Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 31 oktober 2023, nr. IENW/BSK-2023/299526, tot wijziging van de Regeling voertuigen in verband met het vervallen van de mogelijkheid tot aanwijzing van bijzondere bromfietsen in de Wegenverkeerswet 1994 en het goedkeuren van bijzondere bromfietsen door de Dienst Wegverkeer en het actualiseren van de permanente eisen aan bijzondere bromfietsen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4b, tweede lid, aanhef en onderdeel b, 21, tweede lid, onderdeel b, derde lid, onderdeel b, vierde lid, onderdeel b, en vijfde lid, 23, eerste en tweede lid, 27, tweede lid, en 71 van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling voertuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

bijzondere bromfiets:

bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, onder d, van de wet;.

B

In artikel 1.1a wordt na ‘bedrijfsauto,’ ingevoegd ‘bijzondere bromfiets,’.

C

In artikel 1.1b vervalt ‘20f, tweede lid,’.

D

Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het begrip verordening (EU) 44/2014 en de bijbehorende omschrijving wordt het volgende begrip met de bijbehorende omschrijving ingevoegd:

verordening EU 134/2014:

Gedelegeerde Verordening (EU) 134/2014 van de Commissie van 16 december 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid en tot wijziging van bijlage V bij die verordening (PbEU 2014, L53).

2. Na het begrip verordening 540/2014 en de bijbehorende omschrijving wordt het volgende begrip met de bijbehorende omschrijving toegevoegd:

verordening 901/2014:

Uitvoeringsverordening (EU) 901/2014 van de Commissie van 18 juli 2014 tot uitvoering van Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de administratieve voorstellen voor de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2014, L249).

E

Hoofdstuk 3, afdeling 4, komt te luiden:

Afdeling 4. Nationale typegoedkeuringen bijzondere bromfietsen

Artikel 3.4.0.

Verordening (EU) 168/2013 is van overeenkomstige toepassing op fabrikanten, de wijze waarop een nationale typegoedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk wordt verleend en het toezicht op de conformiteit van de productie, tenzij anders bepaald in deze afdeling of in verband met de uitvoering van deze afdeling, in door de Dienst wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.4.1
  • 1. Bijzondere bromfietsen voldoen voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring aan:

    • a. de eisen in:

      • 1°. VN/ECE-reglement nr. 3;

      • 2°. VN/ECE-reglement nr. 10;

      • 3°. VN/ECE-reglement nr. 14;

      • 4°. VN/ECE-reglement nr. 16 of VN/ECE-reglement nr. 44;

      • 5°. VN/ECE-reglement nr. 50 of VN/ECE-reglement nr. 56 en VN/ECE-reglement nr. 74;

      • 6°. VN/ECE-reglement nr. 60;

      • 7°. VN/ECE-reglement nr. 67 of VN/ECE-reglement nr. 110;

      • 8°. VN/ECE-reglement nr. 75;

      • 9°. VN/ECE-reglement nr. 78;

      • 10°. VN/ECE-reglement nr. 81;

      • 11°. VN/ECE-reglement nr. 136;

      • 12°. verordening (EU) 3/2014, bijlage II, IV, VII tot en met IX, XII, deel I, XIII tot en met XV, punt 1.1. en 1.2, XVIII en XIX;

      • 13°. verordening (EU) 44/2014, bijlage II, VI, VIII, X, XIV en XVI.

      • 14°. verordening (EU) 134/2014, bijlage X, aanhangsel 1 en 1.1;

      • 15°. verordening (EU) 901/2014, bijlage V;

    • b. de in hoofdstuk 5 voor de bijzondere bromfiets vastgestelde permanente eisen.

  • 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken in het geval niet aan die eisen wordt voldaan door het innovatieve karakter van het voertuig of door de toepassing van innovatieve technieken, indien met een risicobeoordeling opgesteld door een deskundige en onafhankelijke instantie wordt aangetoond op welke wijze het veiligheids- en milieubeschermingsniveau van die eisen wordt gewaarborgd.

  • 3. Een bijzondere bromfiets die is bedoeld voor personenvervoer biedt ten hoogste acht zitplaatsen voor passagiers. De zitplaatsen bieden voldoende ruimte voor de te vervoeren persoon, zijn voorzien van een heupgordel en, indien die zijn bedoeld voor een kind, zijn voorzien van een duidelijke vermelding van het maximale gewicht waarvoor de zitplaatsen zijn bedoeld.

F

Artikel 3.10.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt ‘artikel 2, tweede lid, van verordening (EU) 168/2013’ vervangen door ‘artikel 2, tweede lid, onderdelen b, d, e, f, g en h, van verordening (EU) 168/2013’.

2. Onderdeel j komt te luiden:

  • j. bijzondere bromfietsen als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994 zoals dat luidt op 1 juli 2023.

G

Na artikel 3.11.2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.11.3

  • 1. Een fabrikant die een bijzondere bromfiets die deel uitmaakt van een voorraad en die niet op de markt kan worden aangeboden of niet langer op de markt kan worden aangeboden of in het verkeer kan worden gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waarvoor die niet is goedgekeurd toch nog op de markt wil aanbieden of in de handel wil brengen, kan, zo spoedig mogelijk nadat de goedkeuring ongeldig is geworden, daarvoor een verzoek indienen bij de Dienst Wegverkeer.

  • 2. Het eerste lid is alleen van toepassing op bijzondere bromfietsen die zich op het Nederlandse grondgebied bevinden en waarvoor ten tijde van hun productie een geldige nationale typegoedkeuring was verleend, maar die niet op de markt zijn aangeboden of in het verkeer zijn gebracht voor deze nationale typegoedkeuring ongeldig werd.

  • 3. Ten aanzien van het verzoek en de behandeling ervan is artikel 44 van verordening (EU) 168/2013 en artikel 3.11.1, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.11.4.

  • 1. Uiterlijk twee weken nadat de geldigheid van een aanwijzing die is verleend op grond van artikel 20b van de WVW 1994 zoals die luidde tot 1 januari 2024 is vervallen, verstrekt de fabrikant een overzicht van het aantal op basis van de aanwijzing geproduceerde bijzondere bromfietsen in de periode na inwerkingtreding van deze bepaling tot het moment waarop de aanwijzing is vervallen en die nog niet tot de weg zijn toegelaten, aan de Dienst Wegverkeer op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze.

  • 2. In het kader van de controle omtrent de juistheid van het verstrekte overzicht bepaalt de Dienst Wegverkeer:

    • a. dat de fabrikant de Dienst Wegverkeer in de gelegenheid stelt op een door deze dienst te bepalen wijze een controle uit te voeren, of

    • b. dat de fabrikant een in de Nederlandse taal gestelde verklaring omtrent de juistheid van de opgave, van een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep overlegt.

H

Artikel 3.12.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘voertuigcategorie L’ ingevoegd ‘of bijzondere bromfiets’;

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt na ‘voertuigcategorie L’ ingevoegd ‘of bijzondere bromfiets’;

3. Het vierde lid vervalt.

I

Hoofdstuk 5, afdeling 6, paragraaf 13 vervalt.

J

Na hoofdstuk 5, afdeling 6, wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 6a. Bijzondere bromfietsen

Artikel 5.6a.0

Een bijzondere bromfiets moet voldoen aan de in deze afdeling opgenomen eisen en wordt beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren, waarbij in voorkomend geval bijlage VIII van toepassing is.

§ 0. Algemeen
Artikel 5.6a.1
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van een voertuigidentificatienummer dat in het frame, in het chassis of in een vergelijkbare constructie is ingeslagen en goed leesbaar is.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

Bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019 moeten zijn voorzien van een constructieplaat waarop de volgende gegevens zijn vermeld:

a. de naam of handelsnaam van de fabrikant;

b. het merk en de typebenaming van het voertuig;

c. het unieke nummer van de aanwijzing;

d. het voertuigidentificatienummer;

e. het geluidsniveau tijdens stilstand onder de volgende vorm: ‘… dB(A) – … min-1’ (in het geval van voertuigen die niet worden onderworpen aan de test van het geluidsniveau tijdens stilstand, wordt het volgende vermeld: ‘- – - dB(A) – – - – min-1’);

f. het motorvermogen onder de volgende vorm: ‘… kW’;

g. de door de constructie bepaalde maximumsnelheid onder de volgende vorm: ‘… km/u’;

h. de massa in rijklare toestand onder de volgende vorm: ‘… kg’; en

i. de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand onder de volgende vorm: ‘max … kg’.

 
§ 1. Algemene bouwwijze van het voertuig
Artikel 5.6a.3
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van bijzondere bromfietsen mogen:

a. geen breuken of scheuren vertonen; en

b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht dan wel dat het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed. Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing.

- Onderdeel a: visuele controle.

- Onderdeel b: visuele controle. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

Indien een bijzondere bromfiets is opgebouwd uit een frame met een voor- of achtervork, mag dat frame met die voor- of achtervork:

a. geen breuken of scheuren vertonen;

b. niet zijn doorgeroest; en

c. niet zodanig zijn vervormd dat de stijfheid en de sterkte ervan in gevaar worden gebracht.

Leden 2 en 3: visuele controle.

3.

De onderdelen die deel uitmaken van het frame of van de zelfdragende constructie moeten deugdelijk zijn bevestigd.

 
§ 2. Afmetingen en massa’s
Artikel 5.6a.6
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen:

a. voor individueel vervoer mogen:

1°. niet langer zijn dan 3,00 m;

2°. niet breder zijn dan 1,10 m;

3°. niet hoger zijn dan 2,00 m;

b. voor personenvervoer of goederenvervoer mogen:

1°. niet langer zijn dan 3,00 m;

2°. niet breder zijn dan 1,15 m;

3°. niet hoger zijn dan 2,00 m.

Leden 1 en 2: visuele controle. In geval van twijfel wordt de bijzondere bromfiets gemeten.

2.

In afwijking van het eerste lid mogen bijzondere bromfietsen op minder dan drie wielen voor individueel vervoer en die geproduceerd zijn op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019, niet breder zijn dan 0,75 m.

 
Artikel 5.6a.7
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De maximale massa in rijklare toestand mag van bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019:

a. voor individueel vervoer niet meer bedragen dan 125 kg;

b. voor personenvervoer of goederenvervoer, indien de bijzondere bromfiets minder dan vier wielen heeft, niet meer bedragen dan 270 kg; en

c. voor personenvervoer of goederenvervoer, indien de bijzondere bromfiets vier of meer wielen heeft, niet meer bedragen dan 425 kg.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt de bijzondere bromfiets gewogen.

2.

De bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van een duidelijk zichtbare vermelding met hoeveel massa de bijzondere bromfiets kan worden beladen zonder dat de technisch toegestane maximummassa wordt overschreden. De technisch toegestane maximummassa is ten hoogste 200 kg voor bijzondere bromfietsen voor individueel vervoer en 565 kg voor bijzondere bromfietsen voor personenvervoer of goederenvervoer.

Visuele controle

§ 3. Motor, brandstofsystemen en milieu
Artikel 5.6a.8
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen moeten bij voortduring voldoen aan de op de constructieplaat vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 4 km/h. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 28 tot en met 29a, van toepassing.

In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

Bijzondere bromfietsen mogen niet zijn voorzien van een voorziening met het kennelijke doel de controle op de maximumconstructiesnelheid, bedoeld in het eerste lid, te bemoeilijken of te beïnvloeden.

Visuele controle, waarbij eventuele aanwezige voorzieningen worden bediend of ingeschakeld. Eventueel wordt de meting opnieuw uitgevoerd.

Artikel 5.6a.12
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De accu van bijzondere bromfietsen moet deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

De elektrische bedrading van bijzondere bromfietsen moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn geïsoleerd.

 

3.

De stroom kan in geval van gevaar op eenvoudige wijze onderbroken worden.

 

4.

Een defect in de energievoorziening leidt niet tot gevaarlijke situaties.

 
Artikel 5.6a.12a
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Elektrisch aangedreven bijzondere bromfietsen mogen zijn voorzien van een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van:

a. niet meer dan 1 kW als de bijzondere bromfietsen voor individueel vervoer bedoeld zijn; en

b. niet meer dan 4 kW als de bijzondere bromfietsen voor personenvervoer of goederenvervoer bedoeld zijn.

Visuele controle, door aflezing van de waarde aangegeven op de constructieplaat.

2.

De onderdelen van de elektrische aandrijflijn van elektrisch aangedreven bijzondere bromfietsen:

a. moeten deugdelijk zijn;

b. moeten deugdelijk zijn bevestigd;

c. mogen niet zijn beschadigd;

d. mogen geen lekkage vertonen;

e. moeten goed zijn afgeschermd, met uitzondering van de kabelset;

f. moeten goed zijn geïsoleerd.

Visuele controle

Artikel 5.6a.13
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De motor van bijzondere bromfietsen moet deugdelijk bevestigd zijn.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

De motorsteunen mogen niet in ernstige mate zijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn doorgescheurd en de vulkanisatie mag niet geheel zijn losgeraakt.

 
§ 4. Krachtoverbrenging
Artikel 5.6a.15

Eisen

Wijze van keuren

De snelheid van bijzondere bromfietsen moet op eenvoudige en doeltreffende wijze regelbaar zijn. Bij bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019 moet er een logisch verband zijn tussen de manier van bedienen van het bedieningsorgaan en het te bewerkstelligen effect.

Visuele controle.

Artikel 5.6a.16
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De voor de transmissie noodzakelijke onderdelen van bijzondere bromfietsen moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle. Een volledig doorgescheurde flexibele koppeling is toegestaan, mits de aandrijfas op zijn plaats blijft.

2.

Stofhoezen van aandrijfassen moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Leden 2 en 3: visuele controle.

3.

De aandrijving van de bijzondere bromfiets met in langsrichting achter elkaar geplaatste wielen mag niet via het voorwiel of de voorwielen plaatsvinden.

 
§ 5. Assen
Artikel 5.6a.18
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De assen van bijzondere bromfietsen moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Leden 1 tot en met 4: visuele controle.

2.

De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

 

3.

De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, beschadigd of vervormd dat het weggedrag nadelig wordt beïnvloed.

 

4.

De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

 
Artikel 5.6a.19
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels van bromfietsen moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

 

3.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels alsmede de overige draaipunten van een volledig onafhankelijke wielophanging mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 46, 47 en 48, van toepassing.

Visuele controle. De speling wordt op de juiste wijze zichtbaar gemaakt. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

Artikel 5.6a.20
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De wiellagers van bijzondere bromfietsen mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 49, van toepassing.

Visuele controle. De speling wordt op de juiste wijze zichtbaar gemaakt. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

2.

Verschijnselen van slijtage of beschadiging van wiellagers mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn.

Visuele en auditieve controle waarbij het wiel, al dan niet met behulp van apparatuur, wordt rondgedraaid. Zo nodig wordt een rijproef uitgevoerd.

Artikel 5.6a.24
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De wielen, alsmede de onderdelen daarvan, van bijzondere bromfietsen mogen geen breuken, scheuren, ernstige corrosie of ernstige vervorming vertonen. Onderdelen mogen niet loszitten of ontbreken.

Lid 1 en 2: visuele controle, terwijl het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

 
§ 6. Ophanging
Artikel 5.6a.27
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

De wielen van bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van luchtbanden.

Visuele controle.

2.

De banden mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.

Leden 2 tot en met 4: visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

3.

Over de gehele omtrek en breedte van het loopvlak van de banden moet profilering aanwezig zijn.

 

4.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

 
Artikel 5.6a.28
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een veersysteem, moet dit systeem goed werken.

Visuele controle, waarbij de bromfiets verscheidene keren wordt ingeveerd. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

De onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast en moeten deugdelijk zijn bevestigd. Hieraan wordt voor wat betreft veerschotels voldaan, indien deze niet zijn doorgeroest. Indien een veerschotel is doorgeroest, mag deze niet zijn gerepareerd.

Visuele controle.

§ 7. Stuurinrichting
Artikel 5.6a.29
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van een mechanische stuurinrichting.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Van bijzondere bromfietsen:

a. moet de stuurinrichting deugdelijk zijn;

b. mogen de stofhoezen niet zodanig beschadigd zijn, dat de hoezen niet meer afdichten;

c. moeten koppelingen en verbindingen spelingsvrij zijn;

d. moeten de voor de overbrenging van de stuurkrachten noodzakelijke onderdelen deugdelijk zijn bevestigd.

 
§ 8. Reminrichting
Artikel 5.6a.31
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van een goedwerkend remsysteem, waarvan de onderdelen:

a. deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

b. niet door corrosie zijn aangetast;

c. niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken; en

d. geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen;

e. niet aanlopen;

f. niet langs voertuigdelen schuren.

Leden 1 en 2: visuele controle, waarbij een rijproef wordt uitgevoerd.

2.

Het voertuig mag als gevolg van het remmen of van een snelheidsvermindering geen zijwaartse beweging maken.

 

3.

De remhendel of het rempedaal maakt geen zodanige slag dat deze tot een aanslag kan worden ingedrukt of ingetrapt.

Controle waarbij het rempedaal wordt ingetrapt met een kracht van ten hoogste 500 N (50 kg). Bij een remhendel moet dit worden uitgevoerd met de maximale handkracht.

4.

De remkabels zijn niet gerafeld en goed gangbaar.

Visuele controle, waarbij de rem wordt bediend.

5.

De bediening van het remsysteem wordt door geen enkel onderdeel van de bijzondere bromfiets belemmerd.

Leden 5 en 6: visuele controle.

6.

Indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een hydraulisch remsysteem, bevindt het remvloeistofniveau zich niet onder het minimum.

 
Artikel 5.6a.38
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van een remsysteem waarvan de remvertraging ten minste 4,0 m/s2 bedraagt.

Bij twijfel controle door middel van een vertragingsproef, waarbij aan de hand van de afgelegde vertragingsafstand wordt bepaald of aan de vereiste vertraging wordt voldaan.

2.

Bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019 moeten zijn voorzien van ten minste één frictierem.

Leden 2 tot en met 5: visuele controle

3.

Bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019 moeten op alle assen geremd zijn.

 

4.

Bijzondere bromfietsen mogen voorzien zijn van een noodstopsysteem.

 

5.

Bijzondere bromfietsen op meer dan twee wielen moeten zijn voorzien van een vastzetinrichting.

 
§ 9. Carrosserie
Artikel 5.6a.41
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Permanent aangebrachte inrichtingen aan bijzondere bromfietsen om lading of personen mee te kunnen vervoeren moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 tot met 6: visuele controle.

2.

Bijzondere bromfietsen die zijn bedoeld voor individueel vervoer of goederenvervoer bieden geen ruimte voor passagiers.

 

3.

Bijzondere bromfietsen die zijn bedoeld voor personenvervoer moeten zitplaatsen hebben die zijn voorzien van onbeschadigde veiligheidsgordels die deugdelijk bevestigd zijn en een goedwerkende sluiting bevatten.

 

4.

Bijzondere bromfietsen die zijn bedoeld voor personenvervoer of goederenvervoer zijn voorzien van een bestuurdersplaats met bescherming die kan voorkomen dat de bestuurder van het voertuig valt.

 

5.

Bijzondere bromfietsen die zijn bedoeld voor goederenvervoer zijn voorzien van een laadruimte die voldoende sterk is om goederen mee te vervoeren en die is voorzien van middelen om te voorkomen dat goederen tijdens het rijden uit het voertuig kunnen vallen.

 

6.

Indien een bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie:

a. moeten de deuren of kappen die toegang geven tot de personen- of goederenruimte een deugdelijke sluiting hebben, welke sluiting wordt gewaarborgd door goed werkende sloten en scharnieren;

b. moeten de deuren en kappen, bedoeld in onderdeel a, op normale wijze vanaf zowel de binnen- als de buitenzijde van het voertuig kunnen worden geopend;

c. moet die zijn voorzien van een deugdelijk bevestigde linkerbuitenspiegel waarvan het glas geen verschijnselen van breuk vertoont en niet is verweerd;

d. mag deze zijn voorzien van een deugdelijk bevestigde rechterbuitenspiegel; en

e. moet die zijn voorzien van een deugdelijk bevestigde achteruitkijkspiegel waarvan het glas geen verschijnselen van breuk vertoont, indien zicht naar achteren mogelijk is.

 

7.

Indien een bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie met ramen:

a. mogen die ramen geen beschadigingen of verkleuringen vertonen;

b. mogen die ramen niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren;

c. mag de lichtdoorlatendheid van die ruiten niet minder zijn dan 55%; en

d. moet de voorruit zijn voorzien van een goed werkende:

1°. ruitenwisserinstallatie die bij inschakeling de bestuurder voldoende uitzicht geeft;

2°. ruitensproeierinstallatie; en

3°. ontwasemings- en ontdooiingsinstallatie, indien het een gesloten carrosserie betreft.

Visuele controle, waarbij ten aanzien van onderdeel c in geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel 5.6a.48
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1 tot en met 3: visuele controle.

2.

De wielen onderscheidenlijk banden van bijzondere bromfietsen mogen niet aanlopen.

 

3.

Geen deel aan de buitenzijde van een bijzondere bromfiets mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.

 
§ 10. Lichten, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen
Artikel 5.6a.51
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van:

a. rode opvallende retroreflecterende lijnmarkering of één of twee rode retroreflectoren, aangebracht aan de achterzijde van het voertuig op een hoogte van minimaal 0,15 m en maximaal 0,90 m;

b. witte of gele opvallende retroreflecterende markering of één of twee ambergele zijretroreflectoren, aangebracht aan de zijkant van het voertuig; en

c. één of twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig.

Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.

2.

Bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019 moeten zijn voorzien van:

a. één of twee lichten aan de voorzijde van het voertuig;

b. één of twee achterlichten;

c. één of twee remlichten; en

d. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig.

Visuele controle.

Artikel 5.6a.57

Eisen

Wijze van keuren

Een bijzondere bromfiets mag voorzien zijn van één of twee dagrijlichten.

Visuele controle.

Artikel 5.6a.59
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Het licht aan de voorzijde van een bijzondere bromfiets mag niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1 tot en met 4: visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld.

2.

Het achterlicht en het remlicht mogen niet anders dan rood stralen.

 

3.

De richtingaanwijzers mogen niet anders dan ambergeel stralen.

 

4.

De dagrijlichten mogen niet anders dan wit stralen.

 
Artikel 5.6a.64
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen mogen niet zijn voorzien van verblindende lichten.

Leden 1 en 2: visuele controle.

2.

Bijzondere bromfietsen mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, niet zijn voorzien van knipperende lichten.

 
Artikel 5.6a.65

Eisen

Wijze van keuren

Bijzondere bromfietsen mogen niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.6a.51 en 5.6a.57 is voorgeschreven of toegestaan.

Visuele controle.

§ 11. Verbinding tussen bijzondere bromfiets en aanhangwagen
Artikel 5.6a.66

Eisen

Wijze van keuren

Bijzondere bromfietsen mogen niet zijn voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen.

Visuele controle.

§ 12. Diversen
Artikel 5.6a.71
 

Eisen

Wijze van keuren

1.

Bijzondere bromfietsen moeten zijn voorzien van een goed werkende bel of van een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte.

Visuele en auditieve controle, waarbij de bel dan wel hoorn in werking wordt gesteld.

2.

Bijzondere bromfietsen mogen zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die er toe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van de bromfiets te voorkomen.

Leden 2 tot en met 4: visuele en auditieve controle.

3.

Bijzondere bromfietsen mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem.

 

4.

Bijzondere bromfietsen mogen niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste tot en met het derde lid.

 

K

In artikel 5.18.1 wordt onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot vijfde tot en met negende lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Met een bijzondere bromfiets mag geen aanhangwagen worden voortbewogen.

L

In artikel 5.18.2, zevende lid, wordt na ‘tweewielig motorvoertuig,’ ingevoegd ‘een bijzondere bromfiets,’.

M

Het opschrift voor artikel 5.18.26 komt te luiden:

D. Bromfietsen, bijzondere bromfietsen en bromfietsaanhangwagens.

N

Na artikel 5.18.26 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5.18.26a

  • 1. Bijzondere bromfietsen voor individueel vervoer op minder dan drie wielen mogen met inbegrip van de lading niet breder zijn dan 0,75 m.

  • 2. Bijzondere bromfietsen voor individueel vervoer op meer dan twee wielen mogen met inbegrip van de lading niet breder zijn dan 1,10 m.

  • 3. Bijzondere bromfietsen voor personenvervoer of goederenvervoer mogen met inbegrip van de lading niet breder zijn dan 1,15 m.

Artikel 5.18.26b

De op een bijzondere bromfiets vermelde toegestane maximummassa mag niet worden overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand mag niet meer bedragen dan de vermelde toegestane maximummassa van het voertuig.

O

Artikel 6.3, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel h wordt na ‘bussen’ ingevoegd ‘bijzondere bromfietsen,’.

2. In het eerste lid, onderdeel r wordt ‘en bromfietsen,’ vervangen door ‘, bromfietsen en bijzondere bromfietsen,’.

3. In het eerste lid, onderdeel x wordt na ‘motorvoertuigen’ ingevoegd ‘en bijzondere bromfietsen’.

4. in het eerste lid, onderdeel z wordt na ‘bromfietsen’ ingevoegd ‘en bijzondere bromfietsen’.

5. in het zevende lid wordt na ‘bromfietsen’ ingevoegd ‘, bijzondere bromfietsen’.

ARTIKEL II

A

Artikel 2, onderdeel w, van de Regeling taken Dienst Wegverkeer komt te luiden:

  • w. het houden van toezicht op de conformiteit van de productie van motorrijtuigen als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994.

B

Met ingang van (twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling) vervalt artikel 2, onderdeel w, van de Regeling taken Dienst wegverkeer onder verlettering van de onderdelen x tot en met ii tot w tot en met hh.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van het moment waarop artikel I, onderdelen C, E en P, van de Wet van 26 oktober 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere bromfietsen in hoofdstuk IIA van de Wegenverkeerswet 1994, het mogelijk maken van implementatie van het kader licht elektrische voertuigen en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 377) in werking treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel C.

  • 2. Artikel I, onderdeel C treedt in werking met ingang van het moment waarop de artikelen I, onderdelen F, K, M, N en O, IV en VIII van de Wet van 26 oktober 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere bromfietsen in hoofdstuk IIA van de Wegenverkeerswet 1994, het mogelijk maken van implementatie van het kader licht elektrische voertuigen en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 377) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Inleiding

Deze regeling betreft een uitwerking van de Wet van 26 oktober 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere bromfietsen in hoofdstuk IIA van de Wegenverkeerswet 1994, het mogelijk maken van implementatie van het kader licht elektrische voertuigen en enige andere wijzigingen1 (hierna: wetswijziging) en geeft uitvoering aan de omvorming van het proces van aanwijzing van bijzondere bromfietsen door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat naar goedkeuring van bijzondere bromfietsen door de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) als goedkeuringsinstantie. Via de onderhavige wijziging van de Regeling voertuigen worden de eerder in de Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfiets (hierna: beleidsregel) opgenomen aanwijzingseisen gebaseerd op artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, omgezet naar goedkeuringseisen als bedoeld in hoofdstuk III van die Wet. Daarnaast worden de voor de bijzondere bromfietsen geldende permanente eisen, hiermee in lijn gebracht.

1.1 Achtergronden

Door de wetswijziging gaat de toelatingsbevoegdheid van bijzondere bromfietsen (bromfietsachtige voertuigen die niet onder Europese voertuigregelgeving, met name verordening (EU) 168/20132, vallen) van de Minister naar de RDW. De aanleiding voor deze overgang is gelegen in het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar aanleiding van het ongeval met een Stint.3 Zoals gezegd bevat deze regeling de uitwerking van de overgang van de mogelijkheid tot het afgeven van aanwijzingen voor bijzondere bromfietsen naar het verlenen van typgoedkeuringen voor deze voertuigcategorie.

Daarnaast zijn de permanente eisen voor bijzondere bromfietsen in deze regeling in lijn gebracht met de beleidsregel die met ingang van 2 mei 2019 ingrijpend is gewijzigd. De gewijzigde beleidsregel legde aangescherpte toelatingseisen vast voor bijzondere bromfietsen. In de toelichting bij de wijziging van de beleidsregel is opgemerkt dat de toelatingseisen minimaal even streng en vaak iets strenger zijn dan de permanente eisen.4 De reden hiervoor is dat de toelatingseisen gelden voor een nieuw voertuig, waar de permanente eisen de veiligheid van het gebruik van een voertuig gedurende de hele levenscyclus waarborgen. Op een voertuig zitten onderdelen die bij het gebruik aan slijtage onderhevig zijn. De permanente eisen bevatten de minimale eisen waaraan (ook) die slijtage-onderdelen moeten voldoen.

In de gewijzigde beleidsregel was al aangekondigd dat mogelijk een wijziging van de permanente eisen in de Regeling voertuigen nodig zou zijn vanwege de aangescherpte toelatingseisen in de gewijzigde beleidsregel. Die aankondiging is met deze regeling uitgevoerd.

2. Hoofdlijnen van de regeling

In deze regeling is de goedkeuring van bijzondere bromfietsen geregeld door het toevoegen van een nieuwe afdeling, zijnde afdeling vier, aan hoofdstuk drie van de Regeling voertuigen. De permanente eisen voor bijzondere bromfietsen zijn vastgelegd in een nieuwe afdeling 6a van hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen. Kort gezegd zijn de eisen uit paragraaf 4 van de beleidsregel en de oude paragraaf 13 van afdeling 6 van hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen in samenhang bekeken en samengevoegd.

2.1 Goedkeuring

Voor wat betreft de goedkeuring van bijzondere bromfietsen zijn de artikelen 3.4.0 en 3.4.1 aan de Regeling voertuigen toegevoegd. Artikel 23, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 biedt in verband met nationale typegoedkeuringen, waaronder die van bijzondere bromfiets, hiervoor de wettelijke basis. Voor de nationale typegoedkeuringen van bijzondere bromfietsen is bepaald dat verordening (EU) 168/2013, voor zover relevant, van overeenkomstige toepassing is op fabrikanten, op de wijze waarop een nationale typegoedkeuring voor bijzondere bromfietsen wordt verleend en het conformiteitstoezicht. Dit heeft onder andere tot gevolg dat fabrikanten van bijzondere bromfietsen met een nationale typegoedkeuring gedurende tien jaar een certificaat van overeenstemming van elk voertuig ter beschikking dienen te hebben ten behoeve van de goedkeuringsinstantie of de eigenaar van het voertuig. Daarnaast wordt voor de goedkeuring gekeken of bepaalde onderdelen van de voertuigen voldoen aan de daarvoor vastgestelde VN/ECE-reglementen en de permanente eisen. In dat kader zijn tevens bepaalde bijlagen van verschillende Europese Verordeningen van overeenkomstige toepassing verklaard. In het tweede lid van artikel 3.4.1. is de mogelijkheid opgenomen op andere wijze aan te tonen dat het voertuig voldoet aan de in het eerste lid voorgeschreven veiligheids- en milieubeschermingseisen als hier door het innovatieve karakter van het voertuig of door de toepassing van innovatieve technieken niet op de voorgeschreven wijze aan wordt voldaan. Dat het veiligheids- en milieubeschermingsniveau geborgd is door zogenaamde alternative means of compliance dient aangetoond te worden aan de hand van een risicobeoordeling die is opgesteld door een deskundige en onafhankelijke instantie. Op enkele punten is voorts van de gelegenheid gebruikgemaakt omissies te herstellen en technische verbeteringen door te voeren ten opzichte van de beleidsregel dan wel de oude paragraaf 13 van afdeling 6 van hoofdstuk van de Regeling voertuigen. In artikel 3.4.1, derde lid, is eveneens een goedkeuringseis opgenomen voor het aantal zitplaatsen in bijzondere bromfietsen bedoeld voor het vervoer van personen. Deze eis is overgenomen uit artikel 31a van de beleidsregel. De reden dat deze eis in artikel 3.4.1, derde lid, is geplaatst en vooralsnog niet als permanente eis in deze regeling is opgenomen, is omdat er een verschil bestaat tussen reeds aangewezen bijzondere bromfietsen en bijzondere bromfietsen die op grond van deze regeling worden goedgekeurd.

Artikel 3.10.1. regelt welke voertuigen van goedkeuring zijn uitgezonderd. Met de wijziging van onderdeel j van voornoemd artikel worden bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een geldige aanwijzing, uitgezonderd van de goedkeuringsplicht. Dit betekent dat bijzondere bromfietsen die geproduceerd zijn op basis van een geldige aanwijzing, ook na het verval van die aanwijzing, toegelaten zijn tot de weg als zij voldoen aan de permanente eisen. Een aanwijzing voor het produceren van bijzondere bromfietsen vervalt op het moment dat een nationale typegoedkeuring is afgegeven dan wel twee jaar na inwerkingtreding van de wetswijziging van rechtswege.

Het nieuwe artikel 3.11.3. betreft een restantvoorraadregeling voor goedgekeurde bijzondere bromfietsen. Deze restantvoorraadregeling is in lijn met de restantvoorraadregeling voor (reguliere) bromfietsen waarvoor een EU-typegoedkeuring vereist is. Gelet op het feit dat het een nationale typegoedkeuring betreft en daardoor sprake is van voertuigen die ten tijde van de productie voldeden aan technische eisen zoals die in Nederland gelden, zijn met dit artikel nadere eisen gesteld omtrent het alsnog in de handel brengen van bijzondere bromfietsen waarvan de nationale typegoedkeuring is verlopen. Het nieuwe artikel 3.11.4. betreft een verplichting voor de houder van de aanwijzing tot het verstrekken van een overzicht aan de Dienst Wegverkeer van het aantal bijzondere bromfietsen dat geproduceerd is gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze bepaling en het verval van een aan de houder van de aanwijzing afgegeven aanwijzing en die nog niet toegelaten zijn tot de weg. Met het verstrekken van dit overzicht verkrijgt de Dienst Wegverkeer inzicht in de restantvoorraad aangewezen bijzondere bromfietsen per houder van de aanwijzing op het moment dat de aanwijzing vervalt. Dit voorkomt dat bijzondere bromfietsen die na verval van een aanwijzing zijn geproduceerd voor kentekening aangeboden kunnen worden. Artikel 3.12.1. heeft betrekking op het uit de handel nemen dan wel terugroepen van bijzondere bromfietsen. De wijziging van dit artikel beoogt de terugroeping op dezelfde wijze te regelen als die geldt voor andere voertuigen van categorie L.

Sommige artikelen uit de beleidsregel hebben uitsluitend betrekking op onderdelen van bijzondere bromfietsen die werden beoordeeld ten behoeve van de aanwijzing van een bijzondere bromfiets. Die eisen zijn in deze regeling zo veel mogelijk verwerkt in de goedkeuringseisen in hoofdstuk 3 door te verwijzen naar relevante VN/ECE-reglementen. Het gaat om de artikelen 13, tweede lid, 17, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, 21, vijfde lid, 21a, 22, tweede en vierde lid, 28, tweede lid, 31a, tweede en vierde tot en met zesde lid, 40 en 41 van de beleidsregel.

2.2 Permanente eisen

In de tabel die is opgenomen in bijlage I bij deze toelichting is aangegeven welke artikelen uit paragraaf 4 van de beleidsregel en welke artikelen van hoofdstuk 5, afdeling 6, paragraaf 13, van de Regeling voertuigen uiteindelijk hebben geleid tot welke artikelen in de nieuwe afdeling 6a van hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen. Tevens is gekeken naar de permanente eisen voor ‘reguliere’ bromfietsen (hoofdstuk 5, afdeling 6). Voor een inhoudelijke motivering van de eisen wordt grotendeels verwezen naar de toelichting op de wijziging van de beleidsregel van 2 mei 2019.5

Zoals opgemerkt hebben sommige artikelen uit de beleidsregel geen equivalent in hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen. Die artikelen zijn genoemd in paragraaf 2.1. Het omgekeerde is het geval voor een aantal andere eisen. Voorbeelden daarvan zijn de bepalingen over de aanwezigheid van en eisen aan dagrijlichten. Dagrijlichten zijn niet genoemd in de beleidsregel, maar wel in de Regeling voertuigen. Dagrijlichten zijn niet verplicht, noch wordt daarnaar gekeken bij de beoordeling van een aanvraag tot aanwijzing als bijzondere bromfiets. Ze mogen wel op een bijzondere bromfiets aanwezig zijn, en moeten dan voldoen aan bepaalde eisen. Daarom zijn ze in de Regeling voertuigen wel benoemd (zie de nieuwe artikelen 5.6a.51 en 5.6a.59, vierde lid, van de Regeling voertuigen).

De artikelen 18, eerste tot en met het derde lid, 19 en 20 van de beleidsregel, waarvan de artikelen 5.6.77, 5.6.78, 5.6.79 en 5.6.80 van de Regeling voertuigen het equivalent waren, komen niet terug in de nieuwe afdeling 6a. Deze artikelen bevatten voorschriften over brandstofsystemen dan wel -installaties. Omdat de huidige bijzondere bromfietsen allemaal elektrisch aangedreven motorrijtuigen zijn en nieuwe bijzondere bromfietsen evenmin een verbrandingsmotor mogen hebben (gezien de definitie in de gewijzigde Wegenverkeerswet 1994), zijn deze artikelen komen te vervallen. Gelet daarop is ook het eerste en tweede lid van artikel 5.6a.12a ‘of hybride elektrische’ niet opgenomen, wat wel het geval was in artikel 18, vierde lid, van de beleidsregel.

Naast wijzigingen ten opzichte van hoofdstuk 5, afdeling 6, paragraaf 13, van de Regeling voertuigen zijn ook wijzigingen doorgevoerd in paragraaf 18. Die paragraaf betreft gebruikseisen. Daarin is geregeld dat bijzondere bromfietsen geen aanhangwagens mogen trekken of motorvoertuigen worden gesleept, en zijn de maximale breedtes (voor massa’s voor beladen bijzondere bromfietsen) opgenomen.

In hoofdstuk zes, paragraaf twee, van de Regeling voertuigen, dat betrekking heeft op het wijzigen van de goedkeuring voor voertuigen en meer specifiek op wijzigingen in de constructie, is de bijzondere bromfiets in bepaalde onderdelen van artikel 6.3 ingevoegd. Gelet hierop dienen bepaalde wijzigingen in de constructie van een bijzondere bromfiets, die na verlening van een nationale typegoedkeuring worden doorgevoerd, te voldoen aan de eisen die aan het voertuig worden gesteld op grond van hoofdstuk drie van de Regeling Voertuigen. Hiermee is de verkeersveiligheid van het gewijzigde voertuig geborgd.

Hoewel in deze regeling nog geen eisen zijn opgenomen over de kentekening van bijzondere bromfietsen en de definitieve plaats van een kenteken op de bijzondere bromfiets, is een kentekenplicht voor bijzondere bromfietsen in voorbereiding. In ieder geval de Regeling voertuigen en de Regeling kentekens en kentekenplaten zullen hier op termijn op worden aangepast.

2.3. Taak RDW

Naast wijziging van de Regeling voertuigen is met deze regeling ook de Regeling taken Dienst Wegverkeer gewijzigd. Artikel 2, onderdeel w, van die regeling is beperkt tot het houden van toezicht op de conformiteit van de productie van bijzondere bromfietsen, omdat de taak die de RDW had in het proces tot aanwijzing voor toelating tot het verkeer op de weg van bijzonder bromfietsen vervangen is door het verlenen van nationale typegoedkeuringen voor bijzondere bromfietsen. De taak ten aanzien van het verrichten van taken en handelingen en het nemen van besluiten in verband met de nationale typegoedkeuring is reeds opgenomen in artikel 4b, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994. In lijn met de eerdergenoemde omvorming van het proces van aanwijzing van bijzondere bromfietsen naar de goedkeuring van bijzondere bromfietsen ziet die taak dus ook op de goedkeuring van bijzondere bromfietsen. Binnen die taak valt ook de mogelijkheid om in het kader van de uitvoering van die nieuwe taak een risicoanalyse van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) te vragen voor het rijden met een nieuwe soort bijzondere bromfiets, een rol die de SWOV reeds vervulde in het kader van het proces tot aanwijzing van bijzondere bromfietsen.

3. Toezicht en handhaving

Het (markt)toezicht op de nationale typegoedkeuring voor bijzondere bromfietsen is, net zoals al het geval was ten tijde van de aanwijzing van de bijzondere bromfiets, belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Dit is in lijn met het toezicht op voertuigen met een EU-typegoedkeuring. De ILT is immers ten aanzien van die voertuigen ook de handhavende instantie en ziet er in de handelsfase op toe dat een voertuig voldoet aan de wettelijke eisen door bijvoorbeeld de websites van handelaren van bijzondere bromfietsen te inspecteren.

De politie kan, gelet op de artikelen 158 en 159, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, handhaven op het niet voldoen aan de permanente eisen. De meeste permanente eisen worden langs de weg getoetst door middel van een visuele controle. Dit is immers een efficiënte en effectieve manier van beoordelen. Dit is echter niet beperkt tot het enkel kijken naar het voertuig. Onder visuele controle wordt ook verstaan het gebruik maken van hulpmiddelen, het uitoefenen van een kracht, al dan niet met behulp van gereedschap, en het beoordelen van de overgelegde documenten.

4. Gevolgen

In aanvulling op hetgeen onder punt 6 van de memorie van toelichting bij de Wijzigingswet is opgemerkt, wordt hier nog het volgende opgemerkt.

De goedkeuringseisen zoals gesteld in deze regeling zijn niet wezenlijk anders dan de regels uit de beleidsregel en hebben geen substantiële gevolgen voor de reeds in het verkeer zijnde bijzondere bromfietsen. Ingevolge het overgangsrecht uit de wijziging van (artikel 20b van) de Wegenverkeerswet 1994, blijven de aanwijzingen van bijzondere bromfietsen twee jaar geldig. Tijdens deze overgangsperiode kan een ieder een aanvraag indienen bij de RDW voor het verlenen van een nationale typegoedkeuring. Zo ook de rechthebbenden van een aanwijzing van een bijzondere bromfiets. De RDW beoordeelt of de aanvrager voldoet aan de gestelde eisen. Nog niet eerder goedgekeurde bijzondere bromfietsen, zullen direct aan de goedkeuringseisen uit deze regeling moeten voldoen. Deze wijzigingsregeling leidt daarom niet tot een verhoging van de inhoudelijke nalevingskosten of administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Ten aanzien van de permanente eisen worden evenmin substantiële gevolgen verwacht, omdat de nieuwe permanente eisen voor het overgrote deel overeenstemmen met de oude permanente eisen en voor zover ze dat niet doen zodanig algemeen zijn dat elk voertuig daaraan zal voldoen.

5. Consultatie en advies

Uitvoeringstoets RDW

De elementen van deze wijzigingsregeling zijn hoofdzakelijk aangedragen door en afgestemd met vertegenwoordigers van de Dienst Wegverkeer. Op grond van artikel 11 van de Regeling sturing van en toezicht op de Dienst Wegverkeer is het ontwerp van deze wijzigingsregeling met het oog op een uitvoeringstoets formeel voorgelegd aan de Dienst Wegverkeer. De RDW heeft opgemerkt als onafhankelijke goedkeuringsinstantie voor bijzondere bromfietsen te kunnen fungeren. Het betreft een toevoeging ten aanzien van de bestaande taken voor voertuigcategorieën. Eén van de randvoorwaarden daarbij is dat er een personele uitbreiding komt op de afdeling die belast is met de beoordeling van verzoeken om nationale typegoedkeuringen. Hier wordt in voorzien. Daarnaast is rekening gehouden met het door de RDW aangestipte belang van overgangsrecht van twee jaar en zijn de technische goedkeuringseisen opgenomen en nader toegelicht in de regeling.

Handhavings- en uitvoeringstoets ILT

Aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is gevraagd een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uit te voeren. Deze toets is op 15 februari 2023 uitgevoerd. De ILT acht de wijziging van de regeling niet handhaafbaar vanwege het ontbreken van gespecificeerde goedkeuringseisen, een typegoedkeuringskenmerk en certificaat van overeenkomst. In paragraaf 4 van hoofdstuk 3 van de Regeling Voertuigen zijn artikelen opgenomen omtrent de toepasselijke goedkeuringseisen. Daarbij houdt de ILT toezicht op marktdeelnemers in de zogenoemde handelsfase van voertuigen en is de RDW de onafhankelijke goedkeuringsinstantie die aan de hand van de goedkeuringseisen besluit of een nationale typegoedkeuring verleend wordt aan een fabrikant. De RDW heeft opgemerkt als onafhankelijke goedkeuringsinstantie te kunnen fungeren. Er bestaat daarom geen aanleiding te twijfelen aan de handhaafbaarheid van deze regeling. De ILT acht de wijziging van de regeling voorts uitvoerbaar, omdat deze niet leidt tot aanpassing van de benodigde budgetten of bedrijfsmiddelen van de ILT.

Advisering en toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Internetconsultatie

Omdat deze regeling veranderingen met zich meebrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven is een consultatie gedaan via internet. De regeling heeft opengestaan van 5 december 2022 tot en met 16 januari 2023. De consultatie heeft 20 reacties opgeleverd. Van die reacties waren drie reacties afkomstig van producenten van bijzondere bromfietsen, negen reacties zijn ingediend door particulieren en acht reacties zijn afkomstig van belangengroepen. Hieronder wordt kort ingegaan op de reacties.

Aanwijzing RDW als onafhankelijke goedkeuringsorganisatie

Van de houders van een aanwijzing die hebben gereageerd zijn er twee positief over het aanwijzen van de RDW als onafhankelijke goedkeuringsorganisatie. De derde producent is kritisch. Deze reacties betreffen vooral de keuze voor aanwijzing van de RDW, wat in de internetconsultatie op de wetswijziging aan de orde is geweest. De reacties bevatten geen inhoudelijke opmerkingen op de voorliggende regeling. Naast voornoemde reacties van de producenten is ook door enkele andere respondenten gereageerd op het aanwijzen van de RDW als onafhankelijke goedkeuringsorganisatie. Daarbij is aandacht gevraagd voor capaciteit bij de RDW om keuringen uit te voeren. Deze vraag is in de uitvoeringstoets van de RDW aan de orde gekomen. Voor een weergave daarvan wordt verwezen naar de eerste alinea van paragraaf 5.

In enkele reacties wordt de vraag gesteld of sprake is van belangenverstrengeling, omdat de RDW zowel de keuringseisen vormgeeft als hierop toetst. In dit kader is van belang dat de eisen op basis waarvan nationale typegoedkeuringen worden afgegeven en de permanente eisen waaraan voertuigen dienen te voldoen, worden vastgesteld door de Minister dan wel de Minister en het parlement. De RDW heeft ten aanzien van de goedkeurings- en permanente eisen die zijn opgenomen in deze regeling geadviseerd. Van belangenverstrengeling is dan ook geen sprake.

Tijdelijkheid van de Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen

Sommige respondenten menen dat de besluitvorming tekortschiet, omdat niet duidelijk is wanneer de beleidsregel definitief is geworden. De beleidsregel betreft regelgeving die geldig is van het moment van inwerkingtreding tot het moment dat de beleidsregel wordt gewijzigd of ingetrokken. De wijziging van de beleidsregel is in de parlementaire behandeling aangeduid als tussentijds (tijdelijk) kader voor het aanwijzen van bijzondere bromfietsen. Met de term ‘tijdelijk kader’ is destijds bedoeld duidelijk te maken dat de wijziging van 2 mei 2019 een stap richting het uiteindelijke regelgevende kader voor licht elektrische voertuigen is. De reden voor het gebruik van de term ‘tijdelijk kader’ in de parlementaire behandeling destijds, is dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid op dat moment een onderzoek uitvoerde naar aanleiding van het ongeval met een Stint in september 2018. De Onderzoeksraad keek daarbij ook naar het bredere toelatingssysteem van voertuigen. Om enerzijds de aanwijzing van bijzondere bromfietsen niet onmogelijk te maken en anderzijds te anticiperen op bevindingen van de Onderzoeksraad, is destijds de beleidsregel aangepast onder vermelding dat later een definitief kader zou volgen. Het advies van de Onderzoeksraad volgde op 16 oktober 2019. Hierin is onder meer aanbevolen de toelating van voertuigen die buiten een Europese typegoedkeuring vallen te herzien en hiervoor een onafhankelijke goedkeuringsinstantie in te stellen. In het plenaire debat over de aanbevelingen van het advies van de Onderzoeksraad op 30 oktober 2019 heeft de Minister de Kamer toegezegd de aanbevelingen van de Onderzoeksraad over te nemen. De eerste stap hierin is de aanwijzing van de RDW als onafhankelijke goedkeuringsinstantie, waarvoor ook de voorliggende regelgeving nodig is. In de nabije toekomst volgt het LEV-kader met technische eisen en eisen voor gebruik op de weg.

Voertuigcategorieën in het toekomstige LEV-kader

Veel reacties hebben betrekking op het toekomstige LEV-kader, waarbij onder meer is voorgesteld om de status van de elektrische step gelijk te stellen aan de fiets met elektrische trapondersteuning. De achterliggende reden van deze vraag is bij de meeste respondenten dat zij een toelating van een elektrische step disproportioneel vinden en zelfcertificering voldoende achten om de constructieve veiligheid en rijeigenschappen van elektrische steps te borgen. De herziening van de voertuigcategorieën waarvoor een toelating nodig is, komt in het LEV-kader aan de orde.

Juridische aspecten

In enkele reacties wordt betwijfeld of een nationale typegoedkeuring vereist kan worden voor het op de markt aanbieden of in de handel brengen van bijzondere bromfietsen. Hierbij wordt gewezen op de verhouding tussen de Machinerichtlijn6 en de Nederlandse eisen voor toelating en gebruik op de weg. In het bijzonder is opgemerkt dat voertuigen die buiten het bereik van Verordening (EU) 168/2013 vallen, zijn vrijgesteld van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 21 van de Wegenverkeerswet 1994. In de reacties wordt daarom geconcludeerd dat bijzondere bromfietsen ten onrechte aan een goedkeuringsprocedure worden onderworpen. Bijzondere bromfietsen vallen buiten het toepassingsbereik van Verordening (EU) 168/2013. Dit neemt niet weg dat andere Europese kaders, zoals de Machinerichtlijn, wel van toepassing zijn. De Machinerichtlijn legt algemeen geldende essentiële gezondheids- en veiligheidseisen vast. Bijzondere bromfietsen dienen te voldoen aan de eisen die gesteld zijn in de Machinerichtlijn. De Machinerichtlijn laat echter ruimte aan lidstaten om nadere regels te stellen inzake veilig wegverkeer. Met de wetswijziging is het stelsel van aanwijzingen van bijzondere bromfietsen vervangen door een nationale typegoedkeuring voor bijzondere bromfietsen als bedoeld in hoofdstuk III van de Wegenverkeerswet 1994. Het vereiste van een nationale typegoedkeuring alvorens bijzondere bromfietsen toegelaten zijn tot de markt dan wel in de handel gebracht mogen worden, is dan ook in lijn met Europese regelgeving.

6. Notificatie

Het ontwerp van deze wijzigingsregeling is op 22 december 2022 voorgelegd aan de Europese Commissie ter voldoening aan het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241; notificatienummer 2022 0873/NL).

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de voornoemde richtlijn, is vervolgens een standstilltermijn van drie maanden in acht genomen, welke termijn op 23 maart 2023 is geëindigd. Binnen deze termijn zijn geen reacties ontvangen.

7. Inwerkingtreding

Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt grotendeels aangesloten bij de inwerkingtreding van de Wet van 26 oktober 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanwijzen van bijzondere bromfietsen in hoofdstuk IIA van de Wegenverkeerswet 1994, het mogelijk maken van implementatie van het kader licht elektrische voertuigen en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 377).

De uitzondering hierop is de aanpassing van artikel 1.1b van de Regeling voertuigen. Een verwijzing in dit artikel vervalt twee jaar na inwerkingtreding van de regeling, omdat op die datum artikel 20f van de Wegenverkeerswet 1994, waarnaar dit artikel verwijst, vervalt.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

BIJLAGE I

Overgangstabel permanente eisen:

Regeling voertuigen (oud)

Regeling voertuigen (nieuw)

Artikel 5.6.73

Artikel 5.6a.1, eerste lid

Artikel 5.6.74

Artikel 5.6a.3

Artikel 5.6.75

Artikel 5.6a.6, eerste lid

Artikel 5.6.76

Artikel 5.6a.8

Artikel 5.6.77

 

Artikelen 5.6.78 en 5.6.79

 

Artikel 5.6.80

 

Artikel 5.6.81, eerste en tweede lid

Artikel 5.6a.12

Artikel 5.6.81, derde en vierde lid

Artikel 5.6a.13

Artikel 5.6.82

Artikel 5.6a.15

Artikel 5.6.89, tweede lid

Artikel 5.6a.31

Artikel 5.6.83

Artikel 5.6a.16

Artikel 5.6.84

Artikel 5.6a.18

Artikel 5.6.85

Artikel 5.6a.20

Artikel 5.6.86

Artikel 5.6a.24

Artikel 5.6.87, eerste lid

Artikel 5.6a.27, eerste lid

Artikel 5.6.87, tweede lid

Artikel 5.6a.27, vierde lid

Artikel 5.6.92, tweede lid

Artikel 5.6a.48, tweede lid

Artikel 5.6.88

Artikel 5.6a.29

Artikelen 5.6.89, eerste lid, en 5.6.90

Artikelen 5.6a.31, eerste lid, en 5.6a.38, eerste lid

Artikel 5.6.91

Artikel 5.6a.41, eerste lid

Artikel 5.6.92, eerste lid

Artikel 5.6a.48, eerste lid

Artikel 5.6.93, eerste lid

Artikel 5.6a.51, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b

Artikel 5.6.93, tweede lid

 

Artikel 5.6.94, onderdelen a, b, c en e

Artikel 5.6a.51, tweede lid

Artikel 5.6.94, onderdeel d

Artikel 5.6a.51, eerste lid, aanhef en onderdeel c

Artikel 5.6.94, onderdeel f

Artikel 5.6a.57

Artikel 5.6.95, eerste tot en met derde lid

Artikel 5.6a.59, eerste tot en met derde lid

Artikel 5.6.95, vierde lid

Artikel 5.6a.59, vierde lid

Artikel 5.6.96

Artikel 5.6a.64

Artikel 5.6.97

Artikel 5.6a.65

Artikel 5.6.99

Artikel 5.6a.71

Artikel 5.6.98

Artikel 5.6a.66


X Noot
1

Stb. 2023, 377.

X Noot
2

Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers *PbEU 2014, L25).

X Noot
3

Onderzoeksraad voor Veiligheid, ‘Veilig toelaten op de weg – Lessen naar aanleiding van het ongeval met de Stint’, Den Haag, 16 oktober 2019.

X Noot
4

Stcrt. 2019, 24423, p. 15 en 20.

X Noot
5

Stcrt. 2019, 24423, met name de artikelsgewijze toelichting.

X Noot
6

Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PbEU 2006, L 157)

Naar boven