Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 oktober 2023, nr. 41906820, houdende wijziging van het Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 in verband met de inwerkingtreding van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 20 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 en 18, eerste lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING INSTELLINGSBESLUIT TIJDELIJKE ADVIESCOMMISSIE REGIONAAL INVESTERINGSFONDS MBO 2019–2022

Het Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt de begripsbepaling regeling, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van de begripsbepaling commissie door een punt.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘1 januari 2026’ vervangen door ‘1 januari 2028’.

2. In het derde lid wordt ‘1 januari 2026’ vervangen door ‘1 januari 2028’.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Taken commissie Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022

  • 1. De commissie is belast met:

    • a. het beoordelen van de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 21 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022, en het adviseren van de Minister hierover;

    • b. het beoordelen van de voortgangsrapportages, bedoeld in artikel 22 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022, en het adviseren van de Minister hierover; en

    • c. de overige taken die haar zijn opgedragen op grond van de paragrafen 3 en 4 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022.

  • 2. De commissie brengt het advies, bedoeld in het eerste lid, onder a, uit binnen dertien weken na afloop van elke aanvraagperiode als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022. Dit advies bevat:

    • a. voor iedere aanvraag een beoordeling per criterium, bedoeld in artikel 21, derde of vierde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022, als voldoende of als onvoldoende;

    • b. een rangschikking van de als voldoende beoordeelde aanvragen, bedoeld in artikel 23 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022; en

    • c. een draagkrachtige motivering per beoordeling.

  • 3. De commissie brengt het advies, bedoeld in het eerste lid, onder b, uit binnen de termijn, genoemd in artikel 28, tweede lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022. Dit advies bevat:

    • a. voor iedere voortgangsrapportage een beoordeling als bedoeld in artikel 22, derde en vierde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022;

    • b. voor iedere voortgangsrapportage de onderwerpen, genoemd in artikel 22, vijfde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022; en

    • c. indien toepassing wordt gegeven aan artikel 22, vijfde lid, onderdeel c, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022, een draagkrachtige motivering bij het advies.

  • 4. De commissie brengt per kalenderjaar een verslag uit over de wijze waarop de beoordelingen van de subsidieaanvragen en voortgangsrapportages hebben plaatsgevonden.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Taken commissie Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027

  • 1. De commissie is belast met het beoordelen van de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 19 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027, en het adviseren van de Minister hierover.

  • 2. De commissie brengt het advies, bedoeld in het eerste lid, uit binnen dertien weken na afloop van elke aanvraagperiode als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027. Dit advies bevat:

    • a. voor iedere aanvraag een beoordeling per criterium, bedoeld in artikel 19, derde of vierde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027, als voldoende of als onvoldoende;

    • b. een rangschikking van de voldoende beoordeelde aanvragen, bedoeld in artikel 20 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027; en

    • c. een draagkrachtige motivering per beoordeling.

  • 3. De commissie brengt per kalenderjaar een verslag uit over de wijze waarop de beoordelingen van de subsidieaanvragen hebben plaatsgevonden.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 278,63’ vervangen door ‘€ 331,–’.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een commissielid ontvangt de volgende vergoeding:

    • a. voor het beoordelen van een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 21 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 of artikel 19 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027:

      • 1°. twee dagdelen voor het bestuderen van de stukken; en

      • 2°. één dagdeel voor het bijwonen van de mondelinge toelichting, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 of artikel 19, tweede lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027,

        blijkend uit de taakverdeling tussen de commissieleden;

    • b. voor het beoordelen van een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 22 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022:

      • 1°. twee dagdelen voor het bestuderen van de stukken; en

      • 2°. één dagdeel voor het bijwonen van het gesprek of het bezoek aan het project, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022,

        blijkend uit de taakverdeling tussen de commissieleden;

    • c. per aanvraagperiode één dagdeel voor het uitbrengen van advies aan de Minister.

F

In artikel 14, tweede lid, wordt ‘1 januari 2026’ vervangen door ‘1 januari 2028’.

G

In artikel 15 wordt ‘Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022’ vervangen door ‘Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Regeling investeringsfonds mbo 2024–2027 in werking treedt, met uitzondering van onderdeel E, onder 1, dat in werking treedt op 1 januari 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

In verband met de opvolging van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 door de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 kunnen instellingen ook in 2024 tot en met 2027 een aanvraag voor subsidie voor publiek-private samenwerking indienen. Uit artikel 18 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 volgt dat de Minister wederom een onafhankelijke beoordelingscommissie instelt om hem te adviseren over de beoordeling van de subsidieaanvragen. De commissie die reeds is ingesteld op grond van het Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 voor de taken voortvloeiend uit de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022, zal hiertoe ook worden belast met de taken voortvloeiend uit de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027.

Dit wijzigingsbesluit geeft daar uitwerking aan door het Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 (hierna: instellingsbesluit) te wijzigen. De instellingsduur van de commissie wordt verlengd, de nieuwe taken van de commissie worden aan het instellingsbesluit toegevoegd en het instellingsbesluit wordt hernoemd tot Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo.

2. Financiële gevolgen

Er zijn geen financiële gevolgen. Het regionaal investeringsfonds staat structureel op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor het kalenderjaar 2024 is er € 30 miljoen beschikbaar voor de projecten. Met DUS-I, de Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo en het Platform Talent voor Techniek zijn afspraken gemaakt over de continuering van hun rollen en de daarbij behorende financiering.

3. Uitvoerbaarheid

DUS-I acht het besluit uitvoerbaar.

4. Regeldruk en administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de regeldruk, omdat het besluit (de verlenging van) de instelling van een commissie betreft. Daarmee zijn geen informatieverplichtingen voor instellingen gemoeid. De regeldruk van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 zelf is al beoordeeld bij de totstandkoming van die regeling.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De begripsbepaling van het begrip ‘regeling’ is komen te vervallen, omdat het instellingsbesluit nu over twee regelingen gaat: de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 en de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027. In de tekst van het besluit zal telkens de volledige citeertitel van de betreffende regeling worden aangehaald.

Artikel I, onderdeel B

Op grond van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 kunnen voor het laatst aanvragen worden gedaan in 2027. Anders dan in de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 heeft de commissie geen rol meer bij de voortgangsrapportages. De commissie kan dus na 2027 worden opgeheven.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 3 is opnieuw vastgesteld en verschilt op de volgende punten van het oude artikel 3.

Allereerst is verduidelijkt dat dit artikel alleen gaat over de taken van de commissie met betrekking tot de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022. Daarom is het opschrift van het artikel aangepast en zijn alle verwijzingen naar ‘de regeling’ vervangen door de volledige citeertitel.

Verder is de inhoud van het oude artikel 4 met betrekking tot de termijnen grotendeels toegevoegd aan het nieuwe artikel 3, zodat het nieuwe artikel 4 kan worden gebruikt om de taken van de commissie met betrekking tot de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 te beschrijven (zie artikel I, onderdeel D). De termijnen zijn toegevoegd aan de leden waarin de bijbehorende taken worden beschreven: de termijn voor het beoordelen van de aanvragen is toegevoegd aan het nieuwe artikel 3, tweede lid, en de termijn voor het beoordelen van de voortgangsrapportages is toegevoegd aan het nieuwe artikel 3, derde lid. Dit is tevens overzichtelijker. De termijn van tien werkdagen die instellingen van de Minister krijgen voor het aanvullen van een aanvraag komt echter niet terug in het nieuwe artikel 3. De reden hiervoor is dat deze termijn reeds volgt uit artikel 21, zesde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 en strikt genomen ook geen termijn voor de commissie is.

Tot slot zijn enkele redactionele verduidelijkingen aangebracht, zodat het nieuwe artikel 3 met alle bovenstaande aanpassingen nog steeds goed leesbaar blijft. Zo is de opsomming in het eerste lid voorzien van onderdelen. Ook zijn de verwijzingen naar artikel 20 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 vervangen door verwijzingen naar artikel 21 of 22 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 of door inhoudelijke beschrijvingen. Artikel 20 verwijst namelijk zelf ook naar de artikelen 21 of 22 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022.

Kortom: er zijn met deze wijziging geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 4 is opnieuw vastgesteld en bevat nu de taken van de commissie met betrekking tot de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 met bijbehorende termijnen. De inhoud van het oude artikel 4 is toegevoegd aan het nieuwe artikel 3 (zie artikel I, onderdeel C).

Op grond van artikel 18 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 is de commissie alleen nog belast met het beoordelen van de subsidieaanvragen en het adviseren van de Minister daarover. Anders dan in artikel 20 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 is de commissie dus niet langer belast met het beoordelen van de voortgangsrapportages.

De wijze waarop de commissie de aanvragen beoordeelt, volgt uit artikel 19 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027. De beoordeling dient per aanvraag en per criterium, genoemd in artikel 19, derde of vierde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 te worden gegeven en uitgedrukt in een voldoende of onvoldoende. Bovendien dient te beoordeling te worden voorzien van een draagkrachtige motivering. De commissie heeft hier na afloop van elke aanvraagperiode, genoemd in artikel 17, eerste lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027, telkens dertien weken de tijd voor.

Artikel I, onderdeel E

De vergoeding van de commissieleden is al enige jaren gelijk gebleven. Om die reden wordt er een inflatiecorrectie doorgevoerd en wordt het bedrag per dagdeel in artikel 10, tweede lid, verhoogd naar € 331,–. Tevens blijkt het beoordelen van een aanvraag in de praktijk meer tijd te kosten dan twee dagdelen. Om die reden is besloten om de tijd voor het bestuderen van de stukken in artikel 10, derde lid, te verhogen naar in totaal drie dagdelen.

Verder zijn in het derde lid de verwijzingen naar de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 volledig uitgeschreven en verwijzingen naar de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 toegevoegd. Om die reden is het hele derde lid opnieuw vastgesteld.

Artikel I, onderdeel F

Doordat de commissie ook taken heeft gekregen met betrekking tot de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027, dient het instellingsbesluit langer van kracht te blijven. De vervaldatum wordt daarom gewijzigd van 1 januari 2026 in 1 januari 2028, het nieuwe tijdstip waarop de commissie wordt opgeheven.

Artikel I, onderdeel G

Doordat de commissie ook taken heeft gekregen met betrekking tot de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027, klopt het niet langer om in de citeertitel te verwijzen naar de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022. Daarom verwijst de citeertitel nu naar het regionaal investeringsfonds in het algemeen.

Artikel II

Dit besluit treedt gelijktijdig in werking met de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027, met uitzondering van onderdeel E, onder 1. De verhoging van de vergoeding van de commissieleden gaat namelijk pas vanaf 1 januari 2024 in.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven