Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 24 oktober 2023, nr. Min-BuZa.2023.19878-30 tot intrekking van het besluit van 9 januari 2020, nr. MinBuZa 2020.12489 tot aanwijzing van de heer Redouan Akdim als persoon jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is

De Minister van Buitenlandse Zaken, handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Sanctieregeling terrorisme 2007-II;

Besluit:

Het besluit van 9 januari 2020 tot aanwijzing van de heer Redouan Akdim, geboren op 31 januari 1987, te Naarden, als persoon op wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is, wordt ingetrokken.

Het voorgaande betekent dat betrokkene weer over zijn tegoeden mag beschikken en dat het niet meer verboden is om aan zijn financiële middelen ter beschikking te stellen of ten behoeve van zijn financiële diensten te verrichten.

Het onderhavige besluit steunt op de volgende overweging. Een persoon kan op grond van artikel 2, eerste lid, van de Sanctieregeling terrorisme 2007-II worden aangewezen als persoon op wie die regeling van toepassing is als er voldoende gronden bestaan om aan te nemen dat betrokkene gerekend kan worden tot de kring van personen en organisaties, bedoeld in Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van 28 september. Niet gebleken is dat de hiervoor bedoelde gronden tot aanwijzing zich nog steeds voordoen ten aanzien van betrokkene.

Uit dien hoofde kan het besluit van 9 januari 2020 worden ingetrokken. Het voorgaande betekent dat betrokkene weer over zijn tegoeden mag beschikken en dat het niet meer verboden is om aan hem financiële middelen ter beschikking te stellen of ten behoeve van hem financiële diensten te verrichten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, Voor deze, Hoofd van de afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid van de Directie Veiligheidsbeleid, M. Noor

Tegen dit besluit kan binnen zes weken na bekendmaking schriftelijk bezwaar worden aangetekend bij de Minister van Buitenlandse Zaken, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Het bezwaarschrift moet op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn ondertekend en tenminste bevatten: naam en adres van de indiener, de dagtekening, de omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaarschrift rust. Zo mogelijk dient een kopie van het bestreden besluit te worden toegevoegd.

Naar boven