Deelregeling meerjarige productiesubsidies 2025–2028

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 2 van het Algemeen Reglement van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

Besluit

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

bestuur:

de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

Fonds Podiumkunsten:

de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

kernactiviteit:

Het in continuïteit produceren van aanbod op het gebied van professionele podiumkunsten in Nederland;

Nederland:

het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit Nederland inclusief de drie bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

podiumkunstenaar:

iemand die artistiek-inhoudelijk actief is in de podiumkunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd is in de professionele podiumkunstpraktijk in Nederland;

solvabiliteit:

het eigen vermogen gedeeld door het vreemd vermogen;

uitvoering:

een voorstelling of concert dan wel een schoolvoorstelling of schoolconcert;

voorstelling of concert:

openbaar toegankelijke podiumkunstactiviteit die bedoeld is voor publiek en waarbij sprake is van een (muziek)theatraal concept of choreografisch idee of een muzikale programmatische samenhang.

Artikel 1.2 Doel

Het bestuur kan meerjarige subsidies verstrekken aan producerende instellingen voor activiteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van actuele en onderscheidende podiumkunst en de aansluiting daarvan bij een breed publiek in de jaren 2025 tot en met 2028.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1. Een instelling die meerjarige subsidie wil aanvragen heeft de keuze tussen drie categorieën aan subsidie:

    • a) categorie I

    • b) categorie II

    • c) categorie III

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar.

  • 3. Het bestuur kan in afwijking van het bepaalde in het tweede lid subsidie verlenen voor een kortere periode als de financiële gegevens met betrekking tot de aanvrager daartoe aanleiding geven.

  • 4. Een instelling kan slechts één aanvraag indienen. Een instelling vraagt aan voor een van de categorieën.

Artikel 1.4 Subsidieplafonds

  • 1. Voor de periode 2025–2028 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies in de categorie I: € 6.250.000

  • 2. Voor de periode 2025–2028 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies in de categorie II: € 18.750.000

  • 3. Voor de periode 2025–2028 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies in de categorie III: € 10.450.000

  • 4. Voor de periode 2025–2028 is per kalenderjaar een flexibel budget beschikbaar voor de drie categorieën gezamenlijk ten bedrage van: € 4.750.000

  • 5. De bedragen genoemd in de eerste vier leden gelden als subsidieplafond.

  • 6. Het bestuur kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

  • 1. Het bestuur kan subsidie weigeren:

    • a. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • b. als het bestuur op basis van de aanvraag er onvoldoende van overtuigd is dat de uit te voeren activiteiten kunnen worden gerealiseerd;

    • c. als niet minimaal 50% van het in artikel 3.2 tweede lid van de regeling genoemde minimumaantal uitvoeringen per jaar in Nederland plaatsvindt;

    • d. als de aanvrager geen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • e. als de aanvrager een rechtspersoon is met winstoogmerk;

    • f. als de aanvrager in 2022 en 2023 niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de realisatie en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • g. als aan de aanvrager voor zijn kernactiviteit subsidie is of zal worden verleend op grond van de Deelregeling meerjarige festivalsubsidies Fonds Podiumkunsten 2025–2028 dan wel op grond van een meerjarige regeling van een van de andere Rijkscultuurfondsen;

    • h. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet.

  • 2. De subsidie wordt in ieder geval geweigerd:

    • a. voor zover de aanvrager in de aanvraag niet verklaart dat hij de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie toepast;

    • b. als aan de aanvrager voor zijn kernactiviteit subsidie is of zal worden verleend op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

PARAGRAAF 2 PROCEDURE

Artikel 2.1 Indienen aanvraag

  • 1. Aanvragen dienen uiterlijk 31 januari 2024 om 23.59 uur te zijn ontvangen.

  • 2. De aanvraag wordt digitaal ingediend.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier voor de betreffende periode.

  • 4. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Fonds Podiumkunsten en vergezeld gaat van de op het formulier vermelde bijlagen.

Artikel 2.2 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor subsidie komen uitsluitend de kosten in aanmerking die in rechtstreeks verband staan tot de activiteiten genoemd in artikel 3.2 eerste lid van de regeling.

  • 2. Kosten zijn uitsluitend subsidiabel indien deze na indienen van de aanvraag door de subsidieontvanger zijn gemaakt.

Artikel 2.3 Beoordeling

  • 1. Aanvragen worden voorgelegd aan een adviescommissie, mits zij voldoen aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • 2. De adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria in deze regeling.

  • 3. De adviescommissie adviseert over de subsidiehoogte op basis van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 2.4 Verdeling budget

  • 1. Aanvragen voor een meerjarige subsidie die aan de vereisten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen worden onderverdeeld in:

    • A: honoreren;

    • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

    • C: niet honoreren.

  • 2. Aanvragen met een eindscore van minimaal 6 punten komen in aanmerking voor honorering als bedoeld in het eerste lid onder A of B.

  • 3. Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat' te honoreren, worden de aanvragen in een rangorde geplaatst op basis van de van toepassing zijnde criteria. De aanvraag die de meeste punten scoort wordt als eerste gehonoreerd. Telkens wordt de daaropvolgende aanvraag die de meeste punten scoort als eerste gehonoreerd.

  • 4. Het bestuur honoreert eerst de aanvragen met het advies 'honoreren'. Vervolgens worden de aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat' gehonoreerd in volgorde van de rangorde. Het bestuur verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 5. Indien meerdere aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat’ dezelfde score hebben gehaald en honorering van deze aanvragen tot overschrijding van het subsidieplafond zou leiden, dan worden deze gelijk geëindigde aanvragen als volgt gerangschikt:

    • i. Op basis van de toegekende score op het criterium artistieke kwaliteit;

    • ii. De alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score op het criterium geografische spreiding;

    • iii. De alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score op het criterium publieksfunctie;

    • iv. De alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score op het criterium betekenis;

  • 6. Aanvragen die na toepassing van het vijfde lid alsnog gelijk eindigen in de rangorde, worden verdeeld door middel van loting door een notaris.

  • 7. Indien het bestuur een subsidieplafond verhoogt, wordt eerst de subsidie van een aanvraag die wegens ontoereikendheid van het budget gedeeltelijk was toegewezen alsnog verhoogd tot het geadviseerde bedrag. Vervolgens wordt steeds de eerstvolgende aanvraag toegewezen totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 8. Indien het subsidiebudget voor een categorie niet volledig wordt benut, valt het vrijvallende budget toe aan het flexibele budget.

Artikel 2.5 Verdeling flexibele budget

Het flexibele budget wordt verdeeld over de drie verschillende categorieën op basis van het totaalbedrag dat gemoeid is met de aanvragen die in aanmerking komen voor honorering, maar niet kunnen worden gehonoreerd uit de subsidieplafonds als bedoeld in artikel 1.4. De bedragen van alle aanvragen die voor honorering in aanmerking komen maar waar onvoldoende budget voor is om te kunnen honoreren, worden daartoe bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt per categorie het aandeel berekend ten opzichte van het totale bedrag dat gemoeid is met aanvragen met een advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’. Het flexibel budget wordt pro rato verdeeld over de drie categorieën.

Artikel 2.6 Besluit

Het bestuur informeert de aanvrager binnen 26 weken na de uiterlijke indiendatum schriftelijk over zijn besluit. Als voor de motivering van het besluit wordt verwezen naar een over de aanvraag uitgebracht advies, wordt de tekst van het advies aan de aanvrager toegezonden.

PARAGRAAF 3 MEERJARIGE PRODUCTIESUBSIDIE

Artikel 3.1 Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie kan uitsluitend worden gedaan door een organisatie op het gebied van podiumkunsten met een herkenbare artistieke signatuur.

Artikel 3.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Een aanvraag voor meerjarige productiesubsidie kan worden ingediend voor het produceren van voorstellingen of concerten en andere aan podiumkunst gerelateerde activiteiten door professionele podiumkunstenaars.

  • 2. Een aanvrager dient in de periode 2025–2028 een minimaal aantal uitvoeringen per jaar te realiseren. Per categorie geldt het volgende minimumgemiddelde per jaar:

    • a. categorie I: 25 uitvoeringen per jaar;

    • b. categorie II: 40 uitvoeringen per jaar;

    • c. categorie III: 80 uitvoeringen per jaar of 40 uitvoeringen per jaar in de grote zaal.

Artikel 3.3 Instapeisen

  • 1. Een aanvrager dient te kunnen aantonen dat hij dan wel de maker(s) waarop de aanvraag betrekking heeft c.q. hebben in de jaren 2021–2023 artistiek verantwoordelijk is of zijn geweest voor de totstandkoming van meerdere producties die meermaals zijn uitgevoerd op verschillende podia of festivals die door het Fonds Podiumkunsten worden gesubsidieerd of daarmee gelijk te stellen zijn.

  • 2. Een aanvrager dient in elk geval te kunnen aantonen dat hij voor het moment van het indienen van de aanvraag een minimaal totaalaantal producties en uitvoeringen heeft gerealiseerd in de periode 2022–2023. Per categorie geldt het volgende minimum:

    • a. categorie I: 2 producties en 25 uitvoeringen;

    • b. categorie II: 3 producties en 50 uitvoeringen;

    • c. categorie III: 4 producties en 100 uitvoeringen of 50 uitvoeringen in de grote zaal.

  • 3. Een aanvrager dient ook te voldoen aan de volgende eisen:

    • a. De aanvrager dient te kunnen aantonen dat de artistieke en zakelijke leiding niet bij dezelfde persoon zijn belegd en dat dit in de komende periode ook het geval zal zijn;

    • b. De aanvrager dient aan te tonen dat:

      • i. het bestuur dan wel de raad van toezicht bestaat uit minimaal drie personen die onafhankelijk toezicht houden op de activiteiten;

      • ii. er een directiereglement is dan wel reglementen voor bestuur en raad van toezicht zijn, waarin afspraken zijn gemaakt over de taak-, verantwoordelijksheids- en bevoegdheidsverdeling;

      • iii. de aanvrager een procedure heeft vastgelegd in het geval er sprake is van (mogelijke) belangenverstrengeling bij een van de leden van de directie, het bestuur of de raad van toezicht.

  • 4. In het kader van de toepassing van de Fair Practice Code dient een aanvrager zijn beloningsbeleid met inachtneming van fair pay, openbaar te hebben gemaakt.

  • 5. Het bestuur kan besluiten om een aanvraag in behandeling te nemen die niet voldoet aan de vereisten uit de leden een tot en met vier als de aanvrager slechts in beperkte mate niet voldoet aan de vereisten. Het bestuur kan in dat geval voorwaarden verbinden aan het besluit om de aanvraag te honoreren. Dit is afhankelijk van de mate waarin de aanvraag niet voldoet aan de vereisten uit de leden een tot en met vier.

Artikel 3.4 Beoordeling

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. Artistieke kwaliteit;

    • b. Publieksfunctie;

    • c. Betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk;

    • d. Geografische spreiding.

  • 2. In de toelichting op deze regeling zijn de criteria en de wijze waarop de adviescommissie de criteria weegt, uitgewerkt.

Artikel 3.5 Subsidiehoogte

  • 1. Voor de hoogte van de subsidie heeft de aanvrager de keuze uit de volgende bedragen per jaar:

    • a. categorie I: € 100.000, € 130.000 of € 160.000

    • b. categorie II: € 250.000, € 370.000 of € 485.000

    • c. categorie III: € 605.000, € 725.000 of € 845.000

    Deze bedragen zijn per jaar op basis van prijspeil 2023 en kunnen worden geïndexeerd. Het percentage indexatie zal dan gelijk zijn aan het percentage indexatie van het instellingssubsidie van Fonds Podiumkunsten door het Ministerie van OCW.

  • 2. Alle aanvragers dienen in de aanvraag aannemelijk te maken dat zij substantiële andere inkomsten zullen genereren.

  • 3. Aanvragers van de categorie II of de categorie III dienen in de aanvraag aannemelijk te maken dat tegenover elke 100 euro subsidie van Fonds Podiumkunsten 75 euro aan andere inkomsten staat. Als de aanvrager daar onvoldoende in slaagt kan het bestuur binnen de categorie een lager subsidiebedrag toekennen.

PARAGRAAF 4 VERPLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 4.1 Aan de subsidie verbonden verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b) niet geheel aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c) er aanzienlijke artistieke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2. De subsidieontvanger plaatst het logo of de naam van het Fonds Podiumkunsten op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten en stuurt exemplaren van drukwerk dat betrekking heeft op de gesubsidieerde activiteiten aan het Fonds Podiumkunsten. Daarnaast levert de subsidieontvanger minstens twee rechtenvrije foto’s aan, die het Fonds Podiumkunsten met naamsvermelding mag gebruiken in zijn communicatie-uitingen.

  • 3. De subsidieontvanger in categorie III dient aan te tonen dat de solvabiliteit minimaal hoger is dan 0,50 op 31 december in de jaren 2024, 2025, 2026, 2027 en 2028. Hiertoe dienen gedurende de subsidieperiode 2025–2028 ieder jaar de jaarrekeningen van de organisatie aan het Fonds Podiumkunsten te worden gestuurd.

  • 4. Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste tot en met het derde lid opgenomen verplichtingen aan het subsidie verbinden.

Artikel 4.2 Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 mei een inhoudelijke en financiële verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar.

  • 2. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een verslag over de verrichte activiteiten waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden.

  • 3. De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting.

  • 4. De financiële verantwoording van aanvragers die een subsidie van minstens € 160.001 per jaar ontvangen, dient vergezeld te gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 5. Voor het bepalen van het toepasselijke verantwoordingsregime geldt als peildatum de datum waarop het besluit op de aanvraag is genomen.

  • 6. Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen aan de inrichting van de verantwoording.

Artikel 4.3 Vaststelling subsidie

Het bestuur stelt binnen 22 weken na de laatste verantwoordingstermijn van de subsidieperiode als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 van de regeling, de subsidie vast op basis van de inhoudelijke en financiële verantwoordingen van de gerealiseerde activiteiten over de respectievelijke jaren.

Artikel 4.4 Reserveringen

  • 1. Voor zover het bedrag van een verleende subsidie na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig het bepaalde in deze regeling niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt, kan het worden gereserveerd. De aldus gereserveerde middelen kunnen uitsluitend worden besteed aan de doeleinden waarvoor het subsidie werd verstrekt.

  • 2. Het bestuur kan voor een of meer subsidieontvangers of voor een categorie subsidieontvangers een maximaal percentage van het verleende subsidie of een maximaal bedrag vaststellen waarboven het totaal van de reservering, bedoeld in het eerste lid, niet uitkomt.

PARAGRAAF 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 5.1 Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2025–2028.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur d.d. 11 oktober 2023

V.C.W.M. van Hulst, directeur-bestuurder

TOELICHTING DEELREGELING MEERJARIGE PRODUCTIESUBSIDIES FONDS PODIUMKUNSTEN 2025–2028

1. INLEIDING

De Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2025–2028 is de opvolger van de meerjarige productiesubsidies 2021–2024. De deelregeling kent inhoudelijk grotendeels dezelfde opzet en hetzelfde doel als de regeling voor de vorige periode. De regeling biedt makers, gezelschappen en ensembles de ruimte om te investeren in de ontwikkeling van actuele en onderscheidende podiumkunst en het opbouwen van een publiek daarvoor.

De omstandigheden voor de podiumkunstensector zijn de afgelopen jaren sterk veranderd. De gevolgen van de covid-19 pandemie zijn nog voelbaar. Daarnaast zetten inflatie en een krappe arbeidsmarkt de bedrijfsvoering van veel organisaties onder druk. Maatschappelijke ontwikkelingen vragen van organisaties om zich nog explicieter te verhouden tot zaken als fair practice en diversiteit en inclusie. Bij het herzien van de deelregeling in aanloop naar de periode 2025–2028 is met dergelijke ontwikkelingen rekening gehouden.

De regeling geeft tevens invulling aan de beleidsuitgangspunten van Staatssecretaris Uslu (Cultuur & Media). In de herziene regeling is meer nadruk gelegd op geografische spreiding van makers, gezelschappen en ensembles over het hele land, zowel wat betreft vestigingsplaats als tournees van voorstellingen en concerten. Dit vertaalt zich onder andere in het criterium geografische spreiding. Het invulling geven aan de drie gedragscodes (Code Diversiteit & Inclusie, Fair Practice Code en Governance Code Cultuur) krijgt daarnaast nog meer gewicht in de beoordeling en in de monitoring tijdens de subsidieperiode.

2. ALGEMEEN

Het Fonds Podiumkunsten wil met deze regeling voor producerende instellingen de ontwikkeling van actuele en onderscheidende podiumkunst gespreid over Nederland en de aansluiting daarvan bij een breed publiek ondersteunen, ontwikkeling in de podiumkunsten stimuleren en ruimte bieden aan een diversiteit aan genres, generaties en stemmen.

In deze regeling staan de maker of makers centraal. Hun werkpraktijk is waar de ontwikkeling in de podiumkunsten zichtbaar wordt. Met meerjarige productiesubsidies biedt het Fonds Podiumkunsten makers de gelegenheid in continuïteit te werken. De regeling biedt ruimte aan een grote variëteit aan artistieke werkpraktijken, van grote gezelschappen en ensembles tot zelfstandig werkende makers. Gezamenlijk leveren alle ondersteunde organisaties een belangrijke bijdrage aan een goed functionerend en pluriform podiumkunstenveld.

De regeling biedt ruimte aan aanvragers om zelf invulling te geven aan hun podiumkunstpraktijk. Het is aan de aanvrager om een goede balans aan te brengen tussen artistieke kwaliteit, (geografisch gespreide) uitvoeringen, plek binnen de sector en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Met de ontvangen subsidie worden producenten daarnaast geacht zorg te dragen voor goede werkomstandigheden voor betrokken werkenden.

Het Fonds maakt in de regeling onderscheid tussen verschillende werkpraktijken en koppelt die aan subsidiebedragen en te verwachten aantallen producties en uitvoeringen. Bij de inhoudelijke beoordeling wordt rekening gehouden met de context van verschillende werkpraktijken.

In de periode 2025–2028 verruimt het Fonds Podiumkunsten de aandacht voor de toepassing van de drie codes voor de podiumkunstensector (Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie). De huidige structurele monitoring door het Fonds Podiumkunsten van de voortgang in toepassing van deze codes door meerjarig gesubsidieerde organisaties – via beoordeling van de jaarstukken – heeft het Fonds een goed beeld gegeven van de situatie in de sector. Wat opvalt is dat nog steeds een aantal organisaties de naleving van de codes niet omzet in concrete jaardoelen en jaaracties. Juist in concrete doelen en acties krijgt de naleving handen en voeten, uiteraard binnen de eigen context van de organisatie. Het Fonds Podiumkunsten vraagt daarom van alle aanvragers in hun aanvraag inzicht te bieden in de startpositie op 1 februari 2024 en de doelen en voorgenomen acties met betrekking tot de codes in de periode 2025–2028. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat een aantal zaken, bijvoorbeeld een reflectie op de ‘4 P’s’ van de Code Diversiteit en Inclusie, al verwerkt is in verschillende onderdelen van de subsidieaanvraag.

3. DE AANVRAAG

VOOR WIE

Meerjarige productiesubsidies zijn primair bedoeld voor makers: degenen die producties bedenken en realiseren. Het kan zijn dat maker en organisatie een-op-een samenvallen, maar dit hoeft niet. Er kan ook voor een of meer specifieke makers worden aangevraagd door een professionele producent. De activiteiten waarvoor wordt aangevraagd moeten wel een herkenbare artistieke signatuur hebben.

Aanvragen is alleen mogelijk als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit en geen winstoogmerk heeft. Voor zover hier relevant, gaat het om stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

WAARVOOR

Een meerjarige productiesubsidie kan worden aangevraagd voor een samenhangend geheel van activiteiten op het gebied van podiumkunst. Het realiseren van voorstellingen of concerten staat daarbij centraal, maar in lijn met een veranderende praktijk is er ook ruimte voor andersoortige uitingsvormen als onderdeel van de artistieke output. Het moet daarbij wel gaan om activiteiten die primair een artistiek-inhoudelijk karakter hebben.

Activiteiten die ten dienste staan aan de artistiek-inhoudelijke uitingen (zoals onderzoeksactiviteiten of educatieve trajecten die gekoppeld zijn aan een uitvoering) kunnen wel onderdeel zijn van het plan, maar tellen niet mee voor het behalen van de ondergrens per categorie.

Een aanvraag heeft betrekking op een periode van vier jaar. De activiteiten hoeven echter niet voor die hele periode op projectniveau te worden uitgewerkt. Wel moet helder uitgelegd worden langs welke lijnen een aanvrager in de komende vier jaar wil werken en wat voor soort activiteiten daarbij horen.

Als er in de aanvraag concrete namen genoemd worden van podiumkunstenaars met wie de aanvrager wil samenwerken, moet duidelijk zijn of er overeenstemming over de samenwerking is, zeker als de genoemde personen een grote rol in de artistieke plannen vervullen.

HOOGTE SUBSIDIE

De subsidie bestaat uit een bedrag dat de aanvrager zelf kiest binnen de categorie waarvoor hij aanvraagt. De aanvrager heeft de volgende mogelijkheden:

Categorie subsidie

Subsidiebedrag per jaar

Categorie I

€ 100.000

€ 130.000

€ 160.000

Categorie II

€ 250.000

€ 370.000

€ 485.000

Categorie III

€ 605.000

€ 725.000

€ 845.000

Aanvragers van de categorie II of de categorie III dienen in de aanvraag aannemelijk te maken dat tegenover elke 100 euro subsidie van Fonds Podiumkunsten 75 euro aan andere inkomsten staat. In de vorige deelregeling was er sprake van 100 euro tegenover 100 euro. Die voorwaarde is verlicht omdat de jaarlijkse groei in meerjarige fondssubsidie door indexatie geen gelijke tred heeft gehouden met de hoogte van andere inkomsten die soms geen indexatie kenden. De realisatie van deze voorwaarde wordt gedurende de subsidieperiode 2025–2028 via de jaarverantwoordingen van de instellingen gemonitord.

VEREISTEN OM AAN TE KUNNEN VRAGEN

De meerjarige productiesubsidies zijn bedoeld voor organisaties die in de praktijk gedurende een aantal jaren in continuïteit hebben gefunctioneerd. Daarom is het indienen van een aanvraag verbonden aan een aantal voorwaarden.

– Aantal uitvoeringen en producties

Aanvragen is in beginsel alleen mogelijk als een aanvrager in de periode 2022–2023 een bepaald totaalaantal producties en uitvoeringen heeft gerealiseerd:

Categorie I: de aanvrager heeft minimaal 2 producties en in totaal 25 uitvoeringen gerealiseerd;

Categorie II: de aanvrager heeft minimaal 3 producties en in totaal 50 uitvoeringen gerealiseerd;

Categorie III: de aanvrager heeft minimaal 4 producties en in totaal 100 uitvoeringen of 50 uitvoeringen in de grote zaal gerealiseerd.

Projecten hoeven niet per se onder de vlag van de aanvrager te hebben plaatsgevonden. Als dat niet het geval is, moet wel helder zijn dat de maker of makers artistiek eindverantwoordelijk was of waren voor de betreffende productie. Het moet in alle gevallen gaan om volwaardige concerten of voorstellingen. Livestreams worden daarin meegeteld. Overige activiteiten (educatieve activiteiten, lezingen, sneak previews, uitsneden uit voorstellingen et cetera) worden niet als uitvoeringen gezien en tellen in dit verband dus niet mee. Uiteindelijk is bepalend of de aanvrager voldoende op landelijk niveau zichtbaar is geweest.

– Speelplekken

Voor alle categorieën geldt dat de aanvrager moet kunnen laten zien dat zijn producties op meerdere relevante podia en festivals hebben gespeeld. Podia en festivals die door het Fonds Podiumkunsten meerjarig worden gesubsidieerd, worden in elk geval als relevant aangemerkt. Andere podia die vergelijkbaar zijn met deze door het Fonds Podiumkunsten gesubsidieerde podia qua artistieke positie zijn ook relevant. Niet relevant zijn optredens op podia of festivals met een beperkte zichtbaarheid of belang en/of podia of festivals waar niet vanuit een artistiek-inhoudelijk uitgangspunt wordt geprogrammeerd.

– Zakelijke toets

Aanvragers moeten kunnen aantonen dat de artistieke en zakelijke verantwoordelijkheden bij verschillende personen zijn belegd. Ook dient een aanvrager te voldoen aan een aantal specifieke eisen op het gebied van governance.

– Fair Pay

Meerjarige subsidieaanvragen bij het Fonds worden voorts alleen in behandeling genomen indien aanvragers expliciet hebben aangegeven de drie codes toe te passen (zie weigeringsgronden). Voor de meeste aanvragers is het al staand gebruik dat zij hun ‘commitment’ aan collectieve honorariumafspraken, bijvoorbeeld een cao of honorariumrichtlijn, vermelden op hun website en/of in de jaarstukken. Het Fonds Podiumkunsten verwacht dit nu van alle aanvragers. Van de aanvragers die nog niet aangesloten zijn bij collectieve honorariumafspraken wordt verwacht dat zij hun eigen fair pay beloningsbeleid openbaar maken.

Het Fonds Podiumkunsten toetst strikt of een aanvrager voldoet aan de instapeisen. In beginsel leidt het niet voldoen aan de instapeisen tot een afwijzing. Een aanvraag wordt dus niet alsnog in behandeling genomen als een aanvraag binnen een lagere categorie. Het Fonds Podiumkunsten kan een aanvraag desondanks in behandeling nemen, maar kan dan voorwaarden verbinden aan het besluit om de aanvraag te honoreren.

4. DE CRITERIA

Om vast te stellen welke aanvragen het beste passen bij de doelstellingen van het Fonds Podiumkunsten in het algemeen en deze regeling in het bijzonder worden aanvragen die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen getoetst aan de volgende criteria:

  • a) artistieke kwaliteit;

  • b) publieksfunctie;

  • c) betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk;

  • d) geografische spreiding.

Per criterium wordt een beoordeling gegeven die wordt vertaald in een waardering. Omdat het Fonds Podiumkunsten een groot aantal aanvragen verwacht die niet allemaal kunnen worden gehonoreerd, wordt gewerkt met een systeem waarin de waardering per criterium wordt omgezet naar een cijfer. De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken.

a. Artistieke kwaliteit

Bij het toetsen van de artistieke kwaliteit staan de plannen voor de toekomst centraal met als referentie wat de aanvrager ondanks alle beperkingen door covid-19 wel heeft kunnen realiseren in de periode 1 januari 2021 – 1 maart 2024.

Bij het toetsen van de artistieke kwaliteit wordt gebruik gemaakt van drie kernbegrippen: vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht. Voor het gehele criterium artistieke kwaliteit geldt dat de beschrijving van de voorstellingen of concerten die tot stand komen, de wijze waarop het werkproces is ingericht, de partners waarmee wordt samengewerkt etc. relevant zijn.

Vakmanschap heeft betrekking op de vaardigheden van de betrokken maker(s) en uitvoerenden. Dat kan gaan om uitvoeringsvaardigheden, zoals beheersing van een instrument, acteer- of dansvaardigheid, maar ook dramaturgische vaardigheden. Het gevolgd hebben van een vakopleiding is niet voorwaardelijk, het gaat om de vaardigheid waarmee de activiteiten vorm worden gegeven.

Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbaarheid van de uitgevoerde en beoogde projecten. Onderscheiden de voorstellingen of concerten zich van die van andere makers, zijn deze herkenbaar als zijnde gemaakt door de betreffende maker en is er sprake van een herkenbare artistieke signatuur en ontwikkeling daarin. Oorspronkelijkheid heeft niet alleen betrekking op specifieke eigenschappen van de maker(s), maar ook op aspecten als de gevolgde werkwijze en de gehanteerde thematiek.

Zeggingskracht heeft betrekking op de overdracht op het publiek. Hebben de voorstellingen of concerten het beoogde publiek aangesproken en zullen de voorgenomen activiteiten het beoogde publiek aanspreken? In hoeverre weet of weten de maker(s) met hun voorstellingen of concerten het beoogde publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Artistieke kwaliteit is geen statisch begrip, zoals ook de podiumkunsten zelf niet statisch zijn; het begrip krijgt invulling in het licht van de huidige stand van zaken in de podiumkunsten. Ontwikkelingen in de podiumkunsten hebben invloed op de beoordeling van de artistieke kwaliteit van een aanvrager. Van belang hierbij is ook hoe diversiteit en inclusie een rol spelen in de wijze waarop inhoudelijke en artistieke keuzes tot stand komen.

Als referentie wordt gekeken naar de activiteiten in de periode 1 januari 2021 – 1 maart 2024, de datum waarop de adviescommissies starten met het beoordelen van aanvragen. De adviescommissies maken allereerst gebruik van de reflectie op gerealiseerde activiteiten in de aanvraag: hoe kijkt de aanvrager terug op de uitgevoerde activiteiten in het licht van de drie kernbegrippen. Daarnaast wordt bij de aanvragers met meerjarige fondssubsidie gebruik gemaakt van de bevindingen bij het voorstellingsbezoek dat adviseurs van het Fonds Podiumkunsten in deze periode hebben verricht. Aanvullend hierop worden live-registraties bekeken. Alle aanvragers (dus niet alleen ‘nieuwe’ aanvragers) wordt gevraagd minimaal twee, maximaal vier, liveregistraties van producties aan te leveren uit de periode 1 januari 2021 – 1 maart 2024 die de aanvragers representatief vinden voor hun artistieke werk. Naast deze op de praktijk gebaseerde informatie wordt gebruik gemaakt van de algemene kennis van de adviseurs over de aanvrager. Uitgangspunt is steeds het eigen oordeel van de adviescommissie.

De waarderingen en cijfers die worden gehanteerd zijn als volgt:

waardering

Toelichting

Cijfer

Zeer goed

Er zijn geen punten van kritiek.

6

Goed

Positief, bijna geen punten van kritiek.

4,5

Ruim voldoende

Positief maar met een aantal punten van kritiek

3

Voldoende

Nog wel positief; flinke punten van kritiek, maar de positieve elementen hebben de overhand.

1,5

Zwak

Onder de maat; enkele positieve elementen, maar de kritische elementen hebben de overhand.

-1,5

Onvoldoende

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen.

-3

Het criterium artistieke kwaliteit kent waarderingscijfers die 50% hoger zijn dan die van de andere criteria omdat binnen dit criterium zowel de kwaliteit van de plannen als een terugblik op eerder werk zijn opgenomen.

b. Publieksfunctie

Dit criterium heeft betrekking op de relatie tussen de te ontwikkelen voorstellingen en concerten en het beoogde publiek.

Wat is de visie van de aanvrager op het huidige publiek? Hoe goed kent aanvrager zijn huidige publieksgroepen? Welke resultaten zijn er gehaald? En welke strategie in publieksbereik kiest de aanvrager voor het behoud en verdieping van huidige publieksgroepen?

Welke visie heeft de aanvrager op het bereik van nieuwe publieksgroepen?

Wat zijn de huidige en verwachte speellocaties in binnen- en buitenland en hoe worden daarmee beoogde publieksgroepen bereikt? Wat is de samenwerkingsstrategie voor de beoogde speelplekken de komende jaren om de beoogde publieksgroepen te bereiken?

Passen de ambities bij de artistieke signatuur? En past de gekozen strategie in marketing en publiekswerving bij de ambities? Sluiten de aard en omvang van het publieksbereik logisch aan op de aard en omvang van de activiteiten? Van belang hierbij is ook hoe toegankelijk en aansprekend de activiteiten en communicatie daarover zijn voor potentiële publieksgroepen in het kader van diversiteit en inclusie.

Bij het toetsen van dit criterium staat de aanvraag centraal, maar in de beoordeling wordt ook gekeken naar de resultaten uit het (recente) verleden, omdat die een indicatie geven voor de toekomst. De waarderingen en cijfers die worden gehanteerd zijn als volgt:

waardering

Toelichting

Cijfer

Zeer goed

Er zijn geen punten van kritiek.

4

Goed

Positief, bijna geen punten van kritiek.

3

Ruim voldoende

Positief, maar met een aantal punten van kritiek.

2

Voldoende

Nog wel positief; flinke punten van kritiek, maar de positieve elementen hebben de overhand.

1

Zwak

Onder de maat; enkele positieve elementen, maar de kritische elementen hebben de overhand.

-1

Onvoldoende

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen.

-2

c. Betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk

Bij dit criterium wordt gekeken of de activiteiten van de aanvrager een aanzienlijke verrijking opleveren van een discipline, genre of de podiumkunsten als geheel in Nederland. Ook bij dit criterium wordt niet alleen vooruitgekeken, maar ook naar de resultaten in de periode 1 januari 2021 – 1 maart 2024.

Het gaat om een bredere toetsing, waarbij niet het belang van de activiteiten voor de aanvrager en zijn directe publiek centraal staat, maar juist het bredere belang voor genre, discipline of podiumkunstenbreed. Dit belang wordt als zodanig gezien en erkend en kan tot uiting komen in inhoud, vorm en effecten. Zo kan het gaan om inhoud die nog heel weinig te zien is op de Nederlandse podia, bijvoorbeeld verhalen met specifieke actuele inhoudelijke urgentie en/of verhalen vanuit nog weinig gekende of gerepresenteerde perspectieven. Het kan ook gaan om nieuwe publiekservaringen (bijvoorbeeld door publieksopstelling of locatiekeuze), een vernieuwende inzet van technologie of om samenwerkingspartners die de verschijningsvorm mede beïnvloeden.

Samenwerking op internationaal gebied, zoals via coproducties, of uitvoeringen in het buitenland die bijdragen aan de internationale zichtbaarheid van de Nederlandse podiumkunsten, kunnen activiteiten van bredere betekenis zijn, evenals een uitzonderlijke bijdrage aan talentontwikkeling.

Daarnaast zijn er mogelijke onderscheidende organisatorische of maatschappelijke effecten, bijvoorbeeld een voorbeeldfunctie in het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de sector en goed werkgeverschap in het toepassen van de drie cultuurcodes.

De waarderingen en cijfers die worden gehanteerd zijn als volgt:

waardering

Toelichting

Cijfer

Zeer goed

Grote betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk

4

Goed

Aanzienlijke betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk

3

Ruim voldoende

Redelijke betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk

2

Voldoende

Beperkte betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk

1

Neutraal

Geen bijzondere betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk

0

d. Geografische spreiding

Met dit criterium kijkt het Fonds Podiumkunsten naar de wijze waarop de aanvrager met zijn activiteiten bijdraagt aan de geografische spreiding van podiumkunsten in Nederland. Om de geografische spreiding te bepalen beoordeelt het Fonds Podiumkunsten elke aanvraag op de volgende twee onderdelen:

Uitvoeringen

Ten eerste wordt gekeken in hoeverre een aanvrager zijn uitvoeringen spreidt en daarmee een aantoonbare rol speelt in de spreiding van podiumkunsten binnen Nederland (inclusief Caraïbische gemeenten en landen binnen het koninkrijk). Uitvoeringen buiten Nederland worden in deze beoordeling niet meegenomen. Van de aanvrager wordt informatie verwacht over het aantal in 2025–2028 verwachte en in 2022 en 2023 gerealiseerde uitvoeringen in de zogenoemde vier grote steden (G4) en de verschillende regio’s, evenals de onderbouwing voor ambities in gespreide uitvoeringen. De bijdrage aan spreiding wordt beoordeeld aan de hand van de gekende mogelijkheden voor speelcircuits van podia en festivals binnen de diverse genres van de podiumkunsten. Bij de terugblik op de gerealiseerde uitvoeringen worden geboekte maar door coronaproblematiek geannuleerde uitvoeringen meegeteld als prestaties.

Vestigingsplaats

Ten tweede kijkt het Fonds Podiumkunsten naar de plek waar de instelling is gevestigd. Ook de vestigingsplaats kan immers bijdragen aan geografische spreiding van de podiumkunsten over Nederland, mits er feitelijk sprake is van activiteiten in die plaats, een vorm van inbedding. Indien er alleen sprake is van een postadres in de betreffende plaats kent het Fonds Podiumkunsten geen waarde toe aan deze vestigingsplaats. Het Fonds Podiumkunsten kan waarde toekennen aan de vestigingsplaats, als er sprake is van meerdere van de volgende aspecten: er wordt ter plekke geproduceerd en gerepeteerd, er wordt samengewerkt met andere podiumkunstorganisaties, met maatschappelijke en/of educatieve organisaties en er is substantiële financiële betrokkenheid van gemeente of provincie en/of sponsoring van het lokale/regionale bedrijfsleven.

Voor de twee onderdelen uitvoeringen en vestigingsplaats zijn elk maximaal 2 punten te behalen.

De combinatie van het aantal voorstellingen (laag, gemiddeld, hoog) en de spreiding over het land (niet/nauwelijks, ruim voldoende, goed) is bepalend voor de subscore op het onderdeel uitvoeringen, die neutraal (0 punten), ruim voldoende (1 punt) en goed (2 punten) kan zijn. Als de spreidingsvoornemens niet realistisch zijn, kan aftrek van één (of in bijzondere gevallen meer) punt(en) worden toegepast. De toets wordt in de context van de discipline geplaatst (bijvoorbeeld wat een laag, gemiddeld of hoog aantal voorstellingen is). Bij voorstellingen die uit hun aard niet kunnen reizen (locatie gebonden) wordt op basis van de combinatie van plaats en aantal voorstellingen een score gegeven.

Voor het aspect vestigingsplaats vindt de scorebepaling plaats volgens het volgende model:

Vestigingsplaats in G4 steden (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht): 0 punten

Vestigingsplaats in overige G9 steden (Arnhem, Enschede, Eindhoven, Groningen en Maastricht): 1 punt

Rest van Nederland (inclusief Caraïbische bijzondere gemeenten en landen binnen het koninkrijk): 2 punten

De waarderingen en cijfers die worden gehanteerd voor het criterium geografische spreiding zijn als volgt:

waardering

Toelichting

Cijfer

Zeer goed

Zeer grote bijdrage aan geografische spreiding

4

Goed

Grote bijdrage aan geografische spreiding

3

Voldoende

Redelijke bijdrage aan geografische spreiding

2

Zwak

Beperkte bijdrage aan geografische spreiding

1

Onvoldoende

Geen bijzondere bijdrage aan geografische spreiding

0

5. BEOORDELING EN BUDGET

Centraal in de beoordeling aan de hand van de hiervoor beschreven criteria staat het oordeel van deskundige adviseurs (‘peer review’). Het Fonds Podiumkunsten faciliteert het proces waarin deze deskundigen een oordeel geven over ingediende aanvragen aan de hand van het kader uit deze deelregeling. Het Huishoudelijk reglement van het Fonds Podiumkunsten is van toepassing; dit bevat het procedurele kader waarbinnen de advisering door de deskundige adviseurs plaatsvindt en verzekert op die manier dat het proces eerlijk, zorgvuldig en transparant verloopt.

Alle aanvragen die voldoen aan de formele vereisten worden ter beoordeling voorgelegd aan een adviescommissie. Er zijn drie adviescommissies, een per categorie: categorie I (€ 100.000- € 160.000), categorie II (€ 250.000 – € 485.000) en categorie III (€ 605.000 – € 845.000). De adviescommissie toetst aanvragen aan de criteria uit de regeling. Daarbij wordt rekening gehouden met het gevraagde subsidiebedrag en wat gebruikelijk is voor het soort aanbod dat een aanvrager wil maken.

Het Fonds Podiumkunsten werkt met financiële plafonds. Om een gevarieerd veld van makers met verschillende werkpraktijken te kunnen ondersteunen, wordt gewerkt met aparte budgetten per categorie. De bijbehorende bedragen zijn opgenomen in de regeling. Aanvullend is er een flexibel budget. De budgetten kunnen worden aangepast. Besluiten tot verhoging of verlaging worden op de website van het Fonds Podiumkunsten gepubliceerd.

Verdeling budget per categorie

Aanvragen worden na de beoordeling aan de hand van de criteria verdeeld in:

  • A: honoreren;

  • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

  • C: niet honoreren.

Aan de hand van de puntentotalen worden de aanvragen met een zogenaamd B-advies (’honoreren voor zover het budget dat toelaat’) op volgorde gezet. Aanvragen met hetzelfde puntentotaal worden nader geordend op basis van de criteria (lid 5 van artikel 2.4).

Het bestuur honoreert eerst de aanvragen met het advies 'honoreren'. Vervolgens worden de aanvragen met het advies 'honoreren voor zover het budget dat toelaat' gehonoreerd in volgorde van de rangorde. Het bestuur verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

Verdeling flexibel budget

Het flexibel budget wordt verdeeld over de aanvragen uit de drie categorieën die in aanmerking komen voor honorering, maar waarbij het van toepassing zijnde subsidieplafond niet toereikend was om subsidie toe te kennen.

Het flexibel budget wordt naar rato verdeeld. Daartoe wordt eerst het totaalbedrag berekend dat gemoeid is met aanvragen met een b-advies. Vervolgens wordt per categorie het percentage aan b-adviezen berekend op basis van de aangevraagde bedragen ten opzichte van het totaalbedrag dat gemoeid is met het totaal aan b-adviezen. Aan de hand van deze percentages wordt het flexibel budget verdeeld.

6. INDIENING

Aanvragen moeten worden ingediend met behulp van een aanvraagformulier. De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal door het Fonds Podiumkunsten geformuleerde vragen. Het aanvraagformulier en de bijbehorende richtlijnen zijn te vinden op de website van het Fonds Podiumkunsten. De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een goed beeld geeft van de activiteiten die een aanvrager wil ondernemen.

Aanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk 31 januari 2024 om 23.59 uur. Alleen als de aanvraag op tijd is ingediend, het aanvraagformulier juist is ingevuld en alle gevraagde informatie is bijgesloten, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Om alle aanvragers gelijke kansen te geven, wordt de uiterste indiendatum strikt gehanteerd. Nagezonden informatie wordt om die reden niet meegenomen in de beoordeling. Verder vraagt het Fonds Podiumkunsten geen informatie op als de aanvraag onvoldoende helder is. Hierop worden geen uitzonderingen gemaakt.

7. VERPLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Alle veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring moeten worden gemeld. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als bepaalde activiteiten komen te vervallen, als er sprake is van wijzigingen bij de artistiek verantwoordelijken of als er aanzienlijke veranderingen zijn in de financiering van de activiteiten. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting zijn opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden.

Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds Podiumkunsten de subsidie intrekken, ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen of lager (of op nihil) vaststellen. Dit is geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds Podiumkunsten om te bepalen of sprake is van een wezenlijke wijziging.

Uitgangspunt is dat het plan zoals dat is ingediend, wordt uitgevoerd. Per categorie geldt dat een minimumaantal uitvoeringen per jaar dient te worden gerealiseerd. De periode van vier jaar geldt als een geheel, de beoordeling of een instelling aan de eisen heeft voldaan wordt pas aan het einde van de periode (in een keer) uitgevoerd.

SOLVABILITEIT EN FINANCIËLE GEZONDHEID

Zeker van organisaties in categorie III verwacht het Fonds Podiumkunsten dat zij in goede financiële gezondheid verkeren, omdat het hierbij gaat om relatief hoge subsidiebedragen. Aan de verlening van de subsidie wordt daarom de subsidieverplichting verbonden dat de solvabiliteit minimaal hoger is dan 0,50 op 31 december in de jaren 2024, 2025, 2026, 2027 en 2028. Hiertoe dient over deze jaren ieder jaar de jaarrekening van de organisatie aan het Fonds Podiumkunsten te worden gestuurd.

Het Fonds Podiumkunsten definieert de solvabiliteit in het kader van deze regeling als het eigen vermogen gedeeld door het vreemd vermogen. Het Fonds Podiumkunsten beschouwt voorzieningen als onderdeel van het vreemd vermogen. Nog te besteden (vooruit ontvangen) subsidies mogen bij de berekening van de solvabiliteit buiten het vreemd vermogen worden gehouden. Dat geldt niet voor terug te betalen subsidies.

Indien niet aan deze subsidieverplichting wordt voldaan, kan het bestuur van het Fonds Podiumkunsten besluiten de voor de periode 2025–2028 verleende subsidie lager (of op nihil) vast te stellen, de subsidie in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

VERANTWOORDING

Subsidies dienen inhoudelijk en financieel verantwoord te worden. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een beschrijving van de gerealiseerde activiteiten en een overzicht van het aantal concerten of voorstellingen, inclusief de plekken waar de activiteiten plaatsvonden en het aantal bezoekers. De verantwoording moet worden ingericht volgens de regels van het Handboek verantwoording. Dit Handboek is te vinden op de website van het Fonds Podiumkunsten.

SAMENVALLEN MEERJARIGE SUBSIDIE EN VERLEENDE PRODUCTIESUBSIDIE

Indien er bij honorering in de meerjarige regeling ook sprake is van een verleende productiesubsidie van het Fonds met een einddatum na 31 december 2024, dan wordt de einddatum van deze productiesubsidie ambtshalve op 31 december 2024 bepaald. Indienen van de verantwoording, beoordeling en vaststelling van de productiesubsidie vindt vervolgens op de gebruikelijke wijze plaats. Dit kàn een lagere vaststelling en (gedeeltelijke) terugbetaling als gevolg hebben.

8. TOT SLOT

Deze toelichting moet worden gelezen in combinatie met de Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2025–2028. Als u vragen hebt of meer informatie wilt, kunt u contact met ons opnemen.

Naar boven