Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 20 november 2023, kenmerk 3721349-1056574-S, houdende regels voor de subsidiëring van de bouw, de verbouwing en het onderhoud van sportaccommodaties, de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen en activiteiten die bijdragen aan verduurzaming en het verbeteren van de toegankelijkheid van sportaccommodaties (Subsidieregeling BOSA)

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op artikel 3 en artikel 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

amateursport:

sport die voldoet aan de voorwaarden van artikel 4;

amateursportorganisatie:

organisatie die voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, eerste en tweede lid;

ledenlijst NOC*NSF:

lijst van landelijke sportorganisaties die lid zijn van NOC*NSF, niet zijnde geassocieerde leden;

minister:

Minister voor Langdurige Zorg en Sport;

POS:

Platform Ondernemende Sportaanbieders;

sportaccommodatie:

accommodatie die voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, derde lid;

sportbeoefenaar:

persoon die amateursport beoefent;

sportmaterialen:

materialen die voor de beoefening van amateursport gebruikt worden;

stichting:

stichting als bedoeld in artikel 285 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

vereniging:

vereniging als bedoeld in artikel 26 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling

Op deze regeling zijn de artikelen 1.5, 3.1 tot en met 3.5, 4.3, 6.1, 7.1 tot en met 7.8 en 10.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een amateursportorganisatie voor:

    • a. de bouw of de verbouwing van een sportaccommodatie, de bouw of verbouwing van onroerende zaken als bedoeld in artikel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek behorende bij een sportaccommodatie of het onderhoud van een sportaccommodatie;

    • b. de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen; of

    • c. activiteiten, opgenomen in Bijlage 1, die bijdragen aan de verduurzaming en toegankelijkheid van een sportaccommodatie.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt als:

    • a. voor de kosten van de subsidiabele activiteiten op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat;

    • b. voor de kosten van de subsidiabele activiteiten een specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering stimulering sport is verstrekt;

    • c. de subsidie minder dan € 2.500 bedraagt; of

    • d. de subsidie voor een kalenderjaar meer dan € 2.500.000 bedraagt.

Artikel 4. Voorwaarden amateursport

Amateursport in de zin van deze regeling voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beoefening wordt bevorderd of georganiseerd door een van de leden opgenomen op de ledenlijst NOC*NSF of door een van de deelnemende organisaties van het POS;

  • b. de sport wordt beoefend door personen, op alle niveaus en is toegankelijk voor een breed publiek;

  • c. de sport richt zich op lokale gebruikers;

  • d. de sport wordt niet beoefend in loondienst of in opdracht, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht is opgesteld tussen een sportbeoefenaar en een amateursportorganisatie; en

  • e. de sport wordt niet ingezet voor zorg of revalidatie.

Artikel 5. Aanvullende voorwaarden

  • 1. Een amateursportorganisatie is een stichting of vereniging met als hoofddoel het faciliteren van amateursport door:

    • a. het aanbieden van amateursport; of

    • b. het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie.

  • 2. Een amateursportorganisatie die amateursport aanbiedt, is aangesloten bij een lid opgenomen op de ledenlijst NOC*NSF of bij een deelnemende organisatie van het POS.

  • 3. Een sportaccommodatie is een accommodatie, bestemd en in gebruik voor amateursport, als:

    • a. de locatie van de accommodatie in het omgevingsplan de enkelbestemming ‘sport’ heeft; of

    • b. ingeval die locatie niet de enkelbestemming ‘sport’ heeft, de accommodatie minimaal 50% in vierkante meters en minimaal 50% van de tijd bestemd is en gebruikt wordt voor amateursport wat wordt aangetoond conform een door de minister vastgesteld formulier.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten waarover de subsidieaanvrager btw heeft betaald, tenzij het om de aanschaf van tweedehands sportmaterialen of tweedehands materiaal voor onderhoud gaat.

Artikel 6. Subsidiabele periode

  • 1. Voor de subsidiabele periode bij een subsidie die € 25.000 of meer bedraagt en de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden, geldt dat:

    • a. de subsidie voor ten hoogste drie jaar wordt verstrekt;

    • b. de minister de termijn, bedoeld onder a, op verzoek met ten hoogste een jaar kan verlengen; en

    • c. een amateursportorganisatie gedurende de termijn, bedoeld onder a, ook subsidie kan aanvragen voor andere subsidiabele activiteiten.

  • 2. De subsidiabele activiteiten en de daarmee samenhangende kosten voor een subsidie als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 zijn subsidiabel tot uiterlijk 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en onder b, bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, inclusief btw.

  • 2. De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, inclusief btw.

Artikel 8. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bestaat uit het bedrag van de subsidies gezamenlijk dat ten laste van enig kalenderjaar wordt of zal worden uitbetaald op basis van een verlening of vaststelling van een subsidie en wordt in aanmerking genomen voor alle jaren waarop de uitbetaling van een te verstrekken subsidie betrekking heeft.

  • 2. Het subsidieplafond bedraagt voor het kalenderjaar 2024 € 79.000.000.

  • 3. Het subsidieplafond bedraagt voor het kalenderjaar 2025 € 79.000.000.

  • 4. Het subsidieplafond bedraagt voor het kalenderjaar 2026 € 79.000.000.

  • 5. Het subsidieplafond bedraagt voor het kalenderjaar 2027 € 79.000.000.

  • 6. Het subsidieplafond bedraagt voor het kalenderjaar 2028 € 79.000.000.

  • 7. Het volgens het subsidieplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen.

  • 8. Indien het subsidieplafond wordt bereikt voor afloop van het betreffende kalenderjaar maakt de minister dit bekend in de Staatscourant.

  • 9. Indien op de dag waarop het subsidieplafond is bereikt, meerdere volledige aanvragen tot verlening van subsidie zijn ontvangen en de volgorde van binnenkomst niet te bepalen is, wordt de onderlinge rangschikking vastgesteld door middel van loting.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

  • 1. De volgende kosten komen in ieder geval in aanmerking voor subsidie:

    • a. de kosten van de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een sportaccommodatie;

    • b. de kosten van de bouw, de verbouwing of het onderhoud van onroerende zaken behorende bij een sportaccommodatie;

    • c. de kosten van de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen;

    • d. de kosten van materiaal voor onderhoud, waaronder huur- en leasekosten van materiaal voor onderhoud;

    • e. de bruto personeelskosten ten behoeve van bouw en onderhoud;

    • f. de kosten van schoonmaak van de sportaccommodatie;

    • g. de kosten die samenhangen met onderzoek en advies voor de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een sportaccommodatie; of

    • h. de kosten voor een architect.

  • 2. De volgende kosten komen in ieder geval niet in aanmerking voor subsidie:

    • a. de kosten voor de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een horecavoorziening van een sportaccommodatie;

    • b. de kosten voor het tijdelijk huren van faciliteiten ten behoeve van het opslaan van sportmaterialen;

    • c. de kosten voor aankoop, erfpacht of huur van grond;

    • d. de kosten voor verzekeringen, anders dan een CAR-verzekering;

    • e. de kosten voor opleidingen;

    • f. de kosten voor reclame, advertenties, sponsoring of promotiemateriaal;

    • g. verbruikskosten ten behoeve van een sportaccommodatie, ongeacht of deze samenhangen met onderhoud; en

    • h. de kosten voor beeldschermen, desktops, laptops, printers, tablets of telefoons.

  • 3. Wanneer bestedingen van een amateursportorganisatie door een gemeente in haar aanvraag voor een specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering stimulering sport worden meegenomen, komt deze amateursportorganisatie voor het kalenderjaar van deze aanvraag in het geheel niet meer in aanmerking voor een subsidie op grond van onderhavige regeling.

Artikel 10. Subsidieverstrekking bij subsidies tot € 25.000

  • 1. Als de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld nadat de subsidiabele activiteiten hebben plaatsgevonden op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt uiterlijk 12 maanden na de factuurdatum van die subsidiabele kosten ingediend.

  • 3. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een factuur van de subsidiabele kosten op naam van de subsidieaanvrager; en

    • b. als de factuur € 1.000 of meer bedraagt, een betaalbewijs waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager de factuur heeft betaald.

  • 5. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 11. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden

  • 1. Als de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000 en de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden, wordt subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt uiterlijk 12 maanden na de factuurdatum van die subsidiabele kosten ingediend.

  • 3. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een factuur van de subsidiabele kosten op naam van de subsidieaanvrager; en

    • b. als de factuur € 1.000 of meer bedraagt, een betaalbewijs waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager de factuur heeft betaald.

  • 5. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 12. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden

  • 1. Als de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000 en de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden, wordt subsidie verstrekt door middel van een verlening voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een vaststelling na de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag tot verlening van de subsidie gaat vergezeld van een offerte op naam van de subsidieaanvrager voor de subsidiabele kosten van de activiteiten.

  • 4. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de activiteiten binnen 9 maanden na verlening van de subsidie zijn gestart.

  • 5. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot ter hoogte van 80% van het subsidiebedrag.

  • 6. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt uiterlijk ingediend binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 7. De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het zesde lid.

  • 8. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 9. De subsidieontvanger toont aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.

  • 10. In aanvulling op het achtste en negende lid toont subsidieontvanger op verzoek van de minister tot uiterlijk vier weken na het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen door het overleggen van:

    • a. een factuur van de subsidiabele kosten op naam van de subsidieontvanger; en

    • b. een betaalbewijs voor een factuur van € 1.000 of meer waaruit blijkt dat de factuur is betaald.

  • 11. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie, waarbij afrekening tot maximaal de resterende 20% van het subsidiebedrag plaatsvindt als alle activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 13. Subsidieverstrekking bij subsidies vanaf € 125.000

  • 1. Als de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, wordt een subsidie verstrekt door middel van een verlening voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een vaststelling na de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag tot verlening van de subsidie gaat vergezeld van een offerte op naam van de subsidieaanvrager voor de subsidiabele kosten van de activiteiten.

  • 4. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de activiteiten binnen 9 maanden na verlening van de subsidie zijn gestart.

  • 5. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot ter hoogte van 80% van het subsidiebedrag.

  • 6. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt uiterlijk ingediend binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 7. De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het zesde lid.

  • 8. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 9. De subsidieontvanger legt rekening en verantwoording af aan de hand van een financieel verslag.

  • 10. Als er sprake is van een subsidie op grond van artikel 3, eerste lid, onder c, gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van een door de minister vastgesteld formulier waarin wordt verklaard dat de activiteiten overeenkomstig de voorwaarden in Bijlage 1 van deze regeling zijn verricht.

  • 11. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie, waarbij afrekening tot maximaal de resterende 20% van het subsidiebedrag plaatsvindt als alle activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 14. Aanvullende verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat gedurende de periode genoemd in artikel 13, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 voor de gesubsidieerde activiteiten geen recht op aftrek van btw op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat.

  • 2. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat gesubsidieerde sportaccommodatie gedurende 10 jaren na afloop van de subsidieperiode ter beschikking gesteld blijft voor de amateursport.

  • 3. Indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt voldaan doet de subsidieontvanger onverwijld schriftelijk melding daarvan aan de minister.

Artikel 15. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024 en vervalt met ingang van 1 januari 2029.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling BOSA.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

BIJLAGE 1. ACTIVITEITEN DIE BIJDRAGEN AAN DE VERDUURZAMING EN TOEGANKELIJKHEID VAN EEN SPORTACCOMMODATIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDER C

Deze bijlage hoort bij de Subsidieregeling BOSA. Het betreft de maatregelen waarvoor een aanvullende subsidie kan worden aangevraagd zoals geformuleerd in artikel 3, eerste lid, onder c van deze regeling. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in drie categorieën (A,C,D) die aansluiten op de Routekaart Duurzame Sport en een categorie (B) voor verbeterde toegankelijkheid:

  • A. energiebesparing (CO2 arm),

  • B. toegankelijkheid,

  • C. circulariteit,

  • D. klimaatadaptatie.

A. Maatregelen energiebesparing

De maatregelen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking zijn onder andere overeenkomstig de maatregelen van de Energie Investeringsaftrek en voor zover zij toegepast kunnen worden op de sportaccommodaties.

Bestaande sportaccommodaties:

Sommige maatregelen zijn alleen van toepassing op bestaande sportaccommodaties. Onder bestaande sportaccommodatie wordt verstaan het renoveren van een bestaand gebouw. Gaat u deels renoveren en deels nieuwbouwen dan komen deze maatregelen alleen voor het gedeelte van de renovatie in aanmerking. U dient dan aan te tonen welk percentage bestaande bouw is en welk percentage nieuwbouw.

Energieregistratie-en bewakingssysteem (EBS):

Vanaf 2022 geldt dat maatregel A.5.1. (Energieregistratie-en bewakingssysteem (EBS) een verplicht onderdeel is van de maatregelen onder categorie A.1, A.2 en A.4 (Maatregelen energiebesparing).

1 Verlichting

1.1

Sportveldverlichting

Bestemd voor: sportveldverlichting,

en bestaande uit: LED armaturen, met een specifieke lichtstroom van ten minste 120 lm/W, EBS-systeem volgens maatregel 5.1 (eventueel) met een voorziening voor dynamische lichtschakeling (per armatuur of mast te schakelen, en/of een regelbare lichtopbrengst), (eventueel) mast en (eventueel) schakelmateriaal.

1.2

LED verlichting

Bestemd voor: verlichting in en om nieuwe en bestaande sportaccommodaties, en bestaande uit: LED-verlichtingsarmaturen met een (eventueel uitwisselbare) LED-lichtbron en met een specifieke lichtstroom van ten minste 120 lm/W, EBSsysteem volgens maatregel 5.1.

Toelichting: losse LED-lichtbronnen, zoals LED-buizen en specifiek voor noodverlichting bestemde noodverlichtingsarmaturen, zijn uitgesloten.

2 Ventilatie, verwarming, koeling en tapwater

2.1

Warmte/koude terugwinning voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: het koelen of verwarmen van bestaande sportaccommodaties door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht,

en bestaande uit: warmtewisselaar met een rendement van minimaal 78%, EBS-systeem volgens maatregel 5.1, (eventueel) luchtbehandelingskast en (eventueel) kanalen.

2.2

Warmtepomp

Bestemd voor: het verwarmen van sportaccommodaties of het nuttig aanwenden van warmte voor de verwarming van tapwater in sportaccommodaties,

en bestaande uit: een elektrisch gedreven warmtepomp die opgenomen is op de ISDE Apparatenlijst, EBS-systeem volgens maatregel 5.1, (eventueel) bronsysteem, (eventueel) bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron, (eventueel) restwarmte opslagvat, (eventueel) geïntegreerd opslagvat.

Toelichting: De warmtepomp-apparatenlijst van de ISDE kunt u hier vinden ISDE: Warmtepomp woningeigenaren (rvo.nl). Het indicatieve subsidiebedrag op de apparatenlijst heeft betrekking op de ISDE, niet op de BOSA.

2.3

Warmteterugwinning uit douchewater

Bestemd voor: het terugwinnen van warmte uit (douche)water,

en bestaande uit: warmtewisselaar die is aangesloten op de douchewaterafvoer of douchebak met geïntegreerde douchewaterwarmtewisselaar, EBS-systeem volgens maatregel 5.1.

2.4

Zwembadafdekking

Bestemd voor: afdekken van binnen- en buitenbaden ten doel het warmteverlies via het wateroppervlakte te beperken,

en bestaande uit: een isolerende zwembadafdekking, EBS-systeem volgens maatregel 5.1 en (eventueel) oprol/opbergsysteem.

2.5

Adiabatische koeling

Bestemd voor: het koelen van sportaccommodaties door middel van verdampingskoeling,

en bestaande uit: een adiabatisch koelsysteem, EBS-systeem volgens maatregel 5.1.

2.6

Infrarood verwarmingspaneel met bewegingssensor en thermostaat voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: aanwezigheid gestuurde ruimteverwarming door middel van warmtestraling met behulp van infraroodpaneel, voor bijvoorbeeld kleedruimten in bestaande sportaccommodaties,

en bestaande uit: verwarmingssysteem met een infrarood verwarmingspaneel niet zijnde een warmtestraler, bewegingssensor en thermostaat, EBS-systeem volgens maatregel 5.1.

Randvoorwaarden: Infraroodpaneel wordt geregeld middels bewegingssensor EN thermostaat.

3 Bouwkundig

3.1

HR-glas voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: beglazing in buitengevel- of dakconstructies van bestaande sportaccommodaties,

en bestaande uit: meervoudig glas met een vacuüm of gasgevulde spouw of panelen in kozijn met een warmte-doorlatingscoëfficiënt met een maximale U-waarde (W/m2K) van 0,8 of isolerende deur die zijn opgenomen in de ISDE Maatregelenlijst (eventueel) kozijn: ISDE: Isolatiemaatregelen woningeigenaren (rvo.nl)

Het maximale investeringsbedrag dat in aanmerking komt voor deze maatregel bedraagt € 600/m2 glas.

Toelichting: De maatregelenlijst Hoog rendementsglas van de ISDE kunt u hier vinden: ISDE: Isolatiemaatregelen woningeigenaren (rvo.nl) . Het indicatieve subsidiebedrag op de ISDE maatregelenlijst heeft betrekking op de ISDE, niet op de BOSA.

3.2

HR-glas voor nieuwe sportaccommodaties

Bestemd voor: beglazing in buitengevel- of dakconstructies van nieuwe sportaccommodaties,

en bestaande uit: meervoudig glas met een warmtewerende coating en/of gasgevulde spouw met een warmte-doorlatingscoëfficiënt van maximaal 0,7 W/m2K.

3.3

Isolatie wand, vloer, dak voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: de verbetering van de isolatie van bestaande vloeren, daken, plafonds of wanden van ruimten,

en bestaande uit:

a. isolatiematerialen op het dak waarbij de warmteweerstand van het totaal aan isolatiematerialen (Riso,tot) ten minste 6,3 m2K/W bedraagt; of

b. isolatiematerialen voor vloer of wand waarbij de warmteweerstand van het totaal aan isolatiematerialen (Riso,tot) ten minste 4 m2K/W bedraagt.

Het maximale investeringsbedrag dat in aanmerking komt voor deze maatregel bedraagt € 25 per m2 isolatie per toename van de R met 1,0 m2K/W.

Alleen isolatiematerialen die op de ISDE Maatregelenlijst isolatie staan mogen worden toegepast.

Kiest u bij het type isolatiemaatregel vloerisolatie, spouwmuurisolatie of dakisolatie, voor lokaal gespoten PIR of PUR? Dan moet dit zijn aangebracht met een HFK-vrij blaasmiddel.

Toelichting:

De maatregelenlijst Isolatie van de ISDE kunt u hier vinden: ISDE: Isolatiemaatregelen woningeigenaren (rvo.nl). Het indicatieve subsidiebedrag op de ISDE maatregelenlijst heeft betrekking op de ISDE, niet op de BOSA.

4 Duurzame energieopwekking

4.1

Zonnecollectorsysteem

Bestemd voor: het verwarmen van water of lucht,

en bestaande uit: een zonnecollector, regeleenheid, EBS-systeem volgens maatregel 5.1 en (eventueel) (rest)warmtebuffer.

4.2

Zonnepanelen of flexibele PV voor elektriciteitsopwekking

Bestemd voor: het opwekken van elektrische energie uit zonlicht met behulp van zonnecellen,

en bestaande uit: panelen of flexibele film met fotovoltaïsche zonnecellen, EBS-systeem volgens maatregel 5.1, (eventueel) stroom/spanningsomvormer, (eventueel) aansluiting het elektriciteitsnet en (eventueel) energieopslagsysteem.

4.3

Zonnewarmtecollector voor sportvelden

Bestemd voor: het verzamelen van warmte door middel van een collectorsysteem onder sportvelden voor het gebruik van het verwarmen van water of lucht,

en bestaande uit: Zonnewarmtecollector systeem onder sportvelden, regeleenheid, warmtebuffer, EBS-systeem volgens maatregel 5.1 en (eventueel) koppeling aan water of verwarmingsinstallatie.

5 Energieregistratie-en bewakingssysteem (EBS)

5.1

Slimme meter met een energieverbruiks-manager/EBS voor elektriciteit, aardgas (a.e.) en/of warmte.

Bestemd voor: het (realtime) monitoren en visualiseren van het energiegebruik van gas en elektriciteit en eventueel opgewekte energie ten behoeve van verbeterd energiegebruik,

en bestaande uit: slimme meter geïnstalleerd door erkende installateur, beeldscherm voor publieke visualisatie en (eventueel) energiemanagementsysteem met rapportagefunctie (voor een overzicht van het energieverbruik per dag, week en jaar).

Randvoorwaarden: publieke visualisatie is een verplicht onderdeel van deze maatregel.

B. Maatregelen toegankelijkheid

Op 14 juli 2016 is het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Nederland in werking getreden. Het doel van dit verdrag is de positie van mensen met een beperking versterken. Hiervoor is het ook van belang dat zij niet belemmerd worden om sportieve activiteiten te ondernemen, doordat sportaccommodaties niet goed toegankelijk zijn.

Tot deze maatregelen is gekomen in samenwerking met de sportsector, vertegenwoordigers van de betreffende doelgroepen en bouwkundig experts. Voor de geselecteerde maatregelen is gekozen omdat zij tot verregaande verbetering van de toegankelijkheid van de sportaccommodatie voor de doelgroepen leiden. Het kan bij alle maatregelen gaan om nieuwbouw of renovatie van bestaande accommodaties. Daarnaast zijn onderstaande maatregelen omvangrijk in kosten. De investering in deze maatregelen is, zeker voor kleinere verenigingen en stichtingen, nu vaak een drempel. Door subsidie te verstrekken voor deze maatregelen hoopt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een extra stimulans te geven om onderstaande investeringen in toegankelijkheid te doen.

Toegankelijkheidsmaatregelen worden enkel aanvullend gesubsidieerd als deze voor het eerst worden gerealiseerd. Onderhoud aan of vervangen van bestaande voorzieningen wordt niet aanvullend gesubsidieerd.

1

Automatische deur

Randvoorwaarde:

• Netto vrije doorgangsbreedte ≥ 0.85m, gemeten bij 90° geopende deur. (of ≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen).

• Netto vrije doorgangshoogte ≥ 2.10m.

• Hoogteverschil (dorpel) ≤ 0.02m. Uitvoering

• Afstelling automatische deuropening en -sluiting gebaseerd op loopsnelheid van 0,5m/s.

• Op de vloer ter plaatse van het draaivlak van de deur een attentiemarkering of afwijkende kleurstelling (contrastwaarde ≥ 30).

• Bediening door middel van sensor en/of drukknop:

• Drukknop direct in de looproute vrij benaderbaar, geheel buiten draaivlak van automatische deur.

• Bedieningshoogte tussen 0.90m en 1.20m+, plaatsing ≥ 0.50m uit een inwendige hoek.

• Bedieningsknop is duidelijk herkenbaar: voelbaar (reliëf) en zichtbaar (contrastwaarde ≥ 30).

• Bedieningsknop ook met verminderde hand-/armfunctie bedienbaar:

• minimale afmeting 0.08 x 0.08m; maximale bedieningsweerstand ≤30 Newton.

2

Toegang sportrolstoelen

Maatregel heeft betrekking op deuren. Uitvoering:

• Netto vrije doorgangsbreedte ≥ 1.20m.

• Netto vrije doorgangshoogte ≥ 2.10m.

• Hoogteverschil (dorpel) ≤ 0.02m.

• Bediening (deurontgrendeling) tussen 0.90m en 1.20m+.

• Bedieningskracht (inclusief eventuele dranger) op de kruk ≤ 30 Newton.

De vrije doorgang ≥ 1.20m is vanuit een rolstoel zelfstandig te creëren. Indien een toegang bestaat uit twee (ongelijke) deurdelen, dan gelden de bedieningseisen voor beide deurdelen (dus óók voor de ontgrendeling van het tweede deurdeel).

3

Lift

Randvoorwaarde:

• De lift maakt onderdeel uit van de primaire route tussen entree, kleed-/sanitaire ruimten en sportruimte.

• Netto vrije doorgangsbreedte in de route ≥ 1.20m.

• Overige hoogteverschillen in de route ≤ 0.02m.

Uitvoering Lift:

• Kooibreedte ≥ 1.10m (of ≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen).

• Kooidiepte ≥ x 2.20m (≥ x 1.50m bij plateaulift) (beschikbare inrijdiepte). Noot:

Kooiafmeting eventueel afgestemd op vervoer van sportinventaris.

• Vóór lifttoegang vrije opstelruimte: ≥ 1.50 x 1.50m.

• Automatische lift deuren:

• Vrije doorgangsbreedte ≥ 0.90m (of ≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen)

• Vrije doorgangshoogte toegang ≥ 2.10m.

• Alle bedieningselementen in en buiten de lift (ook alarmknop en -telefoon) bereikbaar en bedienbaar tussen 0.90 en 1.20m+, ≥ 0.50m uit een inwendige hoek (niet in nis/negge).

• Bedieningselementen duidelijk herkenbaar: voelbaar (reliëf) en zichtbaar (contrastwaarde ≥ 30).

• Geen tiptoetsbediening toepassen, dit werkt zeer verwarrend.

• Zowel binnen als buiten de lift verdiepings- en bestemmingsaanduiding Bij voorkeur gebruikmaken van zowel visuele als akoestische verdiepingssignalering.

• Minimaal aan één lange zijde een leuning tussen 0.85 en 0.95m+.

• Spiegel op achter- of zijwand van 1.00 tot 2.00m+

• (als ‘achteruitkijkspiegel’ ten behoeve van het met rolstoel of scootmobiel achterwaarts verlaten van de lift).

• Spleetbreedte tussen liftkooi en aansluitend vloerveld ≤ 0.02m.

• Stopnauwkeurigheid tussen liftkooi en aansluitend vloerveld ≤ +/- 0.02m.

• Draagvermogen ≥ 4.000N.

4

Integraal toegankelijk toilet

Randvoorwaarde:

• Toilet is voor beide seksen bruikbaar, óf beide seksen hebben een eigen integraal toegankelijk toilet.

• De toiletruimte is in elk geval vanuit de entree, de kleedvoorziening en de sportruimte obstakelvrij bereikbaar via een route met een vrije doorgangsbreedte ≥1.20m breed.

• Alle deuren in de toegangsroute ≥0.85m resp. ≥ 1.20m (zie 2. Toegang sportrolstoelen). Uitvoering:

• Vrij vloeroppervlak in de ruimte (exclusief closetpot) ≥ 1.65 x 2.20m (gemeten vanaf de eventuele voorzetwand bij een inbouwspoeling).

Illustratie toont een standaardopstelling op basis van de minimale ruimteafmetingen. Andere opstellingen zijn mogelijk mits in afgewerkte toestand ten minste onderstaande gebruiksruimten obstakelvrij beschikbaar zijn.

Gebruiksruimten

In de ruimte zijn de volgende gebruiksruimten obstakelvrij beschikbaar:

• Keermogelijkheid/draaicirkel ≥ Ø 1.50m, gemeten op 0.30m+ (onder wastafel).

• Vrije ruimte vóór toiletpot ≥ 1.20 x 1.20m.

• Opstelruimte aan één zijde van de toiletpot ≥ 0.90 x 1.20m.

• Assistentievlak aan de andere zijde van de toiletpot ≥ 0.35 x 0.70m.

• Opstelruimte voor (onderrijdbare) wastafel ≥ 0.90 x 1.20m.

• Vrije doorgang tussen toiletpot en wastafel ≥ 0.90m.

Toegang

• Vrije doorgangsbreedte ≥ 0.85m (≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen).

• Hoogteverschil (dorpel) ≤ 0.02m.

• Deur niet naar binnen toe openend.

• Aantrekbeugel: op de binnenzijde van de deur op 0.90m+ een horizontale beugel voor dichttrekken, over de volle breedte van de deur.

• Slot in geval van calamiteiten zonder unieke sleutel van buitenaf te openen (géén cilinderslot toepassen!).

• Géén deurdranger toepassen.

Toilet

• Zithoogte closetpot 0.47m+ (bovenzijde zitting).

• Voorzijde zitting 0.70m uit de (voorzet-)wand (verlengde closetpot).

• Aan weerszijden opklapbare steun (toiletbeugels):

– lengte beugels 0.90m

– hart op hart afstand beugels 0.60–0.65m (300–325mm uit hart pot) – bovenzijde beugels 0.25–0.30m+ vanaf bovenzijde zitting.

• Toiletpapierhouder in een van de armsteunen of op de muur binnen 0.65m reikwijdte, gemeten vanuit het midden van de closetpot.

Wastafel • Afmeting wastafel ≥

0.40 x 0.50m.

• Moet onderrijdbaar zijn (sifon tegen achterwand).

• Hoogte bovenzijde wastafel 0.80m+.

• Hart wastafel ≥ 0.50m vanuit inwendige hoek.

• Kraan moet ook met verminderde hand-/armfunctie bedienbaar zijn:

• voldoende lange hendel (éénhandelkraan) op maximaal 1.00m+.

Boven de wastafel (of elders in de ruimte) een vaste vlakke spiegel tegen de wand plaatsen van 1.00m tot 2.00m+. Geen kantelspiegel toepassen!

Alarminstallatie

Bediening door middel van koord op 0.35–0.40m+ rondom de gehele toiletruimte (op alle wanden).

• Koord in contrasterende kleur ten opzichte van de wand.

• Alarmmelding aan de buitenzijde van de ruimte zichtbaar en hoorbaar. Bij voorkeur gekoppeld aan melding op een continu bezette post, zoals beheerdersruimte of bar.

• Alarm alleen uit te schakelen (resetten) in de toiletruimte zelf door middel van een afzonderlijke schakelaar op een hoogte tussen 0.70 en 1.35m+, ≥ 0.50m uit een inwendige hoek.

   

Inrichting

• Ten minste één kledinghaak op 1.35m+.

• Alle bedieningselementen (schakelaars, spoelknop, planchet en dergelijke) tussen 0.70 en 1.35m+, ≥ 0.50m uit een inwendige hoek.

• Afvalbakken, hygiënebakken, commodes en andere inrichting bevindt zich buiten de vrije gebruiksruimte

• Warmwaterleidingen en radiatoren buiten bereik van armen en benen. Radiatoren tevens buiten de beschikbare gebruiksruimte houden en zo nodig afschermen om verbranding te voorkomen of hoog (tegen plafond) plaatsen.

• Inrichtingselementen en sanitair bij voorkeur in een kleur die contrasteert met vloer en wanden.

5 Doelgroep specifieke sportvoorzieningen

5.1

Tillift voor personen

Tillift bestemd om personen met een fysieke functiebeperking in staat te stellen in en uit sportmateriaal dan wel de sportomgeving te komen. Hetzij zelfstandig, hetzij met behulp van derden.

Uitvoering:

• Hefapparaat is ten minste voorzien van een stoel/zitting die voldoende diep reikt.

• Hefapparaat staat buiten de looproute of is verplaatsbaar.

• Hefapparaat is licht bedienbaar. Elektronische bediening heeft de voorkeur.

De voorkeur gaat uit naar een systeem waaraan diverse constructies opgehangen kunnen worden: stoel, (bad)rolstoel, ligraam of tildoek.

Specificaties en technische uitvoering mede afhankelijk van de sportomgeving (met name randafwerking).

5.2

Luie zwembadtrap

Uitvoering:

• Bovenaan trap vrije opstelruimte ≥ 1.20 x 1.20m

• Vaste rechte trap vanaf omloop tot aan bodem bassin

• of beweegbare trap vanaf omloop tot aan beweegbare bodem bassin

• Breedte ≥ 0.70m tussen leuningen

• Optrede ≤ 0.18m

• Aantrede: 1x aantrede + 2x optrede = 0.57 – 0.63m

• Aan beide zijden leuning tussen 0.85 en 0.95m+

• Bovenaan trap start leuning ten minste 0.30m vóór eerste trede.

5.3

Akoestiek

Uitvoering:

• In alle sportruimten over het gehele frequentiebereik gemiddelde nagalmtijd conform de akoestieknorm ISA-US1-BF1.

Te beoordelen aan de hand van een akoestisch rapport.

• Achtergrondgeluidsniveau Leq ≤ 40 dB (ten gevolge van installaties of andere niet met de sport verwante geluidsbronnen.

5.4

Voorziening slechthorenden

Uitvoering:

• Ringleidingsysteem voldoen aan de norm NEN 10-118/4.

Te beoordelen aan de hand van te overleggen productcertificaat van toegepaste product.

5.5

Klok

Uitvoering:

• Aan klok gekoppeld een lichtsignaal (lichtfluit) of stroboscoop.

• Aan klok gekoppeld een geluidssignaal.

6

Toegang

sportrolstoelen voor buitensportvelden, banen, -terreinen.

Maatregel heeft betrekking op het toegankelijk maken van buitensportvelden, banen en -terreinen door aanleg van brede toegangspaden en toegang in hekwerk.

Uitvoering:

• Netto vrije doorgangsbreedte ≥ 1.20m.

• Netto vrije doorgangshoogte ≥ 2.10m.

• Hoogteverschil (dorpel) ≤ 0.02m.

• Bediening (deurontgrendeling) tussen 0.90m en 1.20m+.

Bedieningskracht (inclusief eventuele dranger) op de kruk ≤ 30 Newton.

De vrije doorgang ≥ 1.20m is vanuit een rolstoel zelfstandig te creëren. Indien een toegang bestaat uit twee (ongelijke) deurdelen, dan gelden de bedieningseisen voor beide deurdelen (dus óók voor de ontgrendeling van het tweede deurdeel).

C. Maatregelen circulariteit

In de Routekaart Duurzame Sport, voor een duurzame en betaalbare sport, wordt voor de Sportsector uitgewerkt hoe zij kunnen voldoen aan de uitdagingen zoals die in het Klimaatakkoord zijn gesteld. De te behalen CO2 reductie in het Klimaatakkoord zit met name in het besparen en opwekken van energie, maar de sportsector wil haar CO2 footprint als geheel verkleinen. Circulair gebruik van materialen past hier naadloos binnen. De maatregelen in deze maatregelenlijst zijn dan ook bedoelt om het circulair gebruik van materialen binnen de sportsector te stimuleren. Het gaat hierbij zowel om nieuwbouw als renovatie van bestaande bouw.

1

Hergebruikt infillzand

Bestemd voor: bestaande en nieuwe kunstgrasvelden.

Randvoorwaarden: Aantoonbaar door keuringsrapport waarin staat wat de bron van herkomst van het zand is en waaruit blijkt dat het gaat om gerecycled zand.

2

Kunststof kantplanken

Bestemd voor: bestaande en nieuwe kunstgrasvelden ter voorkoming van de verspreiding van microplastics (infill).

Randvoorwaarden: gemaakt van gerecycled kunststof dat is getoetst door een onafhankelijke instantie met daarbij behorende productcertificaat.

3

Schoonloopvoorziening

Bestemd voor: een betere schoonloop- en opvangvoorziening van microplastics (infill) bij de in- en uitgang van de kunstgrasvelden ter voorkoming van verspreiding.

Randvoorwaarden: gemaakt van gerecycled kunststof of (verzinkt) metaal.

4

Gerecyclede sportvloer in sporthal (ten minste 80% gerecycled materiaal)

Bestemd voor: nieuwe sporthalvloeren of vervangen van bestaande sporthalvloeren inclusief terugname verplichting door de leverancier.

Randvoorwaarden: gemaakt van gerecyclede sportvloeren dat is getoetst door een onafhankelijke instantie met daarbij behorende productcertificaat.

5

Zout(water)batterij

Bestemd voor: de opslag van duurzaam opgewekte energie die wordt gebufferd in een zout(water)batterij, en bestaande uit: zout(water)batterij en (eventuele) regeltechniek.

Randvoorwaarde: Aanwezigheid duurzame energieopwekker op eigen terrein (bijv. zonnecollectoren of pv-panelen) dient te worden aangetoond of tevens te worden aangevraagd.

6

Gerecyclede Shockpads (ten minste 80% gerecycled materiaal)

Bestemd voor: Nieuwe of het vervangen van bestaande sportveldenondervloeren (shockpads) gemaakt van 80% aantoonbaar gerecycled materiaal inclusief terugname verplichting door de leverancier.

Randvoorwaarden: gemaakt van gerecyclede materiaal dat is getoetst door een onafhankelijke instantie met daarbij behorende productcertificaat.

D. Maatregelen klimaatadaptatie

Als gevolg van klimaatverandering nemen extremen in het weer toe met onder andere wateroverlast, extreme droogte en hittestress tot gevolg. Dit vraagt om een veerkrachtige leefomgeving die in staat is de gevolgen van deze weerextremen op te vangen, ook wel een klimaat adaptieve leefomgeving genoemd. Sportaccommodaties lenen zich gezien hun bestemming en ligging vaak uitstekend om bij te dragen aan klimaatadaptatie. Denk aan wateropvang onder de sportvelden en meer groen op en rond de accommodatie, wat zorgt voor verkoeling. De maatregelen klimaatadaptatie zijn bedoeld om de negatieve gevolgen van klimaatverandering op en om de sportaccommodatie te verminderen.

1

Regenwateropslagsysteem

Bestemd voor: het opvangen van regenwater van tenminste de eigen sportaccommodatie in een waterdichte opslag of waterdicht sportveld met overloop naar een infiltratiegebied niet zijnde een afwatersloot, al dan niet in combinatie met nuttige toepassing van het opgevangen regenwater,

en bestaande uit: een waterdichte opslag of waterdicht sportveld, leidingwerk met uitzondering van dak en goten, (eventueel pomp) en regeltechniek.

2

Vegetatiedak

Bestemd voor: het bufferen van regenwater en verminderen van hittestress en behorende koelvraag,

en bestaande uit: een vegetatiedaksysteem en (eventueel) irrigatiesysteem.

Toelichting: Deze maatregel kan goed gecombineerd worden met D.1 of D.3.

3

Infiltratiesysteem

1. Bestemd voor: het bufferen en infiltreren van regenwater in geperforeerde containers, waarbij het regenwater na verblijf in deze containers infiltreert in de bodem,

en bestaande uit: een geperforeerde container en al dan niet geotextiel,

2. Bestemd voor: het transporteren van regenwater naar een infiltratiesysteem of infiltreren van regenwater met geperforeerde leidingen,

en bestaande uit: geperforeerde leidingen en al dan niet geotextiel,

3. Bestemd voor: het bufferen en infiltreren van regenwater in een wadi,

en bestaande uit: een wadi,

en al dan niet de volgende onderdelen: een meetsysteem voor het meten van het grondwaterpeil en een meetsysteem voor het meten van een of meer parameters inzake grondwaterkwaliteit.

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Sporten en bewegen zijn goed voor de lichamelijke en mentale gezondheid en de sociale contacten. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: het Ministerie van VWS) wil mensen daarom stimuleren meer te sporten en bewegen. Om mensen hierin te stimuleren is het van belang dat de accommodaties waar zij dit kunnen doen en de sportmaterialen waarvan zij gebruik maken van goede kwaliteit en goed onderhouden zijn, om zo kwalitatief hoogwaardige sport aan te kunnen bieden.

Onder voorwaarden konden gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen tot 2019 de btw die aan hen in rekening wordt gebracht bij investeringen in sportaccommodaties en sportmaterialen in aftrek brengen. Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU (in de zaak C-495/12, Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs tegen Bridport and West Dorset Golf Club Limited) is de btw-vrijstelling voor sport verbreed en moest bovenstaande mogelijkheid tot aftrek worden aangepast. Daardoor verviel in de meeste gevallen ook de mogelijkheid om btw te verrekenen. Voor de schatkist leidde dit tot een extra lastenrelevante opbrengst. Voor gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen leidde dit tot een financieel nadeel van dezelfde omvang. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) wil de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties echter blijven stimuleren. Om deze reden is sinds 1 januari 2019 de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) van kracht. Deze regeling is gedurende haar looptijd meerdere keren geëvalueerd en aangepast en zou na de maximale looptijd van 5 jaar per 1 januari 2024 vervallen. Onderhavige regeling, de Subsidieregeling BOSA, is hiervan de opvolger.

Kern voorstel

Deze regeling beoogt net als haar voorganger de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen te stimuleren voor sportverenigingen en sportstichtingen, waar de mogelijkheid tot btw aftrek is vervallen.

Deze regeling blijft gericht op amateursportorganisaties, met hierbij de aanscherping dat zij alleen gericht is op niet-commerciële amateursportorganisaties. Winstbeogende organisaties (ook gedeeltelijk) en professionele sport komen niet in aanmerking.

Voor de sportsector zijn de afspraken uit het Klimaatakkoord uitgewerkt in de Routekaart Verduurzaming Sport. Hierin staat beschreven hoe de sector aan de klimaatdoelstellingen voor 2050 wil voldoen. In deze regeling worden investeringen in energiebesparing, circulariteit, klimaatadaptatie en duurzame energieopwekking extra gestimuleerd, door hier aanvullende subsidie voor te verstrekken. Deze aanvullende subsidie is verhoogd ten opzichte van de vorige regeling.

Tot slot zijn er extra subsidiemogelijkheden voor het toegankelijk maken van sportaccommodaties voor mensen met een beperking. Op 14 juli 2016 is het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Nederland in werking getreden. Het doel van dit verdrag is de positie van mensen met een beperking te versterken. Hiervoor is het ook van belang dat zij niet belemmerd worden om sportieve activiteiten te ondernemen, doordat sportaccommodaties niet goed toegankelijk zijn. Het Ministerie van VWS wil hier met deze subsidieregeling aan bijdragen door aanvullende subsidie te verlenen voor activiteiten die de toegankelijkheid van sportaccommodaties vergroten.

Gemeenten worden gestimuleerd om sportaccommodaties te bouwen en te onderhouden door middel van een specifieke uitkering. Voor hen is deze regeling daarom niet van toepassing.

Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

Via deze regeling worden amateursportorganisaties ondersteund in het faciliteren van amateursport. De lasten zijn direct gerelateerd aan investeringen die amateursportorganisaties doen aan de bouw, verbouw, onderhoud van hun sportaccommodaties of aan de lasten voor sportmaterialen. Er ontstaan geen lasten voor burgers, bedrijven of andere organisaties die geen amateursport aanbieden.

Uitvoering

De regeling wordt uitgevoerd door DUS-I, in mandaat van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport. Dit houdt in dat DUS-I de aanvragen ontvangt, beoordeelt en de beschikkingen verstuurt. De regeling wordt uitgevoerd op grond van de subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling). Bepaalde artikelen van de Kaderregeling zijn in het kader van de uitvoerbaarheid niet van toepassing.

Financiële gevolgen

Voor de regeling wordt jaarlijks een subsidieplafond beschikbaar gesteld (artikel 8). Deze middelen staan op de begroting van het Ministerie van VWS. Bij de artikelsgewijze toelichting staat nader uitgewerkt wat de precieze werking en verdeelwijze is van het jaarlijks subsidieplafond.

Gevolgen voor de regeldruk

Bij de opzet van de Subsidieregeling BOSA is nauw met de sportsector samengewerkt om de administratieve lasten voor de aanvragen zo minimaal mogelijk te houden. Ook zijn de ervaringen van het werken met de BOSA tussen 2019 en 2023 gebruikt om de huidige regeling te vereenvoudigen. Zo is duidelijker omschreven welke organisaties in aanmerking komen voor subsidie en welke kosten subsidiabel zijn. Hierdoor zijn de administratieve lasten verlaagd. De uitvoerder van de regeling, DUS-I, kan aanvragers met een lager kennisniveau over de regeling ondersteunen om het aanvraagproces toegankelijk te houden. Dit is van belang omdat de verwachting is dat veel aanvragers van deze regeling vrijwillige bestuurders van sportverenigingen zijn.

Een amateursportorganisatie dient bij DUS-I een subsidieaanvraag in (taak 1). De aanvrager dient hierin aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden om voor de subsidieregeling in aanmerking te komen, bijvoorbeeld door aan te tonen dat hij een vereniging is die is aangesloten bij een sportbond die lid is van sportkoepel NOC*NSF. Voorbeelden van documentatie die hiervoor kan worden aangeleverd zijn opgenomen in de artikelsgewijze toelichting bij de regeling.

Afhankelijk van de omvang van de aangevraagde subsidie en of de activiteiten reeds zijn uitgevoerd of nog moeten worden uitgevoerd, levert de amateursportorganisatie bij de aanvraag verschillende documenten aan.

Bij een subsidie van € 125.000 of lager waarbij de activiteiten reeds zijn uitgevoerd, levert de amateursportorganisatie facturen aan en betaalbewijzen voor facturen van € 1.000 of meer (taak 2). Dit betreft aanvragen op grond van artikel 10 en 11 van de regeling, waarbij de aangevraagde subsidie direct kan worden vastgesteld. Aanvragers in deze categorie hoeven verder geen administratieve handelingen te verrichten.

Bij subsidies boven de € 25.000 waarbij de activiteiten nog moeten starten, levert de amateursportorganisatie offertes aan van de uit te voeren activiteiten (taak 3). Dit betreft aanvragen op grond van artikel 12 en 13 van de regeling.

Een aanvrager die subsidie heeft aangevraagd op grond van artikel 12 of 13 heeft een meldingsplicht (taak 4) als bedoeld in artikel 5.7 van de Kaderregeling als er zich omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Van administratieve lasten ten gevolge van deze verplichting zal alleen sprake zijn als er zich omstandigheden voordoen waarvan melding moet worden gemaakt.

Aanvragers dienen na afronding van het traject een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in (taak 5). Bij subsidies tussen € 25.000 en € 125.000 (artikel 12) moet bij deze aanvraag tot vaststelling een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten worden meegestuurd. Daarnaast leveren aanvragers facturen aan en betaalbewijzen bij facturen van € 1.000 of meer (taak 6). Bij subsidies boven de € 125.000 (artikel 13) dient een financieel verslag met controleverklaring van een accountant te worden aangeleverd (taak 7).

Naar verwachting worden voor de regeling jaarlijks 3.500 aanvragen ingediend. Op basis van de resultaten van eerdere jaren is de inschatting dat hiervan 150 aanvragen worden afgewezen of ingetrokken. 3.000 aanvragen zijn aanvragen na afronding van de activiteiten op grond van artikel 10 en 11 van de regeling, 250 aanvragen zijn op grond van artikel 12 van de regeling en 100 aanvragen op grond van artikel 13.

De bovengenoemde administratieve lasten tellen op basis van het verwachte aantal aanvragen op tot € 1.110.510,–, ongeveer 1,4 procent van het beschikbare subsidieplafond. De lasten voor het aanvragen van deze subsidie zijn per taak als volgt samen te vatten:

Taak

Type medewerker

Uurtarief

Uren

Kosten per taak

Aantal aanvragen

Totale kosten

1

Hoogopgeleid

€ 54

1

€ 54

3.500

€ 189.000

2

Hoogopgeleid

€ 54

3

€ 162

3.500

€ 567.000

3

Hoogopgeleid

€ 54

4

€ 216

350

€ 75.600

4

Hoogopgeleid

€ 54

1

€ 54

350

€ 18.900

5

Hoogopgeleid

€ 54

1

€ 54

350

€ 18.900

6

Hoogopgeleid

€ 54

6

€ 324

250

€ 81.000

7

Hoogopgeleid

€ 54

40

€ 2.160

100

€ 216.000

Totaal:

€ 1.166.400

Uitgesplitst naar het type aanvragen zijn de administratieve lasten als volgt:

Type aanvraag

Uren

Kosten per aanvraag

Aantal aanvragen

Totale kosten

Afwijzing of intrekking

Artikel 10 en 11

4

€ 216

135

€ 29.160

Artikel 12 en 13

5

€ 270

15

€ 4.050

Artikel 10 en artikel 11

na afronding activiteit

4

€ 216

3.000

€ 648.000

Artikel 12

< € 125.000, voor aanvang

13

€ 702

250

€ 175.500

Artikel 13

> € 125.000, voor aanvang

47

€ 2.538

100

€ 253.800

Totaal:

€ 1.110.510

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) wordt voldaan:

  • de steun wordt verleend aan een onderneming die een economisch activiteit verricht;

  • de steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • de staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • de maatregel is selectief;

  • de maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leidt tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie.

De staatssteunanalyse voor de Subsidieregeling BOSA richt zich op het laatste criterium: kan de maatregel de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden? Deze criteria zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ondanks dat het woord ‘kan’ veronderstelt dat het om een hypothetische en waarschijnlijke situatie gaat, is dit niet voldoende. Er moet worden vastgesteld waarom de maatregel de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden, waarbij moet worden uitgegaan van de voorzienbare gevolgen van de maatregel1. De steun die op grond van de Subsidieregeling BOSA wordt verstrekt, is zuiver lokaal van aard en is dus niet van invloed op het handelsverkeer tussen lidstaten van de EU.

Er is dus geen sprake van staatssteun wanneer de maatregel geen ongunstige beïnvloeding van het interstatelijke handelsverkeer kan opleveren. Eerder nam de Europese Commissie (hierna: EC) vaak zekerheidshalve aan dat een steunmaatregel het interstatelijk handelsverkeer kan beïnvloeden. Uit de beschikkingenpraktijk van de EC blijkt echter dat deze meer ruimte laat voor maatregelen van lidstaten die zuiver lokaal zijn, zeker op het gebied van sport.

Uit de besluiten van de EC waarbij ze oordeelt dat er sprake is van zuiver lokale steun op het terrein van sport volgt een rode lijn die gebruikt kan worden bij de beoordeling van het grensoverschrijdend effect van steun aan amateursportorganisaties. Dat kan als volgt worden toegelicht.

Profsport versus amateursport

Ten eerste is het relevant om een onderscheid te maken tussen professionele sport (door de EC ook wel profsport genoemd) en amateursport. De EC definieert profsport als ‘sportbeoefening in loondienst uitgeoefend of als bezoldigde dienst verricht, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst tussen de profsporter en de betrokken sportorganisatie is opgesteld, waarbij de vergoeding hoger ligt dan de deelnemingskosten en een aanzienlijk deel van het inkomen van de sportbeoefenaar vormt. Reis- en verblijfsonkosten om aan een sportevenement deel te nemen, worden voor de toepassing van deze verordening niet als vergoeding beschouwd’2.

De EC is bij steun aan professionele sportclubs of sportbeoefenaars snel van oordeel dat het handelsverkeer binnen de EU kan worden beïnvloed. Wanneer een steunmaatregel slechts ten goede komt aan de amateursport, is het argument dat het handelsverkeer niet ongunstig wordt beïnvloed aannemelijker. Daarom wordt de subsidie op grond van deze Subsidieregeling alleen verstrekt aan amateursportorganisaties en is professionele sport uitgesloten.

Zuiver lokale steun

De EC heeft bovendien enkele gemeenschappelijke kenmerken geïdentificeerd voor lokale steun:

  • De steun leidt niet tot het aantrekken van investeringen in de betrokken regio. Er is weinig kans dat de onderneming klanten uit andere lidstaten aantrekt.

  • De onderneming levert goederen/diensten aan een beperkt gebied binnen een lidstaat.

  • Niet valt te voorzien dat de maatregel meer dan een marginaal effect heeft op de voorwaarden voor grensoverschrijdende investeringen of grensoverschrijdende vestigingen.

  • Het marktaandeel van de begunstigde onderneming is minimaal.

Voor de sport- en recreatiesector gaat het bij lokale steun om steun aan voorzieningen die een overwegend lokaal publiek bedienen en waarvan niet te verwachten valt dat zij klanten of investeringen uit andere lidstaten zullen aantrekken3. In haar beoordeling kijkt de EC heel feitelijk naar de situatie. Daarbij neemt zij – onder meer – de volgende elementen in ogenschouw:

  • De geografische ligging van de sportvoorziening;

  • De geografische zone van de gebruikers waarop de sportvoorziening gericht is;

  • Het klantenbestand waarop de voorziening gericht is (hoeveel procent is voor lokaal gebruiker);

  • De afwezigheid van buitenlandse gebruikers;

  • De afwezigheid van buitenlandse investeringen.

De EC kijkt dus naar de feitelijke situatie van de sportvoorziening en niet naar het voordeel voor de organisatie. Steun aan een sportvereniging die deels economische activiteiten uitvoert, kan nog steeds kwalificeren als zuiver lokale steun.4 Uit de besluiten van de EC blijkt niet dat van belang is dat de steun uitsluitend ten goede komt aan lokale gebruikers. De EC kijkt ook niet of het voordeel van de steun wordt doorberekend aan de lokale gebruiker.

Wat betreft de Subsidieregeling BOSA is er steeds sprake van bovenstaande elementen, waardoor de steun zuiver lokaal van aard is. Er is derhalve geen sprake van staatssteun.

Internetconsultatie

De onderhavige Subsidieregeling BOSA heeft ter internetconsultatie voorgelegen. Deze consultatie duurde van 13 september 2023 tot en met 11 oktober 2023. Er zijn 52 reacties binnengekomen van 47 personen en organisaties die zijn gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl/bosa.

In diverse reacties werd het belang van de Subsidieregeling BOSA benoemd voor de specifieke amateursportvereniging of de sport in het algemeen, werd steun uitgesproken voor het voortzetten van de regeling of werd aangegeven dat deze regeling een verduidelijking is ten opzichte van de vorige regeling. Enkele reacties betroffen vragen die zien op de situatie van een specifieke organisatie. De overige reacties worden onderstaand per artikel behandeld.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

In twee reacties werd de suggestie gegeven om het drempelbedrag te verlagen. Dit is niet overgenomen. Het drempelbedrag is in 2022 reeds verlaagd van € 5.000 naar € 2.500. Uit de evaluatie van de BOSA is onder andere gekeken naar de redenen waarom amateursportverenigingen geen aanvraag indienen. Uit een enquête onder niet-gebruikers bleek dat 20% (van de 355 respondenten) geen aanvraag had ingediend omdat het drempelbedrag van € 2.500 niet gehaald zou zijn. De overige 80% gaf andere redenen aan dan het drempelbedrag. Daarnaast is het mogelijk voor amateursportorganisaties om gezamenlijk een aanvraag in te dienen en zo boven het drempelbedrag te komen.

In enkele reacties werd gesuggereerd om specifieke verduurzamingsmaatregelen in Bijlage 1 op te nemen. Deze zijn niet overgenomen. Voor nieuwe ontwikkelingen die door de (markt)partijen aangedragen worden voor opname op deze bijlage is een specifieke procedure ingericht waarin onderbouwde suggesties kunnen worden ingediend.

Artikel 4. Voorwaarden amateursport

Ten aanzien van de voorwaarde dat een amateursportorganisatie moet zijn aangesloten bij een lid opgenomen op de ledenlijst NOC*NSF of bij een deelnemende organisatie van het POS zijn meerdere reacties gekomen, zowel afwijzend als ondersteunend. Dit heeft niet geleid tot aanpassing van de voorwaarde. Wel is in de toelichting bij dit artikel verduidelijkt waarom deze voorwaarde is opgenomen.

Artikel 5. Voorwaarden amateursportorganisatie

De meest voorkomende reactie betrof zorgen over het gebruik van de enkelbestemming ‘sport’ om het begrip sportaccommodatie te definiëren. Hierdoor zouden sportaccommodaties onbedoeld niet in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Naar aanleiding van deze opmerkingen is in artikel 5 de definitie van sportaccommodatie uitgebreid zodat niet alleen accommodaties met de enkelbestemming ‘sport’ in aanmerking komen. In het geval de locatie van een sportaccommodatie deze enkelbestemming niet heeft, is het mogelijk alsnog als sportaccommodatie te worden aangemerkt als wordt aangetoond dat de accommodatie minimaal 50% in vierkante meters en minimaal 50% van de tijd bestemd is en gebruikt wordt voor amateursport.

Verschillende reacties stelden voor de om toegang tot de regeling niet te beperken tot stichtingen en verenigingen, maar ook de rechtsvormen BV’s, NV’s en coöperaties toe te staan gebruik te maken van de regeling. Dit is niet overgenomen. In de toelichting bij dit artikel is verduidelijkt dat de regeling bedoeld is voor niet-winstbeogende amateursportorganisaties, waarom dit alleen stichtingen en verenigingen betreft en waarom overige rechtsvormen niet in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

Verscheiden reacties gaven aan de verhoging van het subsidiepercentage voor verduurzaming en toegankelijkheid ten opzichte van de vorige regeling te ondersteunen.

Artikel 8. Subsidieplafond

In diverse reacties werd aangegeven dat zorgen bestaan over het beschikbare budget, mede door de overvraging van de vorige regeling in 2023 en de gevolgen hiervan voor 2024. Hierbij werd in enkele reacties ook een koppeling gemaakt met de verhoging van het subsidiepercentage voor verduurzaming en toegankelijkheid. Het subsidieplafond is niet aangepast naar aanleiding van deze opmerkingen. Voor 2024 is voor de BOSA een subsidieplafond van € 79,5 miljoen opgenomen. Een verdere verhoging is gezien de huidige demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Een besluit over eventuele ophoging van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

In verschillende reacties wordt aandacht gevraagd voor het uitsluiten van de kosten voor bodemonderzoek, de kosten die samenhangen met onderzoek en advies voor de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een sportaccommodatie en de kosten voor een architect. De suggestie om deze kosten toch subsidiabel te maken is overgenomen.

Ook werd in een reactie gevraagd om tweedehands materialen voor subsidie in aanmerking te laten komen. Deze mogelijk was reeds opgenomen maar is duidelijker beschreven.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In het eerste artikel worden begrippen gedefinieerd. De begrippen die nadere uitleg behoeven en niet reeds zijn toegelicht in het algemene deel van deze toelichting worden hieronder uitgelegd.

In de Kaderregeling zijn kosten gedefinieerd als ‘kosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit’. In deze regeling worden uitsluitend investeringskosten van de subsidieontvanger gesubsidieerd. Hiermee wordt zo veel mogelijk aangesloten bij het voormalige recht op aftrek wat voor de sportorganisaties – onder voorwaarden – bestond. Afschrijvingskosten komen dus niet voor subsidie in aanmerking. Hiermee wordt dubbelfinanciering (zowel investeringskosten als afschrijvingskosten) ook voorkomen.

Sportmaterialen zijn materialen die voor de beoefening van amateursport gebruikt worden. Dit is inclusief materialen die bij de training gebruikt worden of bijvoorbeeld het tenue van de sportbeoefenaar. Bij sportmaterialen kan gedacht worden aan klimrekken, trampolines of voetbalgoals, maar bijvoorbeeld ook de aanschaf van nieuwe ballen, discussen of matten. Dieren zijn géén sportmateriaal. Kosten voor gas, water of licht van de sportaccommodatie vallen niet onder sportmaterialen.

Voor het aantonen van subsidiabele kosten dient op grond van deze regeling een factuur te worden overgelegd. Dit begrip is niet gedefinieerd omdat het geen van het spraakgebruik afwijkende betekenis heeft in deze regeling. Toch is het belangrijk te benadrukken welke elementen een factuur in de zin van deze regeling in ieder geval moet bevatten. Dat zijn namelijk:

  • de NAW-gegevens van de leverancier;

  • de NAW-gegevens van de afnemer;

  • het btw-nummer van de leverancier;

  • het KvK-nummer van de leverancier;

  • de factuurdatum;

  • een factuurnummer;

  • een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen of diensten;

  • het aantal geleverde goederen of diensten;

  • de datum waarop de goederen of diensten zijn geleverd;

  • het bedrag exclusief btw dat in rekening is of wordt gebracht;

  • het btw-tarief dat men in rekening brengt;

  • het totaalbedrag; en

  • het bankrekeningnummer van de leverancier.

Hetzelfde geldt voor het begrip offerte. Een offerte bevat in ieder geval de volgende elementen:

  • de NAW-gegevens van de leverancier;

  • het btw-nummer van de leverancier;

  • het KvK-nummer van de leverancier;

  • de NAW-gegevens van de afnemer;

  • de datum van de offerte;

  • het offertenummer;

  • de geldigheidsduur; en

  • een specificatie van de te verrichten prestatie of werkzaamheden.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling

Op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is de Kaderregeling van toepassing. Artikel 2 geeft enkele uitzonderingen hierop. Op deze regeling zijn artikelen 1.5, 3.1 tot en met 3.5, 6.1, 7.1 tot en met 7.8 en 10.1 van de Kaderregeling niet van toepassing.

Dat is ten eerste omdat er gebruik wordt gemaakt van een andere verantwoordingssystematiek dan in de Kaderregeling. Dit heeft er deels mee te maken dat er zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de verantwoordingssystematiek van de btw-regelgeving. Verder is geprobeerd de administratieve lasten voor de doelgroep zo laag mogelijk te houden. De artikelen 1.5, 3.1, 3.3 tot en met 3.5 en 7.1 tot en met 7.8 zijn daarom niet van toepassing.

Op grond van artikel 3.2 van de Kaderregeling wordt de aanvraag tot verlening van een subsidie in ieder geval ingediend voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast verleent de minister op grond van artikel 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling alleen projectsubsidies voor periodes die aanvangen na ontvangst van de aanvraag. Het is voor deze regeling echter wenselijk om het mogelijk te maken een aanvraag in te dienen in de periode nadat de subsidiabele activiteiten hebben plaatsgevonden voor subsidies die minder bedragen dan € 125.000. Dit om het mogelijk te maken dat meerdere kleinere bedragen kunnen worden ‘gespaard’ om zo in aanmerking voor subsidie te komen. Subsidies van minder dan € 2.500 worden immers, op grond van artikel 3, tweede lid, onder c, niet verstrekt.

Op grond van artikel 10.1 van de Kaderregeling worden er geen subsidies van minder dan € 125.000 verleend. Achtergrond van het grensbedrag in de Kaderregeling is dat het belang van kleinere subsidies in het algemeen beperkt wordt geacht. De op basis van deze subsidieregeling te verstrekken subsidies kunnen ook minder bedragen dan € 125.000. De minister wenst ook subsidie te verstrekken voor bedragen onder de € 125.000, omdat ook met dergelijke bedragen sporten gestimuleerd kan worden.

Voor het overige zijn de bepalingen van de Kaderregeling onverkort van toepassing. De subsidies op basis van deze subsidieregeling zijn projectsubsidies. Dit betekent dat de voorschriften uit de Kaderregeling op dit onderdeel gevolgd moeten worden.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

In artikel 3 is omschreven voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

Er zijn drie hoofdactiviteiten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze regeling:

  • 1. de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een sportaccommodatie;

  • 2. de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen;

  • 3. activiteiten die bijdragen aan de verduurzaming en toegankelijkheid van een sportaccommodatie.

De activiteiten genoemd onder 3, die bijdragen aan de verduurzaming en toegankelijkheid van een sportaccommodatie, zijn opgenomen in Bijlage 1 bij deze regeling.

Geen subsidie wordt verstrekt voor de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties en de kosten van de aanschaf van sportmaterialen waarvoor bij de aanvrager op grond van de bepalingen uit de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat. Deze regeling strekt ertoe het wegvallen van het recht op btw-aftrek te compenseren. Wanneer er dus wel een recht op btw-aftrek bestaat zal er geen subsidie worden verstrekt.

Dit geldt bijvoorbeeld voor activiteiten op het gebied van horeca bij sportaccommodaties. Voor horeca bij sportaccommodaties geldt voor de btw een ander regime dan voor de overige activiteiten. Dit regime is vastgelegd in de Wet op de omzetbelasting 1968 en in fiscale beleidsbesluiten. Onder meer afhankelijk van de omzet van de horeca activiteiten bij sportorganisaties wordt bepaald of sprake is van btw belaste of btw vrijgestelde activiteiten. In sommige gevallen kan een forfaitair tarief worden toegepast. De vraag of sprake is van btw-belaste of btw-vrijgestelde horeca activiteiten is ook bepalend voor het recht op aftrek van btw voor deze activiteiten. De fiscale wetswijziging die de aanleiding is voor deze subsidieregeling heeft geen invloed op die btw-behandeling. Die blijven dus zoals zij zijn. Omdat er geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waar op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 een recht op aftrek bestaat, zal er voor bepaalde activiteiten gerelateerd aan de horeca gevestigd op sportaccommodaties dus geen subsidie worden verstrekt. Overigens zou een mogelijkheid tot subsidie voor horeca gevestigd op sportaccommodaties – ook wanneer de kosten niet aftrekbaar zijn – alleen bestaan wanneer er ook aan de definities van ‘sportaccommodatie’ of ‘sportmaterialen’ wordt voldaan. Materialen die worden aangeschaft moeten dus wel het doel hebben om de beoefening amateursport te ondersteunen.

Een activiteit komt slechts eenmaal voor subsidie in aanmerking. Deze bepaling is met name van belang voor de samenloop van deze subsidieregeling met de Regeling specifieke uitkering stimulering sport. In het geval dat bijvoorbeeld een gemeente en een vereniging co-eigenaar van een sportaccommodatie zijn, kan er voor een renovatie van die sportaccommodatie ofwel een specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering stimulering sport worden aangevraagd, ofwel een subsidie op grond van de onderhavige regeling. Daarbij wordt aangehouden dat alleen de organisatie op wiens naam de offerte en factuur staan een aanvraag kan indienen.

Ook voor de hoogte van de subsidie gelden voorschriften. Subsidies van minder dan € 2.500 of meer dan € 2.500.000 per kalenderjaar worden niet verstrekt. Hiervoor is gekozen, omdat bij subsidies van minder dan € 2.500 de uitvoeringskosten onevenredig hoog zijn in verhouding tot het subsidiabele bedrag en bij subsidies van meer dan € 2.500.000 per kalenderjaar is er geen sprake meer van een zuiver lokale activiteit door de amateursportorganisatie.

Artikel 4. Voorwaarden amateursport

Artikel 4 beschrijft de voorwaarden waaraan amateursport moet voldoen om te kwalificeren als amateursport in de zin van deze regeling. Het gebruik van deze voorwaarden heeft mede te maken met de staatssteunregels en de keuze om binnen deze regeling alleen subsidie te verstrekken aan amateursportorganisaties die als doelstelling hebben om sportaccommodaties ter beschikking te stellen aan de amateursport voor lokale gebruikers. Amateursport is daarom geen profsport, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, hierna: AGVV).

De Europese Commissie heeft profsport gedefinieerd in artikel 2, onder 143, van de AGVV als ‘sportbeoefening in loondienst uitgeoefend of als bezoldigde dienst verricht, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst tussen de profsporter en de betrokken sportorganisatie is opgesteld, waarbij de vergoeding hoger ligt dan de deelnemingskosten en een aanzienlijk deel van het inkomen van de sportbeoefenaar vormt’. Organisaties zoals de Betaald Voetbalorganisaties, aan Betaald Voetbalorganisaties verbonden jeugdopleidingen (en jeugdopleidingen voor de profsport in het algemeen) en de organisaties waarbij er volledig op professioneel niveau wordt gedaan aan wielrennen, schaatsen, basketbal, ijshockey, hockey of hippische sport worden in elk geval niet aangemerkt als amateursportorganisatie. Organisaties die gedeeltelijk professionele sport faciliteren, maar grotendeels amateursport faciliteren én mensen kunnen zonder selectie op niveau lid worden, worden wel aangemerkt als amateursportorganisatie.

In de voorgaande BOSA werd gebruik gemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI-code) van de aanvrager om amateursport te definiëren. Een SBI-code is de classificatie van de activiteiten van een organisatie. De Kamer van Koophandel stelt de SBI-code vast aan de hand van een beschrijving die de organisatie aanlevert maar controleert (in de regel) niet of daadwerkelijke activiteiten die een organisatie uitvoert overeenkomen met de aangeleverde omschrijving. Hierdoor valt op basis van de SBI-code dus niet met 100% zekerheid objectief vast te stellen dat een aanvrager een amateursportorganisatie is. In de Subsidieregeling BOSA is amateursport daarom gedefinieerd als een sport waarvan de beoefening wordt bevorderd of georganiseerd door een van de leden opgenomen op de ledenlijst van NOC*NSF (te vinden op www.nocnsf.nl) of door een van de deelnemende organisaties van het POS (te vinden op www.ondernemendesportaanbieders.nl).

Amateursport wordt beoefend ongeacht het niveau van de sportbeoefenaar. Dit betekent dat de selectie in het kader van professionele sport of topsport geen amateursport is.

Amateursport is in ieder geval niet:

  • sport die wordt ingezet voor zorgverlening of revalidatie; en

  • scouting.

Artikel 5. Aanvullende voorwaarden

Een stichting of vereniging kan op twee manieren kwalificeren als amateursportorganisatie als bedoeld in deze regeling:

  • 1. als de organisatie zelf amateursport aanbiedt, dan moet de stichting of vereniging zijn aangesloten bij een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of zijn aangesloten bij een van de deelnemende organisaties van het POS;

  • 2. als de organisatie een sportaccommodatie aanbiedt, dan moet de locatie van de accommodatie in het omgevingsplan de enkelbestemming ‘sport’ hebben of moet de accommodatie minimaal 50% in vierkante meters en minimaal 50% van de tijd bestemd zijn en gebruikt worden voor amateursport. Dat wordt aangetoond conform een door de minister vastgesteld formulier. Daarnaast moet de accommodatie ter beschikking worden gesteld voor amateursport die voldoen aan de voorwaarden in artikel 4.

De regeling is gericht op niet-commerciële amateursportorganisaties. In de vorige regeling konden gedeeltelijk winstbeogende organisaties naar rato in aanmerking komen voor subsidie voor het deel van hun organisatie dat niet-winstbeogend is. Hiervoor werd onder andere een verklaring van de Belastingdienst gebruikt die een oordeel gaf over de mate van winstbeogendheid. Dergelijke verklaringen worden door de Belastingdienst ten behoeve van dit oogmerk echter niet afgegeven waardoor deze niet voor dit doeleinde kunnen worden gebruikt. Daarnaast voert de Belastingdienst geen controle uit over de juistheid van de gegevens die door de organisaties zijn aangeleverd voor een dergelijke verklaring. Om deze reden is deze regeling enkel toegankelijk voor rechtsvormen die niet-winstbeogend zijn: stichtingen en verenigingen. Overige rechtsvormen komen niet in aanmerking voor subsidie.

De regeling is niet bedoeld voor organisaties die op incidentele basis (een beperkt deel van) de accommodatie beschikbaar stellen. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan een buurthuis dat wekelijks een uur een ruimte beschikbaar stelt voor een yogales.

De regeling is enkel bedoeld voor organisatie die permanent en structureel een voorziening ter beschikking stellen voor amateursport. De organisatie kan dit op twee manieren aantonen, via de enkelbestemming ‘sport’ of door aan te tonen dat de accommodatie minimaal 50% in vierkante meters en minimaal 50% van de tijd bestemd is en gebruikt wordt voor amateursport.

Een organisatie kan de enkelbestemming ‘sport’ van de locatie controleren door het adres van de accommodatie te vergelijken met het omgevingsplan. Deze omgevingsplannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Indien de locatie van de accommodatie niet de enkelbestemming ‘sport’ heeft, kan de accommodatie alsnog als sportaccommodatie worden aangemerkt als wordt aangetoond dat de accommodatie minimaal 50% in vierkante meters en minimaal 50% van de tijd bestemd is en gebruikt wordt voor amateursport. Een onderbouwing hiervan dient de organisatie aan te leveren bij de aanvraag tot subsidie. De minister verstrekt hiervoor een formulier.

Om te controleren of een organisatie daadwerkelijk een amateursportorganisatie als bedoeld in deze regeling is, moet de aanvrager de volgende gegevens en stukken aanleveren:

  • a. het Kamer van Koophandel-nummer van de organisatie;

  • b. een bewijs van lidmaatschap van een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of een bewijs van lidmaatschap van een van de deelnemende organisaties van het POS; en

  • c. als de organisatie een sportaccommodatie aanbiedt: een lijst van de amateursportorganisaties die gebruikmaken van de sportaccommodatie, inclusief de informatie of deze amateursportorganisaties zijn aangesloten bij een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of een bewijs van lidmaatschap van een van de deelnemende organisaties van het POS.

Tot slot is in dit artikel bepaalt dat subsidie alleen wordt verstrekt voor subsidiabele kosten waarover btw is betaald, tenzij het om de aanschaf van tweedehands sportmaterialen of tweedehands materiaal voor onderhoud gaat.

In het geval van de aanschaf van tweedehands materialen, wordt er meestal geen btw betaald over de aanschafprijs. Om dit eventueel toch te subsidiëren, zal de minister per geval bekijken of die kosten dan toch voor subsidie in aanmerking komen. De aanvrager kan dit aantonen door het overleggen van een kwitantie of betaalbewijs. Deze kwitantie of dit betaalbewijs bevat in ieder geval de volgende elementen:

  • de NAW-gegevens van de leverancier of verkoper;

  • de NAW-gegevens van de afnemer;

  • een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen;

  • de datum waarop de aankoop heeft plaatsgevonden;

  • het totaalbedrag; en

  • het bankrekeningnummer van de leverancier of verkoper.

Artikel 6. Subsidiabele periode

Als de subsidie € 25.000 of meer bedraagt en de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden, wordt subsidie voor ten hoogste drie jaar verstrekt. De gemiddelde duur van een bouwproject in de sport is anderhalf jaar, waardoor de subsidieontvangers met deze subsidiabele periode voldoende tijd hebben om een subsidiabel bouw- of onderhoudsproject af te ronden. Op grond van artikel 5.7 van de Kaderregeling geldt een meldplicht in het geval dat aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht. Indien de subsidiabele activiteiten langer duren dan de opgegeven projectperiode geldt er een meldplicht voor de subsidieontvanger. De subsidieontvanger moet binnen de opgegeven projectperiode melding maken van de vertraging.

Op grond van het tweede lid van artikel 6 kan de minister in deze gevallen een vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste een jaar.

In artikel 6 is ook bepaald dat de factuurdatum van de subsidiabele kosten bepalend is voor de subsidiabele periode indien het gaat om subsidies waarbij de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden. Dat is het geval bij subsidies onder de € 25.000 op grond van artikel 10 en subsidies tussen de € 25.000 en de € 125.000 op grond van artikel 11. Dit is ongeacht de duur van de activiteiten. In die gevallen moet de aanvraag tot vaststelling uiterlijk 12 maanden na de factuurdatum worden ingediend.

Om te bepalen of er is voldaan aan de 12 maanden wordt de datum van de factuur voor de subsidiabele activiteit aangehouden. Een aanvraag kan bijvoorbeeld activiteiten omvatten waarbij alle facturen gedateerd zijn tussen 1 juli 2024 en 30 juni 2025.

De aanvraag gaat vergezeld van een factuur voor de subsidiabele activiteiten op naam van de subsidieontvanger om dubbelfinanciering (onder de huidige regeling of onder de Regeling specifieke uitkering stimulering sport) te voorkomen. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1. definities, is uiteengezet waar de factuur aan moet voldoen.

Daarnaast gaat de aanvraag vergezeld van een betaalbewijs waaruit blijkt dat de subsidieontvanger de factuur heeft betaald. Voor de subsidiabele activiteiten tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten reeds hebben plaatsgevonden hoeft er in eerste instantie slechts een betaalbewijs te worden verstrekt voor betalingen van € 1.000 of meer. De betaalbewijzen voor betalingen onder de € 1.000 dienen op grond van artikel 5.2 van de Kaderregeling wel te worden bewaard en kunnen worden opgevraagd wanneer dat van belang is voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

De subsidie voor de bouw of de verbouwing van onroerende zaken als bedoeld in artikel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van of behorende bij een sportaccommodatie of het onderhoud van een sportaccommodatie bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten. Voor dit bedrag is gekozen, omdat dit een voldoende stimulans geeft om te investeren in eigen accommodaties. In onderstaand voorbeeld wordt weergegeven hoe de subsidie er in de praktijk uit zou kunnen zien:

Activiteit

Onderhoud van een sportveld

Subsidiabele kosten

€ 1.000.000

Totale subsidie

€ 200.000

De subsidie voor de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen bedraagt ook ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten.

Voor de activiteiten, genoemd in Bijlage 1, die bijdragen aan verduurzaming en toegankelijkheid van de sportaccommodatie, is de hoogte van de subsidie vastgesteld op ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 8. Subsidieplafond

Voor de verstrekking van subsidies wordt jaarlijks een subsidieplafond vastgesteld. Omdat de subsidie zowel voor het starten van de activiteiten als na afronding van de activiteiten kan worden aangevraagd, moet er voor meerdere jaren subsidiebudget beschikbaar zijn. Het subsidieplafond betreft daarom het zogeheten ‘kasbudget’. Dat betekent dat subsidiebedragen die ten laste van een bepaald jaar worden verleend of vastgesteld en in dat jaar worden uitbetaald uit het kasbudget worden gehaald voor dat betreffende jaar.

Dit betreft het aantal verleende subsidies gezamenlijk dat in de vier voorgaande kalenderjaren op grond van de vorige regeling (Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties, in deze regeling eerder benoemd als BOSA) en de huidige regeling (Subsidieregeling BOSA) zijn verleend en direct zijn vastgesteld, en zijn uitbetaald. DUS-I zal op de website, www.dus-i.nl, periodiek de hoogte van het subsidieplafond publiceren om de werkelijke hoogte van het resterende subsidiebudget inzichtelijk te maken voor de subsidieaanvragers.

Als verdeelregel is gekozen voor het systeem van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’, een verdeling op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen. Indien de aanvrager de gelegenheid krijgt om de aanvraag conform artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht aan te vullen, geldt de datum waarop de aanvraag compleet is als datum van ontvangst. Indien blijkt dat in de loop van het jaar het plafond is uitgeput, zal een aanvraag moeten worden afgewezen. Indien het plafond wordt bereikt en de volgorde van binnenkomst van een aantal aanvragen niet is vast te stellen, zal voor deze aanvragen loting worden gebruikt als aanvullende verdeelmethode. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer er op één dag meerdere aanvragen binnenkomen per post en door het verlenen van al deze aanvragen het plafond zou worden overschreden.

Alleen complete aanvragen die voldoen aan de subsidievoorwaarden maken onderdeel uit van de loting. De loting vindt plaats door een notaris (in aanwezigheid van tenminste twee waarnemers) en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de loting in aanmerking voor subsidie.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

Dit artikel bepaalt welke kosten voor subsidie in aanmerking komen en welke niet. Het gaat om een niet-limitatieve opsomming. De meest recente versie van een overzicht van de subsidiabele kosten is te vinden op de website van DUS-I.

 

Wat is wel en niet subsidiabel?

1. Parkeerplaats, pleinen en looppaden (algemene faciliteiten)

De aanleg van de parkeerplaatsen of bestrating van pleinen is subsidiabel, omdat deze onderdeel zijn van de sportaccommodatie.

Het plaatsen van elektrische laadpalen op de parkeerplaats van de sportaccommodatie of op de sportaccommodatie zelf is subsidiabel, omdat het wordt aangemerkt als de bouw van een sportaccommodatie. De verbruikskosten van laadpalen (elektriciteit) zijn niet subsidiabel.

2. Speelvelden en speeltoestellen

Alle onroerende speeltoestellen, waaronder een glijbaan, klimrek of speeltuin zijn subsidiabel. Dit geldt ook voor speelvelden, zoals een voetbalkooi, minibaan, pétanquebaan of padelbaan.

3. Buitenterras met glasschermen

• Glasschermen zijn onderdeel van de sportaccommodatie en dus subsidiabel.

• Terrasmeubilair is niet subsidiabel. Het gaat hier om horecagerelateerde kosten.

4. Huur- en leasekosten

• Huurkosten en operationele leasekosten zijn subsidiabel voor zover deze betrekking hebben op onderhoud van de sportaccommodatie. Bijvoorbeeld de huur van machines en gereedschappen, zoals een hoogwerker, grasmaaier en betonmolen.

• Financiële leasekosten zijn subsidiabel als het gaat om aantoonbare investeringskosten ten behoeve van de sportaccommodatie. Denk hierbij aan de aanschaf van ledverlichting, zonnepanelen en warmtepompen. Om in aanmerking te komen voor subsidie is het van belang dat de amateursportorganisatie vanaf het moment van ingebruikname economisch eigenaar is van de goederen en na afloop van de leasetermijn ook juridisch eigenaar van de goederen wordt.

Bij een aanvraag achteraf (artikel 10 en 11) mogen de kosten van de aflossingstermijnen (exclusief rente en administratiekosten) worden opgevoerd in de periode voorafgaand aan de aanvraag. Bij de aanvraag moet de aanvrager een getekende leaseovereenkomst, aflossingsschema en betaalbewijzen van de aflossingen overleggen.

Bij een aanvraag vooraf (artikel 12 en 13) mogen de kosten van de aflossingstermijnen (exclusief rente en administratiekosten) worden opgevoerd in een periode van maximaal drie jaar. Bij de aanvraag moet de aanvrager een getekende leaseovereenkomst en aflossingsschema overleggen.

5. Aankleding en inrichting van accommodatie(s)

• Aankleding van de accommodatie in zijn geheel, zoals laminaat, stofbekleding, zonwering, inbouwkasten, inbouwverlichting e.d., is subsidiabel aangezien dit een onderdeel vormt van de (bouw van de) accommodatie.

• Inrichting is enkel subsidiabel als deze onroerend is.

• De inrichting van zowel keuken als kantine wordt gezien als horecagerelateerd en deze kosten zijn daarom niet subsidiabel. Dit geldt dus onder andere voor het meubilair, banken, wastafels, vetafscheiders, afzuigkappen, vaatwastabletten of tv’s. Inrichting van algemene ruimtes van bestuurskamers, de hal, vergaderruimtes is ook niet subsidiabel.

6. Beveiligingssysteem (alarm, camera of rookmelder) en inhuur beveiliging

• De installatie en het onderhoud van een beveiligingssysteem is subsidiabel.

• De inhuur van beveiliging is niet subsidiabel.

• Een meldkamerabonnement is niet subsidiabel.

7. Personeelskosten

• Kosten voor de inhuur van personeel zijn subsidiabel als deze betrekking hebben op de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties (niet voor activiteiten ten behoeve van sportuitoefening, zoals trainers, workshops, etc.).

• Loonkosten van het eigen personeel zijn subsidiabel als zij werkzaamheden uitvoeren op het gebied van de bouw of het onderhoud van de sportaccommodatie.

• Vergoedingen aan vrijwilligers zijn niet subsidiabel.

• De loonkosten van personeel dat incidenteel onderhoud verricht buiten de werkelijke functie zijn niet subsidiabel.

• Als er sprake is van een gecombineerde functie (deels bouw en onderhoud, deels overige werkzaamheden) kan de aanvrager de uren opvoeren die de werknemer heeft besteed aan de bouw of het onderhoud.

• Het brutoloon van diegene die de werkzaamheden uitvoert, is subsidiabel.

• Kosten voor af te dragen werkgeversverzekeringen en pensioenen zijn niet subsidiabel.

• Kosten voor of tijdens ziekte zijn niet subsidiabel.

8. Reclame, advertenties

De kosten voor het faciliteren van reclame/advertenties (zoals rails, reclameborden of vlaggenmasten), zijn niet subsidiabel en ook niet de kosten voor sponsoring, reclame, promo en advertenties.

De bedrukking van sportkleding is wel subsidiabel.

9. E-sports

E-sports staan niet op de ledenlijst van het NOC*NSF en behoren niet tot een van de deelnemende organisaties van het POS en voldoen daarom niet aan de eisen die de Subsidieregeling BOSA stelt. De kosten voor e-sports zijn niet subsidiabel.

10. Kosten toernooi (BBQ, taart, bloemetjes, waardebonnen)

Deze kosten zijn niet subsidiabel, omdat het niet gaat om de bouw of het onderhoud van een sportaccommodatie of de aanschaf van sportmaterialen.

11. Busreizen

Busreizen zijn niet subsidiabel.

12. Beeldschermen, desktops, laptops, printers, tablet of telefoons

Deze kosten zijn niet subsidiabel.

Indien het echter om een outdoor led-scherm gaat dat is geplaatst op het terrein van de sportaccommodatie en het led-scherm als hoofdfunctie informatieverschaffing heeft (bijvoorbeeld weergeeft welke banen beschikbaar zijn of starttijden of het weer toont), zijn de kosten voor de aanschaf van deze outdoor led-schermen wel subsidiabel. Eventuele kosten die zijn gemaakt ten aanzien van de software voor deze informatieborden of aanvullende hardware zijn niet subsidiabel.

13. Verzekeringen

Alleen de kosten van een Construction All Risk-verzekering (CAR-verzekering) zijn subsidiabel.

14. Overig

• Alle schoonmaakartikelen die betrekking hebben op het onderhoud van een sportaccommodatie zijn subsidiabel.

○ Schoonmaakartikelen en handdoekdispensers zijn subsidiabel.

○ Toiletpapier, tissues en zeep zijn niet subsidiabel.

○ De huur van damesverbandcontainers is subsidiabel.

• Een EHBO-doos, waterzak met spons en bidons zijn subsidiabel, omdat deze horen tot de standaard sportuitrusting (sportmaterialen) van de teamleider of coach.

• Een AED en reddingsboei zijn subsidiabel, omdat deze materialen worden beschouwd als onderdeel van een sportaccommodatie.

Het is mogelijk om gezamenlijk onderhoud en/of de gezamenlijke aanschaf van sportmateriaal (dat betekent gezamenlijk met andere amateursportorganisaties) te bekostigen. Deze kosten zijn subsidiabel als de kosten op naam en rekening staan van de aanvragende amateursportorganisatie. Het doorleveren van kosten is toegestaan. De facturen en betaalbewijzen zijn daarbij leidend.

Gemeenten kunnen voor de compensatie van het wegvallen van het recht op btw-aftrek een beroep doen op de Regeling specifieke uitkering stimulering sport. Gemeenten kunnen bij de uitvoering van het sportbeleid de diensten van een sportbedrijf inschakelen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het exploiteren van grote sportvoorzieningen zoals een zwembad of ijsbaan, waarbij zeer specifieke kennis voor exploitatie vereist is. Een sportbedrijf kan zowel een publiekrechtelijke als privaatrechtelijke organisatie zijn die uitvoering geeft aan de gemeentelijke doelstellingen op het terrein van sport. Op grond van de Beleidsregels inhoudende de beoordeling van aanvragen van gemeenten voor de specifieke uitkering stimulering sport kan de gemeente er voor kiezen om bestedingen van een sportbedrijf mee te nemen in haar eigen aanvraag voor de specifieke uitkering stimulering sport. Dat kan alleen als de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft in het sportbedrijf.

In sommige gevallen zouden bestedingen van een niet-winstbeogend sportbedrijf daardoor in aanmerking komen voor zowel deze subsidieregeling als de Regeling specifieke uitkering stimulering sport. Met het derde lid wordt beoogd dat per jaar een keuze wordt gemaakt of bestedingen van een sportbedrijf door de gemeente worden meegenomen in de specifieke uitkering, of dat voor subsidiabele activiteiten een aanvraag voor deze subsidieregeling wordt ingediend. Als de bestedingen van het sportbedrijf door de gemeente worden meegenomen in de specifieke uitkering, komen activiteiten van dat sportbedrijf in het geheel niet meer in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling voor het jaar waarvoor de gemeente de specifieke uitkering heeft aangevraagd.

De gemeente kan alleen bestedingen meenemen van organisaties waarin de gemeente een financieel en bestuurlijk belang heeft op grond van de Beleidsregels bij de specifieke uitkering. Dat kan het geval zijn bij sportbedrijven, maar niet bij bijvoorbeeld lokale sportverenigingen. Als bestedingen van de gemeente of een gemeentelijk sportbedrijf ten goede komen aan een lokale sportvereniging, betekent het derde lid dus niet dat die sportvereniging geen subsidie meer zou mogen aanvragen op grond van deze regeling. Dat blijft gewoon mogelijk.

Als casusvoorbeeld kan gelden dat de gemeente Meerdijk het niet-winstbeogende sportbedrijf Stichting SportMeer inzet om sportvelden aan te leggen en te exploiteren en het onderhoud van sportcomplexen te verzorgen. Eén van die complexen wordt gebruikt door de amateur-korfbalvereniging KV Meerdijk, die zelf de kantine beheert. SportMeer heeft onderhoudskosten gemaakt voor het pand en heeft geen recht op btw-aftrek. Ook KV Meerdijk heeft kosten gemaakt voor de schoonmaak van de kantine en nieuwe korfballen gekocht, waarvoor de vereniging subsidie wil aanvragen. De gemeente Meerdijk neemt de bestedingen van SportMeer in 2024 mee in haar aanvraag voor de specifieke uitkering stimulering sport omdat de gemeente een 100% financieel en bestuurlijk belang heeft in SportMeer.

In bovenstaand voorbeeld mag sportbedrijf SportMeer in 2024 geen aanspraak doen op subsidie op grond van deze regeling, omdat de bestedingen van SportMeer door de gemeente Meerdijk zijn meegenomen in haar aanvraag voor de specifieke uitkering. Het maakt daarbij niet uit of de specifieke activiteiten waar SportMeer een aanvraag voor zou willen doen al dan niet zijn meegenomen in de specifieke uitkering die de gemeente heeft gedaan; het sportbedrijf kan in 2024 in het geheel geen aanspraak doen op deze subsidieregeling. In 2025 kunnen de gemeente en het sportbedrijf opnieuw een keuze maken voor welke regeling het sportbedrijf in aanmerking wil komen.

KV Meerdijk mag in 2024 wél subsidie aanvragen op grond van deze regeling. De onderhoudskosten die SportMeer heeft gemaakt voor het pand van KV Meerdijk zijn wel meegenomen door de gemeente in de specifieke uitkering, maar dat zijn geen kosten die KV Meerdijk zelf heeft gemaakt. KV Meerdijk kan dus subsidie aanvragen.

Artikel 10. Subsidieverstrekking bij subsidies tot € 25.000

Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd. Deze subsidie kan alleen worden aangevraagd na afloop van de subsidiabele activiteiten. Het is dus niet mogelijk om een subsidie van minder dan € 25.000 aan te vragen indien de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden.

Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt gevoegd:

  • a. een factuur van de subsidiabele kosten op naam van de subsidieaanvrager; en

  • b. als de factuur € 1.000 of meer bedraagt, een betaalbewijs waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager de factuur heeft betaald.

In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1. definities, is uiteengezet waar de factuur aan moet voldoen.

Artikel 11. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden

In tegenstelling tot subsidies vanaf € 125.000 kan er bij aanvragen voor een lager bedrag dan € 125.000 ook gekozen worden voor een aanvraag na afloop van de subsidiabele activiteiten. Hiervoor is gekozen omdat dit amateursportorganisaties de mogelijkheid geeft om meerdere subsidiabele activiteiten achteraf bij elkaar te voegen in één aanvraag, waarmee het minimale subsidiabele bedrag van € 2.500 (zoals in artikel 3, tweede lid, onder c, wordt gesteld) eerder wordt bereikt.

Anderzijds kan er, zeker bij kleinere amateursportorganisaties, ook juist de behoefte bestaan om subsidie aan te vragen voor aanvang van de subsidiabele activiteiten. In dat geval kan er immers bevoorschotting van subsidie plaatsvinden. Daarom is er voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 voor gekozen om aan de aanvrager de keuze te laten om of voor aanvang van de subsidiabele activiteiten of na afloop van de subsidiabele activiteiten subsidie aan te vragen.

De verschillende wijzen van aanvraag, verantwoording en vaststelling voor subsidies onder de € 125.000 zijn in artikelen 11 en 12 van deze subsidieregeling geregeld.

Artikel 11 is van toepassing op situaties waarbij subsidie van meer dan € 25.000 maar minder dan € 125.000 wordt aangevraagd voor activiteiten die al hebben plaatsgevonden. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de subsidiabele kosten wordt uiterlijk 12 maanden na de factuurdatum van die kosten ingediend. De subsidie wordt in dat geval direct vastgesteld, zonder voorafgaande verlening.

Artikel 12. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten nog plaats zullen vinden

Artikel 12 is van toepassing op situaties waarbij subsidie van meer dan € 25.000 maar minder dan € 125.000 wordt aangevraagd vóór aanvang van de subsidiabele activiteiten. In dat geval wordt subsidie verstrekt door middel van een verlening en wordt deze vastgesteld na de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De aanvraag tot verlening gaat vergezeld van een offerte voor de subsidiabele activiteiten, die op naam is gesteld van de aanvrager om dubbelfinanciering (onder de huidige regeling of onder de Regeling specifieke uitkering stimulering sport) te voorkomen. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1. definities, is uiteengezet waar de offerte aan moet voldoen.

Gelet op de onzekerheid die er in de sector heerst over het beschikbare budget is het niet wenselijk dat er al subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die pas in een veel later stadium aanvangen. Daarom is de verplichting opgenomen dat de activiteiten binnen negen maanden na verlening van de subsidie moeten zijn gestart.

Nadat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht, wordt binnen 22 weken een aanvraag tot vaststelling ingediend. Van deze termijn voor aanvraag tot vaststelling kan in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. Een voorbeeld voor een reden tot ontheffing van deze termijn is overmacht bij de subsidieontvanger door vele personele wisselingen binnen de organisatie en daarmee een snel verloop van kennis in korte tijd. Vooral wanneer het om een organisatie gaat die veelal is gestut op vrijwilligers kan dit tot ontheffing van de termijn leiden.

Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aangeleverd. Met de verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten kan worden aangetoond dat de subsidiabele activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Op deze manier kan voldoende zekerheid worden verkregen over de kosten en opbrengsten. In artikel 1.1 van de Kaderregeling staat omschreven wat onder een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten wordt verstaan.

Het tiende lid geeft de minister de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 12 daadwerkelijk de subsidiabele activiteiten heeft uitgevoerd, overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Tot uiterlijk vier weken na het indienen van de aanvraag tot vaststelling kan de subsidieontvanger steekproefsgewijs worden gevraagd om facturen op naam van de subsidieontvanger te overleggen. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1. definities, is uiteengezet waar de factuur aan moet voldoen. Bij een factuur met een bedrag van € 1.000 of meer wordt tevens gevraagd om een betaalbewijs, waaruit blijkt dat de subsidieontvanger de factuur heeft betaald. Indien uit de controle blijkt dat de subsidie niet in overeenstemming met de subsidieregeling is besteed, kan de subsidie die ten onrechte is uitbetaald, worden teruggevorderd.

Artikel 13. Subsidieverstrekking bij subsidies vanaf € 125.000

Wanneer er subsidie wordt aangevraagd voor een bedrag van € 125.000 of meer wordt de subsidie altijd verstrekt door middel van een verlening voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een vaststelling na afloop van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De aanvraag tot verlening gaat vergezeld van een offerte voor de subsidiabele activiteiten, die op naam is gesteld van de aanvrager om dubbelfinanciering (onder de huidige regeling of onder de Regeling specifieke uitkering stimulering sport) te voorkomen. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1. definities, is uiteengezet waar de offerte aan moet voldoen.

Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een financieel verslag verstrekt. De specifieke inhoud van het financieel verslag staat omschreven in artikel 1.1. van de Kaderregeling. Daarin staat bijvoorbeeld dat een financieel verslag vergezeld gaat van een controleverklaring.

In aanvulling daarop wordt, als er een subsidie is verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan verduurzaming en toegankelijkheid van de sportaccommodatie (zoals opgenomen in Bijlage 1), een door de minister vastgesteld formulier bij de aanvraag tot vaststelling bijgevoegd waarin door ofwel de leverancier van de producten ofwel de installateur van de producten wordt verklaard dat de activiteiten overeenkomstig de voorwaarden in Bijlage 1 van deze subsidieregeling zijn verricht.

Artikel 14. Aanvullende verplichtingen

Op grond van artikel 14, eerste lid, rust op de subsidieontvanger de verplichting om er zorg voor te dragen dat gedurende de perioden genoemd in artikel 13, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (de zogenaamde btw herzieningstermijn voor de gesubsidieerde activiteiten) geen recht op aftrek van omzet op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat.

Dit recht op aftrek ontstaat wanneer de betreffende gesubsidieerde activiteiten weer gebruikt worden voor btw belaste prestaties. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als onroerende zaken niet langer gebruikt worden voor vrijgestelde sportbeoefening, maar belast worden verhuurd voor andere activiteiten. Ook kan het recht op aftrek van btw ‘herleven’ door overdracht aan een winstbeogende entiteit.

Op grond van artikel 14, derde lid, rust op de subsidieontvanger ook de verplichting om melding te doen wanneer er toch een recht op aftrek van btw op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat. De melding kan leiden tot het intrekken van de subsidievaststelling of het ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de vaststelling: het is immers niet de bedoeling dat zowel subsidie als btw teruggaaf wordt verkregen.

Verder draagt de subsidieontvanger er op grond van artikel 14, tweede lid, zorg voor dat gesubsidieerde sportaccommodaties gedurende tien jaren na afloop van de subsidieperiode ter beschikking gesteld blijven voor de amateursport. Voorkomen moet worden dat sportaccommodaties gesubsidieerd worden die daarna niet voor de amateursport worden ingezet. Dit zou het geval zijn wanneer een sporthal zou worden omgezet naar bijvoorbeeld een evenementenhal waar geen sportactiviteiten worden uitgevoerd. Dit gaat niet op voor gevallen waarin de sportaccommodatie teniet gaat. Ook voor de verplichting op grond van artikel 14, tweede lid, geldt een meldplicht op grond van artikel 14, derde lid, van deze regeling.

Artikel 15. Hardheidsclausule

De Subsidieregeling BOSA bevat een hardheidsclausule. Dat betekent dat de minister een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing – gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen – zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Er zal met grote terughoudendheid gebruik van de hardheidsclausule worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijking van een bepaling van deze regeling.

Artikel 16. Inwerkingtreding en vervaldatum

Gelet op de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving treedt deze regeling per 1 januari 2024 in werking. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Besluit van de Europese Commissie van 29 april 2015 inzake steunmaatregel SA.37963 (Beweerde steun aan Glenmore Lodge), punt 13.

X Noot
2

Artikel 2, onder 143, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

X Noot
3

Besluit van de EC van 21 december 2000 inzake steunmaatregel N 258/2000 (Zwembad Dorsten) en de andere besluiten die worden aangehaald door Allard Knook in ‘Staatssteun. Handboek voor de praktijk’ en waarnaar ook wordt verwezen door de ADR.

X Noot
4

Besluit van de EC van 4 augustus 2016 inzake steunmaatregel SA.43983 (BLSV Sportcamp Nordbayern), punt 31.

Naar boven