Besluit van de Sociale verzekeringsbank van 13 november 2023 houdende controlevoorschriften als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet (Controlevoorschriften Anw)

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,

Gelet op artikel 36, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Anw:

de Algemene nabestaandenwet;

b. SVB:

de Sociale verzekeringsbank;

c. uitkering:

een nabestaandenuitkering of wezenuitkering als bedoeld in Hoofdstuk 3, Afdeling I, van de Anw;

d. de uitkeringsgerechtigde:

degene aan wie een uitkering is toegekend;

e. nabestaande:

degene die een nabestaandenuitkering ontvangt dan wel voor een zodanige uitkering in aanmerking wenst te komen;

f. kind:

het kind van de nabestaande in de zin van artikel 5 Anw, voorzover dit kind ongehuwd is, jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander dan de nabestaande behoort;

g. wees:

degene aan wie een wezenuitkering is toegekend, die een zodanige uitkering heeft aangevraagd dan wel voor wie een zodanige uitkering is aangevraagd.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op:

  • a. de nabestaande;

  • b. de wees;

  • c. de wettelijke vertegenwoordiger van de nabestaande of de wees;

  • d. de instelling waaraan ingevolge artikel 49 of artikel 57 Anw de uitkering wordt uitbetaald.

HOOFDSTUK 2. ALGEMENE VERPLICHTINGEN

Artikel 3

  • 1. De in artikel 2 bedoelde persoon of instelling stelt de SVB tijdig in kennis van een wijziging in het adres van de uitkeringsgerechtigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

  • 2. De kennisgeving bedoeld in het eerste lid kan bij een verhuizing in Nederland achterwege blijven, indien de wijziging in het adres aan de gemeente is gemeld binnen de in de Wet basisregistratie personen gestelde termijn.

Artikel 4

Op verzoek van de SVB verstrekt de in artikel 2 bedoelde persoon of instelling binnen de door de SVB gestelde termijn en met gebruikmaking van de door de SVB ter beschikking gestelde formulieren informatie en bewijsstukken welke van belang kunnen zijn voor het recht op of de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of de uitbetaling van de uitkering.

Artikel 5

  • 1. Op verzoek van de SVB geeft de in artikel 2 bedoelde persoon of instelling op een door de SVB vastgesteld tijdstip aan de SVB boeken, documenten en andere informatiedragers ter inzage en stelt deze, voor het maken van een kopie, ter beschikking.

  • 2. Op verzoek van de SVB verstrekt de in artikel 2 bedoelde persoon of instelling aan de SVB terstond een geldig identificatiebewijs, zoals bedoeld in de Wet op de Identificatieplicht, ter inzage.

  • 3. Woont de uitkeringsgerechtigde of het kind in het buitenland, dan legt de in artikel 2 bedoelde persoon of instelling op verzoek van de SVB op door de SVB vast te stellen tijdstippen een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt officieel levensbewijs (attestatie de vita) over.

Artikel 6

De in artikel 2 bedoelde persoon verschijnt na een oproep van de SVB, op een door de SVB te bepalen kantoor en verstrekt de gevraagde gegevens.

Artikel 7

De in artikel 2 bedoelde persoon of instelling maakt controle mogelijk door personen die daarmee door de SVB zijn belast.

HOOFDSTUK 3. BIJZONDERE VERPLICHTINGEN BIJ AANSPRAAK OP NABESTAANDENUITKERING

Artikel 8

Op verzoek van de SVB legt de in artikel 2 bedoelde persoon of instelling binnen de door de SVB gestelde termijn over:

  • 1. een naar waarheid en volledig ingevuld, ondertekend formulier inzake het inkomen van de nabestaande;

  • 2. bewijsstukken van dit inkomen;

  • 3. een naar waarheid en volledig ingevuld, ondertekend formulier inzake de leefsituatie van de nabestaande;

  • 4. indien het in artikel 14, eerste lid, onder a, Anw bedoelde kind geen eigen of aangehuwd kind van de nabestaande is en inkomen heeft: bewijsstukken van dit inkomen;

  • 5. indien het in artikel 14, eerste lid, onder a, Anw bedoelde kind geen eigen of aangehuwd kind van de nabestaande is en een derde in het onderhoud van dit kind bijdraagt: bewijsstukken van deze bijdrage;

  • 6. indien het in artikel 14, eerste lid, onder a, Anw geen eigen of aangehuwd kind van de nabestaande is en niet tot het huishouden van de nabestaande behoort: een opgave van de bijdrage van de nabestaande in het onderhoud van het kind en bewijsstukken van deze bijdrage.

HOOFDSTUK 4. BIJZONDERE VERPLICHTINGEN BIJ AANSPRAAK OP WEZENUITKERING

Artikel 9

Als de wees 16 jaar of ouder is en onderwijs volgt, zorgt de in artikel 2 bedoelde persoon ervoor dat, op verzoek van de SVB, een schoolverklaring door de onderwijsinstelling wordt ingevuld en ondertekend. Daarna doet deze persoon de verklaring binnen de door de SVB gestelde termijn aan de SVB toekomen.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10

Het Besluit van de Sociale verzekeringsbank van 26 april 1996 houdende controlevoorschriften als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Algemene nabestaandewet, Stcrt. 1996, 141, laatstelijk gewijzigd door Stcrt. 2008, 112 wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Controlevoorschriften Anw.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Amstelveen, 13 november 2023

De voorzitter van de Raad van bestuur, S.T. Sibma

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Inleiding

Met ingang van 1 juli 1996 is de Anw in werking getreden. Artikel 36, eerste lid, Anw verleent de SVB de bevoegdheid controlevoorschriften Anw vast te stellen. De controlevoorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Anw.

Dit besluit bevat de in artikel 36 Anw bedoelde controlevoorschriften. De nabestaande, het ouderloos kind, zijn wettelijke vertegenwoordiger en de instelling waaraan ingevolge artikel 49 of artikel 57 Anw de uitkering wordt uitbetaald zijn op grond van artikel 36, tweede lid Anw verplicht deze voorschriften op te volgen.

Als de verplichtingen die in de controlevoorschriften worden opgelegd, niet of niet behoorlijk worden nagekomen, is de SVB verplicht de uitkering geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend te weigeren (art. 38, eerste lid, Anw). Nadere regels dienaangaande zijn neergelegd in het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten.

2. Verhouding tussen controlevoorschriften en mededelingsplicht

De SVB kan slechts correcte uitkeringen toekennen en uitbetalen als zij beschikt over de juiste en volledige gegevens. Om dit te bereiken verplicht artikel 35 Anw de nabestaande, het ouderloos kind en zijn wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling waaraan de uitkering wordt uitbetaald, de SVB onverwijld spontaan, dan wel op verzoek, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt uitbetaald. In de SVB Beleidsregels zijn de feiten en omstandigheden opgenomen die in ieder geval onder de mededelingsplicht van artikel 35 Anw vallen.

Daarnaast heeft de SVB in artikel 36, eerste lid Anw de bevoegdheid gekregen om controlevoorschriften vast te stellen. In deze voorschriften is vastgelegd op welke manieren de nabestaande, het ouderloos kind, zijn wettelijke vertegenwoordiger of de instelling waaraan de uitkering op grond van artikel 49 of artikel 57 Anw wordt uitbetaald, moet meewerken aan algemene of op het individuele geval gerichte controles door de SVB. Deze verplichting bestaat ongeacht het antwoord op de vraag of er een wijziging in de omstandigheden heeft plaatsgevonden die van invloed kan zijn op de uitkering. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het tijdig beantwoorden van vragen van de SVB, het verstrekken van bewijsmateriaal en het ter inzage geven van documenten.

3. Sancties bij het niet nakomen van een verplichting

Als de mededelingsplichtige of de wettelijk vertegenwoordiger niet aan de mededelingsplicht van artikel 35 Anw voldoet en er ontstaat daardoor een teveelbetaling van de uitkering, legt de SVB hem een boete op. Een boete komt met name aan de orde als de mededelingsplichtige onjuiste of onvolledige gegevens aan de SVB verstrekt, van belang zijnde feiten of omstandigheden niet of niet tijdig meldt, vragen van de SVB niet beantwoordt of misleidend bewijsmateriaal verschaft.

Een maatregel wordt opgelegd wanneer de rechthebbende of de wettelijk vertegenwoordiger de Controlevoorschriften Anw heeft overtreden. Dit is onder meer het geval als hij niet binnen de door de SVB gestelde termijn een formulier invult en terugstuurt. Van overtreding is bijvoorbeeld ook sprake als de rechthebbende weigert inzage te verlenen in bescheiden waarom de SVB heeft gevraagd, of als hij niet binnen de door de SVB gestelde termijn bewijsstukken inzendt.

Een maatregel wordt bij overtreding van de Controlevoorschriften slechts opgelegd als niet tevens de mededelingsplicht van artikel 35 Anw is geschonden. Is dit wel het geval, dan wordt een boete opgelegd. Het opleggen van een maatregel blijft dan op grond van artikel 38, vijfde lid, Anw achterwege.

Toelichting per artikel

Artikel 1

In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van een aantal begrippen die in de voorschriften worden gebruikt.

Onder ’nabestaande’ wordt verstaan degene die een nabestaandenuitkering ontvangt of voor een zodanige uitkering in aanmerking wenst te komen. Als nabestaande wordt niet aangemerkt degene aan wie een uitkering is toegekend maar die niet werkelijk een uitkering ontvangt in verband met de hoogte van zijn inkomen. Op dergelijke personen is dit besluit niet van toepassing. Zij behoeven zich dan ook niet aan de controlevoorschriften te houden.

Het begrip ’kind’ als bedoeld in artikel 1, onder f, omvat het kind bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, Anw, dat recht geeft op een nabestaandenuitkering,. Het begrip omvat niet het ouderloos kind dat aanspraak heeft op een wezenuitkering. Dit kind wordt in het onderhavige besluit aangeduid als wees. Het begrip ’wees’ wordt gedefinieerd in artikel 1, onder g.

Artikel 2

De nabestaande en de wees zijn in eerste instantie zelf verplicht, de controlevoorschriften na te leven. Is de rechthebbende handelingsonbekwaam, bijvoorbeeld omdat hij minderjarig is, dan berust deze verplichting bij zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Als de uitkering zonder machtiging van de uitkeringsgerechtigde aan een instelling wordt uitbetaald is ook die instelling verplicht om aan de voorschriften te voldoen.

Artikel 3

Het is voor de SVB van belang tijdig op de hoogte te zijn van een wijziging in het adres van de rechthebbende. De SVB moet immers gericht kunnen corresponderen en controleren. Aan de in Nederland wonende rechthebbenden wordt een termijn van vier weken gegund om een wijziging in het adres door te geven. In het buitenland wonende rechthebbenden wordt een termijn van zes weken gegund. De wijziging is tijdig als de wijziging uiterlijk binnen vier danwel zes weken aan de SVB is doorgegeven.

Een wijziging in het adres kan onder de mededelingsplicht van artikel 35 van de wet vallen. Dat is het geval als de wijziging van invloed kan zijn op het recht op of de hoogte van de Anw-uitkering, dan wel op het geldend maken van het recht op de Anw-uitkering. Een verhuizing van het hele gezin binnen de landsgrenzen van een ander land dan Nederland valt niet onder de mededelingsplicht. Een dergelijke adreswijziging moet wel op grond van artikel 4 aan de SVB gemeld worden, in het belang van een juist correspondentieadres. Een verhuizing van het hele gezin binnen Nederland valt eveneens niet onder de mededelingsplicht. Een dergelijke adreswijziging moet gemeld worden aan de gemeente waar men woont. De gemeente past het adres daarna aan in de Basisregistratie Personen (BRP). De SVB ontvangt dan bericht van de adreswijziging. Als betrokkene de adreswijziging binnen de in de Wet basisregistratie personen gestelde termijn aan de gemeente wordt gemeld, dan hoeft betrokkene de adreswijziging niet door te geven aan de SVB.

Artikelen 4 en 5

In een aantal gevallen neemt de SVB initiatieven om de juistheid van verstrekte gegevens vast te stellen. Zo kan de SVB na een melding van een wijziging door de rechthebbende om nadere bewijsstukken vragen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een wijziging van het inkomen wordt doorgegeven, of als de nabestaande mededeelt dat hij is gaan samenwonen. Ook kan de SVB uit eigen beweging om gegevens of bewijsstukken verzoeken, bijvoorbeeld in het kader van een herhalingsonderzoek.

Als de SVB om bewijsstukken vraagt moet aan dit verzoek worden voldaan. In principe moeten originele bewijsstukken worden overgelegd. Bewijsstukken die de SVB van belang acht zijn onder meer: identificatiebewijs, loonstrook, belastingaangifte en -aanslag, jaaropgave, levensbewijs en samenlevingscontract.

Als geldig identificatiebewijs zijn onder meer aangewezen:

  • voor Nederlanders: het paspoort en de Europese identiteitskaart;

  • voor niet-Nederlanders: het verblijfsdocument van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Een rijbewijs is geen geldig identificatiebewijs.

Op het verzoek van de SVB om een levensbewijs op te sturen, staat vermeld welke autoriteit het bewijs mag waarmerken.

Artikel 6

De personen op wie dit besluit van toepassing is, zijn verplicht na een oproep te verschijnen op het kantoor van de SVB.

Buiten Nederland wonenden kunnen een oproep krijgen om op het kantoor te verschijnen van bijvoorbeeld een instelling die in het woonland de wettelijke ouderdomsverzekering uitvoert, of van een andere instantie, zoals de Nederlandse Ambassade of op een andere locatie die de rechthebbende in redelijkheid kan bereiken.

Artikel 7

De SVB kent zogenaamde toezichthouders. De toezichthouder is belast met onder andere controlewerkzaamheden. Deze medewerker moet de persoon of instelling als bedoeld in artikel 2 van dit besluit ten behoeve van een doelmatige controle kunnen bereiken. De persoon of instelling moet al het redelijkerwijs mogelijke doen om bereikbaar te zijn voor de toezichthouder.

Buiten Nederland wonenden kunnen bezocht worden door een persoon die daardoor of namens de SVB mee is belast. Dit kan bijvoorbeeld een medewerker van een zusterorgaan van de SVB zijn of een medewerker van een attachépost.

Artikel 8

De nabestaandenuitkering is, in tegenstelling tot de wezenuitkering, inkomensafhankelijk. Om de rechtmatigheid van de nabestaandenuitkeringen te bevorderen verricht de SVB periodiek onderzoek naar het inkomen van personen die een nabestaandenuitkering ontvangen. In artikel 7 is voor de rechthebbende de verplichting neergelegd, aan dit periodieke onderzoek mee te werken.

Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting bij de artikelen 5 en 6.

Artikel 9

In principe heeft de wees recht op een wezenuitkering tot hij de zestienjarige leeftijd bereikt. Betreft het echter een studerende wees, dan kan deze totdat hij eenentwintig jaar wordt recht behouden op de wezenuitkering. Om controle op het studeren van de wees mogelijk te maken dient de wees of zijn wettelijke vertegenwoordiger op verzoek van de SVB een schoolverklaring over te leggen.

Artikel 10

Dit artikel voorziet in de intrekking van de oude Controlevoorschriften Algemene nabestaandenwet.

Naar boven