Beleidsregel stage en patronaat 2024

Inleiding

In deze beleidsregel is vastgelegd hoe de raden van de orde omgaan met de discretionaire bevoegdheid die zij hebben op grond van de Advocatenwet en de Verordening op de Advocatuur (Voda) bij de beoordeling van verzoeken die betrekking hebben op de toegang tot de balie tot en met de afronding van de stage van advocaten.

TOEGANG TOT DE BALIE (paragraaf 1, artt. 1-9aa Advocatenwet, hoofdstuk 3 Voda, hoofdstuk 3, bijlage 1, Roda)

Goedkeuring stage en patroon (paragraaf 3.1.2. Voda)

Let op: ook in geval van wijziging van een patronaat en/of van de stage is goedkeuring vereist!

Artikel 1. Verzoek en beoordeling goedkeuring stage en patroon

  • 1. Een verzoek om goedkeuring van de stage en de beoogd patroon wordt ingediend door middel van het daarvoor door de algemene raad vastgestelde formulier met bijlagen (artikel 3.5 lid 2 Voda).

  • 2. De raad van de orde slaat bij de beoordeling van de geschiktheid van de beoogd patroon onder meer acht op tuchtrechtelijke maatregelen die aan de beoogd patroon zijn opgelegd in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek.

  • 3. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring in elk geval indien onregelmatigheden zijn gebleken (artikel 3.6 Voda) aan de raad van de orde, die plaatsvonden in de drie jaar voorafgaand aan het goedkeuringsverzoek en die onregelmatigheden zien op

    de begeleiding van stagiaires of praktijkvoering door de beoogd patroon of door een of meer van zijn kantoorgenoten, voor zover de laatstbedoelde(n) ten tijde van het goedkeuringsverzoek nog aan het kantoor verbonden is/zijn.

  • 4. Indien de beoogd patroon korter dan zeven jaar maar langer dan vijf jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest (artikel 3.6 lid 1 sub c Voda), zal de raad van de orde slechts goedkeuring verlenen indien:

    • a. de beoogd patroon beschikt over voldoende ervaring om de stagiaire te begeleiden;

    • b. het patronaat geen buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft;

    • c. de beoogd patroon geen andere stagiaires heeft en ook geen begeleiding geeft aan een of meer juridisch medewerkers;

    • d. de beoogd patroon en stagiaire aannemelijk maken dat het vinden van een andere patroon onevenredig bezwaarlijk is; en

    • e. er geen andere overwegende bezwaren tegen goedkeuring bestaan (artikel 3.6 lid 1 Voda).

  • 5. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring aan het verzoek in elk geval indien het een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft en de beoogd patroon reeds begeleiding geeft aan een stagiaire. Evenzo onthoudt de raad van de orde goedkeuring indien de patroon reeds een

    buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer begeleidt en de patroon een stagiaire wil aannemen (artikel 3.6 lid 1 sub d Voda).

  • 6. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring indien de beoogd patroon al twee stagiaires begeleidt (artikel 3.6 lid 1 sub e Voda).

  • 7. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring indien in de drie jaren voorafgaand aan het verzoek om goedkeuring van de beoogd patroon van een of meer stagiaires de stage is geëindigd zonder stageverklaring om redenen die, naar het oordeel van de raad van de orde, gehoord de beoogd patroon, zijn toe te rekenen aan de beoogd patroon of het kantoor (artikel 3.6 lid 1 sub f Voda).

  • 8. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring indien de beoogd patroon al een stagiaire begeleidt, en de (eerste) beëdigingsdatum van die stagiaire minder dan een jaar ligt vóór de beëdigingsdatum van de nieuwe stagiaire, mede in het licht van de overige begeleiding die aan de stagiaire kan worden gegeven.

  • 9. Bij de beoordeling of te verwachten valt dat er onvoldoende begeleiding van de stagiaire in de praktijkuitoefening zal zijn, houdt de raad van de orde rekening met eventuele begeleiding die de beoogd patroon aan juridisch medewerkers geeft (artikel 3.6 lid 1 sub g Voda).

  • 10. Indien een stagiaire in een ander arrondissement de stageverklaring is geweigerd of zou worden geweigerd op grond van een ambtshalve beslissing als bedoeld in artikel 3.4 lid 1 sub d Voda, onthoudt de raad van de orde goedkeuring.

Artikel 2. Beoordeling stukken vereist voor goedkeuring (artikel 3.5 Voda)

  • 1. Voor de goedkeuring van de stage van de stagiaire werkzaam in loondienst moet in ieder geval aan de volgende eisen zijn voldaan:

    • a. De stage kan worden afgerond gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst, uitgaande van de bij de aanvang overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.

    • b. De arbeidsovereenkomst kan door beide partijen tussentijds worden opgezegd.1

    • c. Het salaris van de stagiaire is voldoende om de onafhankelijkheid van de stagiaire in zijn hoedanigheid van advocaat te waarborgen. Er geldt een minimumsalaris. Het bruto maandsalaris voor het eerste jaar van de stage bedraagt minimaal € 2.802,-.

    • d. De kosten van de beroepsopleiding komen voor rekening van het kantoor van de patroon.2

    • e. Er geldt geen concurrentiebeding.

    • f. Een eventueel relatiebeding mag de vrije advocaatkeuze niet aantasten en heeft een duur van maximaal een jaar.

    • g. Bij een eventueel boetebeding staat de boete in redelijke verhouding tot de schade die bij overtreding van het beding waarop de boete gesteld is wordt geleden. De boete bedraagt maximaal een bruto maandsalaris.

    • h. Indien de arbeidsovereenkomst een proeftijdbeding bevat wordt de stage niet eerder goedgekeurd dan na afloop van die proeftijd.

  • 2. Voor de goedkeuring van de stage van de stagiaire werkzaam als stagiaire-ondernemer wordt acht geslagen op het volgende:

    • a. In het ondernemingsplan dient te worden onderbouwd naar welke omzet gedurende de verschillende jaren van de stage wordt gestreefd en dient voorts te worden onderbouwd dat de stagiaire-ondernemer zich gedurende de stage een redelijk inkomen kan verwerven dat zich in het eerste jaar ten minste op het niveau bevindt van het salaris hiervoor in lid 1 sub c bedoeld, vermeerderd met de praktijkkosten. De in het ondernemingsplan genoemde cijfers moeten gefundeerde verwachtingen en/of aannames zijn en moeten door de stagiaire-ondernemer met door de raad van de orde te wegen concrete feiten en omstandigheden onderbouwd worden. De hiervoor omschreven praktijkkosten betreffen in het bijzonder, maar niet uitsluitend, de premies van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekering alsmede de kosten zoals bedoeld in sub g en h.

      Uit het ondernemingsplan moet voorts blijken dat de stagiaire-ondernemer minimaal 32 uur per week werkt als advocaat (artikel 3.3 lid 2 Voda).

    • b. De kredietfaciliteit dan wel het vermogen als bedoeld in artikel 3.12 lid 1 Voda bedraagt minimaal € 45.000,--. Het vermogen moet op een bankrekening ten name van (het advocatenkantoor van) de stagiaire-ondernemer worden aangehouden en direct en zonder kosten beschikbaar zijn en uitsluitend bestemd zijn voor de praktijkvoering. De kredietfaciliteit respectievelijk het vermogen wordt gedurende de looptijd van de stage in stand gehouden en het bewijs van het bestaan ervan wordt op eerste verzoek aan de raad van de orde overgelegd. Verpanding van de vorderingen die hun oorsprong vinden in de advocatuurlijke activiteiten van de stagiaire-ondernemer is niet toegestaan.

    • c. De offerte (en later polis) van de arbeidsongeschiktheidsverzekering dient te voorzien in dekking vanaf de 32e dag van arbeidsongeschiktheid en een uitkering ter hoogte van minimaal het salaris van een stagiaire als hiervoor in lid 1 sub c bedoeld. In beginsel moet het bewijs van het aangaan van de verzekering bij de raad van de orde aanwezig zijn op het moment van beëdiging.

    • d. De wijze van samenwerking tussen de beoogd patroon en de stagiaire-ondernemer. De stagiaire-ondernemer dient kantoor te houden op hetzelfde adres als de patroon.

    • e. De stagiaire-ondernemer gaat geen andere praktijk voeren dan op de rechtsgebieden waar de patroon actief op is. Indien de stagiaire op een ander rechtsgebied actief wil zijn, is daarvoor minimaal vereist dat een op dat gebied deskundige advocaat schriftelijk bevestigt beschikbaar te zijn voor de inhoudelijke begeleiding.

    • f. De financiële situatie van de patroon/het kantoor over de drie jaar voorafgaand aan het verzoek.

    • g. De geldelijke vergoeding voor de beoogd patroon voor de begeleiding van de stagiaire-ondernemer zal in beginsel nihil zijn. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien daarvoor naar het oordeel van de raad van de orde, door de stagiaire-ondernemer en beoogd patroon te onderbouwen gronden bestaan. De geldelijke vergoeding is in elk geval niet afhankelijk van:

      • i. door de beoogd patroon aan de (de opleiding van) stagiaire-ondernemer te besteden tijd;

      • ii. het (uur)tarief dat de beoogd patroon gewoonlijk in rekening brengt aan zijn cliënten; en/of

      • iii. de omzet van de stagiaire-ondernemer.

      Een andere vergoeding dan een geldelijke is niet toegestaan.

    • h. De geldelijke vergoeding die de stagiaire-ondernemer aan de beoogd patroon dan wel een derde is verschuldigd ter zake van het houden van kantoor zal, gedurende de stage niet meer bedragen dan een maandelijks bedrag van € 1.100,-- exclusief BTW, met dien verstande dat de raad van de orde voor wat betreft het tweede en latere stagejaren op verzoek van de stagiaire-ondernemer een hoger maandelijks bedrag kan goedkeuren, mits dit bedrag naar de mening van de raad van de orde in redelijke verhouding staat tot de door de stagiaire-ondernemer gerealiseerde omzet.

Artikel 3. Ontheffing EU-advocaat (artikel 3.6 lid 2 Voda)

Indien de beoogd patroon, bedoeld in artikel 3.6 lid 2 Voda, korter dan vier jaar maar langer dan twee jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven geweest, zal de raad van de orde het verzoek om goedkeuring van de stage en de beoogd patroon slechts goedkeuren indien is voldaan aan alle voorwaarden die hierboven in artikel 1 lid 4 staan vermeld.

Artikel 4. Vrijstelling kantoor houden bij patroon ex artikel 9b lid 3 Advocatenwet

  • a. Van de verplichting kantoor te houden bij de patroon wordt aan een stagiaire-ondernemer geen vrijstelling verleend.

  • b. Van de verplichting kantoor te houden bij de patroon wordt aan een stagiaire in dienstbetrekking als bedoeld in artikel 5.9 sub e, f of g Voda geen vrijstelling verleend.

Artikel 5. Beoordeling behoorlijke praktijkuitoefening

Bij de beoordeling of er sprake is van een behoorlijke praktijkuitoefening als bedoeld in artikel 9b lid 3 Advocatenwet, neemt de raad van de orde de volgende aspecten in acht:

  • a. de stagiaire houdt voor de dagelijkse begeleiding in de uitoefening van de praktijk kantoor bij een advocaat die langer dan vijf jaar als zodanig werkzaam is, in het bezit is van een verklaring dat de stage is voltooid en bij wie geen andere stagiaire werkzaam is;

  • b. de patroon en stagiaire bezoeken elkaar regelmatig en voeren regelmatig overleg.

OPLEIDING EN STAGE (paragraaf 1a,artt. 9b -9k Advocatenwet, hoofdstuk 3 Voda)

Algemeen

Artikel 6. Verplichting stagiaire en patroon

De patroon en de stagiaire spannen zich in om de stage en opleiding binnen het kantoor op goede wijze te laten verlopen. Indien zich een geschil voordoet informeren zij de raad van de orde.

Bemiddeling

Artikel 7. Bemiddeling bij het zoeken van een patroon (artikel 3.7 Voda)

  • 1. De raad van de orde kan bij het zoeken naar een (tijdelijke) patroon bemiddelen indien de stagiaire aan de raad van de orde aantoont dat de zoekacties vruchteloos zijn.

  • 2. Een verzoek tot bemiddeling ontslaat de stagiaire niet van de verantwoordelijkheid om zelf te zoeken naar een nieuwe patroon.

Voltooiing, verkorting en verlenging van de stage (artikel 9b lid 2 Aw)

Artikel 8. Voltooiing van de stage

  • 1. Bij de beoordeling of er sprake is van voldoende praktijkervaring als bedoeld in artikel 9b lid 2 Advocatenwet, neemt de raad van de orde mede de volgende aspecten in acht:

    • a. of de stage al dan niet opgeschort is geweest ingevolge artikel 3.4 Voda; b. of de stagiaire heeft voldaan aan de verplichtingen in de artikelen 3.8, 3.9 en 3.10 Voda;

    • c. indien het een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft, of de stagiaire heeft voldaan aan artikel 3.11 en 3.12 Voda;

    • d. of er klachten, al dan niet tuchtrechtelijk, bekend zijn over de stagiaire, zijn patroon of het kantoor van de stagiaire of de patroon.

  • 2. Bij de beoordeling of voldaan is aan artikel 3.9 Voda met betrekking tot de zittingservaring neemt de raad van de orde het volgende in acht:

    • a. er moet tijdens de zitting in beginsel zelfstandig zijn opgetreden, dat wil zeggen zonder bijstand van een andere advocaat. Indien gezamenlijk is opgetreden ter zitting, moet de stagiaire aantoonbaar een aanzienlijk aandeel daarin hebben gehad, zowel in eerste als tweede termijn;

    • b. er moet zijn opgetreden in procedures op tegenspraak. Een optreden voor de Europese Commissie, in arbitrages, bij de NMA, CGR, in bezwaar- of beroepsprocedures bij een bestuursorgaan of vergelijkbare instanties telt mee als optreden in rechte;

    • c. de zitting ter gelegenheid waarvan de pleitnota is opgevoerd als processtuk in het kader van artikel 3.9 Voda kwalificeert niet als optreden in rechte in de zin van artikel 3.9 Voda;

    • d. een zitting moet van voldoende juridisch en inhoudelijk gewicht zijn, zodat bijvoorbeeld de volgende zittingen niet meetellen tenzij de stagiaire naar het oordeel van de raad van de orde aantoont dat er sprake is van voldoende gewicht:

      • i. faillissementszitting;

      • ii. verificatiezitting in faillissement;

      • iii. Wet Mulder-zittingen;

      • iv. pro forma zitting, bijvoorbeeld in strafrecht of in arbeidsrechtelijke ontbindingsprocedures;

      • v. strafrechtelijk verhoor;

      • vi. zitting raad van discipline/hof van discipline, waarbij de stagiaire zelf beklaagde is;

      • vii. mediation-bijeenkomsten.

  • 3. Bij de beoordeling of voldaan is aan artikel 3.9 Voda met betrekking tot de (proces-)stukken neemt de raad van de orde het volgende in acht:

    • a. indien de stagiaire het processtuk niet volledig zelf heeft vervaardigd, moet hij aantoonbaar een aanzienlijk aandeel in de totstandkoming daarvan hebben gehad;

    • b. de advocaat op wiens naam het processtuk staat, verschaft in voorkomend geval een gemotiveerde verklaring dat de stagiaire het processtuk of een aanzienlijk deel daarvan heeft opgesteld;

    • c. de pleitnota ter gelegenheid van een zitting die is opgevoerd in het kader van artikel 3.9 Voda kwalificeert niet als processtuk.

    • d. een processtuk moet van voldoende juridisch en inhoudelijk gewicht zijn, zodat bijvoorbeeld de volgende stukken niet meetellen, tenzij de stagiaire naar het oordeel van de raad van de orde aantoont dat er sprake is van voldoende gewicht:

      • i. faillissementsrekest;

      • ii. verzoekschrift teboekstelling luchtvaartuig;

      • iii. beroepschrift curatorium beroepsopleiding (voor stagiaire zelf noch een ander);

      • iv. bezwaarschrift parkeerboete/snelheidsovertreding/Wet-Mulder-zaken;

      • v. appeldagvaarding zonder grieven;

      • vi. akte overlegging producties;

      • vii. verweer tuchtzaak raad van discipline/hof van discipline, waarbij de stagiaire zelf beklaagde is;

      • viii. klacht tegen politieoptreden;

      • ix. anticipatie-exploot;

      • x. verzoek om onderzoekshandelingen ex art.182 Sv;

      • xi. verzoek tot teruggave inbeslaggenomen goederen ex art. 94 Sv;

      • xii. concentratie-meldingen en fusie-meldingen.

Artikel 9. Verkorting stage

Op een verzoek tot verkorting van de duur van de stage past de raad van de orde de beleidsregel stageverkorting van de algemene raad toe.

Artikel 10. Verlenging van de stage

  • 1. De raad van de orde verlengt de stage indien de stagiaire naar het oordeel van de raad nog onvoldoende praktijkervaring heeft opgedaan om de praktijk voortaan zelfstandig zonder begeleiding van een patroon naar behoren uit te kunnen oefenen.

  • 2. De raad verlengt de stage in geval van onvoldoende praktijkervaring alleen dan, indien aannemelijk is dat de stagiaire voor het einde van de termijn de stage alsnog kan voltooien (artikel 3.2 Voda).

  • 3. In geval van deeltijd wordt de stage naar evenredigheid verlengd. Onder deeltijd wordt ook verstaan de periode dat een stagiaire langer dan drie maanden geen (volledige) praktijk heeft kunnen uitoefenen, anders dan door bevallings- en zwangerschapsverlof.

HARDHEIDSCLAUSULE

Indien de toepassing van deze beleidsregel naar het oordeel van de raad van de orde leidt tot een onevenredige uitkomst kan de raad van de orde van deze beleidsregel afwijken.

Aldus vastgesteld door de raad van de orde in het arrondissement Noord-Nederland op 7 september 2023 en vervolgens gepubliceerd op de website van de orde. Deze beleidsregel geldt voor de stagiaires die beëdigd worden na 1 september 2023.


X Noot
1

Voor opzegging van de stage gelden de bepalingen van artikel 3.4 eerste lid Voda; de patroon kan de stage slechts opzeggen na verkregen toestemming van de Raad van de Orde.

X Noot
2

In augustus 2022 is de Wet Implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in werking getreden. In de literatuur wordt overwegend aangenomen dat dit betekent dat de kosten voor de Beroepsopleiding Advocaten voor rekening van de werkgever moeten komen. Hierover is echter (nog) geen rechterlijke uitspraak gedaan. Onduidelijk is daarom of arbeidsrechtelijk nog ruimte is voor een andere verdeling van de kosten. Voor zover daar arbeidsrechtelijk ruimte voor blijft heeft de Raad van de Orde geen bezwaar tegen een eventuele terugbetalingsregeling met betrekking tot de netto kosten van de beroepsopleiding indien sprake is van een glijdende schaal, in die zin dat de door de stagiaire te vergoeden kosten afnemen met het verstrijken van de tijd, waarbij in beginsel aan het einde van de stage geen terugbetalingsverplichting meer geldt.

Naar boven