Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2023, 32714 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2023, 32714 | ander besluit van algemene strekking |
20 december 2023
Nr. 2023-0000270123
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken Directie Directe Belastingen en Toeslagen
De Staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.6, 10.6bis, 10.6ter, 10.6b, 10.7 en 10bis.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 2, 12a, 18a, 18d, 18ga, 20a, 31a, 32ba, 32bb en 38q van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 35a van de Successiewet 1956, de artikelen 7 en 26a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES, de artikelen XXXV, XXXVA, XXXVI en XXXIX van het Belastingplan 2024 en artikel VA van het Belastingplan BES eilanden 2024;
Besluit:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de in het eerste lid opgenomen tabel wordt het in de derde kolom als laatste vermelde bedrag vervangen door ‘€ 17.384’.
2. In het tweede lid wordt ‘12,57%’ telkens vervangen door ‘12,53%’.
B. In artikel 2.10a, tweede lid, wordt ‘12,57%’ telkens vervangen door ‘12,53%’.
C. In artikel 3.15, eerste lid, wordt ‘€ 5.100’ vervangen door ‘€ 5.600’.
D. In artikel 3.19, tweede lid, komt de tabel te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
op jaarbasis |
---|---|---|
– |
€ 12.500 |
0,65% van deze waarde |
€ 12.500 |
€ 25.000 |
0,85% van deze waarde |
€ 25.000 |
€ 50.000 |
0,95% van deze waarde |
€ 50.000 |
€ 75.000 |
1,05% van deze waarde |
€ 75.000 |
€ 1.310.000 |
1,20% van deze waarde |
€ 1.310.000 |
– |
€ 15.720 vermeerderd met 2,35% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.310.000 |
E. In artikel 3.41, tweede lid, komt de tabel te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek |
---|---|---|
– |
€ 2.800 |
€ 0 |
€ 2.800 |
€ 69.765 |
28% van het investeringsbedrag |
€ 69.765 |
€ 129.194 |
€ 19.535 |
€ 129.194 |
€ 387.580 |
€ 19.535 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 129.194 te boven gaat |
€ 387.580 |
– |
€ 0 |
F. In artikel 3.42, vierde lid, onderdelen a en b, wordt ‘€ 136.000.000’ vervangen door ‘€ 149.000.000’.
G. In artikel 3.47, eerste lid, wordt ‘€ 2.600’ vervangen door ‘€ 2.800’.
H. Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 14.202’ vervangen door ‘€ 15.551’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 7.106’ vervangen door ‘€ 7.781’.
3. In het vierde lid wordt ‘€ 16.866’ vervangen door ‘€ 18.468’.
I. Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid komt de tabel te luiden:
bij een reisafstand per openbaar vervoer |
||
---|---|---|
van meer dan |
maar niet meer dan |
op jaarbasis |
– |
10 km |
– |
10 km |
15 km |
€ 558 |
15 km |
20 km |
€ 741 |
20 km |
30 km |
€ 1.233 |
30 km |
40 km |
€ 1.529 |
40 km |
50 km |
€ 1.992 |
50 km |
60 km |
€ 2.217 |
60 km |
70 km |
€ 2.458 |
70 km |
80 km |
€ 2.543 |
80 km |
– |
€ 2.578 |
2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 0,26’ vervangen door ‘€ 0,28’ en wordt ‘€ 2.354’ vervangen door ‘€ 2.578’.
3. In het zesde lid wordt ‘€ 2.354’ vervangen door ‘€ 2.578’.
J. In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 5.881’ vervangen door ‘€ 5.998’.
K. Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de tabel te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
op jaarbasis |
---|---|---|
– |
€ 12.500 |
Nihil |
€ 12.500 |
€ 25.000 |
0,10% van deze waarde |
€ 25.000 |
€ 50.000 |
0,20% van deze waarde |
€ 50.000 |
€ 75.000 |
0,25% van deze waarde |
€ 75.000 |
€ 1.310.000 |
0,35% van deze waarde |
€ 1.310.000 |
– |
€ 4.585 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.310.000 |
2. In het vijfde lid wordt ‘0,65%’ vervangen door ‘0,55%’ en wordt ‘€ 1.200.000’ telkens vervangen door ‘€ 1.310.000’. Voorts wordt ‘€ 7.800’ vervangen door ‘€ 7.205’.
L. In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 5.881’ vervangen door ‘€ 5.998’.
M. In artikel 3.123a, tweede lid, wordt ‘83 1/3%’ vervangen door ‘80%’.
N. In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 24.168’ vervangen door ‘€ 26.463’.
O. Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ‘€ 24.168’ vervangen door ‘€ 26.463’.
2. In het vijfde lid wordt ‘€ 4.898’ vervangen door ‘€ 5.364’.
P. Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 38.000’ vervangen door ‘€ 41.608’.
2. In het derde lid wordt ‘€ 128.810’ vervangen door ‘€ 137.800’ en wordt ‘€ 16.322’ vervangen door ‘€ 17.545’.
Q. Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 510.970’ vervangen door ‘€ 559.483’.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 255.495’ vervangen door ‘€ 279.752’.
3. In onderdeel c wordt ‘€ 127.755’ vervangen door ‘€ 139.885’.
R. Artikel 3.133 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt ‘€ 4.898’ vervangen door ‘€ 5.364’.
2. In het negende lid, onderdeel c, wordt ‘€ 45.722’ vervangen door ‘€ 50.063’.
S. In artikel 4.14, eerste lid, wordt ‘6,17%’ vervangen door ‘6,04%’.
T. In artikel 5.2, tweede lid, wordt ‘6,17%’ vervangen door ‘6,04%’.
U. In artikel 5.3, derde lid, onderdeel f, wordt ‘€ 3.400’ vervangen door ‘€ 3.700’ en wordt ‘€ 6.800’ vervangen door ‘€ 7.400’.
V. Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 7.913’ telkens vervangen door ‘€ 8.665’.
2. In onderdeel d wordt ‘€ 596’ vervangen door ‘€ 653’ en wordt ‘€ 1.192’ vervangen door ‘€ 1.306’.
W. In artikel 5.13, eerste lid, wordt ‘€ 65.072’ vervangen door ‘€ 71.251’ en wordt ‘€ 130.144’ vervangen door ‘€ 142.502’.
X. In artikel 6.17, derde lid, komt de tabel te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor zover de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek |
---|---|---|
– |
€ 38.638 |
0% |
€ 38.638 |
€ 57.954 |
1% |
€ 57.954 |
€ 77.261 |
2% |
€ 77.261 |
– |
3% |
Y. Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 8.603’ vervangen door ‘€ 9.420’ en wordt ‘€ 149’ vervangen door ‘€ 163’.
b. In onderdeel b wordt ‘€ 8.603’ vervangen door ‘€ 9.420’ en wordt ‘€ 45.695’ vervangen door ‘€ 50.034’.
c. In onderdeel c wordt ‘€ 45.695’ telkens vervangen door ‘€ 50.034’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 8.603’ vervangen door ‘€ 9.420’ en wordt ‘€ 17.206’ vervangen door ‘€ 18.840’. Voorts wordt ‘€ 149’ vervangen door ‘€ 163’ en wordt ‘€ 298’ vervangen door ‘€ 326’.
Z. In artikel 8.10, tweede lid, wordt ‘€ 3.070’ vervangen door ‘€ 3.362’ en wordt ‘6,095%’ vervangen door ‘6,630%’. Voorts wordt ‘€ 22.660’ vervangen door ‘€ 24.812’.
AA. Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin, onderdeel a, wordt ‘ 8,231%’ vervangen door ‘8,425%’ en wordt ‘€ 884’ vervangen door ‘€ 968’.
2. In de eerste zin, onderdeel b, wordt ‘29,861%’ vervangen door ‘31,433%’ en wordt ‘€ 10.740’ vervangen door ‘€ 11.490’. Voorts wordt ‘€ 4.720’ vervangen door ‘€ 5.158’.
3. In de eerste zin, onderdeel c, wordt ‘3,085%’ vervangen door ‘2,471%’ en wordt ‘€ 23.201’ vervangen door ‘€ 24.820’. Voorts wordt ‘€ 5.052’ vervangen door ‘€ 5.532’.
4. In de eerste zin, onderdeel d, en de tweede zin wordt ‘€ 37.691’ vervangen door ‘€ 39.957’.
AB. Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 5.547’ vervangen door ‘€ 6.073’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 5.547’ vervangen door ‘€ 6.073’ en wordt ‘€ 2.694’ vervangen door ‘€ 2.950’.
AC. In artikel 8.16a, tweede lid, wordt ‘€ 820’ vervangen door ‘€ 898’.
AD. In artikel 8.17, tweede lid, wordt ‘€ 1.835’ vervangen door ‘€ 2.010’ en wordt ‘€ 40.888’ vervangen door ‘€ 44.770’.
AE. In artikel 8.18, tweede lid, wordt ‘€ 478’ vervangen door ‘€ 524’.
AF. Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 51’ vervangen door ‘€ 56’.
b. In onderdeel c wordt ‘€ 33.748’ vervangen door ‘€ 36.952’ en wordt ‘€ 67.496’ vervangen door ‘€ 73.904’.
2. In het vijfde lid wordt ‘€ 16’ vervangen door ‘€ 18’.
AG. In artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 33.748’ vervangen door ‘€ 36.952’ en wordt ‘€ 67.496’ vervangen door ‘€ 73.904’.
AH. In artikel 10.7, zevende lid, wordt ‘€ 14.512’ vervangen door ‘€ 15.889’.
AI. In artikel 10bis.6, eerste lid, wordt ‘€ 184.500’ vervangen door ‘€ 202.000’.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 2, zesde lid, wordt ‘€ 190’ vervangen door ‘€ 210’ en wordt ‘€ 1.900’ vervangen door ‘€ 2.100’.
B. In artikel 12a, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 51.000’ vervangen door ‘€ 56.000’.
C. In artikel 18a, derde lid, wordt ‘€ 16.322’ vervangen door ‘€ 17.545’.
D. In artikel 18d, tweede lid, wordt ‘€ 2.037’ vervangen door ‘€ 2.182’.
E. In artikel 18ga, eerste lid, wordt ‘€ 128.810’ vervangen door ‘€ 137.800’.
F. In de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel wordt het in de derde kolom als laatste vermelde bedrag vervangen door ‘€ 17.384’.
G. In artikel 31a, tweede lid, onderdeel k, wordt ‘€ 2,15’ vervangen door ‘€ 2,35’.
H. In artikel 32ba, zevende lid, wordt ‘€ 2.037’ vervangen door ‘€ 2.182’.
I. In artikel 32bb, tweede lid, wordt ‘€ 612.000’ vervangen door ‘€ 672.000’.
In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt in artikel 10, eerste lid, onderdeel j, ‘€ 636.000’ vervangen door ‘€ 699.000’.
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A. In de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tabel, eerste en tweede kolom, wordt ‘€ 138.642’ vervangen door ‘€ 152.368’.
B. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel 4°, onder a, wordt ‘€ 723.526’ vervangen door ‘€ 795.156’.
b. In onderdeel 4°, onder b, wordt ‘€ 68.740’ vervangen door ‘€ 75.546’.
c. In onderdeel 4°, onder c en d, wordt ‘€ 22.918’ vervangen door ‘€ 25.187’.
d. In onderdeel 4°, onder e, wordt ‘€ 54.270’ vervangen door ‘€ 59.643’.
e. In onderdeel 4°, onder f, wordt ‘€ 2.418’ vervangen door ‘€ 2.658’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 186.915’ vervangen door ‘€ 205.420’.
C. Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 5° wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘€ 6.035’ vervangen door ‘€ 6.633’.
b. In subonderdeel a wordt ‘€ 28.947’ vervangen door ‘€ 31.813’.
c. In subonderdeel b wordt ‘€ 60.298’ vervangen door ‘€ 66.268’.
2. In onderdeel 7° wordt ‘€ 2.418’ vervangen door ‘€ 2.658’.
D. In artikel 35b, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2° en 3°, wordt ‘€ 1.205.871’ vervangen door ‘€ 1.325.253’.
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘€ 33.748’ vervangen door ‘€ 36.952’ en wordt ‘€ 67.496’ vervangen door ‘€ 73.904’.
2. In het vierde lid wordt ‘€ 33.748’ vervangen door ‘€ 36.952’.
3. In het zesde lid wordt ‘€ 5.432’ vervangen door ‘€ 5.970’.
B. In artikel 26a, eerste lid, wordt ‘€ 106’ telkens vervangen door ‘€ 116’.
De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 2 wordt ‘€ 8’ vervangen door ‘€ 9’ en wordt ‘€ 18’ vervangen door ‘€ 19’.
B. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 46’ vervangen door ‘€ 49’ en wordt ‘€ 13.745’ vervangen door ‘€ 14.597’.
2. In het tweede lid en derde lid wordt ‘€ 18’ vervangen door ‘€ 19’.
C. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 65’ vervangen door ‘€ 69’ en wordt ‘€ 83’ vervangen door ‘€ 88’. Voorts wordt ‘€ 18’ vervangen door ‘€ 19’ en wordt ‘€ 32’ vervangen door ‘€ 34’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 18’ vervangen door ‘€ 19’.
Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 10aa wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 13.033’ vervangen door ‘€ 14.009’ en wordt ‘€ 14.714’ vervangen door ‘€ 15.816’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 13.033’ vervangen door ‘€ 14.009’.
3. In het derde lid wordt ‘€ 14.714’ vervangen door ‘€ 15.816’.
B. Artikel 10eb wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 41.954’ vervangen door ‘€ 46.107’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 31.891’ vervangen door ‘€ 35.048’.
In het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 zoals dat op 30 juni 2023 luidde, wordt artikel 10aa als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 13.033’ vervangen door ‘€ 14.009’ en wordt ‘€ 14.714’ vervangen door ‘€ 15.816’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 14.747’ vervangen door ‘€ 15.852’ en wordt ‘€ 16.647’ vervangen door ‘€ 17.894’.
De Wet inkomstenbelasting BES wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 24, derde lid, wordt ‘USD 1.470’ vervangen door ‘USD 1.577’.
B. Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de tabel te luiden:
Bij een belastbare som van meer dan |
doch niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
---|---|---|---|
I |
II |
III |
IV |
– |
USD 322.769 |
– |
30,4% |
USD 322.769 |
– |
USD 98.121 |
35,4% |
2. In het zevende lid wordt ‘USD 33.628’ vervangen door ‘USD 36.082’.
Het Belastingplan 2024 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel IV, onderdeel B, wordt ‘€ 134’ vervangen door ‘€ 147’.
B. In de artikelen V, onderdeel B, VI, onderdeel B, en VIA tot en met VIE wordt ‘€ 320’ vervangen door ‘€ 350’.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IX in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba met ingang van 1 januari 2024, 00:00 uur, in werking en in het Europese deel van Nederland met ingang van 1 januari 2024, 05:00 uur.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries
De onderhavige regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.6, 10.6bis, 10.6ter, 10.6b, 10.7 en 10bis.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), de artikelen 2, 12a, 18a, 18d, 18ga, 20a, 31a, 32ba, 32bb en 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964), artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969), artikel 35a van de Successiewet 1956 (SW 1956), de artikelen 7 en 26a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB 1965), artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES (Wet IB BES), de artikelen XXXV, XXXVA, XXXVI en XXXIX van het Belastingplan 2024 (BP 2024) en artikel VA van het Belastingplan BES eilanden 2024.
De voor de inkomstenbelasting op grond van de artikelen 10.1, 10.6b en 10.7 Wet IB 2001 toegepaste indexering is ook van belang voor de Wet LB 1964 en de Wet Vpb 1969. Ingevolge artikel 22d Wet LB 1964 worden de in de artikelen 22, 22a, 22aa, 22b en 22c Wet LB 1964 vermelde bedragen en percentages bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de bedragen en percentages die krachtens de artikelen 10.1, 10.6b en 10.7 Wet IB 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in de artikelen 8.10, 8.11, 8.16a, 8.17 en 8.18 Wet IB 2001 vermelde bedragen en percentages. Ingevolge artikel 8, veertiende lid, Wet Vpb 1969 wordt het in artikel 8, vijfde lid, Wet Vpb 1969 vermelde bedrag bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door het bedrag dat krachtens artikel 10.1 Wet IB 2001 wordt vastgesteld ter vervanging van het in artikel 3.15, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde bedrag.
Op grond van artikel XXXIX BP 2024 vindt artikel 10.1 Wet IB 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2024 geen toepassing op de in de artikelen 2.10, 2.10a en 5.5 Wet IB 2001 vermelde bedragen, hetgeen ingevolge de artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, Wet LB 1964 van rechtswege doorwerkt naar de in de artikelen 20a en 20b Wet LB 1964 vermelde bedragen. Zoals hierna wordt toegelicht, vindt in dit kader ingevolge artikel I, onderdeel A, onder 1 en artikel II, onderdeel F, nog wel een (afrondings)correctie plaats in artikel 2.10 Wet IB 2001 en artikel 20a Wet LB 1964. Het in artikel 5.5 Wet IB 2001 opgenomen heffingvrije vermogen blijft per 1 januari 2024 op het niveau van het per 1 januari 2023 geldende heffingvrije vermogen van € 57.000.
De Belastingdienst heeft de bijstellingsregeling beoordeeld met de uitvoeringstoets en acht de regeling uitvoerbaar. De uitvoeringsgevolgen zijn beschreven in bijgaande uitvoeringstoets.
De per 1 januari 2024 toe te passen tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 Wet IB 2001 bedraagt 1,099. De bedragen die worden aangepast ingevolge de artikelen II, onderdelen A, B, G en I, III, IV, V, onderdeel A, onder 3, en onderdeel B, en VII, onderdeel B, moeten (deels) worden bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor. De tabelcorrectiefactor wordt in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2024 zouden komen te luiden, met dien verstande dat als basis voor de bijstelling voor 2024 in beginsel de na bijstelling voor 2023 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen gelden.
Voor de bedragen in de artikelen I, onderdelen C tot en met I, K, N tot en met R, U tot en met AG en AI, V, onderdeel A, onder 1 en 2, en X geldt dat deze bedragen door toepassing van artikel XXXVA, eerste lid, BP 2024 niet worden geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor van 1,099, maar met een indexatiefactor van 1,094941. Deze indexatiefactor wordt net als de tabelcorrectiefactor in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2024 zouden komen te luiden, met dien verstande dat als basis voor de bijstelling voor 2024 in beginsel de na bijstelling voor 2023 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen gelden.
De bedragen in artikel X betreffen de in de artikelen IV, onderdeel B, V, onderdeel B, VI, onderdeel B, en VIA tot en met VIE BP 2024 opgenomen jaarlijkse verlagingen van het maximumkortingsbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting in artikel 8.14a Wet IB 2001 in de periode 2027 tot en met 2034, die door middel van artikel XXXV, onderdeel a, BP 2024 aan het begin van het kalenderjaar 2024 worden geïndexeerd voor zover het maximumkortingsbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting in artikel 8.14a Wet IB 2001 aan het begin van het kalenderjaar 2024 wordt geïndexeerd.
Ingevolge de artikelen I, onderdelen A en B, en VII, onderdelen B en C, BP 2024 worden de tarieftabellen in de artikelen 2.10, eerste lid, en 2.10a, eerste lid, Wet IB 2001 en de artikelen 20a, eerste lid, en 20b, eerste lid, Wet LB 1964 per 1 januari 2024 gewijzigd en vindt ingevolge artikel XXXIX BP 2024 per 1 januari geen bijstelling op grond van de artikelen 10.1 en 10.2 Wet IB 2001 plaats. Die bijstelling is namelijk al verwerkt in de in het BP 2024 opgenomen tarieftabellen. Daarbij is echter het als laatste vermelde bedrag in de derde kolom van de tabellen in artikel 2.10 Wet IB 2001 en artikel 20a Wet LB 1964 onjuist berekend. Deze omissie wordt door de wijzigingen in artikel I, onderdeel A, onder 1, en artikel II, onderdeel F, hersteld.
Ingevolge artikel 10.2a Wet IB 2001 wordt het in de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.10a, tweede lid, Wet IB 2001 opgenomen correctiepercentage voor de zogenoemde grondslagverminderende posten jaarlijks bijgesteld. Het percentage wordt gesteld op het na toepassing van artikel I, onderdelen A en B, BP 2024 resulterende verschil tussen de in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, Wet IB 2001 opgenomen tabel als derde en tweede vermelde percentages. Het percentage uit de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.10a, tweede lid, Wet IB 2001 wordt daardoor per 1 januari 2024 verlaagd met 0,04%-punt en gesteld op 12,53%.
De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning (artikel 3.19 Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 Wet IB 2001), de keuzemogelijkheid bij het houden van kostgangers (artikel 3.97 Wet IB 2001) en de kamerverhuurvrijstelling (artikel 3.114 Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3 en 10.6 Wet IB 2001, met inachtneming van artikel 10.5 Wet IB 2001. Bijstelling van een deel van de in de artikelen 3.19, tweede lid, en 3.112, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde percentages vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2023 en het indexcijfer woninghuren over juli 2022 (factor ih) en tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2023 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2024 (factor iw). De factor ih bedraagt 119,69/117,36 (een gemiddelde huurstijging over de relevante periode van 1,99%). De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2023 en het gemiddelde van die waarden voor 2024 bedraagt volgens opgave van de Waarderingskamer 100:102,8 (een gemiddelde waardestijging van 2,8%). De factor iw bedraagt daarmee 100/102,8.
De regeling voor de indexering van enkele bedragen die gelden voor oudedagsvoorzieningen en regelingen voor vervroegde uittreding is gewijzigd op grond van de Wet toekomst pensioenen. Bij de hierna opgenomen toelichting wordt uitgegaan van de wettekst van de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964 zoals die ingevolge de Wet toekomst pensioenen per 1 januari 2024 luidt.
De bijstelling van het in artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedrag en het in artikel 18ga, eerste lid, Wet LB 1964 vermelde bedrag vindt ingevolge artikel 10.2b, eerste lid, Wet IB 2001, onderscheidenlijk artikel 18ga, tweede lid, Wet LB 1964, plaats op basis van de contractloonontwikkelingsfactor, bedoeld in artikel 10.2b, tweede lid, Wet IB 2001. De correctiefactor op grond waarvan die bedragen per 1 januari 2024 worden bijgesteld is 1,06979.
Op grond van artikel 10.2b, vierde lid, Wet IB 2001, en artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 wordt het in artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001 aan het begin van het kalenderjaar 2024 als laatste vermelde bedrag, onderscheidenlijk het in artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 vermelde bedrag, jaarlijks bijgesteld. Bijstelling vindt plaats door de genoemde bedragen te vervangen door het bedrag dat resulteert na de per 1 januari 2024 geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW), vermeerderd met de vakantietoeslag, te vermenigvuldigen met de factor 100/75.
De bijstelling van het in de artikelen 18d, tweede lid, en 32ba, zevende lid, Wet LB 1964 vermelde bedrag vindt plaats op basis van het in de artikelen 18d, zevende lid, en 32ba, achtste lid, Wet LB 1964 opgenomen indexeringsvoorschrift. Daarbij wordt het genoemde bedrag vervangen door het per 1 januari 2024 geldende bedrag van het voor een ongehuwde geldende gebruteerde netto-ouderdomspensioen per maand, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel a, AOW.
Op grond van artikel 10.6bis Wet IB 2001 wordt het in het kader van de uitfasering van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld met ingang van 1 januari 2019 in artikel 3.123a Wet IB 2001 vermelde percentage met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks met 3 1/3%-punt verlaagd. Voor 2024 wordt het percentage derhalve vastgesteld op 80%.
Ingevolge artikel 10.6ter Wet IB 2001 worden de in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, Wet IB 2001 vermelde percentages jaarlijks herijkt. Tevens wordt op grond van genoemd artikel 10.6ter Wet IB 2001 het percentage van het forfaitaire voordeel uit een vrijgestelde beleggingsinstelling in artikel 4.14, eerste lid, Wet IB 2001 jaarlijks herijkt. Dit percentage wordt gesteld op het in artikel 5.2, tweede lid, Wet IB 2001 als tweede vermelde percentage, nadat dit is aangepast op basis van artikel 10.6ter, derde tot en met achtste lid, Wet IB 2001.
De aanpassing van het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, Wet IB 2001 als tweede vermelde percentage vindt ingevolge artikel 10.6ter, derde, vijfde, zesde en zevende lid, Wet IB 2001 plaats op basis van het meetkundige gemiddelde van het langetermijnrendement op onroerende zaken, aandelen en obligaties. Het langetermijnrendement wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement van het kalenderjaar 2023 en eenmaal het rendement over het kalenderjaar 2022. De rendementen voor onroerende zaken worden ontleend aan de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde Prijsindex Bestaande Koopwoningen, de rendementen voor aandelen aan de MSCI Europe Standard Gross Local Index en de rendementen voor obligaties aan de door de Europese Centrale Bank gepubliceerde gemiddelde kapitaalmarktrentevoet van de Nederlandse 10-jarige staatsobligatie.
De aanpassing van de in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, Wet IB 2001 als eerste en derde vermelde percentages vindt ingevolge artikel 10.6ter, tweede en vierde lid, Wet IB 2001 plaats na afloop van het kalenderjaar. De aanpassing van deze percentages vindt daarom niet plaats door middel van deze regeling, maar door middel van een afzonderlijke regeling na afloop van het kalenderjaar, met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar.
Het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 vermelde percentage wordt bijgesteld op basis van artikel 10.6b Wet IB 2001. Het percentage wordt berekend door het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedrag te delen door het verschil tussen het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, Wet IB 2001 in de tweede kolom als laatste vermelde bedrag en het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 als laatste vermelde bedrag. Ingevolge artikel 22d Wet LB 1964 wordt het aldus berekende percentage van rechtswege eveneens opgenomen in artikel 22, tweede lid, Wet LB 1964.
De in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdelen a, b en c, Wet IB 2001 vermelde percentages, de in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdelen b en c, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel d, en tweede zin, Wet IB 2001 vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 Wet IB 2001. De overige bedragen die van belang zijn voor de arbeidskorting worden bijgesteld met toepassing van de in artikel XXXVA, eerste lid, BP 2024 opgenomen indexatiefactor, met inachtneming van artikel XXXVI BP 2024. De toepassing van artikel 10.7 Wet IB 2001 vindt plaats na toepassing van artikel 10.1 Wet IB 2001.
Ingevolge artikel 22d Wet LB 1964 worden de (met inachtneming van artikel XXXVI BP 2024) voor artikel 8.11 Wet IB 2001 berekende bedragen en percentages van rechtswege eveneens opgenomen in artikel 22a Wet LB 1964.
De bijstelling van enkele van de in de artikelen 2, 3 en 4 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen vermelde bedragen vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van die wet bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het CBS, gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De correctiefactor op grond waarvan de bedragen per 1 januari 2024 worden bijgesteld is 1,062. Als basis voor de bijstelling voor 2024 gelden de na bijstelling voor 2023 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.
Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2024 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen die staan genoemd in de aan het einde van de toelichting opgenomen tabel 1.
De bedragen die op grond van artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 zijn opgenomen in artikel 10aa UBLB 1965 voor de bepaling van de minimaal in aanmerking te nemen franchise in een pensioenregeling in gevallen waarin lagere percentages per dienstjaar worden gehanteerd dan is toegestaan op grond van artikel 18a, eerste lid, Wet LB 1964, onderscheidenlijk artikel 38r, eerste lid, Wet LB 1964, worden op grond van artikel 10aa, vijfde lid, UBLB 1965 jaarlijks bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de ingevolge artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 in het kalenderjaar in aanmerking te nemen franchise en daarmee – indirect – aan de hoogte van de voor gehuwde personen geldende AOW-uitkering. De genoemde bedragen worden derhalve vermenigvuldigd met de verhouding tussen het per 1 januari 2024 in artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 opgenomen bedrag en het per 1 januari 2023 in artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 opgenomen bedrag. Dit verhoudingsgetal voor 2024 is 1,0749.
Dit verhoudingsgetal geldt tevens voor de indexatie van de bedragen in artikel 10aa, eerste en tweede lid, UBLB 1965 zoals dat luidde op 30 juni 2023, die op grond van artikel 38q, eerste lid, Wet LB 1964 van toepassing blijft voor een pensioenregeling als bedoeld in artikel 18 Wet LB 1964 zoals dat luidde op 30 juni 2023, die na inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen per 1 juli 2023 niet voldoet aan de vanaf die datum geldende tekst van hoofdstuk IIB Wet LB 1964.
De op grond van artikel 25 Wet IB BES per 1 januari 2024 toe te passen tabelcorrectiefactor bedraagt 1,073. Met artikel IX worden de in de artikelen 24, derde lid, en 24a, eerste en zevende lid, Wet IB BES opgenomen bedragen bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor. De belastingvrije som in artikel 24, tweede lid, Wet IB BES wordt ingevolge artikel VA van het Belastingplan BES eilanden 2024 niet afzonderlijk bijgesteld. Die bijstelling is namelijk al verwerkt in het bedrag van USD 20.424 dat ingevolge artikel III, onderdeel Da, van het Belastingplan BES eilanden 2024 per 1 januari 2024 gaat gelden.
Deze wijzigingen van de Wet IB BES treden ingevolge artikel X, tweede lid, in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking met ingang van 1 januari 2024, 00.00 uur (lokale tijd), en, vanwege het tijdsverschil van vijf uur, in het Europese deel van Nederland met ingang van 1 januari 2024, 05.00 uur (lokale tijd).
Wet |
Artikel |
Lid |
Onderdeel |
Zinsnede/toevoeging |
---|---|---|---|---|
Kostenwet invordering rijksbelastingen |
3 |
eerste |
tweede bedrag |
|
vierde |
||||
4 |
derde |
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries
Beschrijving voorstel/regeling
In de bijstellingsregeling worden de indexaties van parameters voor 2024 vastgelegd.
Interactie burgers/bedrijven
De door deze bijstellingsregeling aangepaste parameters zijn en worden verwerkt in de diverse systemen, publicaties, op de website, etc. Zo is daarvan bijvoorbeeld al gebruik gemaakt bij de inmiddels massaal opgelegde voorlopige aanslagen en zijn ze verwerkt in de aan de softwareleveranciers van de salarispakketten uitgeleverde gegevensverzameling. Met softwarebedrijven worden de technische specificaties van de rekenregels voor de loonheffingen al via www.oswo.nl uitgewisseld. De loonbelastingtabellen worden ook via www.belastingdienst.nl/tabellenbeschikbaar gemaakt.
Maakbaarheid systemen
De noodzakelijke systeemaanpassingen kunnen tijdig worden gerealiseerd. Dit betreffen parameterwijzigingen.
Handhaafbaarheid
Niet van toepassing.
Fraudebestendigheid
Niet van toepassing.
Complexiteitsgevolgen
Niet van toepassing.
Risico procesverstoringen
Het risico op procesverstoringen is klein.
Uitvoeringskosten
De incidentele kosten voor de systeemaanpassingen vallen binnen de jaaraanpassingen. Er zijn geen structurele kosten.
Personele gevolgen
Er zijn geen personele gevolgen.
Invoeringsmoment
Invoering is mogelijk per: 1 januari 2024.
Eindoordeel
De regeling is uitvoerbaar.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-32714.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.