Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2023/2025

Verbindendverklaring gewijzigde cao-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 februari 2023 tot wijziging van het besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: Schoonmakend Nederland;

Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.nl.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Het besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:

A

De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:

Na artikel 47A, vijfde lid, wordt een zesde lid toegevoegd dat komt te luiden:

‘Generatiepact

  • 6. Een werknemer die valt onder de CAO voor de schoonmaak- en glazenwassersbranche kan ervoor kiezen om met ingang van 1 januari 2023 vrijwillig deel te nemen aan het Generatiepact. Het Generatiepact is gebaseerd op 80% werken, 95% loon en 95% pensioenopbouw. Recht op deelname aan het Generatiepact heeft de werknemer die:

    • In de periode 1 januari 2023 t/m 31 december 2025 op het moment van deelname een leeftijd heeft bereikt die maximaal 3 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd ligt;

    • Valt onder het A-, B- of D-deel van de CAO;

    • In de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan deelname aaneensluitend werkzaam is geweest als werknemer (volgens artikel 1 lid 3 CAO) bij één of meerdere bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de CAO (artikel 1 lid 1 CAO). Perioden van maximaal 6 maanden niet of elders werken tellen mee als gewerkte tijd;

    • In de referteperiode een arbeidsovereenkomst had van minimaal 32 uur per week bij de werkgever waar werknemer gebruik wil maken van het Generatiepact (de referteperiode is uitgewerkt in artikel 2 van Bijlage XVIIA);

    • Voldoet aan de overige voorwaarden voor deelname zoals uitgewerkt in Bijlage XVIIA van de CAO.

Voor het Generatiepact is een maximum jaarbudget beschikbaar. Indien dit maximum is bereikt, worden er dat kalenderjaar geen nieuwe tegemoetkomingen in kosten meer verstrekt en kunnen er dat kalenderjaar geen nieuwe werknemers meer deelnemen aan het Generatiepact. De RAS zal hierover tijdig communiceren naar de werkgevers en werknemers in de branche.’

Na BIJLAGE XVII wordt toegevoegd BIJLAGE XVIIA, Reglement Generatiepact in verband met zwaar werk voor de schoonmaak- en glazenwassersbranche dat luidt:

‘BIJLAGE XVIIA

REGLEMENT GENERATIEPACT IN VERBAND MET ZWAAR WERK VOOR DE SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE

In dit reglement worden de afspraken uitgewerkt zoals opgenomen in artikel 47A lid 6 CAO.

Artikel 1 Definities

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in artikel 1 van de CAO in de schoonmaak- en glazenwassersbranche 2022-2024 (hierna: CAO). Verder wordt in aanvulling op die definities verstaan onder:

AOW-gerechtigde leeftijd:

de pensioengerechtigde leeftijd zoals bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

Werknemer:

de werknemer zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 van de CAO, die valt onder het A, B of D-deel van de CAO;

Werkgever:

de werkgever zoals omschreven in artikel 1 lid 2 van de CAO;

RAS:

de Raad voor Arbeidsverhoudingen in de Schoonmaak- en glazenwassersbranche (RAS);

Werkzaam:

met werkzaam wordt bedoeld dat er door werknemer werkzaamheden worden verricht tegen loon.

Artikel 2 Generatiepact

Het Generatiepact gaat uit van de 80/95/95-regeling. Dit betekent dat een werknemer (maximaal) 20% van zijn werkweek minder gaat werken. Werkgever betaalt hem hiervoor (minimaal) 95% van het loon waarover volledige pensioenopbouw plaatsvindt.

Artikel 3 Recht op deelname aan Generatiepact

Recht op deelname aan het Generatiepact heeft de werknemer die:

  • a) In de periode 1 januari 2023 t/m 31 december 2025 op het moment van deelname aan het Generatiepact een leeftijd heeft bereikt die maximaal 3 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd ligt;

  • b) Direct voorafgaand aan de datum van deelname werknemer is;

  • c) Valt onder het A-, B- of D-deel van de CAO;

  • d) In de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan deelname aaneensluitend werkzaam is geweest als werknemer (volgens artikel 1 lid 3 CAO) bij één of meerdere bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de CAO (artikel 1 lid 1 CAO). Perioden van maximaal 6 maanden niet of elders werken tellen mee als gewerkte tijd;

  • e) In de referteperiode wordt minimaal 32 uur per week gewerkt bij de werkgever waar werknemer gebruik wil maken van het Generatiepact. De referteperiode wordt op de volgende wijze vastgesteld;

    • Van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023. De perioden september, oktober en november 2022 (bij loonbetaling per 4-weken; loonperioden 9, 10 en 11);

    • Van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023. In de perioden maart, april en mei 2023 (bij loonbetaling per 4-weken; loonperioden 3, 4 en 5);

    • Van 1 januari 2024 tot en met 30 juni 2024. In de perioden september, oktober en november 2023 (bij loonbetaling per 4-weken; loonperioden 9, 10 en 11);

    • Van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024. In de perioden maart, april en mei 2024 (bij loonbetaling per 4-weken; loonperioden 3, 4 en 5);

    • Van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025. In de perioden september, oktober en november 2024 (bij loonbetaling per 4-weken; loonperioden 9, 10 en 11);

    • Van 1 juli 2025 tot en met 31 december 2025. In de perioden maart, april en mei 2025 (bij loonbetaling per 4-weken; loonperioden 3, 4 en 5).

Artikel 4 Geen recht op deelname

Er bestaat geen recht op deelname aan het Generatiepact op grond van deze regeling als de werknemer recht heeft op een WIA-uitkering of ZW-uitkering;

Artikel 5 Einde recht op deelname
  • 1. Het recht op deelname aan het Generatiepact op grond van deze regeling eindigt met ingang van de dag waarop de werknemer:

    • de voor hem geldende AOW-leeftijd (heeft) bereikt;

    • zijn arbeidsovereenkomst wordt beëindigd;

    • gaat deelnemen aan de regeling ESMW (artikel 47A lid 1 en 2 CAO).

  • 2. Het recht op deelname eindigt vóór de in lid 1 bedoelde datum als de deelnemer aan het Generatiepact:

    • 2 aansluitende loonperioden de uren geheel of gedeeltelijk weer gaat werken waarvoor hij deelneemt aan het Generatiepact. Dit bij een andere werkgever of bij de werkgever waar wordt deelgenomen aan het Generatiepact of;

    • zich als ondernemer vestigt en wel met ingang van de vestigingsdatum.

Artikel 6 Loon bij deelname Generatiepact
  • 1. Het Generatiepact gaat uit van de 80/95/95-regeling. Dit betekent dat werknemer maximaal 20% van zijn werkweek minder gaat werken. Voor de uren die werknemer minder gaat werken, ontvangt werknemer van werkgever (minimaal) 75% van het uurloon en 75% van de pensioenopbouw. Uitgangspunt is het loon in de referteperiode zoals genoemd in artikel 3 sub e van dit reglement. Dit wordt vermeerderd met de procentuele verhogingen van het basisuurlonen van artikel 15 CAO.

Toelichting. Op de website van de RAS (www.ras.nl) staan enkele rekenvoorbeelden.

  • 2. De 75% van het uurloon, zoals aangegeven in lid 1, wordt door werkgever als ‘loon zonder prestatieplicht’ op de loonspecificatie van werknemer vermeld met daaraan gekoppeld 75% van de minder gewerkte uren.

  • 3. Het ‘loon zonder prestatieplicht’ is onderdeel van de grondslagen voor de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering. Over de uren die de werknemer minder gaat werken vindt er geen opbouw van vakantieuren plaats.

Artikel 7 Aanvragen deelname Generatiepact en verstrekken gegevens
  • 1. De werknemer die in aanmerking wil komen voor het Generatiepact, kan vanaf 6 maanden voor het kalenderjaar waarin voor het eerst gebruik kan worden gemaakt van het Generatiepact, zijn verzoek kenbaar maken bij de werkgever.

  • 2. De werkgever toetst of werknemer aan de voorwaarden voldoet voor deelname aan het Generatiepact.

  • 3. Werkgever en werknemer treden met elkaar in overleg over hoe het Generatiepact vorm te geven. In het bijzonder over het aantal uren en vanaf wanneer er minder gewerkt gaat worden. Werkgever en werknemer dienen hierover binnen 1 maand, na het verzoek van werknemer volgens lid 1, met elkaar overeenstemming te bereiken.

  • 4. Indien de termijn van 1 maand volgens lid 3 niet wordt gehaald, kan werknemer dit melden bij CAO-partijen en/of de RAS.

  • 5. Werkgever en werknemer leggen de afspraken zoals aangegeven in lid 3 vast in een gezamenlijke verklaring. Dit betreft de verklaring ‘Verklaring werkgever en werknemer over deelname aan het Generatiepact in verband met zwaar werk schoonmaak- en glazenwassersbranche’. Dit formulier dient door werkgever en werknemer te zijn ondertekend en is beschikbaar op www.ras.nl.

  • 6. In afwijking op lid 1 geldt voor midden- en kleinbedrijven met een omzet van minder dan 10 miljoen per jaar, het volgende. Werknemer dient een verzoek tot deelname aan het Generatiepact minimaal 6 maanden voor de gewenste deelnamedatum bij werkgever te hebben ingediend.

  • 7. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor het Generatiepact dient bij de werkgever alle (relevante/noodzakelijke) informatie in waar door werkgever om wordt gevraagd.

  • 8. Tijdens de deelname aan het Generatiepact is de werknemer verplicht om uit zichzelf dan wel op verzoek van de werkgever alle informatie te verstrekken waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zij dat die van invloed zijn op het voortbestaan van het recht op deelname aan het Generatiepact.

  • 9. Als de werknemer de op grond van deze regeling gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken informatie niet, niet tijdig of onjuist verstrekt, kan de werkgever besluiten de (lopende of toekomstige) deelname aan het Generatiepact in te trekken.

  • 10. Als werkgever en werknemer overeenstemming hebben over het Generatiepact kan werkgever noch werknemer deze afspraak wijzigen of stopzetten om andere redenen dan omschreven in artikel 5.

Artikel 8 Tegemoetkoming in loonkosten door RAS
  • 1. De werkgever heeft via RAS recht op een tegemoetkoming in de loonkosten indien de werknemer deelneemt aan het Generatiepact. De hoogte van de tegemoetkoming betreft de door werkgever aan werknemer betaalde ‘loon zonder prestatieplicht’ (zoals bepaald in artikel 6), te vermeerderen met een vast opslagpercentage. Dit percentage ter dekking van de vakantietoeslag, de eindejaarsuitkering en de sociale lasten (waaronder de pensioenpremie) van werkgever. In 2023 bedraagt dit percentage 40,2%. De RAS stelt dit percentage jaarlijks vast.

  • 2. De werkgever kan, na het met de werknemer ondertekenen van gezamenlijk verklaring zoals vermeld in artikel 7 lid 5, de RAS verzoeken om een tegemoetkoming in de loonkosten. De RAS controleert of werknemer aan de voorwaarden voor deelname aan het Generatiepact voldoet en zal uiterlijk binnen 3 maanden na dit verzoek werkgever berichten:

    • of er recht bestaat op een tegemoetkoming in kosten;

    • wat de hoogte daarvan per kalenderjaar is, en;

    • voor welke periode deze geldt.

    Werknemer ontvangt een kopie van deze brief.

  • 3. Deze tegemoetkoming in kosten door RAS wordt geïndexeerd met de procentuele verhogingen van het basisuurlonen van artikel 15 CAO.

  • 4. De werkgever die in aanmerking wenst te komen voor de tegemoetkoming in kosten door RAS, zoals aangegeven in lid 1, dient aan de RAS alle informatie te verstrekken waar door de RAS om wordt gevraagd.

  • 5. De RAS is bevoegd om nadere (controle-)voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering van deze regeling.

  • 6. Binnen 2 maanden na het bepaalde in lid 2 zal RAS de werkgever de tegemoetkoming in kosten voor het eerste kwartaal doen toekomen. Ook daarna vindt betaling door RAS per kwartaal plaats.

  • 7. Bij tussentijdse beëindiging van de deelname van werknemer aan het Generatiepact zal werkgever de RAS daarover per ommegaande op de hoogte brengen. De tegemoetkoming in kosten door RAS komt daarmee te vervallen.

  • 8. Bij een contractswisseling (artikel 38 cao) gaat het recht op deelname aan het Generatiepact over op de verwervende werkgever. De verliezende en verwervende werkgever informeren de RAS over de werknemers die deelnemen aan het Generatiepact en die in dienst treden bij de verwervende werkgever.

  • 9. Het recht op deelname aan het Generatiepact op grond van deze regeling eindigt met ingang van de dag waarop de werknemer komt te overlijden. De tegemoetkoming in kosten door RAS eindigt 2 kalendermaanden na de maand waarin het overlijden plaatsvond. Dit in lijn met het bepaalde in artikel 32 cao (uitkering bij overlijden).

  • 10. Voor het Generatiepact is een maximum jaarbudget beschikbaar. Het beschikbare budget wordt toegekend op volgorde van ontvangst bij RAS (dit volgens artikel 8 lid 2). Indien dit maximum is bereikt, kunnen er dat kalenderjaar geen nieuwe werknemers meer deelnemen aan het Generatiepact. De RAS zal hierover tijdig communiceren naar de werkgevers en werknemers in de branche.

Artikel 9 Terugvordering tegemoetkoming in loonkosten RAS
  • 1. Indien de tegemoetkoming in kosten, als bedoeld in artikel 8 van dit reglement, geheel of gedeeltelijk onverschuldigd is betaald, zal die tegemoetkoming in kosten door de RAS worden teruggevorderd van de werkgever aan wie onverschuldigd is betaald. Geen terugvordering zal plaatsvinden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de datum waarop RAS heeft geconstateerd dat er sprake is van onverschuldigde betaling. De RAS stelt de betreffende werkgever daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 2. Wanneer blijkt dat een tegemoetkoming in kosten onverschuldigd is betaald, stuurt de RAS aan die werkgever een beslissing, waarin gemotiveerd wordt meegedeeld dat aan hem onverschuldigd is betaald, alsmede de datum waarop hij het onverschuldigd betaalde bedrag dient terug te hebben betaald. De termijn bedraagt twee weken.

  • 3. Voor zover mogelijk zal de terugvordering worden verrekend met de nog uit te betalen tegemoetkoming in kosten. De RAS stelt de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald daarvan schriftelijk op de hoogte in de onder lid 2 bedoelde beslissing.

  • 4. Indien de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet in staat is het nog openstaande bedrag ineens terug te betalen, dan kan hij om een betalingsregeling verzoeken. Hij dient dit verzoek binnen twee weken na dagtekening van de in lid 2 bedoelde beslissing in bij de RAS. De werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald, geeft de RAS volledig inzage in zijn financiële situatie en verstrekt de RAS alle informatie die op de beoordeling van het verzoek van invloed is. De RAS beoordeelt vervolgens of een betalingsregeling overeengekomen kan worden.

  • 5. Wanneer een betalingsregeling is overeengekomen, bericht de RAS de werkgever aan wie onverschuldigd is betaald schriftelijk over de hoogte van het periodiek terug te betalen bedrag en het moment waarop de periodieke betalingen door de RAS dienen te zijn ontvangen.

  • 6. Wanneer de werkgever niet tegemoetkomt aan een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling, zal de RAS de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald hiervan schriftelijk mededeling doen. Aan de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald, wordt dan het verzoek gedaan de onverschuldigd betaalde tegemoetkoming in kosten alsnog binnen twee weken na de datum van de schriftelijke mededeling aan de RAS terug te betalen.

  • 7. Wanneer terugvordering over het lopende kalenderjaar plaatsvindt zal terugvordering van het te veel betaalde bedrag plaatsvinden. Vindt terugvordering plaats na afloop van het kalenderjaar waarin de tegemoetkoming in kosten onverschuldigd is betaald, dan vordert de RAS het te veel betaalde bedrag terug.

  • 8. Wanneer de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet tijdig aan de verplichting tot terugbetaling voldoet, of – in het geval van een betalingsregeling – zijn periodiek niet tijdig betaalt, zal de RAS de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald eenmaal een herinnering sturen met de mededeling dat de betaling binnen 14 dagen na dagtekening van de herinnering door de RAS moet zijn ontvangen. Wanneer de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet binnen die termijn betaalt of wanneer hij een tweede maal een periodiek mist, zal de gehele vordering in haar geheel direct opeisbaar zijn en zonder verder bericht uit handen worden gegeven aan een incassobureau. De kosten ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten komen, conform de wettelijk maximaal toegestane vergoeding zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten of enige regelgeving die in plaats van dit besluit zal gelden, voor rekening van de werkgever aan wie onverschuldigd is uitbetaald.

  • 9. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de RAS geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Als de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur van de RAS een afwijkende beslissing nemen die tegemoetkomt aan de bedoelingen van deze regeling.

Artikel 11 Intern beroep
  • 1. De werkgever of de werknemer die zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan zich binnen 3 weken na de beslissing schriftelijk tot het bestuur van de RAS wenden met het verzoek terug te komen op een beslissing op grond van dit reglement.

  • 2. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt schriftelijk de beslissing van het bestuur van de RAS, op grond van dit reglement, meegedeeld.

  • 3. Een kennisgeving zoals bedoeld in lid 2 is gemotiveerd en is gedagtekend.’

De statuten Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) komen te luiden:

‘STATUTEN STICHTING RAAD VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE (RAS) versie januari 2023

Artikel 1 Naam, zetel, tijdsduur

De Stichting draagt de naam: Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS). De RAS is opgericht voor onbepaalde tijd en gevestigd te ’s‑Hertogenbosch.

Artikel 2 Doel

  • 1. Door Collectieve Arbeidsovereenkomst- (hierna ook te noemen cao) partijen is de RAS opgericht. De RAS heeft een bestuur en een uitvoeringsorganisatie.

    Doel van de RAS is als instituut de gezamenlijke afspraken die cao-partijen hebben gemaakt bij het cao-overleg (of daarbuiten), uit te werken, uit te voeren, te implementeren en te controleren en hierdoor een bijdrage te leveren aan een verdere professionalisering van de schoonmaak- en glazenwassersbranche (hierna: branche).

  • 2. De RAS tracht dit doel te bereiken door het uitvoeren van de volgende activiteiten ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche:

    cao

    • a. Het geven van informatie en uitleg over de bepalingen van de cao’s en het uitgeven van de noodzakelijke hoeveelheid cao-boekjes.

    • b. Het houden van toezicht op naleving van de cao.

    • c. Invulling geven aan de bij cao gemaakte afspraken (zoals de geschillen- en klachtencommissie, de commissie ziekteverzuim en het verlenen van dispensatie van de cao).

    • d. Het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van de door partijen bij het cao-overleg gemaakte afspraken.

    Opleidingen en examens

    • e. Het financieren en daarmee stimuleren van scholings-en vormingsactiviteiten (waaronder taaltrajecten). De activiteiten en uit te voeren cao-projecten zijn gericht op het bijblijven of verbreden dan wel verdiepen van kennis en/of vaardigheden van de werknemer, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn huidige en toekomstige functie en/of de duurzame inzetbaarheid van de werknemer.

    • f. Het geven van voorlichting met betrekking tot de opleidingsmogelijkheden in de branche.

    • g. Het vaststellen van de eind- en toetstermen van opleidingen in de branche.

    • h. Het op basis van de eind- en toetstermen afnemen van de examens in de branche via het RAS-Examenbureau (of een ander examenbureau) en het verstrekken van bijdragen in opleidingskosten.

    Arbo en medezeggenschap

    • i. Het ontwikkelen van een voor de branche passend arbobeleid, het uitvoeren van projecten en het geven van voorlichting omtrent regelingen over arbeidsomstandigheden.

    • j. Het geven van voorlichting en advies over een juiste uitvoering van de Wet op de ondernemingsraden (hierna ook WOR) en het bevorderen van de medezeggenschap in de branche.

    Arbeidsmarkt

    • k. Het verrichten van werkzaamheden en het uitvoeren van cao-projecten om de arbeidsmarkt te laten functioneren.

    Imago

    • l. Publicitaire activiteiten, in relatie tot arbeidsverhoudingen, om het positieve imago van de branche te handhaven of te verbeteren.

    Coördinatie en organisatie

    • m. Het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg, met uitzondering van het cao-overleg, tussen sociale partners, en tevens het toezicht houden op en het coördineren van de bestuurlijke activiteiten van de organen bij de cao's in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.

    • n. Het uitvoeren van de werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, juridische, financiële en administratieve beheer van de RAS.

    • o. Het innen van de RAS-premie en andere financiële middelen voor de financiering van bovenstaande activiteiten.

    Regeling Zwaar Werk voor de schoonmaak en glazenwassersbranche

    • p. De verstrekking van een uitkering aan werknemers die gebruik maken van de RVU-regeling zwaar werk en die geheel of gedeeltelijk stoppen met werken. Het verstrekken van een tegemoetkoming in kosten aan werkgevers ten behoeve van bij hen werkzame werknemers die gebruik maken van een generatiepactregeling zwaar werk en die minder gaan werken.

Artikel 3 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de RAS is paritair samengesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgevers- en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.

  • 2. Iedere bestuurder is tegenover de Stichting gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de Stichting en haar organisatie, alsmede naar het belang van de eventueel met haar verbonden onderneming.

Artikel 4 Benoeming van de leden van het bestuur

  • 1. Het bestuur van de RAS bestaat uit minimaal zes en maximaal acht personen, welk aantal door het bestuur wordt vastgesteld.

  • 2. Werkgevers- en werknemersorganisaties bepalen onderling hoeveel bestuursleden elke organisatie mag benoemen. Het aantal leden van de afzonderlijke organisatie geldt daarbij als uitgangspunt.

  • 3. Voor elk bestuurslid kan een plaatsvervangend bestuurslid worden benoemd. Plaatsvervangende bestuursleden nemen slechts bij ontstentenis of belet van het zittende bestuurslid zitting in het bestuur.

  • 4. Benoeming van een bestuurslid respectievelijk plaatsvervangend bestuurslid geschiedt voor een tijdvak van drie jaar. Een bestuurslid en plaatsvervangend bestuurslid zijn terstond herbenoembaar.

  • 5. Indien het aantal bestuursleden daalt beneden het voorgeschreven aantal, blijft het bestuur bevoegd, maar neemt onverwijld maatregelen tot aanvulling.

    Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, zal de betreffende werkgevers- of werknemersorganisatie die de vacature mag invullen, binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature(s) daarin voorzien door de benoeming van een (of meer) opvolger(s).

  • 6. De werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde bestuursleden te vervangen.

  • 7. Bij ontstentenis of belet van alle bestuursleden berust het bestuur van de Stichting tijdelijk bij één of meer daartoe voor dit doel aangewezen personen.

    De werkgevers- of werknemersorganisatie die de betreffende bestuurder(s) heeft benoemd wijst (wijzen) voor die gevallen een nieuw bestuurslid aan die het betreffende bestuurslid (tijdelijk) zal vervangen.

    De werkgevers- en werknemersorganisaties hebben het recht om ook ingeval van ontstentenis of belet van één of meer, doch niet alle bestuurders, één of meer personen als bedoeld in de eerste volzin van dit lid, aan te wijzen die alsdan mede met het bestuur van de Stichting zijn belast.

Artikel 5 Einde bestuurslidmaatschap

Het (plaatsvervangend) bestuurslidmaatschap eindigt door:

  • a. Overlijden.

  • b. Periodiek aftreden.

  • c. Schriftelijk bedanken.

  • d. Onder curatele of faillissement geraken.

  • e. Ontslag door de partij die het betreffende bestuurslid heeft benoemd.

Artikel 6 Bevoegdheid bestuur

  • 1. Het bestuur is binnen de grenzen van het doel van de RAS zelfstandig bevoegd tot het verrichten van alle handelingen en het sluiten van alle overeenkomsten de RAS betreffende.

  • 2. Het bestuur kan ter uitvoering van haar taken reglementen vaststellen. Een reglement mag geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met de statuten of de wet.

Artikel 7 Voorzitter

Het bestuur kiest elk kalenderjaar uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt vervuld door één van de leden uit de werkgeversorganisatie, het vicevoorzitterschap wordt bekleed door één van de leden uit de werknemersorganisaties en omgekeerd.

Het voorzitterschap en vicevoorzitterschap zal ieder kalenderjaar wisselen.

Artikel 8 Directeur

  • 1. Het bestuur kan een directeur aanstellen. De directeur is geen lid van het bestuur. De directeur heeft in het bestuur een adviserende stem. De directeur kan de functie van penningmeester vervullen.

  • 2. De aanstelling, de voorwaarden waaronder en de beëindiging van de aanstelling worden geregeld in een afzonderlijke overeenkomst tussen de RAS en de directeur.

  • 3. De directeur werkt naast, met en voor het bestuur en heeft in elk geval de volgende taken die zijn uitgewerkt in het directiereglement:

    • het initiëren, coördineren en realiseren van de beleidsontwikkeling, met uitzondering van de strategische beleidsontwikkeling;

    • het initiëren, coördineren en realiseren van de beleidsuitvoering;

    • het aansturen van de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 9 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste één keer per jaar en voorts wanneer de voorzitter dit nodig acht of twee of meer bestuursleden van de RAS daartoe de wens te kennen geven. In het laatste geval dient een schriftelijk verzoek met opgave van het te behandelen onderwerp aan de voorzitter te worden gericht.

  • 2. De wijze en de termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. De leden van het bestuur genieten voor het bijwonen van een vergadering vergoeding voor reiskosten, alsmede een vacatie ten laste van de RAS volgens door het bestuur daartoe vast te stellen regels.

Artikel 10 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan binnen het bestuur portefeuillehouders aanwijzen die bij de voorbereiding van besluiten worden betrokken. De besluitvorming vindt plaats volgens de volgende leden van dit artikel.

  • 2. Voor het houden van vergaderingen en het nemen van besluiten is de aanwezigheid van tenminste de helft van het aantal bestuursleden vereist, waarvan tenminste één aan werkgeverszijde en één aan werknemerszijde.

  • 3. Ieder lid van werkgeverszijde heeft ter vergadering steeds zoveel stemmen als die van de aanwezigen van werknemerszijde en omgekeerd.

  • 4. De werknemers- werkgeversvertegenwoordigers geven jaarlijks in de maand januari aan de directeur of het secretariaat te kennen hoe de onderling vastgestelde weging van de stemmen voor dat jaar is vastgesteld. Het aantal leden van de afzonderlijke organisaties geldt daarbij als uitgangspunt.

  • 5. Besloten wordt bij gewone meerderheid van stemmen met uitzondering van de hierna volgende gevallen waarover slechts een beslissing kan worden genomen indien tenminste twee derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen van de leden die door de werkgeversorganisatie zijn aangewezen en twee derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen van de leden die door de werknemersorganisaties zijn aangewezen zich daarvoor verklaren.

    Deze gevallen zijn:

    • a. het vaststellen van de begroting van de RAS;

    • b. het aanwijzen van andere scholings- en vormingsactiviteiten ter financiering door de RAS;

    • c. de wijziging van de statuten respectievelijk de ontbinding van de RAS.

  • 6. Een bestuurslid is verplicht om een eventueel direct of indirect persoonlijk belang voor de beraadslaging door het bestuur te melden aan de overige leden van het bestuur.

    Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat strijdig is met het belang zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 van deze statuten. In dat geval wordt er een besluit genomen via een hoofdelijke stemming onder alle, aanwezige en niet-aanwezige bestuursleden. Het daarbij gebruikmaken van een volmacht is mogelijk. Wanneer hierdoor geen besluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.

  • 7. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend. Een voorstel wordt geacht te zijn verworpen bij staking van stemmen. Over personen wordt schriftelijk en over zaken mondeling gestemd.

  • 8. Het bestuur kan ook buiten vergaderingen rechtsgeldige besluiten nemen.

    Dit geschiedt schriftelijk en met algemene stemmen.

    Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit dat in een bestuursvergadering wordt genomen en wordt ten behoeve van de verslaglegging in de eerstvolgende bestuursvergadering bekrachtigd.

Artikel 11 Geheimhouding

De leden van het bestuur en de directeur zijn tot geheimhouding verplicht omtrent alle aangelegenheden welke hen ter kennis komen en waarvan de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd, dan wel waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.

Artikel 12 Vertegenwoordiging in en buiten rechte

De RAS wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur en/of door de voorzitter en de vicevoorzitter gezamenlijk en/of de directeur.

Artikel 13 Taken

De RAS zal ten behoeve van haar doelstellingen zoals genoemd in artikel 2, en voor de aan haar gelieerde rechtspersonen, onder meer de volgende taken vervullen:

  • a. Het innen respectievelijk doen innen van de RAS-premie.

  • b. Het uitkeren van de geïnde gelden overeenkomstig de door de RAS vastgestelde begrotingen.

  • c. Het bij de werkgevers in de schoonmaak- en glazenwassersbranche opvragen van gegevens die de werkgevers op grond van de cao dan wel de statuten en/of reglementen van deze organisaties verplicht zijn aan te leveren aan deze organisaties.

  • d. Het RAS-bestuur stelt, zo mogelijk jaarlijks, in overleg met de directeur van de RAS een uitvoeringsovereenkomst vast. In deze uitvoeringsovereenkomst staat de opdracht voor de uitvoeringsorganisatie duidelijk vastgelegd inclusief de bijbehorende financiële middelen.

Artikel 14 Geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van de RAS bestaan uit:

    • a. Afgezonderd stichtingskapitaal.

    • b. Bijdragen welke werkgevers en eventuele werknemers ingevolge de cao in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche aan de RAS verschuldigd zijn. De hoogte van de RAS-premie wordt door cao-partijen vastgesteld.

    • c. Andere inkomsten.

  • 2. Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen.

  • 3. Het bestuur is verantwoordelijk voor de wijze van eventuele belegging van gelden van de RAS, welke op een solide wijze binnen Nederland dient te geschieden.

  • 4. De aan de RAS toebehorende vermogenswaarden dienen te worden bewaard, hetzij ten kantore van de RAS, hetzij bij een Nederlandse bankinstelling.

Artikel 15 Begroting, rekening en verantwoording, jaarverslag

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van ontvangsten en uitgaven vast, welke is gespecificeerd conform de activiteiten zoals opgenomen in artikel 2, voor het komende boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de activiteiten in artikel 2. Om in aanmerking te komen voor een verstrekking uit het fonds is een subsidie verzoekende instelling verplicht voor vijftien mei van het jaar een begroting bij het bestuur in te dienen, welke is gespecificeerd conform de activiteiten zoals opgenomen in artikel 2.

    Voorts dient een subsidie ontvangende instelling jaarlijks een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen (zonder beperking) over de besteding van de gelden. Deze is gespecificeerd conform de activiteiten zoals opgenomen in artikel 2 en maakt een geïntegreerd onderdeel uit van het financieel jaarverslag van de RAS. Indien een subsidieontvanger niet aan voormelde vereisten heeft voldaan, stelt de RAS deze daarvan op de hoogte en wordt een termijn van veertien dagen gesteld om het verzuim te herstellen. Indien binnen deze hersteltermijn door de subsidieontvanger niet alsnog aan de voormelde vereisten wordt voldaan, wordt het bedrag per ommegaande aan de ras gerestitueerd.

    De ontwerpbegroting van de RAS wordt jaarlijks ter kennis gebracht van de werkgevers- en werknemersorganisaties en wordt niet eerder dan een maand daarna vastgesteld door het bestuur. De begroting is voor de werkgevers- en werknemersorganisaties beschikbaar.

    De begroting zal ten kantore van de RAS ter inzage worden neergelegd.

  • 2. Binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar legt het bestuur omtrent het gevoerde en te voeren beleid rekening en verantwoording af aan de werkgevers- en werknemersorganisaties, die partij zijn bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. De jaarrekening dient overeenkomstig de bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten te zijn gespecificeerd en wordt voorzien van een controleverklaring door een registeraccountant of accountants- administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, waaruit moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen van artikel 2 zijn gedaan.

  • 3. Het verslag zoals genoemd onder lid 2, alsmede het verslag van werkzaamheden van de directeur en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van het fonds en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. De jaarrekening en het jaarverslag zijn openbaar. Deze, alsmede de accountantsverklaring, worden tegen vergoeding van kosten ter beschikking gesteld aan werknemers en werkgevers.

  • 4. De RAS stelt een controller aan die toezicht houdt op de financiële administratie.

Artikel 16 Bijdrage, inning

De wijze van inning van de door werkgevers en eventueel werknemers aan de RAS verschuldigde premie heeft het bestuur nader geregeld in een reglement.

Artikel 17 Handhaving en wijziging van statuten en reglementen

  • 1. Het bestuur waakt over handhaving van de statuten en eventuele reglementen.

  • 2. Wijziging van de statuten is slechts mogelijk in een vergadering die daartoe speciaal tenminste één (1) week van te voren is bijeengeroepen.

  • 3. Voor rechtsgeldige wijziging van de statuten dienen ter vergadering tenminste twee bestuursleden van werkgeverszijde en twee bestuursleden van werknemerszijde aanwezig te zijn.

Artikel 18 Ontbinding

  • 1. De RAS zal worden ontbonden door het bestuur met in achtneming van artikel 17 leden 2 en 3 van de statuten.

    De RAS kan voorts worden ontbonden door hetzij de gezamenlijke werknemersorganisaties, hetzij door de werkgeversorganisatie, doordat zij bij aangetekend schrijven gericht aan het bestuur hun/haar medewerking aan de RAS opzeggen/opzegt. De RAS wordt alsdan geacht te zijn ontbonden aan het einde van het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur is belast met de liquidatie. Een eventueel batig saldo bij liquidatie dient een bestemming te krijgen welke het doel van de RAS zoveel mogelijk nabij komt.

Artikel 19 Ministerieel waarnemer

Indien door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur van de RAS en de minister een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 20 Slotbepalingen

In gevallen waarin deze statuten of reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.’

Dictum II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 13 februari 2023

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven