerste lid, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning uitsluitend aan een vreemdeling die een beroep wil uitoefenen in de individuele gezondheidszorg als registratie in het BIG-register heeft plaatsgevonden.

G

Paragraaf B12/2.7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.7.3. (Ex) geprivilegieerde en diens afhankelijke gezinsleden

De IND verleent een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan de vreemdeling als bedoeld in artikel 3.93, eerste lid, Vb als geen van de gronden van artikel 21 Vw zich voordoet en met inachtneming van artikel 3.93, tweede, derde en vierde lid, Vb.

De IND verleent een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan het afhankelijk gezinslid van een ex-geprivilegieerde als geen van de gronden van artikel 21 Vw zich voordoet en wordt voldaan aan artikel 3.93, eerste lid, aanhef en onder c, Vb, artikel 3.93, derde lid, Vb en artikel 3.96a Vb.

Ten aanzien van de in artikel 3.93, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2, Vb genoemde vreemdelingen geldt het volgende:

  • het is niet van belang of de bijzondere geprivilegieerde status al dan niet door eigen toedoen verloren is gegaan;

  • er moet sprake zijn van een aaneengesloten periode van tien jaar direct voorafgaande aan de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Een aaneengesloten periode van tien jaar wordt niet aangenomen als de vreemdeling in deze periode zes of meer achtereenvolgende maanden of in totaal tien of meer maanden buiten Nederland heeft verbleven; en

  • in aanvulling op artikel 3.93, tweede lid, Vb beschikt het afhankelijk gezinslid duurzaam over voldoende middelen van bestaan als de referent duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

H

Paragraaf C2/7.10.1 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

7.10.1. Openbare orde als afwijzingsgrond

Bij de beoordeling van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel, onderzoekt de IND of de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. De IND beoordeelt of er sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf als de vreemdeling in aanmerking zou komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. De IND beoordeelt of er sprake is van een ernstig misdrijf indien de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt een reëel risico te lopen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. De IND beoordeelt ten aanzien van de aanspraken op artikel 29, tweede lid, Vw niet of er sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf.

De IND beoordeelt of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf op individuele basis en aan de hand van alle relevante feitelijke en juridische gegevens. De IND betrekt daarbij in ieder geval de door de vreemdeling aangevoerde bijzondere omstandigheden, die zien op de aard en de ernst van het delict en het tijdsverloop dat is verstreken sinds het delict.

De IND hanteert bij de beoordeling van het tijdsverloop de verjaringstermijnen zoals opgenomen in paragraaf B1/4.4 Vc. Na afloop van die termijnen wordt een eenmalig gepleegd delict niet meer tegengeworpen.

De IND beoordeelt de vraag of er sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf aan de hand van de vraag of de optelsom van de opgelegde straffen in totaal ten minste de toepasselijke norm bedraagt. Hierbij wegen de individuele omstandigheden zwaar mee, waaronder de vraag hoe groot het aandeel is van de delicten die een gevaar voor de gemeenschap vormen evenals de evenredigheid van het besluit. In ieder geval één van de veroordelingen zal betrekking moeten hebben op een misdrijf dat een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Ook zal bij de beoordeling het unierechtelijk openbare orde criterium worden getoetst.

De IND betrekt in ieder geval het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen in de vraag of de optelsom van de opgelegde straffen de toepasselijke norm bedraagt.

De IND betrekt het voorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen bij de beoordeling als, en voor zover er (mede) sprake is van:

  • opiumwet-, zeden-, gewelds- en levensdelicten;

  • mensenhandel; of

  • het plegen, voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf.

De IND betrekt bij de beoordeling of sprake is van een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid ook opgelegde taakstraffen. De IND berekent de toepasselijke norm met de volgende uitgangspunten:

  • de duur van de door de rechter bepaalde vervangende vrijheidsstraf;

  • de duur van de vrijheidsstraf die de rechter heeft vastgesteld voor het geval de vreemdeling een taakstraf niet naar behoren verricht; en

  • voor iedere twee uur bij strafbeschikking: een dag vrijheidsstraf.

De IND betrekt de strafbare feiten die de vreemdeling in het buitenland heeft gepleegd ook bij de beoordeling of sprake is van een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid. Hierbij beoordeelt de IND, daar waar mogelijk op basis van een door het Openbaar Ministerie opgemaakte strafmaatvergelijking, welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft. Voor de toepassing van het begrip ‘gevaar voor de nationale veiligheid’, zie paragraaf B1/4.4 Vc.

De IND past voorgaande beleidsregels ook toe bij de minderjarige vreemdeling waarbij het volwassenenstrafrecht is toegepast. Hierbij wegen de individuele omstandigheden zwaar mee.

Paragraaf B1/4.4 Vc is ten aanzien van verjaring van misdrijven van overeenkomstige toepassing.

Openbare orde en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw

De IND kan de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kennelijk ongegrond verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid onder j, Vw indien de vreemdeling is veroordeeld voor een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ én een ‘gevaar vormt voor de gemeenschap’.

Er is sprake van een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de vreemdeling is bij onherroepelijk rechterlijk vonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf, of aan hem is een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd; en

  • de opgelegde straf of maatregel bedraagt in totaal ten minste tien maanden.

De IND betrekt de strafbare feiten die de vreemdeling in het buitenland heeft gepleegd ook bij de beoordeling. Hierbij beoordeelt de IND, daar waar mogelijk op basis van een door het Openbaar Ministerie opgemaakte strafmaatvergelijking, welke gevolgen naar Nederlands recht aan de strafbare feiten zouden zijn verbonden, indien die strafbare feiten in Nederland zouden zijn gepleegd en bestraft. De IND beoordeelt het gevaar voor de gemeenschap en het ‘bijzonder ernstig misdrijf’ op individuele basis en aan de hand van alle relevante feitelijke en juridische gegevens.

Bij de beoordeling van het ‘bijzonder ernstig misdrijf’ dient in ieder geval rekening te worden gehouden met het volgende:

  • de maximale straf voor het misdrijf en de feitelijk opgelegde straf en hoe dit in de lidstaat beschouwd wordt;

  • de mate waarin de rechtsorde van de samenleving is aangetast en de omvang van de schade;

  • de omstandigheden rond het plegen van het misdrijf (opzettelijkheid);

  • de aanwezigheid van verzachtende of verzwarende omstandigheden;

  • de aard van de strafprocedure.

De IND weegt bij de beoordeling van het ‘gevaar voor de gemeenschap’ dat de vreemdeling vormt in ieder geval de volgende aspecten mee:

  • de aard van het misdrijf; en

  • de opgelegde straf.

De IND beoordeelt het gevaar dat de vreemdeling voor de gemeenschap vormt aan de hand van de situatie zoals die zich voordoet bij het beoordelen van de aanvraag (‘ex nunc’-beoordeling).

De IND kan in ieder geval in de volgende gevallen een ‘gevaar voor de gemeenschap’ aannemen:

  • opiumwet-, zeden-, gewelds- en levensdelicten;

  • brandstichting;

  • mensenhandel;

  • illegale handel in wapens, munitie en explosieven; en

  • illegale handel in menselijke organen en weefsels.

De vreemdeling vormt ook een gevaar voor de gemeenschap als bedoeld in artikel 3.105c, aanhef en onder b, Vb:

  • indien hij in het buitenland handelingen heeft verricht die de publieke rechtsorde ernstig schokten; en

  • die naar Nederlands recht als zware misdrijven worden aangemerkt.

De IND betrekt de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden in het oordeel of sprake is van een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ of een ‘gevaar voor de gemeenschap’.

Openbare orde en artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw

De IND kan de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kennelijk ongegrond verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid onder j, Vw indien de vreemdeling veroordeeld is voor een ‘ernstig misdrijf’.

Er kan sprake zijn van een ‘ernstig misdrijf’ indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de vreemdeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of er is aan hem een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd;

  • de opgelegde straf of maatregel bedraagt in totaal ten minste zes maanden; en

  • in ieder geval één van de veroordelingen heeft betrekking op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert.

Hierbij kan onder meer rekening worden gehouden met het volgende:

  • De aard van het gepleegde feit;

  • De schade die is teweeggebracht;

  • De gevolgde strafprocedure;

  • De aard van de straf;

  • Of de meeste rechterlijke instanties het gepleegde feit aanmerken als een ernstig misdrijf.

De IND kan een ernstig misdrijf ook aan een vreemdeling tegenwerpen indien de veroordeling voor dit misdrijf nog niet onherroepelijk is geworden.

De IND betrekt de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden in het oordeel of sprake is van een ‘ernstig misdrijf’.

Afwijzing van een asielaanvraag als kennelijk ongegrond op grond van openbare orde

Indien de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw jo. artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw kan zijn aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid en onder j, Vw kennelijk ongegrond worden verklaard wanneer de aanvrager op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.

De vreemdeling vormt op ernstige gronden een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid als er een gevangenisstraf van ten minste zes maanden is opgelegd en er sprake is van misdrijven die naar hun aard leiden tot een gevaar voor de gemeenschap.

De IND betrekt de door de vreemdeling aangevoerde feiten of omstandigheden in het oordeel of hij op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.

Artikel 1F

Indien de asielaanvraag wordt afgewezen vanwege de toepassing van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is een strafrechtelijke veroordeling niet noodzakelijk om aan te nemen dat er sprake is van een vreemdeling die op ernstige gronden een gevaar voor de openbare orde vormt. De toepassing van artikel 1F volstaat zelfstandig om aan te nemen dat er sprake is van een gevaar voor de openbare orde zoals bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw.

Openbare orde en artikel 29, tweede lid, onder a, b en c, Vw

De verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 29, tweede lid, Vw door de IND op grond van de openbare orde of nationale veiligheid worden geweigerd overeenkomstig het in C2/4.1 opgenomen wettelijke kader. De IND beoordeelt de aanvraag in dat geval aan de hand van de artikelen 3.77, eerste tot en met vierde lid, artikel 3.78 Vb, alsmede paragraaf B1/4.4 Vc.

I

Het model M109 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

J

Het model M109-A Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

K

Het model M109-B Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

L

Het model M109-C Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 december 2023

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

BIJLAGE 1

Model M109: Maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59 Vw

BIJLAGE 2

Model M109-A: Maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59a Vw

BIJLAGE 3

Model M109-B: Maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59b Vw

BIJLAGE 4

Model M109-C: Maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59, tweede lid, Vw

TOELICHTING

ALGEMEEN

Dit verzamel-WBV strekt tot aanpassing van de Vreemdelingencirculaire 2000 en bevat verbeteringen en verduidelijkingen van bestaande beleidsregels, redactionele aanpassingen en verwerking van jurisprudentie.

ARTIKELSGEWIJS

A

In paragraaf A1/5.1 Vc is een foutieve verwijzing aangepast.

B, D

In paragraaf A2/12.6 Vc is duidelijk gemaakt dat wanneer signaleren in SIS mogelijk is, dit voorgaat op signaleren in E&S.

Deze toevoeging was nodig, omdat het sinds 7 maart 2023 mogelijk is dat een vreemdeling zowel een terugkeerbesluit in combinatie met een inreisverbod als een besluit tot signalering krijgt. Als de vreemdeling geen verblijfsrecht heeft in een andere lidstaat wordt de vreemdeling gesignaleerd in SIS. Het is echter niet mogelijk dat de vreemdeling in SIS gesignaleerd wordt vanwege het terugkeerbesluit in combinatie met het inreisverbod én vanwege het besluit tot signalering. Welke signalering prioriteit heeft, is daarom nu vastgelegd in een beleidsregel. Daarbij is van belang dat signaleringen in SIS altijd zichtbaar zijn voor alle lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland en zij daar ook naar handelen. Signaleringen in E&S zijn enkel nationaal zichtbaar.

Daarnaast is een nieuwe tussenkop opgenomen over de rangorde van signaleringen in SIS. Zoals hierboven aangegeven kan een vreemdeling door Nederland slechts om één reden gesignaleerd worden in SIS. De signalering vanwege het terugkeerbesluit in combinatie met een inreisverbod en de signalering vanwege een inreisverbod gaan voor op de signalering vanwege het besluit tot signalering. Het inreisverbod is namelijk een Europeesrechtelijke maatregel en gaat daarom voor op het nationale besluit tot signalering.

Bovendien is opgenomen dat als de vreemdeling een terugkeerbesluit zonder inreisverbod heeft gekregen en ook een besluit tot signalering, dat dan de signalering in SIS vanwege een besluit tot signalering voorgaat op de signalering inzake terugkeer.

In paragraaf A4/4 Vc is vanwege de bovenstaande verduidelijkingen een specifiekere verwijzing naar paragraaf A2/12.6 Vc opgenomen.

C

Het land Verenigd Koninkrijk is toegevoegd aan de lijst met landen genoemd in paragraaf A3/7.2.6 Vc.

E

Paragraaf B3/3 Vc is aangepast, omdat een onderwijsinstelling tegenwoordig ook binnen de voorbereidende periode mag afzien van het maken van een melding bij IND bij onvoldoende studievoortgang, als voor die voortgang een verschoonbare reden bestaat. In de beleidsregel wordt daarom niet langer gesproken van een maximale periode van één jaar voor een voorbereidende opleiding, maar over een periode van in beginsel één jaar voor een voorbereidende opleiding. De gedragscode hoger onderwijs zal in verband met deze beleidswijziging ook worden gewijzigd.

F

Paragraaf B6/2.7 is aangepast vanwege een aanpassing per 1 juli 2023 van artikel 3.30d, tweede lid, aanhef en onder c, Vb. Met die wijziging wordt geformaliseerd dat de zesmaandentermijn voor verblijf in het buitenland pas geldt als de maximum verblijfsduur van drie of een jaar is verstreken.

G

Artikel 21 Vw bepaalt dat sprake moet zijn van vijf jaar rechtmatig verblijf direct voorafgaande aan de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Artikel 3.93 Vb is een uitzondering op deze hoofdregel. In het beleid is verduidelijkt dat voor (ex)geprivilegieerden zoals bedoeld in artikel 3.93 Vb geldt dat de periode van tien jaar rechtmatig verblijf direct voorafgaande aan de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd moet zijn. In het verlengde hiervan is in paragraaf B12/2.7.3 Vc ter verduidelijking toegevoegd dat de (ex)geprivilegieerde over een periode van 10 jaar direct voorafgaande aan de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd een bijzondere geprivilegieerde status moet hebben gehad.

H

Paragraaf C2/7.10.1 Vc is geüpdatet. Daarbij zijn foutieve verwijzingen aangepast, is taalgebruik gemoderniseerd en is het geheel leesbaarder gemaakt. Ook is er extra aandacht geschonken aan consistentie tussen alle verschillende sub-paragrafen en is de meest recente jurisprudentie verwerkt (zie HvJ EU, 13 september 2018, C-369/17 en 6 juli 2023, C-402/22 en C-8/22). Daarnaast is het aantal delicten op grond waarvan een gevaar voor de gemeenschap kan worden aangenomen nader toegelicht. Duidelijk is gemaakt dat hier zowel gewelds- als levensdelicten onder vallen, alsmede delicten die vallen onder de Opiumwet. Indien sprake is van dergelijke delicten, dient nog wel steeds een individuele beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden te worden gemaakt om te beoordelen of een gevaar voor de gemeenschap kan worden tegengeworpen in een individuele zaak.

Verder is een nieuwe sub-paragraaf ‘Afwijzing van een asielaanvraag als kennelijk ongegrond op grond van openbare orde’ toegevoegd. De praktijk was tot op heden dat de IND enkel aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw kennelijk ongegrond verklaarde, indien de vreemdeling op grond van zijn asielmotieven in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw. Met deze beleidswijziging wordt verduidelijkt dat het ook mogelijk is om aanvragen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw kennelijk ongegrond te verklaren wanneer de aanvrager niet in aanmerking komt voor een asielvergunning op de hiervoor genoemde gronden en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw aldus zelfstandig als afwijzingsgrond kan worden gebruikt. Tevens is in het beleid verduidelijkt dat de toepassing van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag zelfstandig voldoende is om de asielaanvraag kennelijk ongegrond te verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw.

Hiermee wordt de wens tot uitdrukking gebracht om ernstige openbare orde, daar waar dit speelt, wél te betrekken bij de beoordeling, ook als de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw. Immers, artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw is een implementatie van artikel 31, achtste lid, onder j, van de Procedurerichtlijn 2013/32/EU en daarin is niet bepaald dat deze grond enkel kan worden tegengeworpen als er ook wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning asiel. Bovendien heeft het gebruik van deze bepaling als voordeel dat de termijn van de beroepsprocedure wordt verkort tot vier weken op grond van artikel 83b, derde lid, onder c, Vw.

I, J, K, L

Model M109, M109-A, M109-B en M109-C zijn gewijzigd in verband met het volgende.

In een aantal rechtbankuitspraken is erop gewezen dat conform artikel 5.3 Vb een vreemdeling bij inbewaringstelling schriftelijk op de hoogte moet worden gebracht van de redenen van bewaring, de mogelijkheid om beroep in te stellen en van de mogelijkheid op het recht op gratis rechtsbijstand en om vertegenwoordiging aan te vragen. Dit moet gebeuren in een taal die de vreemdeling verstaat, of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de vreemdeling die verstaat. Op 15 november 2023 heeft de afdeling bestuursrechtspraak deze uitspraken van de rechtbank bevestigd en vastgesteld dat in de onderliggende casus de informatieplicht wordt geschonden (zie ECLI:NL:RVS:2023:4180). Om aan de informatieplicht te voldoen is de informatiebrief ‘Waarom u in bewaring bent gesteld’ opgesteld. Echter, gebleken is dat er in de uitvoering onduidelijkheid bestaat over de folder. Het blijkt namelijk nog niet in alle gevallen duidelijk of, en zo ja, wanneer de folder is uitgereikt. Om die reden zijn aan alle vier de modellen twee checkboxen over het formulier ‘Waarom u in bewaring bent gesteld’ toegevoegd.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

Naar boven