Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 november 2023, nr. WJZ/ 39772921, tot wijziging van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 in verband met het invoegen van titels 2.12, 2.13, 5.4 en 7.4 en enkele wijzigingen in de hoofdstukken 2, 3, 6, 7 en 9

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op verordening (EU), nr. 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231) en verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PbEU 2021, L 231);

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling JTF 2021–2027 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1.5 worden, onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Met ingang van 15 december 2023 worden de subsidieplafonds uit het eerste lid samengevoegd. Het samengevoegde subsidieplafond bedraagt € 58.000.000.

  • 3. Voor aanvragen die voor 15 december 2023 zijn ingediend, geldt dat het subsidieplafond als samengevoegd kan worden beschouwd, voor zover daar geen andere aanvragen mee worden benadeeld die voor 15 december 2023 zijn ingediend.

B

Artikel 2.2.15 komt te luiden:

Artikel 2.2.15. Vervaltermijn

Deze titel en artikel 9.2.1.2 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

C

In artikel 2.3.5, eerste lid, wordt ‘€ 22.000.000’ vervangen door ‘€ 35.000.000’.

D

In het eerste lid van artikel 2.4.6 wordt ‘22 december 2023’ vervangen door ‘29 maart 2024’.

E

Artikel 2.4.14 komt te luiden:

Artikel 2.4.14. Vervaltermijn

Deze titel en artikel 9.2.1.1 vervallen met ingang van 30 maart 2024, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

F

Artikel 2.7.14 komt te luiden:

Artikel 2.7.14. Vervaltermijn

Deze titel en artikel 9.2.1.2 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

G

Aan hoofdstuk 2 worden vier titels toegevoegd, luidende:

Titel 2.10.

[Gereserveerd]

Titel 2.11.

[Gereserveerd]

Titel 2.12. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering digitalisering en robotisering

Artikel 2.12.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

TJTP:

territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, zoals opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

Operationeel programma JTF Groningen-Emmen:

prioriteit 1, Groningen-Emmen van het door de Europese Commissie goedgekeurde Programma JTF 2021–2027.

Artikel 2.12.2. Doel subsidie
  • 1. Het doel van de subsidie op grond van deze titel is om het TJTP en het Operationeel programma JTF Groningen-Emmen uit te voeren ten aanzien van een subsidie-instrument dat nodig is voor de digitale transitie en robotisering van de productieomgeving van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

  • 2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, leiden tot extra investeringen in digitalisering en robotisering door het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.12.3. Doelgroep

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan bestuursorganen voor een project.

Artikel 2.12.4. Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze titel kan worden verstrekt voor het opzetten en uitvoeren van een stimuleringsregeling ten behoeve van digitalisering en robotisering van de productieomgeving van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.12.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling
  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 10.000.000.

  • 2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.12.6. Aanvraagperiode
  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 16 januari 2024 09.00 uur tot en met 16 februari 2024 17.00 uur.

  • 2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het www.jtf-webportal.nl/mijn/ of via www.snn.nl.

Artikel 2.12.7. Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 55 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 10.000.000 per project.

Artikel 2.12.8. Starttermijn en looptijd
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2. De uitvoering van het project is uiterlijk 1 januari 2029 voltooid.

  • 3. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengen.

Artikel 2.12.9. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet hoofdzakelijk worden verricht in of ten behoeve van de JTF-regio Groningen-Emmen;

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 5.000.000;

  • c. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project; of

  • d. niet aannemelijk is dat alle projectactiviteiten van het project uiterlijk 1 januari 2029 volledig ten uitvoer kunnen zijn gebracht.

Artikel 2.12.10. Beoordelingscriteria
  • 1. Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, c, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2. Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid:

    • a. voor criterium a maximaal 55 punten;

    • b. voor criterium c maximaal 15 punten;

    • c. voor criterium e maximaal 15 punten;

    • d. voor criterium f maximaal 15 punten.

Artikel 2.12.11. Voorschot
  • 1. De Minister van SZW verleent op aanvraag vooruitlopend op het starten van de projectactiviteiten een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie.

  • 2. De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking één of meerdere opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3. De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten, conform artikel 1.31.

  • 4. In afwijking van artikel 1.31 bedraagt het totaalbedrag aan voorschotten maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan een voorschot tot een maximum van 100 procent van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:

    • a. het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;

    • b. het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden; en

    • c. het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de subsidieaanvrager heeft.

Artikel 2.12.12. Subsidieaanvraag

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 2.12.13. Staatssteun

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door:

  • a. de artikelen 18 en 29 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; of

  • b. de de-minimisverordening.

Artikel 2.12.14. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

Titel 2.13. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid

Artikel 2.13.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

TJTP:

territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie voor JTF-regio Groningen-Emmen 2021–2027, zoals opgenomen als bijlage bij het nationaal JTF-programma 2021–2027;

Operationeel programma JTF Groningen-Emmen:

prioriteit 3, Groningen-Emmen van het door de Europese Commissie goedgekeurde Programma JTF 2021–2027.

Artikel 2.13.2. Doel subsidie
  • 1. Het doel van de subsidie op grond van deze titel is om het TJTP en het Operationeel programma JTF Groningen-Emmen uit te voeren ten aanzien van een subsidie-instrument dat nodig is voor toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

  • 2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend leiden tot een toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.13.3. Doelgroep

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie aan bestuursorganen voor een project.

Artikel 2.13.4. Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze titel kan worden verstrekt voor het opzetten en uitvoeren van een stimuleringsregeling ten behoeve van toekomstgericht strategisch personeelsbeleid van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen.

Artikel 2.13.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling
  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 5.000.000.

  • 2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

Artikel 2.13.6. Aanvraagperiode
  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 16 januari 2024 09.00 uur tot en met 16 februari 2024 17.00 uur.

  • 2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is in het www.jtf-webportal.nl/mijn/ of via www.snn.nl.

Artikel 2.13.7. Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 55 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.

Artikel 2.13.8. Starttermijn en looptijd
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.

  • 2. De uitvoering van het project is uiterlijk 1 januari 2029 voltooid.

  • 3. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengen.

Artikel 2.13.9. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de activiteiten niet hoofdzakelijk worden verricht in of ten behoeve van de JTF-regio Groningen-Emmen;

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 2.500.000;

  • c. er onvoldoende vertrouwen is in de technische of economische haalbaarheid van het project; of

  • d. niet aannemelijk is dat alle projectactiviteiten van het project uiterlijk 1 januari 2029 volledig ten uitvoer kunnen zijn gebracht.

Artikel 2.13.10. Beoordelingscriteria
  • 1. Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, c, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2. Gelet op artikel 1.20, derde lid, bedraagt het aantal punten per onderdeel van het eerste lid:

    • a. voor criterium a maximaal 55 punten;

    • b. voor criterium c maximaal 15 punten;

    • c. voor criterium e maximaal 15 punten;

    • d. voor criterium f maximaal 15 punten.

Artikel 2.13.11. Voorschot
  • 1. De Minister van SZW verleent op aanvraag vooruitlopend op het starten van de projectactiviteiten een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie.

  • 2. De Minister van SZW kan onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking één of meerdere opschortende of ontbindende voorwaarden bevat.

  • 3. De Minister van SZW verleent op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten, conform artikel 1.31.

  • 4. In afwijking van artikel 1.31 bedraagt het totaalbedrag aan voorschotten maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan een voorschot tot een maximum van 100 procent van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:

    • a. het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;

    • b. het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden; en

    • c. het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de subsidieaanvrager heeft.

Artikel 2.13.12. Subsidieaanvraag

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier;

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 2.13.13. Staatssteun

De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door:

  • a. de artikelen 18, 29 en 31 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; of

  • b. de de-minimisverordening.

Artikel 2.13.14. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

H

In artikel 3.1.5, eerste lid, wordt ‘€ 28.125.000’ vervangen door ‘€ 34.125.000’.

I

Artikel 3.1.11 komt te luiden:

Artikel 3.1.11. Vervaltermijn

Deze titel, bijlage 2 en artikel 9.2.2.1 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

J

Aan hoofdstuk 5 wordt een titel toegevoegd, luidende:

Titel 5.4. Subsidietitel voor steun onder Spoor 1, 2 en 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

Artikel 5.4.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

TJTP West-Noord-Brabant:

regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio West-Noord-Brabant met de titel Territorial Just Transition Plan van de COROP-regio West-Noord-Brabant.

Artikel 5.4.2. Doel subsidie
  • 1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1, 2 en 3 van het TJTP West-Noord-Brabant.

  • 2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 5, spoor 1, 2 of 3, van het TJTP West-Noord-Brabant uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan:

    • a. innovatie ten behoeve van de energie- en grondstoffentransitie in de chemie en industrie, en daarmee aan vernieuwing en versterking van de regionale economie;

    • b. het versnellen van transitie met investeringen in technologie, energiesystemen en infrastructuur nodig om te komen tot toekomstbestendige banen in de groene chemie; of

    • c. het bereiken van een meer wendbare en weerbare beroepsbevolking.

Artikel 5.4.3. Doelgroep

De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

  • a. een rechtspersoon;

  • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

  • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 5.4.4. Subsidiabele activiteiten
  • 1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. productieve investeringen;

    • b. investeringen in en bij de oprichting van nieuwe bedrijven;

    • c. onderzoek en innovatie;

    • d. digitalisering;

    • e. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur;

    • f. voorbereidende planvorming en processen tot investeringen als bedoeld in onderdeel e;

    • g. bij- en omscholing; of

    • h. andere activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.

  • 2. Voor zover dit gecombineerd kan worden met de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, kan in aanvulling op het eerste lid, subsidie worden verstrekt voor activiteiten gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:

    • a. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

    • b. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of

    • c. actieve inclusie van werkzoekenden.

  • 3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bestaan uit een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. onderzoek en innovatie gericht op:

      • 1°. circulaire chemie, grondstoffen of materialen;

      • 2°. biobased chemie, grondstoffen of materialen en de eiwittransitie ten behoeve van de energie- of grondstoffentransitie; of

      • 3°. duurzame product- en procesinnovaties ten behoeve van de energie- of grondstoffentransitie.

    • b. economische diversificatie en baancreatie in de circulaire of biobased chemie of economie;

    • c. digitale innovatie die nodig is voor de transitie van energie, industrie en naar groene chemie; of

    • d. bevordering van de circulaire economie.

  • 4. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en f, bestaan uit een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. elektrificatie van processen in de industrie en de chemische industrie;

    • b. lokale CO2-infrastructuur;

    • c. groene waterstof; of

    • d. overige systemen en technologie ten behoeve van duurzame energievoorziening in de groene chemie.

  • 5. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, zijn gericht op werkenden, werkzoekenden of jongeren.

  • 6. Onverminderd het vijfde lid, zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, gericht op een of meer van de volgende activiteiten:

    • a. leven lang ontwikkelen in de techniek;

    • b. ontwikkeling van benodigde kennis en vaardigheden en digitale kennis en vaardigheden voor werken in de groene chemie en energie;

    • c. het ondersteunen van transitiepaden van werk-naar-werk door om- en bijscholing;

    • d. bredere bekendheid van werken in de groene chemie; of

    • e. het ontwikkelen en toevoegen van opleidingsaanbod en opleidingsinstituten ten behoeve van werken in de groene chemie.

  • 7. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, worden verricht in of ten behoeve van het gebied bestaande uit de volgende gemeenten in de JTF-regio West-Noord-Brabant:

    • a. Bergen op Zoom;

    • b. Steenbergen;

    • c. Moerdijk;

    • d. Drimmelen; of

    • e. Geertruidenberg.

  • 8. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied West-Noord-Brabant.

Artikel 5.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling
  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 20.000.000.

  • 2. In aanvulling op het subsidieplafond uit het eerste lid, is € 10.000.000 beschikbaar voor projecten die alleen bestaan uit subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 5.4.4, eerste lid, onderdelen g en h.

  • 3. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.

  • 4. Indien het aanvullend budget, bedoeld in het tweede lid, niet volledig is benut, kan het resterende budget worden toegevoegd aan het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, kan worden verhoogd met resterende budgetten uit de volgende openstellingen:

    • a. aanvraagperioden met betrekking tot de subsidieplafonds bedoeld in artikel 5.1.5, zijnde:

      • 1°. de aanvraagperiode van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 31 maart 2023 17.00 uur;

      • 2°. de aanvraagperiode van 5 juni 2023 10.00 uur tot en met 7 juli 2023 17.00 uur;

      • 3°. de aanvraagperiode van 15 augustus 2023 10.00 uur tot en met 28 september 2023 17.00 uur;

    • b. de aanvraagperiode van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond bedoeld in artikel 5.2.5;

    • c. de aanvraagperiode van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond bedoeld in artikel 5.3.5.

  • 6. De Minister van SZW maakt verschuivingen van het beschikbare budget uiterlijk bekend op 14 maart 2024.

Artikel 5.4.6. Aanvraagperiode
  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 15 december 2023 10.00 uur tot en met 31 januari 2024 17.00 uur.

  • 2. Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.

Artikel 5.4.7. Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten per project.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 5.4.8. Niet- subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.4.9. Starttermijn en looptijd
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk twaalf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.

  • 3. De uitvoering van het project is voor 31 juli 2026 voltooid.

  • 4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede lid of derde lid verlengen.

Artikel 5.4.10. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag;

  • b. aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen; of

  • c. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 200.000.

Artikel 5.4.11. Beoordelingscriteria
  • 1. Gelet op artikel 1.20, tweede lid, wordt een project uitsluitend beoordeeld op de onderdelen a, b, d, e en f van het eerste lid van dat artikel.

  • 2. Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel ten hoogste de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

    • b. voor de mate waarin het project sociaal-economisch integraal is: 15 punten;

    • c. voor de hoogte van het economisch en financieel toekomstperspectief: 15 punten;

    • d. voor de kwaliteit van het projectplan: 25 punten;

    • e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 25 punten.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, beoordeelt de Minister van SZW, indien de aangevraagde subsidie voor het project voor meer dan 50 procent bestaat uit een of meer activiteiten als bedoeld in artikel 5.4.4, eerste lid, onderdelen a tot en met d, aanvragen op basis van alle zes criteria als bedoeld in artikel 1.20, eerste lid. Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel ten hoogste de volgende hoeveelheid punten toe:

    • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 15 punten;

    • b. voor de mate waarin het project sociaal-economisch integraal is: 15 punten;

    • c. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;

    • d. voor de hoogte van het economisch en financieel toekomstperspectief: 15 punten;

    • e. voor de kwaliteit van het projectplan: 20 punten;

    • f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 5.4.12. Voorschot
  • 1. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 2. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 5.4.13. Subsidieaanvraag

Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

  • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en

  • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 5.4.14. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

K

Het tweede artikel 6.4.10 wordt vernummerd tot artikel 6.4.10a.

L

Het tweede artikel 7.1.13 wordt vernummerd tot artikel 7.1.14.

M

Aan hoofdstuk 7 wordt een titel toegevoegd, luidende:

Titel 7.4. Subsidietitel voor steun onder spoor 1, 2 en 3 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

Artikel 7.4.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

TJTP Zuid-Limburg:

regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio Zuid-Limburg met de titel Territoriaal Just Transition plan van de COROP regio Zuid-Limburg.

Artikel 7.4.2. Doel subsidie
  • 1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1, 2 en 3 van het TJTP Zuid-Limburg.

  • 2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend passen binnen prioriteit 6, spoor 1, 2 of 3 van het TJTP Zuid-Limburg uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan een van de volgende doelstellingen:

    • a. bevorderen van vernieuwing, versterking en diversificatie van de regionale economie of het aanjagen van innovatie ten behoeve van de ontwikkeling van een circulair en biobased chemiecluster;

    • b. creëren van nieuwe, duurzame banen door te investeren in technologie, systemen, infrastructuur en kennisinfrastructuur; of

    • c. investeren in een wendbare en weerbare beroepsbevolking.

Artikel 7.4.3. Doelgroep
  • 1. De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:

    • a. een rechtspersoon;

    • b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of

    • c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.

Artikel 7.4.4. Subsidiabele activiteiten
  • 1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:

    • a. investeringen in onderzoek en innovatie;

    • b. investeringen in digitalisering, digitale innovatie en digitale connectiviteit;

    • c. investeringen in technologie en infrastructuur met als doel om het circulaire fundament van het chemiecluster te versterken;

    • d. voorbereidende planvorming en processen tot investeringen als bedoeld in onderdeel c;

    • e. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

    • f. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of

    • g. andere activiteiten dan genoemd in onderdelen e en f op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.

  • 2. Voor zover dit gecombineerd wordt met de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, kan in aanvulling op het eerste lid subsidie worden verstrekt voor activiteiten gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:

    • a. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;

    • b. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of

    • c. actieve inclusie van werkzoekenden.

  • 3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn gericht op:

    • a. circulaire economie;

    • b. biobased chemie; of

    • c. economische diversificatie.

  • 4. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, zijn gericht op:

    • a. groene waterstofinfrastructuur met nadruk op lokale aansluitingen, lokale netwerken en innovatieve toepassingen;

    • b. circulaire infrastructuur;

    • c. CO2-infrastructuur;

    • d. lokale openbare infrastructuur voor elektrificatie van het chemiecluster; of

    • e. infrastructuur, waaronder de aanleg van kennisinfrastructuur en infrastructurele faciliteiten voor technologieontwikkeling en -overdracht.

  • 5. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e, f en g, zijn gericht op:

    • a. leven lang ontwikkelen in de chemische sector met focus op de transitie naar circulariteit of kansrijke crossovers met de chemie;

    • b. ontwikkeling van benodigde kennis en vaardigheden voor werken in de groene chemie;

    • c. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken naar een baan in de groene chemie; of

    • d. aantrekken en behoud van talent voor de groene chemie.

  • 6. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zuid-Limburg.

Artikel 7.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling
  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 14.000.000.

  • 2. In aanvulling op het subsidieplafond uit het eerste lid, is € 6.900.000 beschikbaar voor projecten die alleen bestaan uit subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.4.4, eerste lid, onderdelen e, f en g.

  • 3. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst overeenkomstig artikel 1.18.

  • 4. Indien het aanvullende budget, bedoeld in het tweede lid, niet volledig is benut, kan het resterende budget worden toegevoegd aan het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, kan worden verhoogd met resterende budgetten uit de volgende openstellingen:

    • a. de aanvraagperiode van 11 september 2023 10.00 uur tot en met 16 oktober 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond bedoeld in artikel 7.1.5, eerste lid;

    • b. de aanvraagperiode van 8 mei 2023 10.00 uur tot en met 22 mei 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond bedoeld in artikel 7.2.5, eerste lid; of

    • c. de aanvraagperiode van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur met betrekking tot het subsidieplafond bedoeld in artikel 7.3.5, eerste lid.

  • 6. De Minister van SZW maakt verschuivingen van het beschikbare budget uiterlijk bekend op 14 maart 2024.

Artikel 7.4.6. Aanvraagperiode
  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend van 15 december 2023 10.00 uur tot en met 31 januari 2024 17.00 uur.

  • 2. Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.

Artikel 7.4.7. Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten per project.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a. € 5.000.000 per project voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.4.4, eerste lid, onderdelen a tot en met c en onderdelen e tot en met g;

    • b. € 250.000 per project voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.4.4, eerste lid, onderdeel d.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.

Artikel 7.4.8. Niet-subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, komen loonverletkosten niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.4.9. Starttermijn en looptijd
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk achttien maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.

  • 3. De uitvoering van het project is voltooid voor 31 juli 2026.

  • 4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.

Artikel 7.4.10. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag; of

  • b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 500.000, met uitzondering van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.4.4, eerste lid, onderdeel d.

Artikel 7.4.11. Beoordelingscriteria

Gelet op artikel 1.20, tweede en derde lid, kent de Minister van SZW ten hoogste de volgende hoeveelheid punten toe:

  • a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;

  • b. voor de mate waarin het project bijdraagt aan sociaal-economische integraliteit: 15 punten;

  • c. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;

  • d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;

  • e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;

  • f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.

Artikel 7.4.12. Voorschot
  • 1. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.

  • 2. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 7.4.13. Subsidieaanvraag
  • 1. Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en

    • b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen.

Artikel 7.4.14. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd.

N

In artikel 9.2.2.1, tweede lid, wordt ‘€ 2.500.000’ vervangen door ‘€ 4.000.000’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 november 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inhoud regeling

Met deze wijzigingsregeling worden de hoofdstukken 2, 3, 5, 6, 7 en 9 de Subsidieregeling JTF 2021–2027 gewijzigd.

De wijzigingen in hoofdstuk 2 JTF-regio Groningen-Emmen en hoofdstuk 3 JTF-regio IJmond betreffen het verhogen van enkele subsidieplafonds en daarnaast worden ook vervaltermijnen voor de cofinanciering van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) opgenomen. Daarnaast worden aan hoofdstuk 2 twee nieuwe subsidietitels toegevoegd.

De wijzigingen van hoofdstuk 6 JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen en hoofdstuk 7 JTF-regio Zuid-Limburg betreffen een tekstuele correctie en daarnaast wordt aan hoofdstuk 7 een nieuwe subsidietitel toegevoegd.

De wijziging in hoofdstuk 9 ziet op een aanpassing van het cofinancieringsbedrag van EZK met betrekking tot de JTF-regio Zuid-Limburg, subsidietitel 3.1.

1.1. Titel 2.12. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering digitalisering en robotisering

Met deze wijzigingsregeling worden twee nieuwe titels toegevoegd aan hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling JTF 2021–2027. Hoofdstuk 2 ziet op de JTF-regio Groningen-Emmen.

De eerste van deze nieuwe titels ziet op steun aan subsidie-instrumenten voor de bevordering van digitalisering en robotisering.

1.1.1. Inleiding en doel

Het JTF voor de regio Groningen-Emmen richt zich op een nieuw, economisch en groen perspectief.

Er is een ingrijpende transitie gaande naar een digitale economie die raakt aan elk maatschappelijk vraagstuk en elke sector, zoals ook zichtbaar in de EU-strategie uitgestippeld in de EU Digital Compass. De kansen voor NNL liggen op het gebied van toepassing van digitale technologieën en daaruit afgeleide kansen.

Deze openstelling richt zich op het digitaliseren en robotisering van de productieprocessen van het MKB in de JTF-regio Groningen-Emmen. Dit zorgt voor een concurrerender MKB dat groener en schoner kan produceren, minder CO2 uitstoot en efficiënter kan produceren. Het leidt tot verbetering van de arbeidsomstandigheden (schoner en minder zwaar werk) en, in deze tijd van personeelsschaarste, tot een efficiëntere inzet van personeel.

De projectresultaten van het project dienen ten goede te komen aan de JTF-regio Groningen- Emmen. De te ontwikkelen subsidieregeling dient zich dus te richten op bedrijven die in deze regio gevestigd zijn.

1.1.2. Projecten

Deze subsidietitel is erop gericht het bedrijfsleven te stimuleren te investeren in het digitaliseren en robotiseren van hun productieomgeving. Bestuursorganen zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht worden opgeroepen om invulling te geven aan een instrument dat hieraan een significante bijdrage levert.

1.1.3. Vormgeving

De aanvragen worden op volgorde van ontvangst in de openstellingsperiode beoordeeld, volgens het zogenaamde ‘molenaarsprincipe’: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt.’ Aanvragen worden na compleetheid beoordeeld op grond van vooraf kenbaar gemaakte criteria. Projecten die voldoen aan de minimale vereisten, waaronder een score van minimaal 70 van de 100 punten, worden op volgorde van ontvangst beschikt totdat het voor deze subsidietitel geldende subsidieplafond is bereikt.

Bij het uitvoeren van deze uitvoeringsregeling wordt gebruik gemaakt van een deskundigencommissie. De deskundigencommissie adviseert de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Een belangrijk punt dat samenhangt met de inschakeling van een deskundigencommissie is het feit dat de beoordeling (advisering) bestaat uit drie fasen. Eerst wordt een compleetheidstoets gedaan door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Vervolgens wordt het project voorgelegd aan de deskundigencommissie die het project inhoudelijk op kwaliteit beoordeelt en advies geeft ten aanzien van de beoordelingscriteria die zijn opgenomen in artikel 2.2.11.

Indien de Minister van SZW, op advies van de deskundigencommissie, besluit minimaal 70 punten aan het project toe te kennen, wordt tenslotte in de derde stap het project financieel-technisch getoetst. Beoordeeld wordt of het project voldoet aan de eisen om los van de beoordelingscriteria, voor subsidie in aanmerking te komen. Denk hierbij aan de staatssteunregelgeving, de uitvoeringsperiode, de maximaal gevraagde subsidie en sluitendheid van de financiering. In dit kader wordt ook getoetst of de begrote projectkosten voldoen aan de van toepassing zijnde regelgeving. Als na de inhoudelijke toetsing ook de financieel-technische toetsing positief blijkt, dan kan subsidie worden verleend en volgt de verleningsbeschikking. Indien hiertoe aanleiding is kan een afwijkende werkwijze worden gevolgd.

1.2. Titel 2.13. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid

Met deze wijzigingsregeling worden twee nieuwe titels toegevoegd aan hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling JTF 2021–2027. Hoofdstuk 2 ziet op de JTF-regio Groningen-Emmen.

Na titel 2.12, is dit de tweede van deze nieuwe titels. Deze titel ziet op steun aan subsidie-instrumenten voor de bevordering van toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid.

1.2.1. Inleiding en doel

Het JTF voor de regio Groningen-Emmen richt zich op een nieuw, economisch en groen perspectief. Met oog op de toekomst is het van groot belang voor de JTF-regio Groningen-Emmen dat er voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is, in het bijzonder in de technische beroepen, waarin nu al een tekort bestaat. Er is sprake van een vergrijzende en krimpende bevolking, een relatief grote groep werknemers die de komende jaren wegens pensionering de arbeidsmarkt verlaat en een relatief grote groep jongeren die zonder goede startkwalificaties de arbeidsmarkt betreedt. Daar komt bij dat door het wegvallen van de gaswinning en fossiele productieprocessen in bedrijven veel van de huidige werknemers en werkzoekenden moeten worden bijgeschoold om op de arbeidsmarkt actief te kunnen blijven. Voor de JTF-regio Groningen-Emmen is het daarom van eminent belang dat de beroepsbevolking beschikt over de juiste vaardigheden om de transformatie van de economie en de klimaattransitie mogelijk te maken.

Veel MKB-bedrijven worstelen met het HR-beleid en weten niet goed hoe in de komende tijd voldoende, en goed opgeleid personeel te krijgen en te houden. Strategisch HR beleid is daarom een noodzakelijke voorwaarde om de transformatie van de economie en de klimaattransitie mogelijk te maken. Naast het strategisch beleid is directe bijscholing, met name in de technische sectoren, noodzakelijk om ook op kortere termijn werknemers de juiste vaardigheden te geven.

Deze openstelling richt zich op het bevorderen van het strategisch personeelsbeleid en directe bijscholing, met name in de technische sectoren, om ook op kortere termijn de huidige werknemers de juiste vaardigheden te geven.

De projectresultaten van het project dienen ten goede te komen aan de JTF-regio Groningen-Emmen. De te ontwikkelen subsidieregeling dient zich dus te richten op bedrijven die in deze regio gevestigd zijn.

1.2.2. Projecten

Deze subsidietitel is erop gericht het bedrijfsleven te stimuleren te investeren in HR-beleid en het bijscholen van werknemers. Bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht worden opgeroepen om invulling te geven aan een instrument dat hieraan een significante bijdrage levert.

1.2.3. Vormgeving

De aanvragen worden op volgorde van ontvangst in de openstellingsperiode beoordeeld, volgens het zogenaamde ‘molenaarsprincipe’: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt.’ Aanvragen worden na compleetheid beoordeeld op grond van vooraf kenbaar gemaakte criteria. Projecten die voldoen aan de minimale vereisten, waaronder een score van minimaal 70 van de 100 punten, worden op volgorde van ontvangst beschikt totdat het voor deze subsidietitel geldende subsidieplafond is bereikt.

Bij het uitvoeren van deze uitvoeringsregeling wordt gebruik gemaakt van een deskundigencommissie. De deskundigencommissie adviseert de Minister van SZW.

Een belangrijk punt dat samenhangt met de inschakeling van een deskundigencommissie, is het feit dat de beoordeling (advisering) bestaat uit drie fasen. Eerst wordt een compleetheidstoets gedaan door het SNN. Vervolgens wordt het project voorgelegd aan de deskundigencommissie die het project inhoudelijk op kwaliteit beoordeelt en advies geeft ten aanzien van de beoordelingscriteria die zijn opgenomen in artikel 2.2.11.

Indien de Minister van SZW, op advies van de deskundigencommissie, besluit minimaal 70 punten aan het project toe te kennen, wordt tenslotte in de derde stap het project financieel-technisch getoetst. Beoordeeld wordt of het project voldoet aan de eisen om los van de beoordelingscriteria, voor subsidie in aanmerking te komen. Denk hierbij aan de staatssteunregelgeving, de uitvoeringsperiode, de maximaal gevraagde subsidie en sluitendheid van de financiering. In dit kader wordt ook getoetst of de begrote projectkosten voldoen aan de van toepassing zijnde regelgeving. Als na de inhoudelijke toetsing ook de financieel-technische toetsing positief blijkt, dan kan subsidie worden verleend en volgt de verleningsbeschikking. Indien hiertoe aanleiding is, kan een afwijkende werkwijze worden gevolgd.

1.3. Titel 5.4. Subsidietitel voor steun onder Spoor 1, 2 en 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

Met deze wijzigingsregeling wordt hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 gewijzigd.

Hoofdstuk 5 ziet op de JTF-regio West-Noord-Brabant. Het betreft het vaststellen van een nieuwe subsidietitel 5.4. In deze subsidietitel worden de subsidiabele activiteiten van de titels 5.1 tot en met 5.3 gecombineerd in één openstelling, plafond en aanvraagtijdvak. Inhoudelijk is de openstelling gelijk aan eerder gepubliceerde openstellingen van de titels 5.1. tot en met 5.3.

Hoofdstuk 5 is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio West-Noord-Brabant, zoals geformuleerd in het TJTP West-Noord-Brabant.

De drie sporen waar een project aan kan bijdragen, zijn:

  • 1. vernieuwen en versterken van de regionale economie;

  • 2. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur;

  • 3. wendbare en weerbare beroepsbevolking.

1.4. Titel 7.4. Subsidietitel voor steun onder spoor 1, 2 en 3 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

Met deze wijzigingsregeling wordt hoofdstuk 7 van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 gewijzigd.

Hoofdstuk 7 ziet op de JTF-regio Zuid-Limburg. Het betreft het vaststellen van een nieuwe subsidietitel 7.4. In deze subsidietitel wordt de subsidiabele activiteiten van de titels 7.1 tot en met 7.3 gecombineerd in een openstelling met een plafond en een aanvraagtijdvak. Inhoudelijk is de openstelling gelijk aan eerder gepubliceerde openstellingen van de titels 7.1 tot en met 7.3.

2. Staatssteun

Het is noodzakelijk dat er toetsing plaatsvindt op staatssteunaspecten. In artikel 1.4 van deze subsidieregeling zijn alle relevante artikelen uit de algemene groepsvrijstellingverordening opgenomen die van toepassing kunnen worden verklaard. De intermediaire instantie beoordeelt de projecten bij aanvraag op de regionale bepalingen en beoordelen of het verlenen van staatssteun geoorloofd is.

Een belangrijke voorwaarde bij deze regeling is dat wanneer op grond van staatssteunbeperkingen (zoals de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de de-minimisverordening) een lager maximumpercentage aan subsidie geldt, het geldende (lagere) percentage wordt aangehouden bij de subsidieverlening.

Er kan ten aanzien van staatssteun in het algemeen sprake van zijn drie situaties: geen staatssteun (geen economische activiteiten), geoorloofde staatssteun of ongeoorloofde staatssteun. Steun kan worden verleend wanneer geen sprake is van staatssteun of wanneer de steun past binnen geldende staatssteunregels. De bepaling van de (maximale) steun wordt per begunstigde uitgevoerd, wat inhoudt dat de (maximale) subsidiepercentages kunnen verschillen tussen de projectpartners. Op basis van deze berekening wordt vervolgens het subsidiepercentage en subsidiebedrag voor het project als geheel bepaald.

3. Regeldruk

3.1 Titel 2.12. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering digitalisering en robotisering

Uitgaande van een aanvraag met subsidietoekenning van € 10.000.000 miljoen is de verwachting dat er één aanvraag wordt ingediend met een duur van vijf jaar. Binnen deze openstelling geldt dat er één aanvraag, één wijziging, negen voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden. Samen kost dit in totaal 660 uur per aanvraag voor € 67 euro per uur, hetgeen resulteert in een kostenpost van € 44.220. Het betreft de kosten aan de kant van de aanvrager voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van Simplified Cost Option (SCO) of integrale kostensystematiek (IKS) voor loonkosten.

3.2. Titel 2.13. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid

Uitgaande van een aanvraag met subsidietoekenning van € 5.000.000 is de verwachting dat er één aanvraag wordt ingediend met een duur van vijf jaar. Binnen deze openstelling geldt dat er één aanvraag, één wijziging, negen voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden. Samen kost dit in totaal 660 uur per aanvraag voor € 67 euro per uur hetgeen resulteert in een kostenpost van € 44.220. Het betreft de kosten aan de kant van de aanvrager voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van Simplified Cost Option (SCO) of integrale kostensystematiek (IKS) voor loonkosten.

3.3. Titel 5.4. Subsidietitel voor steun onder Spoor 1, 2 en 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant

Onder deze titel wordt uitgegaan van een gemiddelde aanvraag met 3 projectpartners en een duur van 2,5 jaar en 20 aanvragen, daarbij geldt per aanvrager dat er één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden samen kost dit 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal vijftien gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in € 502.500 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van Simplified Cost Option (SCO) of de Integrale Kosten Systematiek (IKS) voor loonkosten.

3.4. Titel 7.4. Subsidietitel voor steun onder spoor 1, 2 en 3 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg

Onder deze titel wordt uitgegaan van een gemiddelde aanvraag met drie projectpartners en een duur van 2,5 jaar en veertien aanvragen, daarbij geldt per aanvrager dat er één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden samen kost dit 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal tien gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in € 335.000 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van Simplified Cost Option (SCO) of de Integrale Kosten Systematiek (IKS) voor loonkosten.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Met de datum van publicatie en inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

II. Artikelen

Artikel I, onderdelen A, C, H en N

Met deze onderdelen worden de subsidieplafonds voor de subsidietitels 2.1, 2.3 (JTF-regio Groningen-Emmen) en 3.1 (JTF-regio IJmond) gewijzigd (onderdelen A, C en H). Daarnaast wordt het subsidieplafond voor de EZK-cofinanciering JTF-regio IJmond gewijzigd (onderdeel N).

Artikel I, onderdelen B, E, F en I

Met deze onderdelen wordt voor de EZK-cofinanciering voor de JTF-regio Groningen-Emmen en de JTF regio IJmond een vervaltermijn opgenomen.

Artikel I, onderdeel D

Met dit onderdeel wordt de aanvraagtermijn voor titel 2.4 (JTF-regio Groningen-Emmen) verlengd.

Artikel I, onderdeel G

Dit onderdeel introduceert twee nieuwe titels 2.12 en 2.13. De titelnummers 2.10 en 2.11 zijn gereserveerd voor titels die nog in voorbereiding zijn. Deze titels zullen in een latere wijzigingsregeling volgen.

De toelichting op titels 2.12 en 2.13 volgt hieronder.

Titel 2.12. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering digitalisering en robotisering
Artikel 2.12.1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel legt de definities vast voor zover daar in deze subsidietitel aan wordt gerefereerd. Daar waar van toepassing is de herkomst van de definities weergegeven. In de begripsomschrijvingen worden de transities benoemd, zoals beschreven in de RIS3 2021–2027. Deze vier transities vormen het kader waarbinnen deze subsidietitel wordt uitgevoerd.

Artikel 2.12.8. Looptijd

In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden.

Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond. Een project duurt tot maximaal 31 december 2028.

Artikel 2.12.9. Afwijzingsgronden

De projectresultaten van het project dienen vooral ten goede te komen aan de JTF-regio Groningen- Emmen. Ook van belang is dat een project technisch en economisch haalbaar is. Hierop wordt het project beoordeeld. Een project dient obstakelvrij te zijn om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Dit houdt in dat er geen wezenlijk formele, juridische en financiële aspecten mogen zijn die uitvoering van het project in de weg staan. De haalbaarheid van het project dient aldus expliciet door de aanvrager aannemelijk gemaakt te worden.

Verder moet duidelijk zijn dat het project fysiek voltooid moet kunnen zijn of dat alle concrete acties (de projectactiviteiten) eind 2028 volledig ten uitvoer kunnen worden gelegd. Tevens dient te worden onderbouwd dat de opgegeven uitvoeringsduur noodzakelijk is om het project geheel ten uitvoer te kunnen leggen.

Artikel 2.12.10. Beoordelingscriteria

De projecten worden beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingscriteria (eerste lid):

  • bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027 (onderdeel a);

  • de mate van innovatie (onderdeel c);

  • kwaliteit van het project (onderdeel e);

  • bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact (onderdeel f).

Het is van groot belang dat de aanvrager zorgdraagt voor een gedegen kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de in de aanvraag gepresenteerde zaken. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de beoordelingscriteria. Een complete en gedegen onderbouwing borgt dat de deskundigencommissie zich een goed oordeel kan vormen over een project en de mate waarin het project scoort op de beoordelingscriteria. Op basis van alle informatie die de aanvrager per criterium geeft, vormt de deskundigencommissie vervolgens één kwalitatief oordeel per criterium.

Bijdrage aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027

Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen en de bijbehorende resultaatindicatoren waar de openstelling op ziet. Bovenliggend kader voor het programma is het TJTP en de Regionale Innovatiestrategie (RIS3 2021–2027).

Binnen het JTF programma wordt beoogd om minimaal 60 ondernemingen te ondersteunen bij het digitaliseren en robotiseren van hun onderneming, en te ondersteunen bij minimaal 36 product- of procesinnovaties. De private bijdrage van deze ondernemingen dient in totaal minimaal € 7.500.000 te bedragen. De beoordeling op dit punt wordt nadrukkelijk gekoppeld aan de onderbouwing die in de aanvraag op deze punten wordt gegeven.

Mate van innovatie

Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

  • stimuleert de subsidieregeling dat bedrijven versneld hun onderneming(sprocessen) vernieuwen/innoveren door te investeren in digitalisering en robotisering?

  • zijn er vergelijkbare (concurrerende) subsidie-instrumenten?

Kwaliteit van het project

Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

  • de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan;

  • de planning van het project. Is deze realistisch en haalbaar en is er ruimte voor flexibiliteit/bijsturing?

  • Zijn de risico’s die spelen bij de uitvoering van het project inzichtelijk gemaakt en wat betekenen deze risico’s voor de haalbaarheid van het project? Hoe worden de risico’s goed gemitigeerd?

  • De kwaliteit en ervaring van de beoogde uitvoerder van de subsidieregeling.

Bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact.

De eerste stap in de beoordeling op duurzaamheid is bedoeld om te beoordelen of een project voldoet aan de basisvereisten die de Europese Commissie heeft geformuleerd op het gebied van duurzaamheid. Uit Europese en nationale richtlijnen volgt dat geen projecten mogen worden gesubsidieerd die een negatief effect hebben op (het zogeheten do no significant harm principe (DNSH) uit de CPR) één van onderstaande aspecten:

  • efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen;

  • verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie;

  • duurzaam watergebruik en beheer;

  • tegengaan van vervuiling van het milieu;

  • verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer.

Ook moet een project voldoen aan het bieden van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en mag er op geen enkele wijze discriminatie plaatsvinden. Aanvragers dienen in hun projectplan aan te geven op welke wijze zij borgen dat het project voldoet aan deze voorwaarden. Bij het beoordelen van dit criterium wordt in de tweede stap vervolgens een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling. Hierbij dient duurzame ontwikkeling geïnterpreteerd te worden in overeenstemming met de definitie in het Brundtland Rapport1: Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.

Ook wordt in de tweede stap gelet op:

  • de manier waarop en de mate het project erin slaagt economische en maatschappelijke doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen;

  • in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft op de regio;

  • de manier waarop en de mate waarin in brede(re) zin wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling. Hierbij gaat het om ecologische duurzaamheid (o.a. efficiënt gebruik van hulpbronnen, reductie van bijdrage aan CO2- en overige broeikasgassen, energiebesparing en/of), sociale duurzaamheid (o.a. gendergelijkheid en non-discriminatie) en economische duurzaamheid (o.a. bevordering kennis).

Artikel 2.12.11. Voorschot

Indien aan een project een subsidie is toegekend zonder ontbindende/opschortende voorwaarden, kan vooruitlopend op het starten van het project worden verzocht om een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie. Dit kan ook als bij projecten met ontbindende/opschortende voorwaarden, aan alle ontbindende/opschortende voorwaarden is voldaan

Het vijfde lid geeft aan dat bevoorschotting plaatsvindt op basis van een verzoek dat tegelijkertijd met het indienen van een volledige voortgangsrapportage wordt gedaan. Bij een verzoek tot bevoorschotting worden de tot dan toe gemaakte, betaalde en gerapporteerde kosten als basis gebruikt voor de bepaling van het bedrag dat wordt uitbetaald. Het Ministerie van SZW kan ten opzichte van het verzoek kosten niet meenemen bij de berekening van het voorschot waarvan het Ministerie van SZW van mening is dat deze kosten niet subsidiabel zijn of dat nog niet duidelijk is of deze kosten aan het eind van het project subsidiabel gesteld kunnen worden. Op basis van de kosten die overblijven wordt vervolgens het uit te keren voorschotbedrag bepaald. Deze kosten worden hiertoe vermenigvuldigd met het effectieve subsidiepercentage, volgend uit de toegekende subsidie gedeeld op de totale subsidiabele kosten uit de aanvraag. Uit het feit dat een voorschot wordt verstrekt over kosten, volgt niet noodzakelijkerwijs dat deze kosten subsidiabel gesteld zullen worden bij de vaststelling van de subsidie.

Titel 2.13. Steun aan subsidie-instrumenten voor bevordering toekomstgericht en strategisch personeelsbeleid
Artikel 2.13.1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel legt de definities vast voor zover daar in deze subsidietitel aan wordt gerefereerd. Daar waar van toepassing is de herkomst van de definities weergegeven.

Artikel 2.13.8. Looptijd

In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden.

Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond. Een project duurt tot maximaal 31 december 2028.

Artikel 2.13.9. Afwijzingsgronden

De projectresultaten van het project dienen vooral ten goede te komen aan de JTF-regio Groningen- Emmen. Ook van belang is dat een project technisch en economisch haalbaar is. Hierop wordt het project beoordeeld. Een project dient obstakelvrij te zijn om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Dit houdt in dat er geen wezenlijk formele, juridische en financiële aspecten mogen zijn die uitvoering van het project in de weg staan. De haalbaarheid van het project dient aldus expliciet door de aanvrager aannemelijk gemaakt te worden.

Verder moet duidelijk zijn dat het project fysiek voltooid moet kunnen zijn of dat alle concrete acties (de projectactiviteiten) eind 2028 volledig ten uitvoer kunnen worden gelegd. Tevens dient te worden onderbouwd dat de opgegeven uitvoeringsduur noodzakelijk is om het project geheel ten uitvoer te kunnen leggen.

Artikel 2.13.10. Beoordelingscriteria

De projecten worden beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingscriteria (eerste lid):

  • bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027 (onderdeel a);

  • de mate van innovatie (onderdeel c);

  • kwaliteit van het project (onderdeel e);

  • bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact (onderdeel f).

Het is van groot belang dat de aanvrager zorgdraagt voor een gedegen kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de in de aanvraag gepresenteerde zaken. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de beoordelingscriteria. Een complete en gedegen onderbouwing borgt dat de deskundigencommissie zich een goed oordeel kan vormen over een project en de mate waarin het project scoort op de beoordelingscriteria. Op basis van alle informatie die de aanvrager per criterium geeft, vormt de deskundigencommissie vervolgens één kwalitatief oordeel per criterium.

Bijdrage aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027

Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen en de bijbehorende resultaatindicatoren waar de openstelling op ziet. Bovenliggend kader voor het programma is het TJTP en de Regionale Innovatiestrategie (RIS3 2021–2027).

Binnen het JTF-programma wordt beoogd om ruim 700 ondernemingen te ondersteunen en ruim 12.000 werknemers en werkzoekenden om en/of bij te scholen. Hierbij is de verwachting dat ruim 8.900 deelnemers een kwalificatie behalen. Daarnaast wordt aanvullend beoogd om minimaal 78 MKB-ers te ondersteunen die investeren in vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie of ondernemerschap, waarbij doelstelling is dat ruim 2.600 werknemers een opleiding voltooien. De beoordeling op dit punt wordt nadrukkelijk gekoppeld aan de onderbouwing die in de aanvraag op deze punten wordt gegeven.

Mate van innovatie

Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

  • zorgt de subsidieregeling er voor dat bedrijven gaan investeren in HR-beleid en opleiding van werknemers in technische sectoren?

  • zijn er vergelijkbare (concurrerende) subsidie-instrumenten?

Kwaliteit van het project

Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

  • de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan;

  • de planning van het project. Is deze realistisch en haalbaar en is er ruimte voor flexibiliteit/bijsturing?

  • zijn de risico’s die spelen bij de uitvoering van het project inzichtelijk gemaakt en wat betekenen deze risico’s voor de haalbaarheid van het project? Hoe worden de risico’s goed gemitigeerd?

  • de kwaliteit en ervaring van de beoogde uitvoerder van de subsidieregeling.

Bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact

De eerste stap in de beoordeling op duurzaamheid is bedoeld om te beoordelen of een project voldoet aan de basisvereisten die de Europese Commissie heeft geformuleerd op het gebied van duurzaamheid. Uit Europese en nationale richtlijnen volgt dat geen projecten mogen worden gesubsidieerd die een negatief effect hebben op (het zogeheten do no significant harm principe (DNSH) uit de CPR) één van onderstaande aspecten:

  • efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen;

  • verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie;

  • duurzaam watergebruik en beheer;

  • tegengaan van vervuiling van het milieu;

  • verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer.

Ook moet een project voldoen aan het bieden van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en mag er op geen enkele wijze discriminatie plaatsvinden. Aanvragers dienen in hun projectplan aan te geven op welke wijze zij borgen dat het project voldoet aan deze voorwaarden. Bij het beoordelen van dit criterium wordt in de tweede stap vervolgens een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling. Hierbij dient duurzame ontwikkeling geïnterpreteerd te worden in overeenstemming met de definitie in het Brundtland Rapport2: Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.

Ook wordt in de tweede stap gelet op:

  • de manier waarop en de mate het project erin slaagt economische en maatschappelijke doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen.

  • in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft op de regio.

  • de manier waarop en de mate waarin in brede(re) zin wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling. Hierbij gaat het om ecologische duurzaamheid (o.a. efficiënt gebruik van hulpbronnen, reductie van bijdrage aan CO2- en overige broeikasgassen, energiebesparing en/of), sociale duurzaamheid (o.a. gendergelijkheid en non-discriminatie) en economische duurzaamheid (o.a. bevordering kennis).

Artikel 2.13.11. Voorschot

Indien aan een project een subsidie is toegekend zonder ontbindende/opschortende voorwaarden, kan vooruitlopend op het starten van het project worden verzocht om een voorschot van 20 procent van de verleende subsidie. Dit kan ook als bij projecten met ontbindende/opschortende voorwaarden, aan alle ontbindende/opschortende voorwaarden is voldaan.

Het vijfde lid geeft aan dat bevoorschotting plaatsvindt op basis van een verzoek dat tegelijkertijd met het indienen van een volledige voortgangsrapportage wordt gedaan. Bij een verzoek tot bevoorschotting worden de tot dan toe gemaakte, betaalde en gerapporteerde kosten als basis gebruikt voor de bepaling van het bedrag dat wordt uitbetaald. Het Ministerie van SZW kan ten opzichte van het verzoek kosten niet meenemen bij de berekening van het voorschot waarvan het Ministerie van SZW van mening is dat deze kosten niet subsidiabel zijn of dat nog niet duidelijk is of deze kosten aan het eind van het project subsidiabel gesteld kunnen worden. Op basis van de kosten die overblijven wordt vervolgens het uit te keren voorschotbedrag bepaald. Deze kosten worden hiertoe vermenigvuldigd met het effectieve subsidiepercentage, volgend uit de toegekende subsidie gedeeld op de totale subsidiabele kosten uit de aanvraag. Uit het feit dat een voorschot wordt verstrekt over kosten, volgt niet noodzakelijkerwijs dat deze kosten subsidiabel gesteld zullen worden bij de vaststelling van de subsidie.

Artikel I, onderdeel J

Dit onderdeel introduceert een nieuwe titel 5.4. Deze titel omvat een veegplan van de drie titels 5.1 tot en met 5.3. De inhoud van de activiteiten is gelijk aan de inhoud van de titels 5.1 tot en met 5.3, waarvoor de aanvraagtijdvakken gesloten zijn.

De artikelen in deze subsidietitel worden hierna waar nodig toegelicht.

Titel 5.4. Subsidietitel voor steun onder Spoor 1, 2 en 3 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant
Artikel 5.4.2. Doel subsidie

Dit artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het bovenliggend kader voor deze subsidietitel is de RIS3 en het TJTP. Het TJTP kent specifieke sporen.

Spoor 1 is gericht op het vernieuwen en versterken van de regionale economie.

Er is behoefte aan stimulering van product- en procesinnovatie, van nieuwe bedrijvigheid en van digitalisering ten behoeve van de circulaire en biobased chemie en materialen:

  • op het vlak van circulaire chemie gaat het onder meer om de doorontwikkeling en opschaling van technologieën voor chemische recycling (waaronder pyrolyse) en om innovaties gericht op het genereren van energie en grondstoffen uit afval;

  • voor biobased gaat het onder andere om innovatieve ontwikkeling van biomaterialen (bijvoorbeeld de productie van ethyleen uit bioethanol en fermentatieprojecten), vaak op het raakvlak tussen biobased chemie en de eiwittransitie in de agrofood. Ook gaat het om toepassingen van biomassa als grondstof voor de groene chemie.

Daarnaast is er behoefte aan proces- en productinnovatie op de thema’s elektrificatie, groene waterstof-toepassingen, toepassingen voor afgevangen CO2 en digitale innovatie ten behoeve van groene chemie.

Vanuit spoor 1 worden ook integrale acties ondersteund die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten (onder andere het ondersteunen van aanpassingen door werknemers, ondernemers en ondernemingen en de ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen). In deze prioriteit wordt een deel van de middelen (mede) ingezet voor systemen en infrastructuur voor de arbeidsmarkt.

Spoor 2 is gericht op het versnellen van de transitie met investeringen in technologie, (energie-) systemen en infrastructuur nodig om te komen tot nieuwe banen in de circulaire en biobased chemie.

Om de transitie te versnellen is er behoefte aan investeringen in technologie, (energie-)systemen en infrastructuur om te komen tot nieuwe banen in de circulaire en biobased chemie:

  • elektrificatie: regio en Rijk werken aan aansluiting van Moerdijk op het 380 kV-net ten behoeve van de elektrificatie van de industrie; dit valt buiten de scope van het JTF. Wel is er voor het JTF behoefte aan extra lokale aansluitingen en aan investeringen in nieuwe, elektrisch gedreven technologieën (bijvoorbeeld elektrische boilers, elektrische krakers, elektromotoren) in het MKB om zo gebruik van fossiele brandstoffen te voorkomen.

  • lokale CO2-infrastructuur (transport) voor nieuwe toepassingen van CO2 als grondstof;

  • groene waterstof: installaties voor een ‘open access’ groene waterstofinfrastructuur: de productie, transport en opslag van groene waterstof als duurzame energiedrager voor de chemie, met de ‘Amer Energie Hub’ als zwaartepunt, en lokale aansluiting op landelijke waterstofinfra;

  • overige logistiek en infra: er is onder andere behoefte aan infrastructuur, aan transport van duurzame (niet-fossiele) restwarmte, en aan systemen voor duurzame energievoorziening in de groene chemie;

  • er is behoefte aan (haalbaarheids-) onderzoek en proceswerkzaamheden om investeringen in technologie, (energie-)systemen in infrastructuur te initiëren.

Vanuit spoor 2 worden ook integrale acties ondersteund die én op infrastructuur en systemen én op arbeidsmarkt inzetten (onder andere het ondersteunen van aanpassingen door werknemers, ondernemers en ondernemingen en de ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen). In deze prioriteit wordt een deel van de middelen (mede) ingezet voor systemen en infrastructuur voor de arbeidsmarkt.

Projecten uit spoor 3 zijn gericht op het verhogen van de wendbaarheid en weerbaarheid van de beroepsbevolking.

Om de arbeidsmarkteffecten van de transitie op te vangen, is in de hele COROP-regio behoefte aan om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden, zodat alle doelgroepen goed kunnen meekomen in transitie. Een leven lang ontwikkelen en het ontwikkelen van kennis en (digitale) skills, die nodig zijn voor de transitie, vormen hierbij de belangrijkste inzet. De focus ligt op de chemiesector, maar samenwerking met aanpalende sectoren is mogelijk (zie TJTP).

Het behouden en aantrekken van talent (jongeren) voor de chemische sector is ook een belangrijke behoefte, om zo de toenemende krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van de transitie tegen te gaan. Dit kan onder andere door in te zetten op imagoverbetering van de chemie en het bevorderen van zij-instroom. Tot slot is er behoefte aan het aanpassen van opleidingen aan de veranderende eisen die de transitie aan studenten stelt.

Artikel 5.4.3. Doelgroep

De subsidietitel staat onder andere open voor ondernemingen. De doelgroep wordt op inhoud niet afgebakend. Het staat voor iedere rechtspersoon – of samenwerking van meerdere rechtspersonen open – om aanvraag te doen. Het uitgangspunt van deze brede toegang is het streven naar een ‘ecosysteemaanpak’ met deelname van:

  • bedrijfsleven: het MKB, inclusief start- en scale-ups is de primaire doelgroep in het JTF West-Noord-Brabant. De focus ligt op de chemie- en energiesector, maar samenwerking met aanpalende sectoren is mogelijk (zie TJTP);

  • kennis- en onderwijsinstellingen (MBO, HBO, WO) en samenwerkingsverbanden/koepels;

  • overheden: gemeenten (op arbeidsmarkt), arbeidsmarktregio’s, UWV, havenbedrijven;

  • overige arbeidsmarktpartijen: vakbonden, werkgeversorganisaties, regionale mobiliteitsteams (RMTs); of

  • arbeidsmarktdoelgroepen: werkenden in de chemie en industrie, werkzoekenden, zij-instromers, scholieren en studenten.

Deze opsomming geldt niet als limitatief maar is illustratief.

Artikel 5.4.4. Subsidiabele activiteiten

Eerste lid, onderdelen a tot en met d en derde lid

Het TJTP voor West-Noord-Brabant onder spoor 1 richt zich, onder de titel Vernieuwing en versterking van de regionale economie, op verschillende activiteiten: productieve investeringen in bedrijven (niet zijnde grootbedrijven), investeringen in en de oprichting van nieuwe bedrijven, onderzoek en innovatie en digitalisering (A, B, C, H zoals beschreven in de JTF-verordening).

In het derde lid is de inhoudelijke scope van deze acties beschreven, dat gaat om de volgende activiteiten, hieronder steeds nader toegelicht:

Eerste lid, onderdelen g en h, en vijfde en zesde lid

  • a. onderzoek en innovatie gericht op circulaire chemie, grondstoffen en materialen

    Het gaat onder meer om de doorontwikkeling en opschaling van technologieën voor chemische recycling (waaronder pyrolyse) en om innovaties gericht op het genereren van energie en circulaire grondstoffen uit afval.

  • b. onderzoek en innovatie gericht op de eiwittransitie, waarbij er ook sprake is van impact op de energietransitie en/of de grondstoffentransitie

    De eiwittransitie is onderdeel van de landbouw- en voedingstransitie (zie de RIS3), en bestaat uit de vervanging van (producten van/met) dierlijke eiwitten door plantaardige eiwitten en andere eiwitbronnen of materialen. Binnen artikel 5.1.4, tweede lid, onderdeel b, gaat het ten eerste om onderzoek en innovatie op het snijvlak van de eiwittransitie en de energietransitie, oftewel de overgang naar efficiënter energiegebruik, een steeds hoger aandeel hernieuwbare energie in de energiemix en naar een betrouwbaar en veilig energiesysteem (RIS3). Op het raakvlak van de eiwit- en energietransitie is onderzoek en innovatie denkbaar op diverse thema’s:

    • ontwikkeling, winning, optimalisatie en/of toepassing van biogebaseerde brandstoffen, energie en/of warmte (bv. productie van ethyleen uit bio-ethanol, productie van groen gas in diverse vormen, gebruik van biomassa voor duurzaam vermogen, cascaderen van natuurlijke materialen zoals hout);

    • benutten van (agrarische) reststromen t.b.v. biogebaseerde brandstoffen, energie en/of warmte (bv. door hergebruik van snoeiafval, inzetten van reststromen uit voedselproductie); of

    • andere projecten die zowel een positieve impact op de eiwittransitie als op de energietransitie sorteren.

    Ten tweede gaat het om onderzoek en innovatie op het snijvlak van de eiwittransitie en de grondstoffentransitie, oftewel de transitie naar een biogebaseerde economie met niet-fossiele (plant-gebaseerde) grondstoffen en materialen, naar een circulaire economie (minder afval- en reststromen, circulair gebruik van grondstoffen, materialen en producten), en naar een grondstoffen-efficiënt en smart productieproces in de industrie. Er is onderzoek en innovatie op diverse thema’s denkbaar:

    • het ontwikkelen van biogebaseerde waardeketens ten behoeve van een duurzame chemie en industrie;

    • de doorontwikkeling van innovaties uit de landbouw naar de chemie en industrie t.b.v. biobased grondstoffen en materialen;

    • het verwaarden, benutten en circulair maken van reststromen en agrarische producten (waaronder suikerbieten en aardappel) t.b.v. biobased grondstoffen en materialen;

    • demonstraties en doorontwikkeling van proces- of biotechnologie (zoals fermentatie, al dan niet met stikstof als grondstof; extractie; scheidingsmethodes; extrusie; schimmeltechniek en andere proces- of biotechnologieën) met kansen voor opschaling voor zowel food als non-food toepassingen;

    • innovatieve productie van biogebaseerde materialen en bio-aromaten ter vervanging van gebruik van fossiele materialen in de chemie en industrie;

    • verbetering van afvalscheiding en winning in de voedselketen, waardoor grondstoffen gerichter kunnen worden verwaard; of

    • andere projecten die zowel een positieve impact op de eiwittransitie als op de grondstoffentransitie sorteren.

  • c. onderzoek en innovatie gericht op duurzame product- en procesinnovaties ten behoeve van de energie- en grondstoffentransitie

    Het kan gaan om diverse innovaties die bijdragen aan duurzame producten en processen, waaronder op het vlak van:

    • elektrificatie van processen (ter vervanging van fossiele brandstoffen);

    • innovatieve vormen van duurzame energie;

    • groene waterstof-toepassingen;

    • restwarmte van niet-fossiele bronnen;

    • innovatieve vormen van energie-opslag en nieuwe energiedragers; of

    • Carbon Capture Usage (innovatieve vormen van combineren, zuiveren, en toepassen van afgevangen CO2 als industriële grondstof).

  • d. economische diversificatie en baancreatie in de circulaire of biobased chemie en/of economie, onder meer door het ondersteunen van spin-offs, spin-outs en startups binnen de circulaire en biobased economie en door ondersteuning bij de ontwikkeling van vaardigheden binnen kleine en middelgrote ondernemingen.

  • e. digitale innovatie die nodig is voor de transitie naar groene chemie, industrie en energie, onder meer gericht op een betere registratie en detectie van grondstoffen en reststromen, digitalisering (bv. digital twinning) van processen en machines, en andere vormen van digitale innovatie die bijdragen aan een duurzame chemie, industrie en energie.

  • f. bevordering van de circulaire economie onder meer door onderzoeks- en innovatieprocessen, technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen.

Eerste lid, onderdelen e en f, en het vierde lid

De volgende voorbeelden van mogelijke activiteiten staan vermeld:

  • elektrificatie van processen in de (chemische) industrie, ten behoeve van de verduurzaming van het industriecluster als geheel (bijvoorbeeld energie- logistieke hub, opwaardering van het plaatselijke elektriciteitsnet) en van elektrificatie van MKB (midden- en kleinbedrijf) in de chemie. Er wordt geen aanleg van 380 kV-leidingen gesteund. Wel vallen innovatieve oplossingen die lokaal netcongestie tegengaan (spoor 1) en lokale 150 kV aansluitingen van clusters bedrijven (spoor 2) binnen het JTF, in het licht van de berichtgeving over het bereiken van de maximale capaciteit van het elektriciteitsnet in Noord-Brabant (zie Kamerbrief congestie op het elektriciteitsnet in Limburg en Noord-Brabant, 8 juni 2022);

  • lokale CO2-infrastructuur om tot nieuwe economische toepassingen te komen voor (afgevangen) CO2 als grondstof en voor transport naar eindgebruikers (onder andere tuinders);

  • groene waterstofinfrastructuur, met de Amer Energie Hub als beoogde locatie voor groene waterstof. Het gaat om installaties voor de productie, transport en opslag van groene waterstof ten behoeve van een openbare groene waterstofinfrastructuur voor de industrie. Inzet op H2-infrastructuur binnen het JTF en het RRF zijn complementair aan elkaar; waarbij in Noord-Brabant de nadruk ligt op lokale aansluitingen, netwerken en innovatieve toepassingen;

  • overige systemen en technologie voor een duurzame energievoorziening, energieopslag en conversie; of

  • vanuit spoor 2 worden ook integrale acties ondersteund die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten.

Deze opsomming geldt niet als limitatief maar is illustratief.

Tot de subsidiabele activiteiten behoren geen investeringen in CO2-reductie bij ETS installaties.

Eerste lid, onderdelen g en h, en vijfde en zesde lid

De volgende voorbeelden van mogelijke activiteiten staan vermeld:

  • bij- en omscholing;

  • acties op het gebied van een leven lang ontwikkelen, door het opleiden van jongeren in de techniek, bijscholing van zittende werknemers, voorkomen van uitstroom uit techniek (via bijscholingsprogramma’s;

  • acties gericht op de ontwikkeling van benodigde (digitale) kennis en vaardigheden van werknemers benodigd voor werken in de ‘groene chemie en energie’;

  • acties die de transitiepaden van werk-naar-werk ondersteunen door om- en bijscholing;

  • acties die bijdragen aan bredere bekendheid van werken in de groene chemie, ten behoeve van het opleiden en om- en bijscholen van nieuwe arbeidskrachten in de chemie;

  • andere activiteiten onder andere gericht op het aantrekken van talent en toekomstbestendig onderwijs, of

  • het ontwikkelen en toevoegen van opleidingsaanbod en -instituten om zo te voldoen aan de veranderende eisen die de transitie naar groene chemie stelt. Denk aan het opzetten van een biobased transitielectoraat, investeringen in opleidingsfaciliteiten (inclusief gebouwen) en innovatie-infrastructuur, een hybride leeromgeving of andere aanpassingen aan onderwijsinstituten. Daarbij wordt op actieniveau de link gelegd met de activiteiten voor om- en bijscholing (zie hiervoor).

Deze opsommingen gelden niet als limitatief maar zijn illustratief. Nadrukkelijk geldt hierbij wel dat ‘andere activiteiten’ niet onbeperkt breed is. Voornoemde activiteit O in de JTF-verordening omvat nadrukkelijk niet begeleiding van werkzoekenden (activiteit L in de JTF-verordening) en niet actieve inclusie (activiteit M in de JTF-verordening).

De inzet is om innovatie-, infrastructuur- en arbeidsmarktaspecten uit de 3 sporen integraal bij elkaar te brengen in projecten (bijvoorbeeld door innovatieprojecten te koppelen aan kennis- en skills ontwikkeling).

Tweede lid

Voor het op de juiste manier gebruiken van de investeringen van spoor 1 en 2 (onderdelen a tot en met f) is behoefte aan scholing en training van de arbeidsmarkt. Dit lid biedt de mogelijkheid tot investeringen in die scholing en training mits deze in combinatie is met de investeringen van spoor 1 of 2.

Zevende en achtste lid

In het TJTP maakt West-Noord-Brabant onderscheid binnen het Werkingsgebied (zoals gedefinieerd in hoofdstuk 1) naar de ‘Noordwestflank’ als een kleiner kerngebied voor Spoor 1 en Spoor 2 en de ‘overige gemeenten’, zie afbeelding hierna. De vermelde namen op het kaartje zijn niet de gemeentenamen, maar plaatsnamen. De formele afbakening staat in de tekst onder het plaatje.

Voor de openstelling van spoor 1 en 2, (eerste lid, onderdelen a tot en met f) komt alleen het kerngebied in aanmerking. In het zevende lid is daarom een nadere beperking opgenomen.

Voor de openstelling van spoor 3, eerste lid, onderdelen g en h, komt het gehele werkingsgebied in aanmerking. In het achtste lid is daarom geen nadere beperking opgenomen, zoals in de openstellingen voor spoor 1 en spoor 2 wel is gedaan.

  • Noordwestflank COROP-gebied als kerngebied: een aaneengesloten gebied bestaande uit de gemeenten Geertruidenberg, Drimmelen, Moerdijk, Steenbergen en Bergen op Zoom. Hier ligt het chemisch complex Moerdijk, de Amercentrale Geertruidenberg, en de Green Chemistry Campus (Bergen op Zoom). In dit gebied ligt de kern van de chemie, en kent de industrie de grootste klimaatopgave. Ook is het sociaaleconomisch belang van de industrie hier het grootst en worden de sociaaleconomische effecten van de transitie primair gevoeld. Opgemerkt wordt dat het chemisch cluster ook delen van de aangrenzende gemeenten omvat. De administratieve grenzen van de hier genoemde gemeenten komen daardoor niet helemaal overeen met de grenzen van de functionele regio.

  • overige gemeenten in COROP-gebied: hoewel de chemie en overige zware industrie in West-Noord-Brabant hier niet primair gevestigd is, worden de sociaaleconomische effecten van de transitie hier wel gevoeld. Immers is West-Noord-Brabant één ‘Daily Urban System’: óók werknemers uit de ‘ruimere cirkel’ werken in de chemie. Ook zitten ketens van bedrijven die afhangen van de chemie hier gevestigd; wegvallen van chemiebanen in het kerngebied leidt dus óók hier tot baanverlies. Tot slot zijn belangrijke onderwijs- en kennispartners en innovatieve bedrijven hier gevestigd; partijen die een cruciale rol spelen in de uitvoering van het JTF.

Het project dient aan te sluiten bij de algehele strategie van het JTF voor de regio West-Noord-Brabant. Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio West-Noord-Brabant. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio West-Noord-Brabant worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio West-Noord-Brabant te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.

Artikel 5.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

De verdeling van het beschikbare budget vindt plaats op volgorde van ontvangst: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Op de dag dat het plafond wordt overschreden, wordt er geloot, zoals in artikel 1.18, derde lid, van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 is aangegeven. De subsidietitel wordt gesloten zodra de sluitingsdatum is bereikt of als het beschikbare budget volledig is beschikt.

Wanneer een aanvraag binnen deze periode onvoldoende punten scoort voor een positief advies door de Deskundigencommissie en wordt afgewezen, staat de mogelijkheid tot herindiening van een verbeterde aanvraag open zolang het plafond nog niet is bereikt.

De openstelling is beperkt tot één openstellingsperiode met één budget en een aanvullend budget voor projecten die gericht zijn op spoor 3 (wendbare en weerbare beroepsbevolking). Als eerdere subsidieplafond gelden voor subsidietitels 5.1 tot en met 5.3 tijdens de openstellingen van die titels, niet volledig zijn benut, mogen de gelden worden toegevoegd aan de openstelling van het gepubliceerde subsidieplafond voor subsidietitel 5.4 (artikel 5.4.5, eerste en tweede lid). Bij het publiceren van titel 5.4 is dit nog niet bekend. Om die reden zijn het vierde, vijfde en zesde lid ingevoegd.

Artikel 5.4.6. Aanvraagperiode

De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen de aanvraagperiode. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.

Artikel 5.4.7. Hoogte subsidie

De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten, inclusief mogelijke cofinanciering zoals benoemd in het derde lid. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.

Artikel 5.4.9. Starttermijn en looptijd

Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend (eerste lid). De periode waarbinnen benodigde vergunningen na subsidieverlening alsnog verkregen moeten zijn, is twaalf maanden (tweede lid). Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op uiterlijk 31 juli 2026 (derde lid). Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.

In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie.

Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.

Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend (vierde lid).

Artikel 5.4.10. Afwijzingsgronden

In aanvulling op de algemene weigeringsgronden opgenomen in artikel 1.25 bepaalt dit artikel welke projecten niet toelaatbaar zijn.

Onderdeel b

Er worden geen productieve investeringen in grote ondernemingen ondersteund. Wél is te verwachten dat in een aantal projecten grote ondernemingen betrokken zijn; onder andere in innovatieprojecten ten behoeve van de groene chemie (piloting, demonstratie), in projecten die de innovatie- en arbeidsmarktinfra versterken en in projecten waarin een grote onderneming wel meedoet maar zelf geen steun uit het JTF ontvangt. Op projectniveau wordt getoetst dat er geen sprake is van productieve investeringen.

Artikel 5.4.11. Beoordelingscriteria

Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op volgorde van ontvangst. De beoordeling vindt in drie stappen plaats:

  • a. beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid;

  • b. inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;

  • c. beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten.

De beoordeling sluit aan op de zes criteria die in de Subsidieregeling JTF 2021–2027 (artikel 1.20) zijn voorgeschreven. Bij de weging van de criteria, is onderscheid gemaakt tussen projecten die voornamelijk gericht zijn op spoor 2 en 3 (eerste lid) en projecten die voornamelijk gericht zijn op spoor 1 (tweede lid).

Toelichting op de criteria:

Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027

Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Onderdeel daarvan is de beoordeling in hoeverre het project daadwerkelijk bijdraagt aan het opvangen van mogelijk negatieve effecten van de klimaattransitie in de regio. Bovenliggend kader voor het programma zijn het TJTP voor West-Noord-Brabant en de Regionale Innovatiestrategie (RIS3 2021–2027).

Mate van sociaaleconomische integraliteit

Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen. Ook het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, maakt onder spoor 3 onderdeel uit van dit criterium.

Hoogte van technische en sociale innovatiegehalte

Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of een project een voldoende innovatief karakter heeft. Waar het gaat om openstellingen gericht op product-, proces-, diensteninnovaties weegt met name mee hoe de beoogde resultaten zich verhouden tot de huidige stand van de ontwikkeling en de mate van kennisinbreng en uitwisseling. Waar het ander type voorstellen betreft kan het relevant zijn om te beoordelen in welke mate de gekozen aanpak vernieuwend is voor de regio.

De Deskundigencommissie kent een hogere score toe aan dit criterium, wanneer het project in grotere mate verbinding legt met de arbeidsmarkt en er meer activiteiten ten aanzien van beroepsbevolking en arbeidsmarkt integraal zijn opgenomen.

Hoogte van economisch en financieel toekomstperspectief

Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.

Kwaliteit van het projectplan

Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Hiertoe behoort ook de uitvoeringsgereedheid: hoe overtuigend en aannemelijk is het dat het project op zeer korte termijn start en ook binnen de geplande projectperiode daadwerkelijk tot volledige realisatie komt. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.

Met oog op de ambities in de regio en de noodzaak tot samenwerking in de volle breedte van de transities, kent de Deskundigencommissie een hogere score toe wanneer de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband en bij deelname door één of meerdere grote ondernemingen.

Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact

Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Hierbij dient duurzame ontwikkeling geïnterpreteerd te worden in overeenstemming met de definitie in het Brundtland Rapport3: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.’

Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategie (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.

Artikel 5.4.12. Voorschot

Subsidieontvangers kunnen op basis van uitgevoerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.

Artikel I, onderdelen K en L

Met deze onderdelen wordt een correctie doorgevoerd in de artikelnummering.

Artikel I, onderdeel M

Dit onderdeel introduceert een nieuwe titel 7.4. Deze titel omvat een veegplan van de drie titels 7.1 tot en met 7.3. De inhoud van de activiteiten is gelijk aan de titels 7.1 tot en met 7.3.

De artikelen uit deze titel worden hierna waar nodig toegelicht.

Titel 7.4 Subsidietitel voor steun onder spoor 1, 2 en 3 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg
Artikel 7.4.2. Doel subsidie

Het artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het JTF kent specifieke sporen. Projecten binnen het eerste spoor dragen bij aan de vernieuwing en versterking van de regionale economie. Het doel van dit spoor binnen Zuid-Limburg is om innovatie ten behoeve van de ontwikkeling van een circulair en biobased chemiecluster aan te jagen en daarmee nieuwe duurzame banen te creëren passend binnen de transitieopgave van het chemiecluster. Projecten met een samenhang in investeringen in innovatie en arbeidsmarkt worden daarbij hoger gescoord.

Projecten binnen het tweede spoor worden gekenmerkt door investeringen technologie, systemen, en infrastructuur. Het doel van dit spoor binnen Zuid-Limburg is om de benodigde hardware (infrastructuur) benodigd voor de transitie naar een circulair en biobased chemiecluster te ontwikkelen en realiseren.

Projecten binnen het derde spoor zijn gericht op een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Het doel van dit spoor binnen Zuid-Limburg is de implementatie van een circulaire human capital agenda.

Artikel 7.4.3. Doelgroep

Alle partners betrokken bij de transitieopgave in de regio Zuid-Limburg behoren tot de doelgroep. Bedrijven of organisaties van of gericht op bedrijven, inclusief ketens met toeleveranciers, producenten, logistiek en afnemers als ook kennisinstellingen, opleidingsinstituten en overheden.

Artikel 7.4.4. Subsidiabele activiteiten

Eerste lid, onderdelen a en b, en derde lid

Hieronder volgen voorbeelden van de activiteiten.

Investeringen in onderzoek en innovatie in:

  • circulair: o.a. innovatief circulair ontwerp en innovatie op het gebied van reststromen als grondstof (door o.a. mechanische recycling, solvolyse, pyrolyse én vergassing). Met doorontwikkeling van pyrolyse worden plastic reststomen omgezet naar grondstoffen voor de chemie, ter voorkoming van fossiele grondstoffen en sluiting van de materialenkringloop;

  • biobased: o.a. innovatieve toepassing van biogrondstoffen (o.a. door gebruik van biobased nafta, productie van drop-in chemicaliën en dedicated biobased polymeren). Biomassa als brandstof is niet voorzien;

  • overige proces- en productinnovatie t.b.v. de groene chemie, waaronder op het gebied van elektrificatie (o.a. door plasmatechnologie en elektrificatie van thermische processen) en innovatieve productie en toepassingen van groene waterstof.

Integrale acties die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten (o.a. ondersteunen van aanpassingen door werknemers, ondernemers en ondernemingen en het ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen).

Digitale innovaties in de chemie, in de overgang van lineaire naar circulaire, complexe ketens t.b.v. nieuwe banen in circulaire, complexe ketens.

Eerste lid, onderdeel c, en vierde lid

Hieronder volgen voorbeelden van de activiteiten.

  • groene waterstofinfrastructuur: o.a. de aanleg van een lokale waterstofringleiding, aansluitingen op de landelijke waterstofinfrastructuur, en installaties voor de productie van groene waterstof, mits groen geproduceerd en gebruikt om de industrie te verduurzamen. Inzet op waterstofinfrastructuur binnen het JTF en het RRF zijn complementair aan elkaar; waarbij in Zuid-Limburg de nadruk ligt op lokale aansluitingen, netwerken en innovatieve toepassingen;

  • circulaire infrastructuur: acties gericht op de aanleg van pijpleidingen, een waterstofringleiding;

  • CO2-infrastructuur: pijpleidingen voor lokaal transport en hergebruik van CO2 en aantakking op (inter)nationale CO2-buisleidingen (o.a. met Rotterdam (Porthos) en Noordrijn-Westfalen, evt. gekoppeld aan een waterstofnetwerk. Met deze voorgenomen acties worden geen activiteiten ondersteund die gebruik maken van fossiele brandstoffen;

  • lokale openbare infrastructuur voor elektrificatie van het chemiecluster. Er wordt geen aanleg van 380 kV-infrastructuur gesteund. Wel passen innovatieve oplossingen die lokaal netcongestie tegengaan en lokale 150 kV aansluitingen binnen het JTF;

  • integrale acties die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten.

Eerste lid, onderdeel d

Hierbij gaat het om haalbaarheidsonderzoeken ter voorbereiding van investeringen voor spoor 2.

Eerste lid, onderdelen e, f en g, en vijfde lid

De volgende typen acties vallen onder deze actielijn:

  • toekomstbestendig onderwijs en arbeidsmarkt door leven lang ontwikkelen.

  • toevoegen en moderniseren van infrastructuur voor beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs t.b.v. ondersteuning voor aansluiting met en overgangen op de arbeidsmarkt in de chemie.

Onder meer de volgende acties worden ondersteund: ontwikkelen van ‘circulaire economie-modules’ voor werkenden i.s.m. onderwijs, realisatie van makerspaces/fieldlabs voor studenten en professionals, een Expertisecentrum Circular Engineering, en het verbeteren van onderwijscurricula (integreren van circulaire kennis, ontwikkelen van curricula of delen daarvan).

Ook onderwijsfaciliteiten om op te leiden voor kansrijke crossovers met de chemie (denk aan crossover chemie-farmacie) passen hieronder).

  • begeleiding van werkzoekenden;

  • aantrekken en behoud talent voor de chemie.

Tweede lid

Voor het op de juiste manier gebruiken van de investeringen van spoor 1 en 2 (onderdelen a tot en met d) is behoefte aan begeleiding, (om)scholing en training van de arbeidsmarkt. Dit lid biedt de mogelijkheid tot investeringen in die begeleiding, scholing en training mits deze in combinatie is met de investeringen van spoor 1 of 2.

Zesde lid

Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio Zuid-Limburg. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio Zuid-Limburg worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio Zuid-Limburg te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.

Artikel 7.4.5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

De verdeling van het beschikbare budget vindt plaats op volgorde van ontvangst: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Op de dag dat het plafond wordt overschreden wordt er geloot zoals in artikel 1.18, derde lid, is aangegeven. De subsidietitel wordt gesloten zodra de sluitingsdatum is bereikt of als het beschikbare budget volledig is beschikt.

Wanneer een aanvraag binnen deze periode onvoldoende punten scoort voor een positief advies door de Deskundigencommissie en wordt afgewezen, staat de mogelijkheid tot herindiening van een verbeterde aanvraag open zolang het plafond nog niet is bereikt.

De openstelling is beperkt tot één openstellingsperiode met één budget en een aanvullend budget voor projecten die gericht zijn op spoor 3 (wendbare en weerbare beroepsbevolking). Als subsidieplafonds voor de subsidietitels 7.1, 7.2 en 7.3 tijdens de openstellingen van die titels, niet volledig zijn benut, mogen de gelden worden toegevoegd aan de openstelling van de nieuw gepubliceerde subsidietitel 7.4 (artikel 7.4.5, eerste en tweede lid). Bij het publiceren van titel 7.4 is dit nog niet bekend. Om die reden zijn het vierde, vijfde en zesde lid ingevoegd.

Artikel 7.4.6. Aanvraagperiode

De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen de aanvraagperiode. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.

Artikel 7.4.9. Starttermijn en looptijd

Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend (eerste lid). De periode waarbinnen benodigde vergunningen na subsidieverlening alsnog verkregen moeten zijn, is achttien maanden (tweede lid). Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op uiterlijk 31 juli 2026 (derde lid). Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.

In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie.

Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.

Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend (vierde lid).

Artikel 7.4.11. Beoordelingscriteria

De beoordeling vindt in drie stappen plaats:

  • a. Beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid door de intermediaire instantie.

  • b. Inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie.

  • c. Beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten door de intermediaire instantie.

De inhoudelijke beoordeling voor aanvragen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:

A. Bijdrage aan doelstellingen van het Programma

Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Bovenliggend kader voor het programma zijn de TJTP’s.

B. Mate van sociaaleconomische integraliteit

Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met (bij)scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen.

C. Mate van (sociale) Innovativiteit

Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of een project een voldoende een innovatief karakter heeft. Waar het gaat om openstellingen gericht op product-, proces-, diensteninnovaties weegt met name mee hoe de beoogde resultaten zich verhouden tot de huidige stand van de ontwikkeling en de mate van kennisinbreng en uitwisseling. Waar het ander type voorstellen betreft kan het relevant zijn om te beoordelen in welke mate de gekozen aanpak vernieuwend is voor de regio.

D. Economisch of Financieel toekomstperspectief

Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.

E. Kwaliteit van de aanvraag

Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.

F. Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke impact

Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.

Artikel 7.4.12. Voorschot

Subsidieontvangers kunnen op basis van gerealiseerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80% van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. Voor verdere toelichting zie paragraaf 4 van het algemene deel van deze toelichting.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Our Common Future: Report of the World Commission on Environment and Development (un.org).

X Noot
2

Our Common Future: Report of the World Commission on Environment and Development (un.org).

X Noot
3

Our Common Future: Report of the World Commission on Environment and Development (un.org).

Naar boven