Beleidsregels van de Minister voor Rechtsbescherming, de voorzitter van het CAK, de Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO en de Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 31 oktober 2023, nr. 4964299, betreffende betalingsregelingen bij rijksincassovorderingen (Beleidsregels betalingsregelingen Rijk 2024)

De Minister voor Rechtsbescherming, de voorzitter van het CAK, de Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO en de Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

administratieve sanctie:

administratieve sanctie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

betalingsplichtige:

persoon die één of meerdere vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 moet voldoen;

betalingsregeling:

afspraak tussen het CJIB en de betalingsplichtige tot verlening van uitstel van betaling of het toestaan van betaling in termijnen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder a, b of c, dan wel een combinatie van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3;

CAK:

CAK als bedoeld in artikel 6.1.1 van de Wet langdurige zorg;

CJIB:

Centraal Justitieel Incassobureau, onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

DUO:

Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en organisatie die in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid taken uitvoert op het terrein van inburgering;

geldelijke sanctie:

een opgelegde sanctie, inhoudende de verplichting tot betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 23 en verder, 36e, 36f en 77h, vierde lid, onder e Wetboek van Strafrecht, dan wel een geldelijke sanctie die is opgelegd in het buitenland en die in Nederland ten uitvoer wordt gelegd op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie, of de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen;

NVWA:

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, onderdeel van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit die in opdracht van dat ministerie en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toezicht houdt op het gebied van voedselveiligheid, productveiligheid, tabaks en alcoholontmoediging, diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en natuur;

schadevergoedingsmaatregel:

maatregel als bedoeld in artikel 36f of 77h, vierde lid, onder e, van het Wetboek van Strafrecht, of artikel 257a, tweede lid, onder d, van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 1:2. Reikwijdte

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op het treffen van betalingsregelingen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder a, b of c, dan wel een combinatie van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3.

  • 2. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op het treffen van betalingsregelingen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder d, dan wel een combinatie die geheel bestaat uit vorderingen als bedoeld in datzelfde onderdeel.

Artikel 1:3. Relevante vorderingen

Het CJIB kan betalingsregelingen treffen met betrekking tot:

  • a. vorderingen die door de DUO aan het CJIB ter inning zijn overgedragen en voortkomen uit:

    • 1°. de Wet studiefinanciering 2000;

    • 2°. de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • 3°. de Les- en cursusgeldwet;

    • 4°. de Subsidieregeling lerarenbeurs;

    • 5°. de Regeling tegemoetkoming studiekosten onderwijsmasteropleidingen, zoals die regeling luidde op 31 oktober 2018;

    • 6°. de Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo;

    • 7°. de Subsidieregeling cultuurbegeleider primair en speciaal onderwijs;

    • 8°. de Subsidieregeling instructiebeurs mbo;

    • 9°. de Subsidieregeling post-initiële leergang bewegingsonderwijs;

    • 10°. de Subsidieregeling tweede lerarenopleiding;

    • 11°. de bestuurlijke boete ingevolge artikelen 23, 24 en 54 van de Wet inburgering 2021;

    • 12°. de terugbetaling lening ingevolge de artikelen 21 en 54 Wet inburgering 2021;

  • b. vorderingen die door het CAK aan het CJIB ter inning zijn overgedragen en voortkomen uit bestuurlijke boetes als bedoeld in artikel 9b en 9c van de Zorgverzekeringswet;

  • c. vorderingen die door de NVWA aan het CJIB ter inning zijn overgedragen en voortkomen uit bestuurlijke boetes en herstelsancties op grond van:

    • 1°. de Alcoholwet;

    • 2°. de Algemene wet bestuursrecht;

    • 3°. de Geneesmiddelenwet;

    • 4°. de Landbouwkwaliteitswet;

    • 5°. de Plantgezondheidswet;

    • 6°. de Tabaks- en rookwarenwet;

    • 7°. de Visserijwet 1963;

    • 8°. de Warenwet;

    • 9°. de Wet dieren;

    • 10°. de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • 11°. de Wet natuurbescherming;

  • d. vorderingen die voortkomen uit:

    • 1°. geldelijke sancties;

    • 2°. administratieve sancties.

Paragraaf 2. Verzoeken om betalingsregelingen

Artikel 2:1. Indiening

  • 1. Een verzoek om een betalingsregeling wordt bij voorkeur via de daarvoor opengestelde elektronische weg ingediend bij het CJIB.

  • 2. Bij een telefonisch verzoek kan het CJIB van de betalingsplichtige verlangen om het verzoek alsnog via de opengestelde elektronische weg in te dienen of schriftelijk.

  • 3. Een verzoek wordt uitsluitend in behandeling genomen, indien het is ingediend door de betalingsplichtige, door een persoon die door de betalingsplichtige is gemachtigd of door een schuldhulpverlenende instantie namens de betalingsplichtige.

Artikel 2:2. Medewerking

Bij de behandeling van een verzoek om een betalingsregeling kan het CJIB van de betalingsplichtige verlangen dat hij gegevens overlegt met betrekking tot diens inkomen of vermogen ter onderbouwing van diens betalingsonmacht of diens betalingscapaciteit.

Artikel 2:3. Beoordeling

Bij de beoordeling van een verzoek om een betalingsregeling betrekt het CJIB zo veel mogelijk alle openstaande vorderingen als bedoeld in artikel 1:3. Het CJIB betrekt in de beoordeling tevens welke vorm als betalingsregeling het meest geschikt is en ten aanzien van welke vorderingen de betalingsregeling zal gelden.

Artikel 2:4. Weigeringsgronden

  • 1. Het CJIB wijst een verzoek om een betalingsregeling in ieder geval af, indien:

    • a. de betalingsplichtige naar het oordeel van het CJIB onvoldoende medewerking verleent;

    • b. de betalingsplichtige verwijtbaar onjuiste gegevens verstrekt;

    • c. de betalingsregeling zich over een voor het CJIB niet redelijke termijn uitstrekt;

    • d. het totaal aan openstaande vorderingen niet meer dan € 75 bedraagt.

  • 2. Het CJIB kan een verzoek om een betalingsregeling afwijzen indien:

    • a. de betalingsplichtige binnen zes maanden voorafgaand aan de indiening van het verzoek een eerder toegestane betalingsregeling verwijtbaar niet is nagekomen;

    • b. de betalings- of vermogenscapaciteit van de betalingsplichtige zodanig is dat hij direct geheel de vorderingen kan voldoen;

    • c. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling naar het oordeel van het CJIB geen uitkomst zal bieden;

    • d. één of meerdere vorderingen voortkomen uit een schadevergoedingsmaatregel, en het slachtoffer of diens nabestaanden op het moment van het verzoek nog geen uitkering hebben ontvangen op grond van artikel 6:4:8, derde lid, Wetboek van Strafvordering.

Artikel 2:5. Voorwaarden

Bij het toestaan van een betalingsregeling kunnen in ieder geval als voorwaarden worden gesteld dat:

  • a. betalingen via een machtiging tot automatische incasso worden gedaan;

  • b. de betalingsplichtige een bankrekeningnummer doorgeeft;

  • c. de betalingsplichtige een adres heeft in de Basisregistratie Personen of de Kamer van Koophandel, dan wel een ander betrouwbaar adres waarop hij kan worden bereikt;

  • d. de betalingsplichtige iedere wijziging in diens financiële situatie onverwijld meldt.

Artikel 2:6. Ambtshalve voorstel

  • 1. Het CJIB stelt ambtshalve een betalingsregeling voor aan de betalingsplichtige, indien:

    • a. de betalingsplichtige is toegelaten tot de Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of een andere schuldregeling; en

    • b. die schuldregeling wordt beëindigd zonder kwijtschelding van de op dat moment resterende vorderingen.

  • 2. Het CJIB kan tevens in andere bijzondere gevallen ambtshalve een betalingsregeling voorstellen aan de betalingsplichtige.

Paragraaf 3. Uitvoering en naleving

Artikel 3:1. Opschorting andere innings- en incassomiddelen

De inning en incasso door middel van de inzet van andere middelen door het CJIB voor de vorderingen waarvoor de betalingsregeling is getroffen, wordt opgeschort voor de duur van die betalingsregeling.

Artikel 3:2. Duur en vorm

  • 1. Een betalingsregeling kan worden getroffen voor ten hoogste de duur van de verjaringstermijn van de vorderingen waarop zij betrekking heeft.

  • 2. Een betalingsregeling strekkende tot betaling in termijnen wordt toegestaan in de vorm van een standaardregeling als bedoeld in artikel 3:3 of een maatwerkregeling als bedoeld in artikel 3:4.

  • 3. Een betalingsregeling, niet zijnde een draagkrachtregeling als bedoeld in artikel 3:4, vierde lid, kan slechts worden toegestaan met het oog op een volledige voldoening van de betalingsverplichtingen. Percentagevoorstellen tegen finale kwijting worden niet toegestaan.

Artikel 3:3. Standaardregeling

  • 1. Een standaardregeling voor één of meer openstaande vorderingen kan worden getroffen indien voor deze vorderingen nog geen verhaal met dwangbevel wordt toegepast.

  • 2. Een standaardregeling voor een enkele vordering duurt maximaal 12 maanden. Iedere andere standaardregeling duurt maximaal 36 maanden.

  • 3. De termijnbedragen voor de standaardregeling en het aantal daarvoor geldende termijnen worden op de website van het CJIB gepubliceerd. Bij het bepalen van het termijnbedrag kan een begrenzing plaatsvinden tot een maximaal openstaand bedrag en maximum aantal maanden.

Artikel 3:4. Maatwerkregeling

  • 1. Een maatwerkregeling kan worden getroffen indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de standaardregeling niet mogelijk is of geen uitkomst biedt.

  • 2. Een maatwerkregeling kan worden getroffen, tenzij sprake is van vorderingen waarvoor de deurwaarder reeds is ingeschakeld.

  • 3. Een maatwerkregeling duurt maximaal 72 maanden, tenzij dit naar het oordeel van het CJIB onredelijk is.

  • 4. Een draagkrachtregeling kan worden getroffen indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de reguliere maatwerkregeling niet mogelijk is, of geen uitkomst biedt.

Artikel 3:5. Uitstel van betaling

  • 1. Uitstel van betaling kan worden verleend als de betalingsplichtige aannemelijk maakt dat volledige betaling of een significante deelbetaling binnen een redelijke termijn zal volgen.

  • 2. Een uitstel van maximaal vier maanden kan worden verleend met als doel de betalingsplichtige in de gelegenheid te stellen om bij de gemeente hulp te zoeken bij het oplossen van schulden.

  • 3. Indien de gemeente besluit om schuldhulp te verlenen dan kan het CJIB het uitstel met maximaal acht maanden verlengen.

  • 4. Uitstel van betaling voor onbepaalde duur wordt niet verleend.

Artikel 3:6. Voegen van andere vorderingen

In bijzondere gevallen kunnen vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 na het tot stand komen van een betalingsregeling in die betalingsregeling worden gevoegd.

Paragraaf 4. Informeren

Artikel 4:1. Informatie bij het toestaan van de betalingsregeling

Bij het toestaan van een betalingsregeling wordt de betalingsplichtige geïnformeerd over:

  • a. de vorderingen die onderdeel vormen van de betalingsregeling;

  • b. de ingangsdatum, termijnen en termijnbedragen;

  • c. de voorwaarden onder welke de betalingsregeling wordt toegestaan;

  • d. de gevolgen indien de voorwaarden niet worden nageleefd;

  • e. betalingsherinneringen bij niet tijdige voldoening van termijnbedragen.

Artikel 4:2. Betalingsherinneringen

Indien de betalingsplichtige het termijnbedrag van een betalingsregeling niet binnen de gestelde termijn betaalt, stuurt het CJIB eenmalig een betalingsherinnering met het verzoek het termijnbedrag alsnog te voldoen. In de betalingsherinnering wordt aangegeven dat het CJIB binnen de eerstvolgende termijn zowel het alsdan te betalen termijnbedrag, als het bedrag dat eerder niet is betaald, moet hebben ontvangen.

Artikel 4:3. Doorverwijzing naar het CJIB

Ten aanzien van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 waarvan de inning aan het CJIB is overgedragen verwijzen de DUO, het CAK en de NVWA de betalingsplichtige naar het CJIB voor informatie over het treffen van een betalingsregeling. Zij verwijzen eveneens naar het CJIB bij vragen dan wel klachten over betalingsregelingen die de betalingsplichtige heeft lopen bij het CJIB of over verzoeken om betalingsregelingen die zijn afgewezen door het CJIB.

Paragraaf 5. Verdeling en bestemming van betalingen

Artikel 5:1. Verdeling

Indien een betalingsregeling betrekking heeft op vorderingen van meerdere partijen als bedoeld in artikel 1:3, verdeelt het CJIB de van de betalingsplichtige ontvangen bedragen telkens over deze partijen naar evenredigheid van het totaalbedrag aan bij hen openstaande vorderingen.

Artikel 5:2. Bestemvolgorde

  • 1. Voor iedere partij worden de ontvangen bedragen na toepassing van de verdeling, bedoeld in artikel 5:1, bestemd overeenkomstig een voor de vorderingen van die partij nader bepaalde volgorde.

  • 2. Bij de bestemming ter voldoening van vorderingen van dezelfde categorie, worden de ontvangen bedragen eerst bestemd ter voldoening van de oudste vordering.

Artikel 5:3. Afwijken van verdeling en bestemvolgorde

Het CJIB kan bij de verdeling en bestemming van ontvangen bedragen afwijken van de artikelen 5:1 en 5:2, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Paragraaf 6. Einde van betalingsregelingen

Artikel 6:1. Voortijdige beëindiging betalingsregeling

  • 1. Het CJIB kan de betalingsregeling in ieder geval beëindigen, indien:

    • a. de betalingsplichtige na een betalingsherinnering de verschuldigde termijnbedragen niet voldoet;

    • b. de feiten of omstandigheden die aanleiding vormden voor het treffen van de betalingsregeling zich niet langer voordoen;

    • c. de financiële omstandigheden van de betalingsplichtige zodanig veranderen of zijn veranderd dat voortzetting van de betalingsregeling naar het oordeel van het CJIB niet langer nodig is;

    • d. de betalingsplichtige failliet wordt verklaard of surseance van betaling wordt verleend;

    • e. de betalingsplichtige wordt toegelaten tot de Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of ten aanzien van wie een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is afgekondigd.

  • 2. Indien de betalingsregeling voortijdig wordt beëindigd door het CJIB, informeert het CJIB de betalingsplichtige over de reden daarvan en het vervolg.

Artikel 6:2. Gevolg voortijdige beëindiging betalingsregeling

  • 1. Indien de betalingsregeling voortijdig wordt beëindigd, wordt de betalingsplichtige in de gelegenheid gesteld om binnen 30 dagen het totaal openstaande bedrag aan vorderingen in één keer te voldoen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, onder d of e.

Artikel 6:3. Van rechtswege eindigen van de betalingsregeling

De betalingsregeling eindigt van rechtswege indien alle openstaande vorderingen zijn voldaan binnen de gestelde termijn of deeltermijnen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 7:1. Intrekking beleidsregels

De Beleidsregel betalingsregelingen Rijk wordt ingetrokken.

Artikel 7:2. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 7:3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels betalingsregelingen Rijk 2024.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De voorzitter van het CAK J.H. Ouwehand

De Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO H.A. Harmsma

De Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit G.J.C.M. Bakker

TOELICHTING

Algemeen

Vanuit de ‘één overheid, één loket’-gedachte wordt gewerkt aan harmonisering van beleid en een gezamenlijke persoonsgerichte aanpak die moet voorkomen dat burgers onnodig met een deurwaarder geconfronteerd worden. Deze beweging vraagt om een verdergaande samenwerking van schuldeisers van de rijksoverheid waaronder voor het treffen van betalingsregelingen voor overheidsvorderingen waarvoor de burger één afloscapaciteit heeft. Het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso (CRI) levert een bijdrage aan de maatschappelijke opgave om schuldenproblematiek terug te dringen. De meerwaarde daarvan is dat eerder in het proces kan worden gehandeld, zoals samenwerking voorafgaand aan de inzet van een deurwaarder en – waar mogelijk – het afzien daarvan. Ook kan het samenwerkingsverband zich richten op specifieke doelgroepen die aandacht behoeven.

De onderhavige beleidsregels voorzien in een algemeen kader voor het treffen van betalingsregelingen bij vorderingen die ter inning zijn overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Daarbij gaat het ook om betalingsregelingen ten aanzien van vorderingen van meerdere aangesloten overheidspartijen. In deze zin wordt gesproken over een ‘betalingsregelijk Rijk’, namelijk één – in relatie tot die partijen – integrale en overzichtelijke betalingsregeling.

Deze – bijgewerkte – beleidsregels zijn opgesteld met het oog op de aansluiting van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en vervangen de Beleidsregel betalingsregelingen Rijk. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Centraal Administratie Kantoor (CAK) en ook het CJIB zelf – inzake strafrechtelijke geldelijke sancties en administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) – zijn al eerder aangesloten.

Maatschappelijk verantwoord innen

Met de onderhavige beleidsregels wordt bijgedragen aan het doel om op een maatschappelijk verantwoorde wijze bedragen die verschuldigd zijn, te innen. Dat betekent dat betalingsplichtigen die bijvoorbeeld een boete wel willen betalen, maar deze niet in één keer kunnen voldoen, ruimte en tijd wordt geboden om aan hun betalingsverplichting te kunnen voldoen. De relevante wetgeving biedt die mogelijkheid, waarbij een grote mate van beleidsvrijheid bestaat om bij bijzondere omstandigheden een betalingsregeling te realiseren. Met de totstandkoming van de onderhavige beleidsregels wordt invulling gegeven aan die beleidsvrijheid.

De beleidsregels voorzien onder andere in een beleidskader voor de mogelijkheid om één – zo integraal mogelijke – betalingsregeling te treffen voor vorderingen die zijn overgedragen aan het CJIB en – in voorkomend geval – ook voor vorderingen die voortvloeien uit strafrechtelijke geldelijke sancties en Wahv-vorderingen. Indien zo een betalingsregeling kan worden getroffen, verbetert dit de kansen voor betalingsplichtigen om hun openstaande vorderingen te betalen. Tegelijk moet de zekerheid van de inning van de betreffende vorderingen overeind blijven. Een betalingsregeling heft betalingsplichten niet op.

Hierbij wordt opgemerkt dat de toelichting bij de Beleidsregel betalingsregelingen Rijk – die met de onderhavige beleidsregels wordt ingetrokken – meer relevante achtergrondinformatie bevat met betrekking tot het onderwerp rijksincasso en maatschappelijk verantwoord innnen. Kortheidshalve wordt hier verder naar verwezen.

Natuurlijke personen en rechtspersonen

Voor zover gesproken wordt over betalingsplichtigen en voor zover wettelijk niet anders is bepaald, worden hieronder zowel natuurlijke personen als rechtspersonen verstaan.

Verhouding andere beleidsregels

Op de verhouding met andere beleidsregels, zoals de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 voor strafrechtelijke geldelijke sancties en Wahv-sancties, alsook de Beleidsregel CAK betaling bestuurlijke boete onverzekerden Zorgverzekeringswet 2017, wordt in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1:2 ingegaan.

Gegevensdeling

Voor het delen van gegevens voor de uitvoering van de betalingsregeling Rijk moet onderscheid worden gemaakt tussen de vorderingen waarvoor het CJIB zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk is en de CAK-, DUO en NVWA-vorderingen waarvoor het CJIB optreedt als verwerker. Het CAK, DUO en de NVWA hebben voor de verwerking van de gegevens voor de betalingsregeling Rijk toestemming gegeven aan het CJIB. De verwerkersafspraken omvatten eveneens de werkzaamheden voor de betalingsregeling Rijk (en het opvragen en delen van gegevens binnen het CJIB in dat kader). Er vindt geen gegevensdeling door het CJIB met derden of CAK, DUO en de NVWA plaats.

Vooralsnog is geen sprake van een verwerking waarvoor een DPIA zal moeten worden uitgevoerd. Mocht na bredere uitrol van deze betalingsregeling blijken dat er sprake is van een grootschalige verwerking van persoonsgegevens doordat er een groot aantal vorderingen mee gemoeid is, dan wordt beoordeeld of alsnog een DPIA uitgevoerd moet worden.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1. Begripsbepalingen

In artikel 1:1 zijn een aantal begrippen die voorkomen in deze beleidsregels nader gedefinieerd. Deze begrippen zijn deels gebaseerd op wettelijke bepalingen die relevant zijn voor het realiseren van de mogelijkheid van een zogeheten betalingsregeling rijkincasso, oftewel de betalingsregeling waarin één of meerdere vorderingen van overheidspartijen genoemd in deze beleidsregels worden meegenomen.

CAK

Het CAK is als publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo) belast met wettelijke, administratieve taken op het gebied van zorg en welzijn in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) waaronder de invordering van gelden die uit deze taken voortvloeien. Het CAK heeft het CJIB met het Besluit CAK mandaat en machtiging aan het CJIB van de inning van bestuursrechtelijke boete en bestuursrechtelijke premie gemandateerd om betalingsregelingen te treffen in lijn met de beleidsrichtlijnen van CAK.

DUO

DUO voert als baten-lastendienst in opdracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderwijswetten en -regelingen uit, waaronder de invordering van gelden die uit deze taken voortvloeien. Daarnaast is DUO tevens uitvoerder van vorderingen op het terrein van inburgering onder verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. DUO heeft het CJIB met het Besluit verlening ondermandaat algemeen directeur Centraal Justitieel Incassobureau (Ondermandaatregeling CJIB) gemandateerd voor de inning en incasso van vorderingen. Binnen de reikwijdte van dit mandaat vallen de werkzaamheden die voortvloeien uit de onderhavige beleidsregels.

NVWA

De NVWA voert als onderdeel van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Volksgezondheid en agentschap in opdracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wet- en regelgeving uit op onder meer op het terrein van land- en tuinbouw, natuur, visserij, diergezondheid en welzijn, milieu, dierproeven en voedselveiligheid. Daarnaast voert de NVWA in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wet- en regelgeving uit op het terrein van volksgezondheid, productveiligheid, alcohol en tabaksontmoediging. De NVWA heeft met het CJIB een convenant afgesloten om de inning van verschillende soorten vorderingen over te dragen aan het CJIB. Het gaat dan onder andere om het innen van bestuurlijke boetes, dwangsommen en andere herstelsancties. Binnen de reikwijdte van het hiervoor genoemde convenant vallen de werkzaamheden die voortvloeien uit de onderhavige beleidsregels.

CJIB

Het CJIB is als agentschap van het Ministerie van Justitie en Veiligheid namens de Minister voor Rechtsbescherming belast met de inning van administratieve sancties op grond van de Wahv dan wel de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, waaronder de inning van geldelijke sancties als ook met het verrichten van inning- en of incassowerkzaamheden ter ondersteuning van het Rijk (artikel 63d van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid juncto Takenbesluit CJIB). Het CJIB voert dienovereenkomstig in opdracht van uitvoeringsinstanties zoals het CAK en DUO al voor de totstandkoming van deze beleidsregels de inning dan wel incasso van door hen opgelegde geldelijke vorderingen uit (zoals bestuurlijke boetes, premies en andere geldelijke vorderingen). De werkzaamheden voor het oog op het aanbieden en mogelijk realiseren van de betalingsregeling Rijk vormen een verlengstuk van diezelfde innings- en incassowerkzaamheden.

Artikel 1:2. Reikwijdte

In artikel 1:2 is bepaald ten aanzien van welke vorderingen deze beleidsregels van toepassing zijn. Het gaat hierbij om de (aan het CJIB overgedragen) vorderingen van DUO, CAK en de NVWA dan wel een combinatie daarvan met vorderingen die voortvloeien uit strafrechtelijke geldelijke sancties of Wahv-sancties (veelal verkeersboetes) waarbij het openstaande bedrag aan het CJIB moet worden betaald.

Het tweede lid van artikel 1:2 bepaalt volledigheidshalve dat indien geen sprake is van de hiervoor bedoelde combinatie van vorderingen en er uitsluitend sprake is van vorderingen van het CJIB jegens een betalingsplichtige die gebaseerd zijn op strafrechtelijke geldelijke sancties dan wel Wahv-sancties, de onderhavige beleidsregels daar niet op van toepassing zijn. In dat geval zijn uitsluitend de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 relevant. Laatstgenoemde beleidsregels komen grotendeels inhoudelijk overeen met de onderhavige beleidsregels, maar kennen een aantal bepalingen die specifiek betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke en Wahv-beslissingen.

Voorts blijven ten aanzien van de strafrechtelijke geldelijke sancties en de Wahv-sancties de bepalingen uit de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 onverkort van toepassing. Zo volgt uit artikel 4:26, aanhef onder a, van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 dat het niet is toegestaan om vorderingen uit een strafrechtelijke beslissing waartegen beroep is ingesteld of verzet is gedaan deel uit te laten maken van een betalingsregeling. Tevens kunnen als voorbeeld worden genoemd bepalingen over vervangende hechtenis of gijzeling die de betalingsplichtige op dat moment ondergaat en de gevolgen die dat heeft voor – het al dan niet treffen of voortzetten van – betalingsregelingen. Deze aanvullende bepalingen die niet aan de orde zijn bij vorderingen van andere (overheids)instanties gelden eveneens als sprake is van een combinatie van vorderingen van CAK, DUO, de NVWA en strafrechtelijke dan wel administratieve sancties.

Artikel 1:3. Relevante vorderingen

In artikel 1:3 is bepaald voor welke vorderingen de betalingsregeling Rijk mogelijk is. Voor DUO betreffen dit alle vorderingen die DUO het CJIB overdraagt, waaronder de bestuurlijke boete in het kader van de inburgering, de rentedragende lening in het in het kader van de studiefinanciering of het door de mbo-student te betalen lesgeld. Voor CAK wordt eerst alleen de boete voor personen die niet onder de Zorgverzekeringswet zijn verzekerd (‘boete onverzekerden’) meegenomen in een betalingsregeling Rijk. Voor NVWA betreft het alle vorderingen die de NVWA aan het CJIB overdraagt, waaronder bijvoorbeeld bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom die zijn opgelegd in het kader van de Wet dieren, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Warenwet. Voor de vorderingen van het CJIB die – naast een vordering van DUO of CAK – kunnen worden meegenomen in een betalingsregeling Rijk, kan het gaan om de strafrechtelijke geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen en inkomende geldelijke sancties en Wahv-sancties.

Paragraaf 2. Verzoeken om betalingsregelingen

Artikel 2:1. Betalingsregelingen op verzoek

Eerste lid

Het CJIB stimuleert dat de betalingsregelingen zoveel mogelijk met de zogeheten selfservicemogelijkheden op de portalen van het CJIB worden aangevraagd. Een aanvraag voor een standaard betalingsregeling kan bijvoorbeeld via de website van het CJIB worden aangevraagd.

Tweede lid

Als een betalingsplichtige telefonisch een verzoek doet bij het CJIB om een betalingsregeling kan het CJIB, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, vragen om alsnog een verzoek per post in te dienen. Dit is doorgaans het geval wanneer aanvullende informatie nodig is.

Derde lid

Ingeval de betalingsregeling is verzocht door een aantoonbaar door de betalingsplichtige gemachtigde persoon of instantie, zoals een bewindvoerder of een schuldhulpverlener, communiceert het CJIB rechtstreeks met de gemachtigde persoon of instantie. Het CJIB heeft in de afspraken met de NVVK, branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren opgenomen dat als een schuldhulpverlener namens een betalingsplichtige contact zoekt met het CJIB deze door de betalingsplichtige is gemachtigd. Een aparte machtiging voor het treffen van een betalingsregeling is in dat geval niet nogmaals nodig. Dat laatste geldt ook voor de advocatuur.

Artikel 2:2. Medewerking

Voor het treffen van een betalingsregeling dient de betalingsplichtige, die daar een beroep op doet, medewerking te verlenen zodat het CJIB een adequate beoordeling kan maken met betrekking tot de toewijzing daarvan. De gevraagde medewerking is vooral bij de beoordeling van de maatwerk-betalingsregeling aan de orde. Voor bijvoorbeeld het toetsen van de draagkracht kan het CJIB aan de betalingsplichtige verzoeken om gegevens over het inkomen en vermogen te overleggen.

Artikel 2:3. Beoordeling

Gelet op een persoonsgerichte inning staat bij het toestaan van uitstel van betaling of een betaling in termijnen voorop dat alle openstaande vorderingen (de totale debiteurenpositie) bij het CJIB worden beoordeeld. Met inachtneming van de kaders van het onderhavige beleid worden de openstaande vorderingen zo veel mogelijk betrokken in de betalingsregeling. Het CJIB betrekt in het treffen van regelingen zo veel mogelijk de persoonlijke (financiële) omstandigheden.

Aanvankelijk zal het bij de betalingsregeling Rijk naar verwachting gaan om kleine volumes waarbij een persoonlijke beoordeling nodig zal zijn. Die beoordeling zal – waar mogelijk – in belangrijke mate geautomatiseerd plaatsvinden in het geval van standaardregelingen. Waar nodig zal een maatwerkbeoordeling aan de orde zijn. Op basis van de beoordeling wordt al dan niet een betalingsregeling toegekend. Als een betalingsregeling wordt toegekend, wordt bepaald welke vorderingen in de regeling worden meegenomen.

Artikel 2:4. Weigeringsgronden

Eerste lid

Het beleid voor het treffen van betalingsregelingen zoals opgenomen in deze beleidsregels gaat ervan uit dat ‘betalingsregelingen mogelijk zijn, tenzij’, hoewel er geen algemeen recht op een betalingsregeling bestaat. De dwingende afwijzingsredenen zijn om deze reden beperkt gebleven, waarbij het onder meer gaat om het niet meewerken aan de totstandkoming van een betalingsregeling. Dit is bijvoorbeeld duidelijk indien geen documenten worden toegestuurd aan het CJIB ter onderbouwing van de draagkracht, of in het verstrekken van onjuiste gegevens. Van een onredelijke termijn om het bedrag uiteindelijk te mogen betalen kan bijvoorbeeld sprake zijn als het te betalen bedrag niet in verhouding staat tot de doorlooptijd van de regeling. Daarnaast geldt – naar het voorbeeld van artikel 4:17, tweede lid, van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 – een ondergrens van € 75 euro als openstaand te betalen bedrag om in aanmerking te kunnen komen voor een betalingsregeling.

Tweede lid

Bij gevallen als bedoeld in het tweede lid is er beoordelingsvrijheid voor het CJIB om al dan niet een betalingsregeling toe te staan. Onderdeel d geeft daarbij in het bijzonder de mogelijkheid om bij strafrechtelijke openstaande vorderingen die voortkomen uit een schadevergoedingsmaatregel te kijken of de personen die daarop aanspraak maken, namelijk het slachtoffer of diens nabestaanden, een uitkering hebben ontvangen van de staat als voorschot op de te betalen schadevergoeding. Als een uitkering is verstrekt als voorschot, int het CJIB het te betalen bedrag ten behoeve van de staat. Als nog geen uitkering is verstrekt dan is het door de dader te betalen geld – rechtstreeks – bedoeld voor het slachtoffer (of diens nabestaanden) en kan dat reden zijn om een betalingsregeling te weigeren en een maatwerkstrategie toe te passen om tot inning van alle openstaande vorderingen te komen. Bij deze vorderingen gaat het in de praktijk om een klein percentage slachtoffers die nog niet zijn gecompenseerd voor hun schade door het zogenoemde voorschotfonds.

Artikel 2:5. Voorwaarden

Aan het verlenen van een betalingsregeling kunnen voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de inning van de vorderingen door de betalingsregeling van het CJIB, het in contact kunnen treden met de persoon met wie een regeling wordt getroffen, of bijvoorbeeld gewijzigde financiële omstandigheden.

Artikel 2:6. Ambtshalve voorstel

In dit artikel is bepaald dat een betalingsregeling kan worden getroffen naar aanleiding van een verzoek dan wel ambtshalve in bijzondere situaties. Bij het ambtshalve treffen van betalingsregeling kan gedacht worden aan de situatie zoals genoemd in het eerste lid waarbij na het beëindigen van een schuldsaneringsregeling een betalingsplichtige nog resterende openstaande vorderingen moet voldoen. De ambtshalve betalingsregeling zal overigens niet zonder instemming van de betrokkene gestalte krijgen. De betalingsplichtige is altijd gerechtigd de betalingsregeling af te breken of het bedrag ineens te betalen.

Paragraaf 3. Uitvoering en naleving

Artikel 3:1. Opschorting ander innings- en incassomiddelen

Vanaf het moment dat een betalingsregeling wordt toegestaan, vindt de inning van de sanctie aan de hand van de betalingsregeling plaats. Dit betekent dat voor de inning van die vorderingen op dat moment geen deurwaarder wordt ingezet.

Artikel 3:2. Duur en vorm

Eerste lid

Een vordering moet op grond van de wet binnen een bepaalde termijn geïnd worden. De looptijd van een betalingsregeling mag niet langer zijn dan die termijn. Als een betalingsregeling meerdere vorderingen omvat, mag de termijn waarbinnen de betalingsregeling moet worden voldaan, niet langer zijn dan de verjaringstermijn van iedere vordering binnen die betalingsregeling. Voor de strafrechtelijke vorderingen wordt in plaats van de verjaringstermijn gesproken over de tenuitvoerleggingstermijn (vergelijk artikel 4:17, eerste lid, Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021).

Tweede lid

Bij het betalen in termijnen kan een standaardregeling of een maatwerkregeling worden toegepast door het CJIB. In belangrijke mate zal voor de betalingsplichtige vanuit een persoonsgerichte benadering een standaardregeling voldoende passend zijn. Voor een deel van de betrokkenen biedt een standaardregeling onvoldoende uitkomst. Dan kan mogelijk een maatwerkregeling worden getroffen.

Derde lid

Het uitgangspunt is dat de opgelegde en aan het CJIB overgedragen vorderingen volledig worden geïnd. Dit uitgangspunt brengt met zich mee dat het CJIB niet bevoegd is definitief geheel of gedeeltelijk af te zien van de inning.

Artikel 3:3. Standaardregeling

Eerste lid

Bij het treffen van een betalingsregeling is een standaardbetalingsregeling het uitgangspunt. De standaardregeling gaat uit van een optimale en consistente uitvoering ten aanzien van betalingsregelingen (rechtszekerheid en rechtsgelijkheid). De standaardregeling is gestandaardiseerd en in belangrijke mate geautomatiseerd. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een standaardregeling mogelijk is.

Tweede lid

Voor het betalen van de vorderingen met een standaardbetalingsregeling is een tot maximaal 36 maanden mogelijk. Voor een enkele vordering geldt een termijn van 12 maanden.

Derde lid

Op de website van het CJIB is voor de standaardregeling een zogenaamde staffel opgenomen op basis waarvan een standaard betalingsregeling wordt toegestaan. In deze staffel is het maximumbedrag en het maximum aantal termijnen opgenomen. Deze staffel kan worden aangepast als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3:4. Maatwerkregeling

Eerste lid

De mogelijkheid van een standaardregeling laat onverlet dat in het kader van maatwerk onder voorwaarden afwijkende regelingen kunnen worden getroffen. Het uitgangspunt daarbij is dat sprake is van bijzondere situaties of omstandigheden en de standaardregeling geen uitkomst biedt. Daarbij kan gedacht worden aan een hoge vordering die de persoon wel wil betalen, maar op basis van zijn draagkracht niet binnen de termijn van een standaardregeling kan betalen.

Tweede lid

Een vordering wordt niet meegenomen in de betalingsregeling als deze al uit handen is gegeven aan een deurwaarder.

Derde lid

Het uitgangspunt is dat een maatwerkregeling maximaal 72 maanden duurt, met inachtneming van de verjaringstermijn. De gehanteerde maximumtermijn is in belangrijke mate afgeleid uit jurisprudentie. Omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven om af te wijken van maximale termijn. Dat betekent dat de termijn afhankelijk daarvan korter, maar ook langer kan uitvallen. In dat laatste geval dient naar het oordeel van het CJIB het hanteren van de maximale termijn van 72 maanden onredelijk te zijn. Bij het vaststellen van de termijn voor de betalingsregeling wordt onder meer gekeken naar de hoogte van de vordering dan wel de draagkracht van de persoon die een betalingsregeling wil treffen.

Vierde lid

Een draagkrachtregeling is een variant van een maatwerk-betalingsregeling. Net als bij een reguliere maatwerkregeling wordt het termijnbedrag bepaald op basis van de draagkracht van de persoon. Bij een draagkrachtregeling wordt echter een termijnbedrag afgesproken dat iemand maximaal maandelijks kan betalen waarbij mogelijk het volledige bedrag uiteindelijk niet binnen de tenuitvoerleggingstermijn kan worden betaald. Dit termijnbedrag wordt periodiek gemonitord met het oog op bijstelling. Een draagkrachtregeling kan langer dan 72 maanden duren, met inachtneming van de tenuitvoerleggingstermijn.

Artikel 3:5. Uitstel van betaling

Eerste lid

Het uitgangspunt is dat alle opgelegde vorderingen moeten worden betaald. Er kunnen echter omstandigheden zijn waardoor betaling tijdelijk niet mogelijk is en betaling in termijnen evenmin uitkomst biedt. Bij uitzondering kan dan uitstel van betaling worden verleend voor een zo kort mogelijke periode. Uitstel van betaling voor onbepaalde duur is niet mogelijk. Als de betalingsplichtige in aanmerking wil komen voor uitstel van betaling moet hij aannemelijk maken dat hij binnen afzienbare tijd in staat is aan (een deel van) de betalingsverplichting te voldoen. In beginsel wordt uitstel van betaling verleend voor maximaal vier maanden.

Tweede lid en derde lid

De zogeheten noodstopprocedure biedt de betalingsplichtige de mogelijkheid om uitstel van betaling te vragen ten behoeve van het verkrijgen van schuldhulp door de gemeente. In beginsel wordt uitstel van betaling verleend voor maximaal vier maanden. Dit uitstel kan met acht maanden worden verlengd als de gemeente besluit om schuldhulp te verlenen.

Vierde lid

Ook bij het treffen van betalingsregeling blijft het uitgangspunt dat de openstaande vorderingen worden voldaan. Uitstel van betaling voor onbepaalde tijd verlenen conflicteert met dit uitgangspunt en wordt daarom niet toegestaan.

Artikel 3:6 Voeging van vorderingen

Openstaande sancties kunnen aan de lopende betalingsregeling toegevoegd worden. Dit kan zowel op verzoek van de betalingsplichtige, als op initiatief van het CJIB.

Paragraaf 4. Informeren

Artikel 4:1. Informatie bij het toestaan van de betalingsregeling

In dit artikel is opgenomen dat het CJIB de persoon die om een betalingsregeling heeft verzocht, informeert over onder andere de gestelde voorwaarden en termijnbedragen van de betalingsregeling. De betalingsplichtige moet kennis hiervan nemen, aangezien het hier gaat om informatie die essentieel is voor nakoming van de betalingsregeling.

Artikel 4:2. Betalingsherinneringen

Als de persoon met wie het CJIB een betalingsregeling heeft getroffen een termijnbetaling niet op tijd betaalt, ontvangt deze van het CJIB één keer een betalingsherinnering. Hierin wordt aangegeven dat als hij wil voorkomen dat de betalingsregeling door het CJIB voortijdig wordt beëindigd – en derhalve de inning van de vordering(en) wordt hervat – hij het gemiste termijnbedrag en het reguliere bedrag vóór het verstrijken van de eerstvolgende termijn moet betalen.

Artikel 4:3. Doorverwijzing naar het CJIB

Voor de door DUO, CAK of de NVWA opgelegde en door deze organisaties aan het CJIB overgedragen vorderingen, verwijzen zij een betalingsplichtige of diens vertegenwoordiger of gemachtigde naar het CJIB voor informatie over het treffen van een betalingsregeling. Deze bepaling moet worden bezien in het licht van de gedachte van één overheidsloket, waar de betalingsplichtige terecht kan.

Paragraaf 5. Verdeling en bestemming van betalingen

Artikel 5:1. Verdeling

Indien de betalingsregeling bestaat uit vorderingen van meerdere instanties zoals DUO, CAK en de NVWA of het CJIB zelf voor strafrechtelijke geldelijke sancties of administratieve sancties Wahv, dan wordt het te ontvangen bedrag van de regeling over de partijen verdeeld. Als algemene beleidslijn geldt daarvoor een verdeling naar evenredigheid van de totale vordering per partij waarvoor de betalingsregeling is getroffen (pondsponds-gewijs). Een dergelijke verdeling doet recht aan de status die de vorderingen ten opzichte van elkaar hebben (concurrente vorderingen zonder preferentie). De opgenomen verdeling is in lijn met de hoofdregel in artikel 3:277 van het Burgerlijk Wetboek. Het principe van deze verdeling wordt ook toegepast door de gerechtsdeurwaarder indien sprake is van concurrerende vorderingen. Daarbij verdeelt de deurwaarder naar evenredigheid tussen de verschillende beslagleggende schuldeisers (pondspondsgewijze verdeling). Dit betekent een verdeling in verhouding tot het oorspronkelijke bedrag van elke vordering.

Voorbeeld 1:

De betalingsplichtige moet verschillende administratieve sancties Wahv (hieronder: CJIB-vorderingen) alsook vorderingen opgelegd door CAK en DUO betalen aan het CJIB van in totaal € 2.900. Het gaat om respectievelijk € 800 aan DUO-vorderingen en € 1.100 aan CAK-vorderingen en om € 1.000 aan justitiële vorderingen.

De persoon met wie een betalingsregeling Rijk wordt getroffen voor deze vorderingen krijgt 24 maanden om dit bedrag te betalen (conform de staffel van de standaard betalingsregeling). Op basis van de getroffen betalingsregeling betaalt deze persoon maandelijks € 120,83 (gedurende 24 maanden).

Het CJIB verdeelt het ontvangen termijnbedrag van € 120,83 als volgt:

DUO-vorderingen: 27,6% (800/2.900) van € 120,83 = € 33,35

CAK-vorderingen: 37,9% (1.100/2.900) van € 120,83 = € 45,79

CJIB- vorderingen: 34,5% (1.000/2.900) van € 120,83 = € 41,69

Voorbeeld 2:

De betalingsplichtige rechtspersoon moet zowel een vordering opgelegd door de NVWA, als een snelheidsovertreding op grond van de Wahv betalen voor een totaal te betalen bedrag van € 1.460. Het gaat in dit voorbeeld om een bestuurlijke boete NVWA van € 1.360 en een verkeersboete van € 100.

De persoon met wie een betalingsregeling Rijk wordt getroffen voor deze vorderingen krijgt 18 maanden om dit bedrag te betalen (conform de staffel van de standaard betalingsregeling). Op grond van de getroffen betalingsregeling betaalt de rechtspersoon maandelijks € 81,11 (gedurende 18 maanden).

Het CJIB verdeelt het ontvangen termijnbedrag van € 81,11 als volgt:

NVWA-vordering: 93,2% (1.360/1.460) van € 81,11 = € 75,59

CJIB-vordering: 6,8% (100/1.460) van € 81,11 = € 5,52

Afrondingsverschillen als gevolg van de verdeling (ter hoogte van centen) worden toegekend aan het domein dat het hoogste percentage krijgt toegewezen.

Artikel 5:2 Bestemvolgorde

Eerste lid

Indien sprake is van meerdere vorderingen van één instantie (DUO, CAK, NVWA of CJIB) dan wordt voor het bestemmen van gelden op die vorderingen – na de verdeling conform artikel 5:1 – aangesloten bij de reeds bestaande werkwijze van bestemmen van gelden voor die instanties. Voor de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke sancties geldt de bestemvolgorde zoals vastgelegd in artikel 4:1 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en artikel 4:34 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021. Voor de vorderingen van DUO, CAK en de NVWA wordt bestemd naar volgorde van ouderdom van de vordering.

Tweede lid

Bij meerdere vorderingen van één partij van dezelfde categorie, bijvoorbeeld twee bestuurlijke boetes onverzekerden van CAK of twee bestuurlijke boetes lesgelden van DUO wordt een ontvangen bedrag van de betalingsplichtige – na verdeling conform artikel 5:1 – eerst bestemd ter voldoening van de oudste vordering. Is een bestuurlijke boete onverzekerden opgelegd op 1 maart 2022 en een bestuurlijke boete onverzekerden van 1 juni 2022 overgedragen aan het CJIB en opgenomen in de betalingsregeling dan zal bij een betaling het ontvangen bedrag voor CAK eerst bestemd worden op de boete opgelegd op 1 maart 2022. Als deze is voldaan zal het ontvangen bedrag voor CAK worden bestemd op de boete opgelegd op 1 juni 2022.

Artikel 5:3. Afwijken van verdeling en bestemvolgorde

Een uitzondering op de hiervoor genoemde algemene beleidslijn voor de verdeling en het bestemmen is mogelijk in zeer bijzondere situaties. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor schadevergoedingsmaatregelen waarbij sprake is van slachtoffers van strafrechtelijke feiten die nog niet schadeloos zijn gesteld door de zogenoemde voorschotregeling. Een afwijking van de verdeling kan in die situatie betekenen dat eerst het hele of een groter gedeelte van het ontvangen maandbedrag naar het slachtoffer gaat en het maandbedrag nog niet bestemd wordt op de vorderingen van DUO, CAK of de NVWA.

Paragraaf 6. Einde van betalingsregelingen

Artikel 6:1. Voortijdige beëindiging betalingsregeling

Eerste lid

De persoonlijke omstandigheden van een betalingsplichtige die een betalingsregeling met het CJIB heeft getroffen kunnen wijzigen. Indien blijkt dat een persoon zijn verplichtingen in het kader van een toegekende betalingsregeling niet nakomt, of één van de andere, niet-limitatief opgesomde situaties zich voordoet, kan het CJIB de betalingsregeling beëindigen.

Tweede lid

Over het voortijdig beëindigen wordt de betalingsplichtige, net als bij het toestaan of afwijzen van de vordering, geïnformeerd.

Artikel 6:2. Gevolg voortijdige beëindiging betalingsregeling door CJIB

Eerste lid

De vordering wordt volledig opeisbaar bij het niet voldoen aan een betalingsregeling. In dit artikel wordt aangegeven, dat het CJIB de betalingsplichtige dan nog 30 dagen de tijd geeft om het openstaande bedrag te betalen, voordat de verdere inning, bijvoorbeeld door de inzet van en deurwaarder wordt hervat. Bij de hervatting van de inning wordt per (soort) vordering die onderdeel uitmaakt van de betalingsregeling de voortzetting van de inning bepaald.

Artikel 6:3. Van rechtswege eindigen van de betalingsregeling

Het uitgangspunt is dat iedere vordering volledig moet worden betaald. Een betalingsregeling eindigt dan ook pas als de laatste termijn of het laatste deel van de openstaande vordering(en) is betaald of indien de termijn voor uitstel is verstreken.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 7:1. Intrekking beleidsregels

Deze nieuwe beleidsregels worden vastgesteld met het oog op de aansluiting van de NVWA. De Beleidsregel betalingsregelingen Rijk wordt gelet daarop ingetrokken. Afgezien is van de keuze om de Beleidsregel betalingsregelingen Rijk te wijzigen. Dat zou de leesbaarheid niet ten goede komen vanwege het grote aantal wijzigingsbepalingen die daarvoor benodigd zou zijn. De toelichting bij de Beleidsregel betalingsregelingen Rijk is hier wel gedeeltelijk overgenomen voor wat betreft actuele informatie. Voor informatie omtrent de historische achtergrond van betalingsregeling Rijk blijft de toelichting bij de Beleidsregel betalingsregelingen Rijk wel relevant.

Artikel 7:2. Inwerkingtreding

Het kunnen voorzien in een betalingsregeling Rijk is onderdeel van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.1 Dit faciliteert de mogelijkheid om overheidsvorderingen en betalingsachterstanden te kunnen incasseren met oog voor de menselijke maat. De noodzaak om een dergelijke werkwijze toe te kunnen passen is in het bijzonder merkbaar waar het gaat om beperkte draagkracht en afloscapaciteit bij mensen of bedrijven. Aangezien de beleidsregels in dat opzicht een uitsluitend begunstigende werking hebben voor wat betreft de (mogelijke) inzet van de betalingsregeling Rijkinscasso, zal zo snel mogelijk in werking treden overeenkomstig de vaste verandermomenten voor beleidsregels, namelijk met ingang van 1 januari 2024.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De voorzitter van het CAK J.H. Ouwehand

De Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO H.A. Harmsma

De Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit G.J.C.M. Bakker


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. L.

Naar boven