Advies Raad van State inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden

Nader Rapport

31 oktober 2023

Nr. 4864234

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 juni 2023, nr. 2023001480, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 juli 2023, nr. W16.23.00144/II, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2023, no.2023001480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel betreft een aanpassing van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (hierna: WGS). Het voorziet erin dat de minister uitsluitend in spoedeisende situaties de gegevensverwerking van nieuwe samenwerkingsverbanden in een tijdelijke algemene maatregel van bestuur (amvb) kan regelen. Ook voor deze amvb geldt onder de WGS een verplichting tot het volgen een nahangprocedure.

De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat dit tot ongewenste vertraging kan leiden in spoedsituaties. Zij adviseert daarom in deze situaties af te zien van de nahangprocedure. In verband met deze opmerking is aanpassing van het wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.

1. Inhoud van het wetsvoorstel

De WGS beoogt een juridische basis te bieden voor samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden zijn, volgens het wetsvoorstel, verbanden van bestuursorganen en private partijen die gezamenlijk gegevens verwerken voor zwaarwegende algemene belangen, zoals de bestrijding van fraude en de georganiseerde criminaliteit. De WGS wijst een viertal samenwerkingsverbanden aan, te weten het Financieel Expertisecentrum, Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen, de Regionale Informatie- en Expertisecentra en de Zorg- en Veiligheidshuizen.

Het wetsvoorstel heeft betrekking op een specifiek onderdeel van de WGS, namelijk de mogelijkheid om de gegevensverwerking van nieuwe samenwerkingsverbanden in een amvb te regelen. Deze mogelijkheid was bedoeld voor nieuwe samenwerkingsverbanden, die nog geen grondslag hebben in de WGS.1 Met het wetsvoorstel kan enkel in spoedeisende situaties, waarin de totstandkoming van de wet niet kan worden afgewacht, de gegevensverwerking van een nieuw samenwerkingsverband in een amvb worden geregeld. De regering moet vervolgens zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel indienen om het betreffende samenwerkingsverband alsnog in de wet op te nemen. Als de Eerste of Tweede Kamer het wetsvoorstel verwerpt, moet de amvb onverwijld worden ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan moet de amvb worden ingetrokken op het tijdstip dat de wet in werking treedt.2 Met deze aanpassing geeft de regering gevolg aan een opmerking van de Afdeling in een voorlichting over de WGS, aldus de toelichting.3

2. Nahangprocedure

Wanneer de Minister van Justitie en Veiligheid in een spoedeisende situatie een nieuw samenwerkingsverband per amvb aanwijst, geldt er op grond van artikel 3.3 van de WGS zoals thans aanhangig bij de Eerste Kamer tevens een verplichting tot het volgen een nahangprocedure.4 Dit houdt in dat na publicatie van de amvb het parlement een periode van vier weken krijgt waarin één van beide Kamers met een absolute meerderheid kan verzoeken om het in de amvb geregelde onderwerp bij wet te regelen. In dat geval wordt de amvb onverwijld ingetrokken en wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend. Uit de toelichting blijkt dat de nahangprocedure blijft gehandhaafd om de ‘optimale betrokkenheid’ van het parlement bij het aanwijzen van nieuwe samenwerkingsverbanden te garanderen.5

De Afdeling acht de toelichting op dit punt niet overtuigend. De verplichting tot het volgen van een nahangprocedure kan op gespannen voet staan met het spoedkarakter van de situaties waarin nieuwe samenwerkingsverbanden per amvb kunnen worden geregeld.6 Uit de toelichting blijkt dat het op voorhand moeilijk te zeggen is in welke situaties van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt.7 Het is volgens de Afdeling echter niet uit te sluiten dat deze situaties zeer urgent zullen zijn. Het is dan noodzakelijk dat het nieuwe samenwerkingsverband zo snel mogelijk een formele grondslag voor de gegevensverwerking krijgt. De verplichting tot het volgen van de nahangprocedure, die vier weken in beslag neemt, kan daaraan in de weg staan en in een dergelijk geval tot ongewenste vertraging leiden.

De Afdeling erkent dat parlementaire betrokkenheid ook in spoedsituaties van groot belang is. Deze wordt echter voldoende gewaarborgd doordat de minister zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel indient om het nieuwe samenwerkingsverband in de WGS op te nemen. Het handhaven van de nahangprocedure is in die zin ook dubbelop en niet noodzakelijk. De geringe toegevoegde waarde van de nahangprocedure voor de parlementaire betrokkenheid weegt niet op tegen de vertraging die als gevolg van deze procedure ontstaat voor de inwerkingtreding van de amvb in urgente situaties.

In het licht van het voorgaande adviseert de Afdeling af te zien van de verplichting tot het volgen van een nahangprocedure wanneer een nieuw samenwerkingsverband per tijdelijke amvb wordt geregeld. Daartoe dient artikel 3.3 van de WGS, zoals thans aanhangig bij de Eerste Kamer, te worden geschrapt.

Reactie op punt 2 van het advies

De nadelen die de Afdeling schetst, hebben mij ervan overtuigd dat een combinatie van tijdelijke delegatie en een nahangprocedure inderdaad minder wenselijk is. Ook zonder nahangprocedure zijn er tenslotte al de nodige zorgvuldigheidswaarborgen: alleen in spoedeisende situaties en alleen tijdelijk mag de gegevensverwerking van een ander samenwerkingsverband bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld. Daarop moet zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel volgen dat het betreffende samenwerkingsverband alsnog in de wet opneemt. Het parlement oefent zijn invloed uit in de vorm van het wel of niet aannemen of aanpassen van dat wetsvoorstel. Als het parlement het wetsvoorstel verwerpt, moet de tijdelijke amvb onmiddellijk worden ingetrokken. De parlementaire betrokkenheid is aldus gewaarborgd. Als er voor de tijdelijke amvb ook een nahangprocedure moet worden gevolgd, dan zou dat derhalve, zoals de Afdeling stelt, niet alleen dubbelop zijn, maar ook op gespannen voet kunnen staan met het spoedeisende karakter van de situaties waarin een samenwerkingsverband tijdelijk bij amvb kan worden geregeld. Gevolg gevend aan het advies van de Afdeling, voorziet dit wetsvoorstel daarom bij nadere afweging in schrapping van de nahangprocedure (artikel 3.3).

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Ik moge U hierbij verzoeken het gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius.

Advies Raad van State

No. W16.23.00144/II

’s-Gravenhage, 12 juli 2023

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2023, no.2023001480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel betreft een aanpassing van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (hierna: WGS). Het voorziet erin dat de minister uitsluitend in spoedeisende situaties de gegevensverwerking van nieuwe samenwerkingsverbanden in een tijdelijke algemene maatregel van bestuur (amvb) kan regelen. Ook voor deze amvb geldt onder de WGS een verplichting tot het volgen een nahangprocedure.

De Afdeling advisering van de Raad van State wijst erop dat dit tot ongewenste vertraging kan leiden in spoedsituaties. Zij adviseert daarom in deze situaties af te zien van de nahangprocedure. In verband met deze opmerking is aanpassing van het wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.

1. Inhoud van het wetsvoorstel

De WGS beoogt een juridische basis te bieden voor samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden zijn, volgens het wetsvoorstel, verbanden van bestuursorganen en private partijen die gezamenlijk gegevens verwerken voor zwaarwegende algemene belangen, zoals de bestrijding van fraude en de georganiseerde criminaliteit. De WGS wijst een viertal samenwerkingsverbanden aan, te weten het Financieel Expertisecentrum, Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen, de Regionale Informatie- en Expertisecentra en de Zorg- en Veiligheidshuizen.

Het wetsvoorstel heeft betrekking op een specifiek onderdeel van de WGS, namelijk de mogelijkheid om de gegevensverwerking van nieuwe samenwerkingsverbanden in een amvb te regelen. Deze mogelijkheid was bedoeld voor nieuwe samenwerkingsverbanden, die nog geen grondslag hebben in de WGS.1 Met het wetsvoorstel kan enkel in spoedeisende situaties, waarin de totstandkoming van de wet niet kan worden afgewacht, de gegevensverwerking van een nieuw samenwerkingsverband in een amvb worden geregeld. De regering moet vervolgens zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel indienen om het betreffende samenwerkingsverband alsnog in de wet op te nemen. Als de Eerste of Tweede Kamer het wetsvoorstel verwerpt, moet de amvb onverwijld worden ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan moet de amvb worden ingetrokken op het tijdstip dat de wet in werking treedt.2 Met deze aanpassing geeft de regering gevolg aan een opmerking van de Afdeling in een voorlichting over de WGS, aldus de toelichting.3

2. Nahangprocedure

Wanneer de Minister van Justitie en Veiligheid in een spoedeisende situatie een nieuw samenwerkingsverband per amvb aanwijst, geldt er op grond van artikel 3.3 van de WGS zoals thans aanhangig bij de Eerste Kamer tevens een verplichting tot het volgen een nahangprocedure.4 Dit houdt in dat na publicatie van de amvb het parlement een periode van vier weken krijgt waarin één van beide Kamers met een absolute meerderheid kan verzoeken om het in de amvb geregelde onderwerp bij wet te regelen. In dat geval wordt de amvb onverwijld ingetrokken en wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend. Uit de toelichting blijkt dat de nahangprocedure blijft gehandhaafd om de ‘optimale betrokkenheid’ van het parlement bij het aanwijzen van nieuwe samenwerkingsverbanden te garanderen.5

De Afdeling acht de toelichting op dit punt niet overtuigend. De verplichting tot het volgen van een nahangprocedure kan op gespannen voet staan met het spoedkarakter van de situaties waarin nieuwe samenwerkingsverbanden per amvb kunnen worden geregeld.6 Uit de toelichting blijkt dat het op voorhand moeilijk te zeggen is in welke situaties van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt.7 Het is volgens de Afdeling echter niet uit te sluiten dat deze situaties zeer urgent zullen zijn. Het is dan noodzakelijk dat het nieuwe samenwerkingsverband zo snel mogelijk een formele grondslag voor de gegevensverwerking krijgt. De verplichting tot het volgen van de nahangprocedure, die vier weken in beslag neemt, kan daaraan in de weg staan en in een dergelijk geval tot ongewenste vertraging leiden.

De Afdeling erkent dat parlementaire betrokkenheid ook in spoedsituaties van groot belang is. Deze wordt echter voldoende gewaarborgd doordat de minister zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel indient om het nieuwe samenwerkingsverband in de WGS op te nemen. Het handhaven van de nahangprocedure is in die zin ook dubbelop en niet noodzakelijk. De geringe toegevoegde waarde van de nahangprocedure voor de parlementaire betrokkenheid weegt niet op tegen de vertraging die als gevolg van deze procedure ontstaat voor de inwerkingtreding van de amvb in urgente situaties.

In het licht van het voorgaande adviseert de Afdeling af te zien van de verplichting tot het volgen van een nahangprocedure wanneer een nieuw samenwerkingsverband per tijdelijke amvb wordt geregeld. Daartoe dient artikel 3.3 van de WGS, zoals thans aanhangig bij de Eerste Kamer, te worden geschrapt.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals aangeboden aan de Raad van State: Wijziging van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden aan te passen in verband met het waarborgen van de parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van andere samenwerkingsverbanden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 3.1 van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

B

In het eerste lid wordt na ‘Bij algemene maatregel van bestuur kunnen’ ingevoegd ‘, indien de totstandkoming van een wet niet kan worden afgewacht,’.

C

Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Na de plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

MEMORIE VAN TOELICHTING

De Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS), zoals die nu in behandeling is bij de Eerste Kamer,1 regelt het juridisch kader en privacy- en zorgvuldigheidswaarborgen voor de gegevensverwerking in een viertal (clusters van) samenwerkingsverbanden op het gebied van criminaliteitsbestrijding of complexe problemen op het snijvlak van zorg en veiligheid.2 Daarnaast bevat de tekst van het wetsvoorstel een mogelijkheid om andere samenwerkingsverbanden bij algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) te regelen, onder meer voor het voorkomen en bestrijden van ernstige vormen van criminaliteit (artikelen 3.1 tot en met 3.3). Die mogelijkheid wordt in het onderhavige wetsvoorstel beperkt tot spoedsituaties en kan alleen tijdelijk worden gebruikt, ter overbrugging van de tijd die nodig is om een wetswijziging tot stand te brengen om zo’n ander samenwerkingsverband alsnog in de WGS zelf te regelen. Hiermee wordt de Afdeling advisering van de Raad van State gevolgd.

1. Aanleiding

Op verzoek van de Eerste Kamer is in november 2021 een nader advies3 uitgebracht door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en heeft de Afdeling advisering van de Raad van State een voorlichting4 uitgebracht over het wetsvoorstel WGS. De AP heeft geadviseerd de mogelijkheid om bij amvb nieuwe samenwerkingsverbanden te regelen te schrappen. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State vindt regeling op het niveau van een amvb te laag. De Afdeling advisering wijst er echter op dat regeling bij amvb aangewezen kan zijn bij spoedsituaties. Daarom luidt haar advies om de mogelijkheid om bij amvb andere samenwerkingsverbanden op te richten, te beperken tot die gevallen. Indien een samenwerkingsverband in geval van spoed tijdelijk bij amvb geregeld zou moeten worden, mag volgens de Afdeling advisering worden verwacht dat de wezenlijke elementen uiteindelijk alsnog op het niveau van de formele wet worden vastgelegd (‘tijdelijke delegatie’). De Afdeling advisering suggereert om het wetsvoorstel aan te nemen onder de voorwaarde dat een separaat daartoe strekkend reparatiewetsvoorstel wordt ingediend. De Afdeling advisering wijst op de mogelijkheid de artikelen over het regelen van samenwerkingsverbanden bij amvb in het wetsvoorstel zoals dat nu in behandeling is bij de Eerste niet in werking te laten treden. De behandeling van de WGS hoeft dan in de tussentijd niet te wachten op het wetsvoorstel dat de delegatiegrondslag voor nieuwe samenwerkingsverbanden aanpast, zodat op korte termijn recht kan worden gedaan aan het belang om de gegevensverwerking binnen bestaande samenwerkingsverbanden van een toereikende wettelijke grondslag te voorzien.5

Naar aanleiding hiervan heeft de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid in zijn Kamerbrief van 17 december 2021 geschreven dat hij bereid is om toe te zeggen dat de artikelen 3.1 tot en met 3.3, die de mogelijkheid regelen om nieuwe samenwerkingsverbanden bij amvb te regelen, niet in werking zullen treden. Ook is aangekondigd dat een wetsvoorstel wordt ingediend waarmee die mogelijkheid wordt beperkt tot spoedsituaties en tijdelijk wordt.6 Een amvb waarin een nieuw samenwerkingsverband wordt geregeld, is dan alleen nog tijdelijk mogelijk in geval van spoed, zolang dat nodig is ter overbrugging van de benodigde tijd voor een wetsvoorstel om het betreffende samenwerkingsverband in de WGS te regelen.

Het huidige kabinet volgt dezelfde koers en heeft de voornoemde toezegging bevestigd richting de Eerste Kamer in de memorie van antwoord bij de WGS,7 evenals in antwoord op vragen van de Tweede Kamer.8 De artikelen 3.1 tot en met 3.3 van de WGS zullen niet in werking treden, zolang de beide Kamers der Staten-Generaal niet hebben ingestemd met een aangepaste versie van die artikelen.

Het onderhavige wetsvoorstel dient om gevolg te geven aan de toezegging om de betreffende artikelen aan te passen. Het wetsvoorstel vergroot de zorgvuldigheid. Het regelt immers dat er alleen een nieuw samenwerkingsverband kan worden toegevoegd als het parlement daarmee instemt. De hoofdregel zal voortaan zijn dat een samenwerkingsverband bij wet wordt aangewezen, waarbij een normale wetgevingsprocedure zal worden gevolgd. Toepassing van de in het onderhavige wetsvoorstel geregelde procedure is dan dus niet aan de orde. Alleen in spoedsituaties kan dit in eerste instantie bij amvb. Op die situatie ziet deze wet. Ook dan zal echter steeds een wet moeten volgen.

2. Inhoud van het wetsvoorstel

Indien de gegevensverwerking in een nieuw samenwerkingsverband noopt tot regelgeving, ligt in het normale geval een wetswijziging in de rede. Het wetsvoorstel neemt dit als uitgangspunt: nieuwe samenwerkingsverbanden dienen in beginsel steeds bij wet te worden ingesteld. Het ligt in de rede dat dit, als dit aan de orde is, geschiedt door toevoeging van nieuwe paragrafen aan hoofdstuk 2 van de WGS (‘Bepalingen inzake specifieke samenwerkingsverbanden’).9 Zoals hiervoor al aangegeven zal de in dit wetsvoorstel geschetste procedure in de meeste gevallen waarin een samenwerkingsverband wordt aangewezen dus niet kunnen worden gevolgd.

Om dit uitgangspunt te weerspiegelen in de WGS, wordt met het onderhavige wetsvoorstel voorgesteld dat samenwerkingsverbanden uitsluitend nog bij wijze van uitzondering, tijdelijk bij amvb kunnen worden geregeld. Daartoe bevat het wetsvoorstel drie aanvullende voorwaarden:

  • 1. Er moet sprake zijn van een spoedsituatie (zie de navolgende paragraaf).

  • 2. Er moet zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel worden ingediend om het betreffende samenwerkingsverband alsnog in de wet te regelen.

  • 3. De amvb is tijdelijk: deze kan louter voortduren totdat het parlement het wetsvoorstel om het samenwerkingsverband permanent te regelen, aanvaardt of verwerpt.

Dit betreft ‘tijdelijke delegatie’. Volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving betekent tijdelijke delegatie het volgende:

  • Na de plaatsing van de tijdelijke amvb in het Staatsblad moet zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel worden ingediend.

  • Indien een van de beide Kamers der Staten-Generaal het wetsvoorstel verwerpt (of indien de regering het intrekt), dan moet de amvb onverwijld worden ingetrokken.

  • Wordt het voorstel tot wet verheven, dan moet de amvb worden ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

Conform het model uit aanwijzing 2.39 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn deze drie elementen opgenomen in het voorgestelde artikel 3.1, tweede lid.

De bevoegdheid tot tijdelijke delegatie is gewenst met het oog op gevallen waarin de totstandkoming van een wet in formele zin niet kan worden afgewacht, vanwege de gewenste snelheid en flexibiliteit in spoedsituaties.

Tijdelijke delegatie is hiervoor een oplossing, omdat hierbij de voorschriften tijdelijk bij amvb kunnen worden vastgesteld. De mogelijkheid om tijdelijk een samenwerkingsverband bij amvb te regelen biedt dus een oplossing voor spoedgevallen, om de tijd te overbruggen die nodig is om een wetswijziging tot stand te brengen om het betreffende samenwerkingsverband in de WGS zelf te regelen.10 In alle gevallen wordt een samenwerkingsverband dus uiteindelijk bij wet aangewezen.

Het voorliggende wetsvoorstel laat onverlet dat voor het bij amvb kunnen regelen van een samenwerkingsverband ook moet worden voldaan aan de voorwaarden die uit de WGS volgen:

  • Er moet sprake zijn van essentiële maatschappelijke vraagstukken zoals omschreven in artikel 3.1 van de WGS, zoals het voorkomen of bestrijden van een ernstige vorm van criminaliteit.11

  • Het betreft juridische knelpunten op het gebied van gezamenlijke gegevensverwerking die in de weg staan aan een optimale, nog effectievere samenwerking van het samenwerkingsverband, die een oplossing via wetgeving behoeven.

  • Er moet een nahangprocedure bij het parlement worden gevolgd op grond van artikel 3.3 van de WGS (zie hierna paragraaf 4).

3. Spoedsituaties

De mogelijkheid om een samenwerkingsverband tijdelijk bij amvb te regelen, ziet volgens dit wetsvoorstel alleen op spoedsituaties. Het wetsvoorstel definieert een spoedsituatie als de situatie waarin niet op de totstandkoming van een wet kan worden gewacht. Dit is gebaseerd op aanwijzing 2.39, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving: ‘Tijdelijke delegatie blijft beperkt tot gevallen waarin te stellen voorschriften gelet op hun betekenis bij wet moeten worden vastgesteld maar de totstandkoming van een wet niet kan worden afgewacht.’ De toelichting op die aanwijzing verduidelijkt dat hiervoor aanleiding kan zijn indien met betrekking tot een materie die op zich regeling bij wet behoeft, ‘snelle interventie is geboden of anticipatie op nieuwe maatregelen moet worden voorkomen’.

Zoals aangegeven in antwoord op vragen van de Tweede en Eerste Kamer, kan gedacht worden aan een samenwerkingsverband ten behoeve van het voorkomen of bestrijden van een ernstige vorm van criminaliteit – bijvoorbeeld cybercrime – dat de bevoegdheid mist om gemeenschappelijke casusanalyses of data-analyses te verrichten.12 Om die tijdig en adequaat te kunnen regelen, zou het samenwerkingsverband dan tijdelijk in een amvb kunnen worden geregeld. Vanwege het onvoorzienbare karakter van de omstandigheden waarin van deze bevoegdheid gebruik gemaakt zou kunnen worden, is het niet goed mogelijk om een nadere concretisering te geven van samenwerkingsverbanden waarvoor tijdelijke delegatie nodig zal blijken.

Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag,13 heeft de WGS geen implicaties voor de talloze bestaande samenwerkingsverbanden die binnen de grenzen van het huidige recht voldoende ruimte hebben om op de door hen gewenste wijze persoonsgegevens te verwerken. Het kan echter niet worden uitgesloten dat zich bij die samenwerkingsverbanden ontwikkelingen voordoen, die nopen om met spoed een regeling te treffen voor de gegevensverwerking in een samenwerkingsverband, bijvoorbeeld indien juridische lacunes rijzen die een spoedige oplossing behoeven omwille van een optimale, effectieve samenwerking van dat samenwerkingsverband.

4. Parlementaire betrokkenheid bij spoed-amvb

Artikel 3.3 van de WGS, zoals dat wetsvoorstel in behandeling is bij de Eerste Kamer, kent reeds de verplichting tot het volgen van een nahangprocedure indien bij amvb een samenwerkingsverband onder de werking van de WGS zou worden gebracht. Deze nahangprocedure houdt in dat na publicatie van een vastgestelde amvb in het Staatsblad, elk van beide Kamers van de Staten-Generaal een periode van vier weken krijgt waarin zij bij meerderheid van stemmen kan verzoeken om het in de amvb geregelde onderwerp bij wet te regelen. Indien één van beide Kamers een dergelijk verzoek doet, dient de amvb onverwijld te worden ingetrokken en moet een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk worden ingediend. Dit alles is reeds opgenomen in artikel 3.3 van de WGS, zoals die in behandeling is bij de Eerste Kamer.

Uit de formulering van de modelbepaling in aanwijzing 2.39 van de Aanwijzingen voor de regelgeving blijkt dat er bij tijdelijke delegatie in principe geen sprake is van een voor- of nahangprocedure. Dit omdat het parlement immers invloed uitoefent in de vorm van het wel of niet aannemen van een wetsvoorstel dat automatisch op de amvb volgt. In de grondslag voor tijdelijke delegatie wordt immers opgenomen dat de amvb onverwijld wordt ingetrokken indien het wetsvoorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide Kamers der Staten-Generaal besluit het wetsvoorstel niet aan te nemen.

Het kabinet begrijpt dat het parlement het belangrijk vindt om betrokken te zijn bij het regelen van nieuwe samenwerkingsverbanden bij amvb, zelfs als dat alleen in spoedsituaties gebeurt en er daarna sowieso een wetsbehandeling zal volgen. Een nahangprocedure biedt de mogelijkheid om aan deze wens gehoor te geven en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit te houden om als overheid snel en flexibel te kunnen optreden in de strijd tegen bijvoorbeeld georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Gelet hierop wijzigt het onderhavige wetsvoorstel niet de verplichting tot een nahangprocedure.

Op die manier kan een meerderheid van de Eerste of Tweede Kamer laten blijken de amvb een te laag niveau van regelgeving te vinden, ook al gaat het om een spoedsituatie.

Concluderend biedt dit voorstel twee sleutelmomenten van parlementaire zeggenschap:

  • 1. Op het moment van publicatie in het Staatsblad van de amvb die tijdelijk het samenwerkingsverband regelt, gedurende vier weken (nahangprocedure); de inwerkingtreding wordt opgeschort in deze periode.

  • 2. Bij de behandeling van het wetsvoorstel dat het samenwerkingsverband permanent regelt. Goedkeuring of verwerping van het wetsvoorstel betekent het einde van de tijdelijke amvb.

Op deze manier beoogt het kabinet om optimale betrokkenheid van het parlement te garanderen bij de aanwijzing van nieuwe samenwerkingsverbanden.

5. Overgangssituatie

Indien de Eerste Kamer het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, dat aldaar nu in behandeling is, aanneemt, kunnen – zolang het onderhavige wetsvoorstel nog in procedure is – in geen enkel geval bij amvb samenwerkingsverbanden worden geregeld. Ook niet in spoedgevallen. De artikelen die dat mogelijk maken, zullen immers niet in werking treden zolang de beide Kamers der Staten-Generaal niet hebben ingestemd met een aangepaste versie van die artikelen. Samenwerkingsverbanden kunnen dus uitsluitend in een wet worden geregeld, zolang het voorliggende wetsvoorstel niet is aangenomen door het parlement.

Als het voorliggende wetsvoorstel in werking treedt, kunnen het aangepaste artikel 3.1, evenals de artikelen 3.2 en 3.3 van het oorspronkelijke wetsvoorstel alsnog in werking treden.

Overigens wordt de rest van de WGS door het onderhavige wetsvoorstel op geen enkele wijze geraakt. De mogelijkheid om nieuwe samenwerkingsverbanden te regelen staat immers los van de rest van de WGS, die betrekking heeft op de gegevensverwerking in een viertal bestaande (clusters van) samenwerkingsverbanden.

6. Consultatie

Er heeft geen (internet)consultatie plaatsgevonden. Gelet op nr. 16 van het Draaiboek voor de regelgeving is een grond om af te zien van internetconsultatie de situatie waarin consultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van het voorstel. Deze situatie doet zich hier voor, aangezien het kabinet met het wetsvoorstel sec beoogt om gevolg te geven aan haar toezegging aan het parlement om een delegatiegrondslag om te zetten naar tijdelijke delegatie, en dit ten principale een aangelegenheid betreft tussen de regering en het parlement. Hetzelfde geldt voor consultatie van de AP. De AVG eist raadpleging van de AP bij het opstellen van nationale regelgeving met betrekking tot verwerking van persoonsgegevens (artikel 36, vierde lid, AVG). De AP is geraadpleegd over de WGS, zoals die nu in behandeling is bij de Eerste Kamer. Het onderhavige wetsvoorstel heeft echter geen betrekking op de verwerking van persoonsgegevens, omdat het alleen een delegatiegrondslag omzet naar tijdelijke delegatie. Het wetsvoorstel regelt niet dat persoonsgegevens breder gedeeld mogen worden. Ook regelt het geen nieuwe gegevensverwerkingen of grondslagen, noch een uitbreiding van de doeleinden, een aanpassing van verwerkingsprocessen, bewaartermijnen of uitbreiding van de toegang tot persoonsgegevens.

7. Financiële gevolgen

Dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting, noch voor de regeldruk.

De Minister van Justitie en Veiligheid,


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 447, nr. 3, p. 133.

X Noot
2

Artikel I onder C van het wetsvoorstel.

X Noot
3

Voorlichting van de Afdeling advisering van 18 november 2021 over Regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden), Kamerstukken I 2021/22, 35 447, H, p. 3–4.

X Noot
4

Zie Kamerstukken II 2019/20, 35 447, nr. 3, p. 133.

X Noot
5

Memorie van toelichting, Algemeen deel, paragraaf 4. Parlementaire betrokkenheid bij spoed-amvb.

X Noot
6

Dit geldt ook voor de voorhangprocedure. Zie de (niet-aangenomen) motie van het lid Dekker-Abdulaziz c.s., Kamerstukken II 2022/23, 35 447, nr. 23. De minister van Justitie en Veiligheid wijst in een reactie op de motie ook op het belang van snel en flexibel optreden (Handelingen II 2022/23, 77).

X Noot
7

Memorie van toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3. Spoedsituaties.

X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 447, nr. 3, p. 133.

X Noot
2

Artikel I onder C van het wetsvoorstel.

X Noot
3

Voorlichting van de Afdeling advisering van 18 november 2021 over Regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden), Kamerstukken I 2021/22, 35 447, H, p. 3–4.

X Noot
4

Zie Kamerstukken II 2019/20, 35 447, nr. 3, p. 133.

X Noot
5

Memorie van toelichting, Algemeen deel, paragraaf 4. Parlementaire betrokkenheid bij spoed-amvb.

X Noot
6

Dit geldt ook voor de voorhangprocedure. Zie de (niet-aangenomen) motie van het lid Dekker-Abdulaziz c.s., Kamerstukken II 2022/23, 35 447, nr. 23. De minister van Justitie en Veiligheid wijst in een reactie op de motie ook op het belang van snel en flexibel optreden (Handelingen II 2022/23, 77).

X Noot
7

Memorie van toelichting, Algemeen deel, paragraaf 3. Spoedsituaties.

X Noot
1

Het bij koninklijke boodschap van 24 april 2020 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, Kamerstukken 35447).

X Noot
2

Namelijk: het Financieel Expertisecentrum (FEC), de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), de Regionale Informatie en Expertisecentra (RIEC’s) en de Zorg- en Veiligheidshuizen.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, 35 447, G.

X Noot
4

Kamerstukken I 2021/22, 35 447, H, blz. 9–10.

X Noot
5

Kamerstukken I 2021/22, 35 447, H, blz. 10.

X Noot
6

Kamerstukken II 2021/22, 35 447, nr. 21, blz. 4.

X Noot
7

Kamerstukken I 2022/23, 35 447, K, antwoord op de vragen 10 en 69.

X Noot
8

Kamerstukken II 2022/23, 35 447, nr. 22, antwoord op vraag 1.

X Noot
9

Voor de nieuwe samenwerkingsverbanden gelden van rechtswege de algemene waarborgen uit hoofdstuk 1 van de WGS en uit hoofdstuk 1 van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (behoudens uitdrukkelijke geregelde uitzonderingen). Dit geldt overigens ook voor samenwerkingsverbanden die tijdelijk bij amvb worden geregeld.

X Noot
10

Kamerstukken II 2021/22, 35 447, nr. 21.

X Noot
11

Zoals nader toegelicht in antwoord 168 van de nota naar aanleiding van het verslag bij de WGS moet onder ernstige vormen van criminaliteit in ieder geval worden verstaan ‘misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren’ en geeft dit een indicatie van de hier vereiste ernst van de criminaliteit. Dit criterium is ontleend aan diverse artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, artikel 10 van de Wet politiegegevens, en artikel 3.22 van de Telecommunicatiewet. Zie Kamerstukken II 2020/21, 35 447, nr. 6, antwoord 168.

X Noot
12

Kamerstukken I 2022/23, 35 447, K, antwoord op vraag 69. Kamerstukken II 2022/23, 35 447, nr. 22, antwoord op vraag 2.

X Noot
13

Kamerstukken II 2020/21, 35 447, nr. 6, antwoorden 42 en 106, blz. 35–36 en blz. 89.

Naar boven