Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 21 november 2023 tot wijziging van de Tijdelijke beleidsregel inzake de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen, in verband met de invoering van de Omgevingswet

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 5.11, eerste lid, aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 1°, van de Omgevingswet, in samenhang met de artikelen 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 1°, 5.5, eerste lid, aanhef en onder f, 5.12, 5.18, 5.28, 5.34 en 5.36 van die wet, artikel 8.16 van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 8.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en de artikelen 4:2, tweede lid, en 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke beleidsregel inzake de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de begripsbepalingen van ‘vergunning’ en ‘wet’ vervangen door:

vergunning:

omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een verzorgingsplaats die behoort bij een weg in beheer bij het Rijk, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 1°, van de wet, in samenhang met artikel 8.16, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving;

wet:

Omgevingswet.

B

In artikel 2 wordt ‘de toepassing van de artikelen 2 en 3 van de wet’ vervangen door ‘de toepassing van de artikelen 5.11, eerste lid, aanhef en onder f, onderdeel 1°, 5.12, 5.18, gelezen in samenhang met de artikelen 5.28, aanhef en onder a, 5.34 en 5.36 van de wet, alsmede van artikel 8.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving’.

C

In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘verleende vergunning’ vervangen door ‘krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken verleende vergunning’.

D

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a (grondslag en overgangsrecht)

  • 1. Deze beleidsregel berust met ingang van 1 januari 2024 op artikel 5.11, eerste lid, aanhef en onder f, onderdeel 1°, van de wet, gelezen in samenhang met de artikelen 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, aanhef en onderdeel 1°, 5.5, eerste lid, aanhef en onder f, 5.12, 5.18, 5.28, 5.34 en 5.36 van de wet, artikel 8.16 van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 8.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en de artikelen 4:2, tweede lid, en 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Op een aanvraag inzake een beschikking inzake het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken vergunning die is ingediend voor 1 januari 2024 en waarop nog niet onherroepelijk is beslist blijft de Tijdelijke beleidsregel inzake de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen, zoals die luidde tot 1 januari 2024, van toepassing.

E

In artikel 6 wordt ‘Wet beheer rijkswaterstaatswerken’ vervangen door ‘Omgevingswet’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, namens deze, Waarnemend Directeur-Generaal Rijkswaterstaat P.M. Zorko

TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Op dat moment wordt het vergunningstelsel van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken vervangen door het vergunningstelsel van de Omgevingswet zoals dat in het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving is vormgegeven.

Om ervoor zorg te dragen dat het beleid dat is neergelegd in de Tijdelijke beleidsregel inzake de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op elektrische laadpunten op verzorgingsplaatsen, ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet op inhoudelijk dezelfde wijze van kracht blijft op de relevante besluiten, is het noodzakelijk de verwijzingen in deze beleidsregel naar de Wet beheer rijkswaterstaatswerken aan te passen naar verwijzingen naar de daarmee corresponderende bevoegdheden, terminologie en regels in het stelsel van de Omgevingswet. In artikel I worden daarom de verwijzingen in die zin aangepast.

Daarnaast voorziet dit wijzigingsbesluit in een juiste verwijzing naar de bevoegdheden en de belangen (beoordelingsregels) in de Omgevingswet waarvoor de Tijdelijke beleidsregel dient te blijven gelden, met dien verstande dat voor zover – overeenkomstig het overgangsrecht bij de invoering van de Omgevingswet – het oude recht van toepassing blijft, ook de Tijdelijke beleidsregel blijft gelden zoals die onder het oude recht luidde. Daarom is in onderdeel D van dit besluit voor de duidelijkheid overgangsrecht opgenomen voor de toepassing van de beleidsregel.

De inwerkingtreding van deze wijziging sluit vanzelfsprekend aan bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, namens deze, Waarnemend Directeur-Generaal Rijkswaterstaat P.M. Zorko

Naar boven