Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 november 2023, Kenmerk 3719338-1056292-LZ, houdende wijziging van de Regeling specifieke uitkering domein-overstijgend samenwerken in verband met verlenging van de projectperiode, de invoering van een uniform subsidiekader voor alle gemeenten en enkele aanvullende wijzigingen

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering domein-overstijgend samenwerken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen centraal persoon, coördinerende gemeente en meerkosten wordt 'pilotgemeente of uitbreidingsgemeente' of 'uitbreidingsgemeente' telkens vervangen door 'gemeente'.

2. In het onderdeel coördinerende gemeente wordt 'uitbreidingsgemeenten' vervangen door 'gemeenten'.

3. De onderdelen pilotgemeente en uitbreidingsgemeente vervallen.

4. Er worden in alfabetische volgorde de volgende onderdelen ingevoegd:

regio:

een regio als zodanig aangewezen op basis van artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg;

zorgkantoor:

een zorgkantoor als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg.

B

Hoofdstuk 2 wordt vervangen door:

Hoofdstuk 2. Doel van de regeling en te bekostigen activiteiten

Artikel 3. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel domein-overstijgende samenwerking tussen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren te stimuleren, teneinde de zorg thuis te verbeteren zodat de vraag naar zorg waarop aanspraak bestaat op grond van de Wet langdurige zorg kan worden uitgesteld of voorkomen.

Artikel 4. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt
  • 1. De Minister kan op aanvraag een uitkering verstrekken aan een coördinerende gemeente of gemeente voor:

    • a. de meerkosten die worden gemaakt bij de uitvoering van een experiment waarbij een cliënt onder begeleiding staat van een centraal persoon; dan wel

    • b. de uitvoering van een experiment waarbij geen gebruik wordt gemaakt van begeleiding van een cliënt door een centraal persoon.

  • 2. De uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt voor activiteiten in de periode 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.

C

Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:

Hoofdstuk 3. Uitkering experimenten domein-overstijgend samenwerken

D

De artikelen 7a en 7b vervallen, onder vernummering van de artikelen 7c tot en met artikel 12, met behoud van het opschrift, tot 5 tot en met 14.

E

Artikel 5 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'uitbreidingsgemeente' vervangen door 'gemeente' en wordt 'artikel 7b, lid 1, onder a' vervangen door 'artikel 4, eerste lid, onder a'.

2. In het tweede lid wordt 'uitbreidingsgemeente' vervangen door 'gemeente' en 'artikel 7b, lid 1, onder b' vervangen door 'artikel 4, eerste lid, onder b'.

F

In artikel 6, eerste en derde lid (nieuw), wordt 'uitkeringsplafond € 8,9 miljoen' telkens vervangen door 'uitkeringsplafond € 26,7 miljoen'.

G

Artikel 7 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De aanvraag tot verlening van een uitkering kan door de coördinerende gemeente of gemeente worden ingediend in de periode van:

    • a. 20 november 2023 09:00 uur tot en met 15 januari 2024 18:00 uur; of

    • b. 18 maart 2024 09:00 uur tot en met 14 april 2024 18:00 uur.

2. In het tweede lid wordt 'uitbreidingsgemeente' vervangen door 'gemeente' en vervalt 'op grond van dit hoofdstuk'.

3. In het derde en vijfde lid wordt 'uitbreidingsgemeente' telkens vervangen door 'gemeente'.

4. In het vierde lid wordt 'uitbreidingsgemeenten' vervangen door 'gemeenten'.

5. In het zesde lid wordt 'artikel 7b, lid 1, onder b' vervangen door 'artikel 4, eerste lid, onder b' en wordt 'de hoogte van de eigen bijdrage' vervangen door 'de hoogte van de eigen bijdrage, die ten minste 20% van de totale begrote kosten uitmaakt'.

H

In artikel 8 (nieuw), eerste lid wordt 'uitbreidingsgemeente' vervangen door 'gemeente'.

I

Artikel 9 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste tot en met derde lid wordt 'uitbreidingsgemeente' telkens vervangen door 'gemeente'.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De verplichting, bedoeld in het derde lid, houdt in elk geval in dat de gemeente of coördinerende gemeente meewerkt aan monitoring van de resultaten door middel van een door de Minister vastgesteld format.

J

In artikel 10 (nieuw) wordt 'pilotgemeente of uitbreidingsgemeente' telkens vervangen door 'gemeente'.

K

Artikel 11 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'artikel 8' vervangen door 'artikel 10'.

2. In het derde lid wordt 'artikel 7b, lid 1, onder b' vervangen door 'artikel 4, eerste lid, onder b'.

L

In artikel 13 (nieuw) wordt '1 augustus 2024' vervangen door '31 december 2024'.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

TOELICHTING

Algemeen

In 2015 is de Minister in het kader van het programma Waardigheid en Trots gestart met enkele vernieuwingstrajecten in de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz). Als onderdeel hiervan is in 2018 door middel van de Regeling specifieke uitkering domein-overstijgend samenwerken (hierna: de Regeling) begonnen met pilots in de gemeenten Dongen, Ede en Hoogeveen, waarbij werd geëxperimenteerd met domein-overstijgende samenwerkingsverbanden tussen zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten.

Kernidee van de pilots en daarmee ook van deze regeling, is dat een natuurlijke persoon met veel kennis van zorg en ondersteuning (in de Regeling ‘centraal persoon’ geheten) aan ‘cliënten’ (kwetsbare thuiswonende personen met een toenemende zorgbehoefte) wordt toegewezen, om gezamenlijk, de zorgbehoeften in kaart te brengen. Uit de pilots bleek dat de inzet van een centraal persoon veel voordelen met zich bracht. Zo kon de centraal persoon verschillende zorg- en ondersteuningssoorten bijeenbrengen. De centraal persoon kon op deze wijze beter zoeken naar informele en formele oplossingen voor de cliënt. Op deze manier kon bovendien goed geïnventariseerd worden op welke wijze er gebruik gemaakt kon worden van de faciliteiten die de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo) en Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) in plaats van de Wlz bieden. Een en ander had tot gevolg dat de cliënten die door een centraal persoon geassisteerd werden, langer thuis konden blijven wonen en pas later of zelfs helemaal geen Wlz-zorg nodig hadden.

Onderzoeksbureau Significant heeft de experimenten van de drie 'pilotgemeenten' geëvalueerd en vastgesteld dat cliënten inderdaad een beter leven ervaren, later of niet gebruik maken van de Wlz, maar wel meer informele zorg, zorg op grond van de Zvw en ondersteuning op grond van de Wmo ontvangen. De resultaten waren zo positief dat de Minister heeft besloten om de Regeling open te stellen voor alle gemeenten.

Wijzigingsregeling

Met deze wijzigingsregeling (hierna: Wijzigingsregeling) is het onderscheid losgelaten tussen de drie pilotgemeenten en de overige Nederlandse gemeenten, in de Regeling aangeduid als 'uitbreidingsgemeenten'. De experimenten van gemeenten kunnen bestaan uit initiatieven waarbij een centraal persoon wordt aangesteld door de gemeenten om in navolging van de eerdere experimenten cliënten te ondersteunen of andersoortige experimenten die hetzelfde doel via een andere weg beogen. De andersoortige experimenten zijn bewust niet nader omschreven om zo de gemeenten de vrijheid te bieden zelf andere mogelijkheden te verkennen om de aanspraak op de Wlz-zorg te beperken.

Het is overigens niet mogelijk om een aanvraag te doen voor beide soorten experimenten; de aanvrager zal hierin een keuze moeten maken.

Om ook experimenten mogelijk te maken in een geografisch gebied dat meer dan één gemeente omvat, kan een experiment binnen meerdere gemeenten plaatsvinden, met een zogeheten coördinerende gemeente als aanvrager. Deze gemeente neemt dan de taak van penvoerder op zich en draagt zorg voor de verantwoording.

Ook geldt als voorwaarde dat een aanvraag vergezeld gaat van een vanwege het zorgkantoor gegeven en ondertekend advies. De zorgkantoorregio waarbinnen de gemeente of coördinerend gemeente gelegen is, bepaalt welk zorgkantoor dat is. Het te geven advies richt zich op de vraag of de voorgestelde activiteiten effectief, doelmatig en toekomstbestendig zijn in het licht van aangekondigde wijzigingen van de Wlz ten aanzien van domein-overstijgend samenwerken.

Financiering

De Wijzigingsregeling laat ongewijzigd dat ten aanzien van experimenten waarbij door de gemeenten een centraal persoon wordt aangesteld de meerkosten van gemeenten worden gecompenseerd met een vastgesteld bedrag van € 2.725 per begeleide cliënt. Dit omdat er voor gemeenten geen vereveningssystematiek bestaat voor de Wmo.

In het geval van een andersoortig experiment, is de financiering beperkt tot maximaal 80% van de begrote kosten van het experiment. Hiervoor is gekozen om te stimuleren dat gemeenten de experimenten zo doelmatig en effectief mogelijk inrichten. Bovendien is de inschatting dat een eigen bijdrage van ten minste 20% ervoor zorgt dat gemeenten geen aanvragen doen die onrealistisch hoog zijn. De eigen bijdrage wordt bij de vaststelling namelijk eerst in mindering wordt gebracht op de gerealiseerde kosten.

Tot slot geldt er een uitkeringsplafond, bij overschrijding waarvan een loting onder de aanvragers volgt. Een pro rato verdeling is onwenselijk omdat een experiment in volle omvang moet plaatsvinden wil het een meetbaar effect hebben.

Monitoring

In 2023 is aan gemeenten een door Significant ontwikkeld monitorinstrument aangeboden waarmee de resultaten van een experiment objectief in beeld gebracht kunnen worden. Met deze Wijzigingsregeling is aan de specifieke uitkering 2024 de verplichting verbonden om daarvan gebruik te maken (zie ook de toelichting bij onderdeel I). Deze monitoring maakt onderdeel uit van het bredere beleidsonderzoek waartoe de Minister opdracht geeft.

Staatssteun

Deze Wijzigingsregeling brengt geen verandering in de conclusies ten aanzien van staatssteun. Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

De gemeenten ontvangen de specifieke uitkering voor de uitvoering van autonome taken. Zij zijn daarom niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Het eerste criterium wordt op het eerste niveau (tussen Rijk en gemeenten) niet vervuld, waardoor er geen sprake is van staatssteun op dit niveau. De gemeenten zijn bij het besteden van de middelen uit de specifieke uitkering zelfstandig gebonden aan wet- en regelgeving, waaronder de (Europese) aanbestedings- en staatssteunregels en zijn zelf verantwoordelijk om maatregelen te treffen om de naleving daarvan te waarborgen. In het kader van de onderhavige specifieke uitkering zijn op voorhand niet zoveel details bij het Ministerie van VWS bekend, dat een handreiking kon worden opgesteld waarin mogelijkheden voor het besteden van de middelen uit de SPUK in overeenstemming met het staatssteunrecht worden uitgewerkt, zoals bij andere specifieke uitkeringen wel is gedaan.

Regeldruk

De Wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de beoordeling van de regeldruk. Op grond van de Regeling kunnen alleen gemeenten een uitkering aanvragen. De Regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.

De Wijzigingsregeling wordt hieronder artikelsgewijs toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Omdat de bijzondere positie van de drie pilotgemeenten is vervallen, kan in de Regeling worden volstaan met het begrip ‘gemeente’; de begrippen 'pilotgemeente', 'uitbreidingsgemeente' of 'uitbreidingsgemeenten' zijn geschrapt.

Voorts zijn de begrippen ‘regio’ en ‘zorgkantoor’, die van toepassing waren op de uitbreidingsgemeenten, van artikel 7a naar artikel 1 verplaatst. Het begrip ‘eigen bijdrage’ is niet verplaatst naar artikel 1. Dat de eigen bijdrage ten minste 20% van de totale begrote kosten van een experiment uitmaakt, is een vereiste waaraan de aanvraag van een subsidie voor een experiment zonder centraal persoon moet voldoen. In artikel 7 (nieuw), zesde lid, is expliciet tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om een eigen bijdrage die ten minste 20% van de totale begrote kosten uitmaakt (zie de toelichting bij onderdeel G).

B

In verband met het verdwijnen van de aparte positie van de pilotgemeenten, is Hoofdstuk 2. ‘Uitkering experimenten domein-overstijgend samenwerken’ vervangen door een nieuw hoofdstuk 2. ‘Doel van de regeling en te bekostigen activiteiten.’.

Hieronder wordt het nieuwe hoofdstuk 2 artikelsgewijs toegelicht.

Artikel 3. Doel van de regeling

In dit artikel is het doel de Regeling omschreven, hetgeen voor de beide soorten activiteiten richtinggevend is. Het zorgkantoor zal het doel van de regeling bij de beoordeling van plannen voor de activiteiten zonder ‘centraal persoon’ mede betrekken bij het geven van een advies over een aanvraag.

Artikel 4. Te bekostigen activiteiten

Er kan een uitkering worden verstrekt voor het uitvoeren van één van twee soorten experimenten, te weten een variant waarin gebruik wordt gemaakt van een ‘centraal persoon’ zoals in oude regeling omschreven werd of een meer vrije variant, waarin het initiatief op welke wijze invulling gegeven wordt aan het experiment meer bij de aanvrager ligt. Bij die laatste variant wordt van de gemeente een cofinanciering van ten minste 20% gevraagd.

Omdat in het eerste lid tussen de onderdelen a en b gebruik wordt gemaakt van het woord ‘dan wel’, is het dus niet mogelijk voor een gemeente of coördinerende gemeente om een aanvraag in te dienen voor beide soorten experimenten. Zie de toelichting bij onderdeel G: in artikel 7 (nieuw) is bepaald dat een gemeente ten hoogste één aanvraag per aanvraagperiode ondertekent (vijfde lid) en voor activiteiten ten behoeve van een gemeente slechts eenmalig een uitkering wordt verstrekt (tweede lid). Een aanvraag doen gedurende de tweede periode, nadat al een uitkering is verstrekt op grond van een aanvraag gedaan in de eerste periode, heeft daarom ook geen zin.

In het tweede lid is bepaald dat het moet gaan om activiteiten in het jaar 2024.

C tot en met I

In verband met het verdwijnen van het onderscheid tussen de drie pilotgemeenten en de uitbreidingsgemeenten is met deze Wijzigingsregeling hoofdstuk 3, dat voorheen van toepassing was op uitbreidingsgemeenten, van toepassing op alle gemeenten. Het opschrift van het hoofdstuk is daarom gewijzigd van 'Uitkering voor uitbreiding domein-overstijgend samenwerken' in 'Uitkering experimenten domein-overstijgend samenwerken' (onderdeel C).

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de nummering van de artikelen in hoofdstuk 3 (de artikelen 7a tot en met 7g), met behoud van het opschrift om te zetten naar de gebruikelijke numerieke volgorde (onderdeel D). In verband met het vervallen van de artikelen 7a en het omzetten van artikel 7b in artikel 4 (zie de toelichting bij dit artikel, onderdeel B), bestaat hoofdstuk 3 nu uit de artikelen 5 tot en met 9 (nieuw). Deze artikelen worden hieronder toegelicht; tussen haakjes is het artikel uit de Regeling vermeld dat is omgezet.

E
Artikel 5. Hoogte van de uitkering (artikel 7c)

Voor experimenten waarbij een centraal persoon wordt ingezet geldt onverminderd dat de uitkering € 2.725 per cliënt bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op de door het onderzoeksbureau Significant berekende gemiddelde meerkosten per cliënt aan Wmo-zorg.

Voor gemeenten die een uitkering aanvragen voor een experiment zonder centraal persoon geldt dat de uitkering 80% van de totaal begrote, door de Minister goedgekeurde, kosten bedraagt, zoals in de aanvraag onderbouwd. De reden voor deze opzet is uiteengezet in de algemene toelichting.

F
Artikel 6. Uitkeringsplafond (artikel 7d)

Het uitkeringsplafond per aanvraagperiode is in het eerste en derde lid van artikel 6 (nieuw) verhoogd van € 8,9 miljoen naar € 26,7 miljoen euro.

Ongewijzigd is dat wanneer het totaal aangevraagde bedrag voor een periode het plafond overschrijdt, door loting zal worden besloten welke aanvragen – die vanzelfsprekend aan de gestelde voorwaarden moeten voldoen – worden gehonoreerd.

G
Artikel 7. Aanvraag van de uitkering (artikel 7e)

Met deze Wijzigingsregeling zijn in het eerste lid van artikel 7 (nieuw) twee nieuwe aanvraagperiodes in de Regeling opgenomen, waarbinnen per gemeente – afzonderlijk of in een verband waarin een coördinerend gemeente de aanvraag doet – één aanvraag gedaan kan worden. Voor de duidelijkheid: het is dus niet mogelijk om zowel afzonderlijk als in verband met een coördinerend gemeente aanvragen in te dienen: de bepaling dat een uitbreidingsgemeente per aanvraagperiode één aanvraag mag ondertekenen, is door deze wijzigingsregeling van toepassing op alle gemeenten. Daarnaast wordt voor activiteiten ten behoeve van een gemeente slechts eenmalig een uitkering verstrekt. Zie het tweede en vijfde lid van artikel 7 (nieuw).

Indien het uitkeringsplafond wordt overschreden, zal tussen de aanvragen worden geloot tussen alle binnengekomen aanvragen (zie de toelichting bij onderdeel F). De bepaling dat een gemeente per aanvraagperiode één aanvraag mag ondertekenen voorkomt dat een gemeente zijn kansen kan verhogen door meerdere aanvragen in te dienen. Op het aanvraagformulier wordt verklaard dat de gemeente niet meer dan één aanvraag zal ondertekenen. Mochten er toch meerdere aanvragen van een gemeente binnenkomen, dan worden deze afgewezen.

Het is uiteraard wel mogelijk dat een gemeente, die in de eerste aanvraagperiode zonder succes een aanvraag heeft ingediend of heeft laten indienen door een coördinerende gemeente, in de tweede aanvraagperiode een aanvraag indient of laat indienen. Van belang is dan wel een eventuele aanvraag door een coördinerende gemeente, niet te doen met een gemeente waaraan reeds een uitkering werd verstrekt. Zie ook de toelichting bij artikel 4 (nieuw) hierboven. Om verwarring hierover te voorkomen is in het vierde lid van artikel 7 (nieuw) als verplichting opgenomen dat gemeenten bij een aanvraag door een coördinerende gemeente de aanvraag mede dienen te ondertekenen.

In het derde lid van artikel 7 (nieuw) is bepaald dat de aanvragende gemeente een advies meestuurt van het zorgkantoor van de regio waarin de gemeente (of coördinerende gemeente) is gelegen. In een dergelijk advies zal een zorgkantoor onder meer aandacht dienen te besteden aan de effectiviteit en doelmatigheid van de activiteiten. Zie ook de algemene toelichting onder het kopje 'Wijzigingsregeling'.

Vrijwel ongewijzigd is de bepaling dat indien een aanvraag betrekking heeft op een experiment waarbij geen gebruik wordt gemaakt van begeleiding van een cliënt door een centraal persoon, deze aanvraag vergezeld dient te gaan van een gespecificeerde begroting en adequate financiële onderbouwing, met vermelding van de hoogte van de eigen bijdrage door de aanvrager. Er is alleen ten aanzien van de eigen bijdrage expliciet tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om bijdrage die ten minste 20% van de totale begrote kosten uitmaakt. Zie het zesde lid van artikel 7 (nieuw).

H
Artikel 8. Verlening en bevoorschotting (artikel 7f)

Bij het besluit tot verlening van de uitkering wordt een voorschot van 100% verleend dat in één keer wordt betaald, zoals bij de verlening van een uitkering aan de uitbreidingsgemeenten gebruikelijk was. Het derde lid van artikel 7f is dus in artikel 8 (nieuw) ongewijzigd gebleven.

I
Artikel 9. Verplichtingen verbonden aan de uitkering (artikel 7g)

Dit artikel regelt de algemene rapportageverplichtingen waaraan gemeenten dienen te voldoen. Met deze wijzigingsregeling wordt een extra verplichting opgenomen inhoudende dat gemeenten moeten meewerken aan monitoring van de resultaten van de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt, door gebruik te maken van door de Minister aangereikte monitoringsinstrument(en). Voorheen werd een door Significant ontwikkelde monitortool aangeboden om te gebruiken voor de monitoring van de resultaten, maar het is in het kader van de beleidsontwikkeling wenselijk dat deze op enkele punten wordt aangepast en het gebruik ervan verplicht wordt gesteld. De monitoring moet worden aangeleverd bij een door het Ministerie van VWS gegunde organisaties.

J en K

Dit betreft de artikelen over de verantwoording en de vaststelling van de uitkering. Deze artikelen zijn alleen vernummerd (van de artikelen 8 tot en met 10 naar de artikelen 10 tot en met 12), met een enkele tekstuele aanpassing.

L

De vervaldatum van de Regeling is aangepast in artikel 13 (nieuw).

Artikel II

Deze Wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Vanwege de eerste aanvraagperiode is het namelijk van belang dat de wijzigingen zo spoedig mogelijk ingaan.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven