Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 oktober 2023, nr. WJZ/1438538, tot wijziging van de Mediaregeling 2008 in verband met de bijstelling naar acht procent van het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen in het programma-aanbod per televisieprogrammakanaal van de landelijke publieke mediadienst in 2024

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 29c, tweede lid, van het Mediabesluit 2008;

Besluit:

ARTIKEL I

De Mediaregeling 2008 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 26a. Bijstelling percentage reclame- en telewinkelboodschappen 2024

Het percentage, genoemd in artikel 29c, eerste lid, onder c, van het Mediabesluit 2008, wordt bijgesteld naar acht procent.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

TOELICHTING

Aanleiding

Uit een wijziging van de Mediawet 2008 in 20201 en een daarmee samenhangende wijziging van het Mediabesluit 2008 in 20212 vloeit voort dat in de erkenningperiode 2022-2026 het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen in het programma-aanbod van de landelijke publieke mediadienst stapsgewijs wordt afgebouwd van tien naar vijf procent. Stapsgewijs betekent: ieder jaar één procent lager. Zie de artikelen 5a en 29c, eerste lid, Mediabesluit 2008. Artikel 29c, tweede lid, Mediabesluit 2008 geeft in dit kader aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de mogelijkheid om bij ministeriële regeling, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met de financiering van de landelijke publieke mediadienst, de percentages bij te stellen, met maximaal één procent omhoog of omlaag. De bijstelling vindt plaats ten opzichte van de percentages die in artikel 29c, eerste lid, onder a tot en met d, Mediabesluit 2008 voor elk van de jaren 2022 tot en met 2025 zijn vastgesteld. Met gebruikmaking van die delegatiegrondslag stelt deze ministeriële regeling het percentage voor 2024, dat op grond van artikel 29c, eerste lid, onder c, Mediabesluit 2008 zeven procent bedraagt, bij naar acht procent.

Noodzaak afwijking

De bijstelling is noodzakelijk om in de huidige erkenningperiode het in de Mediawet 2008 bepaalde minimumbudget voor de landelijke publieke omroep te kunnen garanderen. Jaarlijks voor 15 september geeft de Ster een raming af aan de Minister van de verwachte afdracht van de Ster-inkomsten voor het lopende en het volgende jaar. Uit die raming voor 2024 blijkt dat bij een verlaging van het percentage naar zeven procent er door de Ster in 2024 € 20 miljoen minder kan worden afgedragen aan de Algemene Mediareserve (AMr). De extra buffer in de AMr is noodzakelijk om het risico van de onzekerheid in de afdracht van de Ster op te vangen en zo het budget voor de landelijke publieke omroep zoveel mogelijk te garanderen. Het risico op lagere afdracht is groter, nu de lineaire kijktijd op de kanalen van de NPO onder druk staat. Hierdoor worden lagere afdrachten van de Ster verwacht, ook indien geen afbouw van het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen zou plaatsvinden.

Tot slot is in de Voorjaarsnota 2023 besloten dat de Rijksmediabijdrage met ingang van 2025 met € 24,3 miljoen neerwaarts wordt bijgesteld om te kunnen voldoen aan de Rijksbrede dekkingsopgave. Daarnaast vloeit uit de Voorjaarsnota 2023 eveneens het voornemen voort dat de Ster de ruimte krijgt om meer reclameopbrengsten te genereren waarmee de verlaging volledig gecompenseerd kan worden en zodoende de verlaging geen impact heeft op het budget van de landelijke publieke omroep.

Gevolgen stakeholders

De bijstelling heeft beperkte gevolgen voor de stakeholders. De Ster kan haar verkoopbeleid in 2024 ongewijzigd laten ten opzichte van 2023, waarin hetzelfde percentage van acht procent gold. De impact op de NPO en de televisiekijker is beperkt. Het verschil tussen acht procent en zeven procent van de zendtijd is relatief klein.

Financiële gevolgen

De afdracht van de Ster-inkomsten aan de Rijksbegroting valt door deze regeling naar verwachting € 20 miljoen hoger uit dan wanneer de verhoging van het maximale percentage achterwege was gebleven.

Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets Commissariaat voor de Media

Een concept van deze regeling is aan het Commissariaat voor de Media (CvdM) aangeboden voor de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets. Het CvdM heeft aangegeven dat zij geen problemen zien voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Regeldruk

Deze regeling heeft geen regeldruk gevolgen voor de Ster en de NPO.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
1

Wet van 9 december 2020 tot wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (Stb. 2020, 517).

X Noot
2

Besluit van 1 juni 2021 tot wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (Stb. 2021, 297).

Naar boven