TOELICHTING
Algemeen
Op 1 januari van elk jaar worden op grond van artikel 27 van de Wet op de
huurtoeslag (hierna: Wht) bij ministeriële regeling zowel de
inkomensgerelateerde parameters als de huurgerelateerde parameters van die wet
gewijzigd of opnieuw vastgesteld. Deze regeling voorziet daarin voor het jaar
2024.
De inkomensgerelateerde parameters betreffen de maximale inkomensgrenzen,
genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wht, de minimum-inkomensijkpunten,
bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wht, de referentie-inkomensijkpunten,
genoemd in artikel 18, eerste lid, van de Wht, en de factoren, bedoeld in
artikel 19, tweede lid, van de Wht. Voorts is een tweetal bedragen uit het
Besluit op de huurtoeslag (hierna: Bht) gewijzigd.
De huurgerelateerde parameters uit de Wht betreffen de maximale huurgrens
huurtoeslag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wht,
de kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, van de Wht, en
de aftoppingsgrenzen, genoemd in artikel 20, tweede lid, van de Wht, de bij het
minimum-inkomensijkpunt behorende normhuur, genoemd in artikel 17, tweede lid,
van de Wht, en de bij het referentie-inkomensijkpunt behorende normhuur,
genoemd in artikel 18, derde lid, van de Wht.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het
bedrijfsleven en de burger. Deze regeling betreft enkel cijfermatige
aanpassingen van de overigens ongewijzigde parameters en heeft derhalve evenmin
effecten op de regeldruk.
Artikelsgewijs
Artikel 1
A
onder 1
De maximale huurgrens huurtoeslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid,
onderdeel a, van de Wht, is op de wijze als beschreven in artikel 27, eerste
lid, van de Wht gewijzigd met de zogenoemde tabelcorrectiefactor, bedoeld in
artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat in het
eerste en tweede lid van artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor
‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid
van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens afgeleid’ wordt
gelezen ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’. Deze factor is gelet op het
voorgaande berekend als de verhouding van de gemiddelde consumentenprijsindex
over juli 2022 tot en met juni 2023 ten opzichte van de gemiddelde
consumentenprijsindex over juli 2021 tot en met juni 2022, zijnde 1,0886.
De uitkomst daarvan is overeenkomstig artikel 27, zesde lid, van de Wht
naar boven afgerond op hele eurocenten.
onder 2
De maximale huurgrens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b (de
zogenoemde jongerengrens), van de Wht is, op grond van artikel 27, derde lid,
van de Wht, gewijzigd met het percentage van de huurprijsontwikkeling, zoals
die naar redelijke verwachting in het tijdvak dat loopt van 1 juli 2023 tot
1 juli 2024 zal plaatsvinden, zijnde 0,5.
De uitkomst daarvan is overeenkomstig artikel 27, zesde lid, van de Wht
naar boven afgerond op hele eurocenten.
B
De norminkomens, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wht, zijn, op de
wijze als beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht, gewijzigd met de
tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001, met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd
artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in
het tweede lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens,
afgeleid van het Centraal Bureau voor de Statistiek’ wordt gelezen
‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens, van het Centraal Bureau voor de
Statistiek’. Deze factor is berekend als de verhouding van de gemiddelde
consumentenprijsindex over juli 2022 tot en met juni 2023 ten opzichte van de
gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2021 tot en met juni 2022, zijnde
1,0886.
onder 1 en 2
De onafgeronde bedragen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen a en
b (maximum inkomen bij een- en meerpersoonshuishoudens), van de Wht zijn
vervolgens, op grond van artikel 27, zesde lid, van de Wht, naar boven afgerond
op een veelvoud van € 25.
onder 3 en 4
Bij de ouderenhuishoudens worden de norminkomens, zoals die zijn opgenomen
in artikel 14, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wht, nog vermeerderd met
de tegemoetkoming, genoemd in 2, eerste lid, van het Besluit
inkomensondersteuning AOW-ers (per 1 januari 2024: € 65,94 bij
eenpersoonsouderenhuishoudens en € 131,88 bij meerpersoonsouderenhuishoudens).
Voorts worden in verband met het afschaffen van de fiscale aftrekmogelijkheid
voor buitengewone uitgaven in 2009, evenals in de Regeling huurtoeslaggrenzen
2023, de norminkomens voor eenpersoonsouderenhuishoudens verhoogd met € 665 en
voor meerpersoonsouderenhuishoudens met € 1.462 (artikel 14, tweede lid, van de
Wht).
De som van de bedragen, genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdelen c of
d, en bedoeld in artikel 14, tweede lid (maximum inkomen bij een- en
meerpersoonsouderenhuishoudens), worden naar boven afgerond op een veelvoud van
€ 25. Dit leidt voor 2024 tot een bedrag van € 27.225 voor
eenpersoonsouderenhuishoudens en € 36.675 voor
meerpersoonsouderenhuishoudens.
C
De normhuur voor het minimum-inkomensijkpunt (artikel 17, tweede lid, van
de Wht) bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen. De normhuur maakt
onderdeel uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur dat op
grond van artikel 16 van de Wht ten minste voor rekening van de huurder
blijft).
De normhuur die behoort bij het minimum-inkomensijkpunt is, op grond van
artikel 27, derde lid, van de Wht, gewijzigd met het percentage van de
verwachte huurprijsontwikkeling, zijnde 0,5, en op grond van artikel 27, zesde
lid, van de Wht naar boven afgerond op hele eurocenten.
D
onder 1
De referentie-inkomensijkpunten zijn, op grond van artikel 27, vijfde lid,
van de Wht, aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de
minimum-inkomensijkpunten zijn aangepast.
De niet afgeronde referentie-inkomensijkpunten zijn vervolgens op grond van
artikel 27, zesde lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van
€ 25.
onder 2
De normhuur bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen. De normhuur
maakt onderdeel uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur
dat ten minste voor rekening van de huurder blijft).
Artikel 27, derde lid, van de Wht bepaalt dat jaarlijks per 1 januari de
normhuur die behoort bij het referentie-inkomensijkpunt bij ministeriële
regeling wordt gewijzigd met het percentage van de verwachte
huurprijsontwikkeling, zijnde 0,5. Dit bedrag is op grond van artikel 27, zesde
lid, naar boven afgerond op hele eurocenten.
Artikel 2
Op verzoek van de huurder blijft voor de toepassing van artikel 2 van de
Wht en van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de
op die artikelen berustende bepalingen, diens partner of een medebewoner buiten
beschouwing indien sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de huurder, diens
partner of een medebewoner (artikel 2a van het Bht).
In voorkomende gevallen kan, ingevolge artikel 2a, tweede lid, van het Bht
een beroep worden gedaan op deze zogenoemde ‘bijzondere gevallen’ indien (onder
meer) het voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 over het berekeningsjaar van de buiten beschouwing te
laten persoon, niet meer bedraagt dan € 5.201 (in 2024), dan wel het
gezamenlijke toetsingsinkomen van de huurder, diens partner en de medebewoners,
met inbegrip van de hiervoor bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet
meer bedraagt dan € 57.075 (in 2024).
Op grond van artikel 2a, vierde lid, van het Bht zijn die bedragen, genoemd
in artikel 2a, tweede lid, onderdelen b en c, van het Bht, geïndexeerd op de
wijze zoals beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht en dus aangepast
met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van
laatstgenoemd artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen
‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid van dat artikel voor
‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens, afgeleid van het Centraal Bureau voor
de Statistiek’ wordt gelezen ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens, van het
Centraal Bureau voor de Statistiek’, zijnde 1,0886. Vervolgens is het bedrag,
genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdeel c, van het Bht, op grond van
artikel 2a, vierde lid, van het Bht naar boven afgerond op een veelvoud van
€ 25.
Artikel 3
Op grond van artikel 27, vierde lid, van de Wht, zijn de
minimum-inkomensijkpunten vastgesteld. De basis voor deze bedragen wordt
blijkens artikel 17, eerste lid, van de Wht, voor eenpersoons- en
meerpersoonshuishoudens gevormd door de bedragen die in artikel 8, eerste lid,
onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag zijn opgenomen.
Het minimum-inkomensijkpunt wordt verkregen door:
-
a) voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van 81% van het twaalfvoud van
het voor de maand januari van het berekeningsjaar geldende bedrag per maand,
bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het
berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 572;
-
b) voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van 108% van het twaalfvoud
van het bedrag per maand, bedoeld in onderdeel a, zoals dat bedrag naar
redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met
€ 144.
Voor ouderenhuishoudens wordt het minimum-inkomensijkpunt gebaseerd op
bedragen die in de Algemene Ouderdomswet zijn opgenomen.
De niet afgeronde minimum-inkomensijkpunten zijn vervolgens, op grond van
artikel 27, zesde lid, van de Wht, naar boven afgerond op een veelvoud van
€ 25.
Voor ouderen is daarenboven de ongewijzigde franchise van € 1.675 voor
alleenstaanden en € 1,050 voor gehuwden bijgeteld.
Ten slotte is, evenals in de Regeling huurtoeslaggrenzen 2023, voor ouderen
een bedrag van € 665 voor eenpersoonshuishoudens onderscheidenlijk € 1.462 voor
meerpersoonshuishoudens toegevoegd als (gedeeltelijke) compensatie voor het
verlies aan huurtoeslag als gevolg van het afschaffen van de fiscale
aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven.
Artikel 4
De normhuren, bedoeld in artikel 17, tweede en derde lid, van de Wht,
zijnde het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage van de
huurtoeslagontvanger aan de huurprijs, worden berekend overeenkomstig de in
artikel 19, tweede lid, van de Wht opgenomen formule. De bij de berekening
volgens die formule gebruikte factoren zijn, op grond van artikel 19, vierde
lid, van de Wht, per 1 januari herzien. Dit artikel bevat de voor 2024 geldende
factoren.
Artikel 6
Op grond van het bepaalde in de Wet op de huurtoeslag en overeenkomstig het
stelsel van vaste verandermomenten treedt deze regeling in werking met ingang
van 1 januari 2024. Omdat gelet op de jaarindeling (toeslagjaar) een latere
inwerkingtreding tot hoge publieke kosten leidt, is afgezien van een
minimuminvoeringstermijn van twee maanden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge