Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 28371 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 28371 | beleidsregel |
De Inspecteur-generaal van het onderwijs,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2.61 tweede lid WVO 2020 en artikel 2.82 derde lid WVO 2020;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
het College voor toetsen en examens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor toetsen en examens;
het centraal examen, bedoeld in artikel 2.56 van de WVO 2020;
het centraal examen van het staatsexamen of deelstaatsexamen, bedoeld in artikel 2.72 van de WVO 2020;
het examenreglement, bedoeld in artikel 2.60 van de WVO 2020 of artikel 2.81 eerste lid van de WVO 2020;
de inspectie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het onderwijstoezicht;
het niet op regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen, in de gevallen, bedoeld in artikel 2 of artikel 7.
1. Onder het niet op regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen, bedoeld in artikel 2.61 tweede lid van de WVO 2020, wordt in ieder geval verstaan:
a. het tijdens het centraal examen onrechtmatig gebruiken van, dan wel beschikken over hulpmiddelen die niet zijn toegestaan op grond van de WVO 2020, het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 of het examenreglement, of informatie die van invloed kunnen zijn op de prestaties van een of meer kandidaten;
b. het tijdens of voorafgaand aan het centraal examen onrechtmatig ter beschikking van een of meer kandidaten komen van niet in de WVO 2020, het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 of in het examenreglement voorziene informatie of hulpmiddelen dienstbaar aan het beantwoorden van de examenvragen of, geheel of ten dele, de antwoorden op die vragen zelf;
c. het tijdens het centraal examen niet of ontoereikend uitoefenen van toezicht, althans niet het nodige toezicht uitoefenen als bedoeld in artikel 3.20 eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 met als gevolg dat de onder a of b bedoelde informatie of hulpmiddelen ter beschikking van een of meer kandidaten kan of kunnen komen;
d. het tijdens het centraal examen in strijd met de artikelen 3.54 en 3.55 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 of het examenreglement ter beschikking stellen van meer examentijd;
e. het na afloop van het centraal examen zonder rechtsgrond aanbrengen van wijzigingen door een derde in het door de kandidaat aangeleverde examenwerk;
f. het in strijd met hoofdstuk 3 paragrafen vier en vijf van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 toekennen van een cijfer of vaststellen van een examenuitslag.
2. Indien er geen sprake is van een onregelmatigheid als bedoeld in het eerste lid, beslist de directeur Toezicht VO van de inspectie of het centraal examen op niet regelmatige wijze heeft plaatsgevonden.
Bij een signaal over een onregelmatigheid handelt de inspectie voor zover mogelijk als volgt:
a. het signaal en de wijze van afhandeling daarvan worden geregistreerd;
b. de inspectie beoordeelt of het signaal duidt op een mogelijke onregelmatigheid;
c. bij deze beoordeling vraagt de inspectie de signaalgever om een toelichting op het signaal en bespreekt de inspectie de onregelmatigheid met het bevoegd gezag en de directeur of rector van de school waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden en, indien van toepassing, van de school waar de onregelmatigheid is geconstateerd.
1. Indien de inspectie naar aanleiding van het signaal, bedoeld in artikel 3, oordeelt dat er sprake is van een onregelmatigheid beslist de inspectie of het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en verklaart zij daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig.
2. De inspectie verklaart in ieder geval het gemaakte examenwerk ongeldig indien naar haar oordeel:
a. bij het centraal examen hulpmiddelen of informatie zijn gebruikt waarvan het gebruik niet is toegestaan en waardoor de uitslag kan zijn beïnvloed;
b. aan de kandidaat examenopgaven van de verkeerde schoolsoort zijn voorgelegd;
c. de correctie, bedoeld in het derde lid, niet mogelijk blijkt.
3. Indien de inspectie tot het oordeel komt dat een personeelslid van een school verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onregelmatigheid, bedoeld in artikel 1, handelt de inspectie voor zover mogelijk als volgt:
a. indien de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden op of in het gemaakte examenwerk van een kandidaat geeft de inspectie opdracht aan de gecommitteerde om het origineel van het gemaakte examenwerk te corrigeren zonder acht te slaan op de onregelmatigheid,
b. de inspectie beoordeelt een kopie van de door de gecommitteerde ingevulde en toegezonden verklaring op juistheid, bedoeld in artikel 3.24 vierde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, waarop de resultaten van het gecorrigeerde examenwerk zijn vermeld,
c. indien de inspectie van oordeel is dat de ingevulde verklaring juist is, wordt deze verklaring vervolgens door de gecommitteerde aan de school gestuurd waar het centraal examen is gemaakt, en,
d. de inspectie besluit in het geval, bedoeld onder c, dat het centraal examen niet opnieuw hoeft worden afgenomen voor deze kandidaat.
1. De inspectie volgt voor zover mogelijk de volgende procedure bij het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw afnemen van het centraal examen:
a. de inspectie verzoekt het bevoegd gezag van de school waar het centraal examen gemaakt is het voorblad van het examenwerk te voorzien van een rood kruis met daarbij de tekst ‘ongeldig verklaard door de inspectie’,
b. de inspectie stuurt het bevoegd gezag van de school waar het centraal examen gemaakt is een formulier ten behoeve van het ongeldig verklaren van het examen, met het verzoek dit formulier in te vullen,
c. de school stuurt het voorblad als bedoeld in onderdeel a en het formulier als bedoeld in onderdeel b digitaal naar de inspectie, en
d. de inspectie stelt het bevoegd gezag van de school en de signaalgever er schriftelijk dan wel elektronisch van in kennis dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en dat daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig is verklaard.
2. Onderdeel a van het eerste lid is niet van toepassing op het cspe.
1. De inspectie kan, naast het geheel of gedeeltelijk opnieuw laten afnemen van het centraal examen, een onderzoek doen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht.
2. De inspectie doet dit onderzoek in ieder geval indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4, derde lid.
1. Onder het niet op regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen van het staatsexamen, bedoeld in artikel 2.82 derde lid van de WVO 2020, wordt in ieder geval verstaan:
a. het tijdens het centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig gebruiken van, dan wel beschikken over, op grond van de WVO 2020, het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 of examenreglement niet toegestane hulpmiddelen of informatie die van invloed kunnen zijn op de prestaties van een of meer kandidaten;
b. het tijdens of voorafgaand aan het centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig ter beschikking van een of meer kandidaten komen van niet in de WVO 2020, het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 of in het examenreglement voorziene informatie of hulpmiddelen dienstbaar aan het beantwoorden van de examenvragen of, geheel of ten dele, de antwoorden op die vragen zelf;
c. het tijdens het centraal examen van het staatsexamen niet of ontoereikend uitoefenen van toezicht, althans niet het nodige toezicht uitoefenen als bedoeld in artikel 14 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, met als gevolg dat dat de onder a of b bedoelde informatie of hulpmiddelen ter beschikking van een of meer kandidaten kan of kunnen komen;
d. het tijdens het centraal examen van het staatsexamen in strijd met de artikelen 4.34 of 4.35 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 of het examenreglement ter beschikking stellen van meer examentijd;
e. het na afloop van het centraal examen van het staatsexamen zonder rechtsgrond aanbrengen van wijzigingen door een derde in het door de kandidaat aangeleverde examenwerk;
f. het in strijd met hoofdstuk 4 paragraaf 4 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 toekennen van een cijfer of vaststellen van een examenuitslag.
2. Indien er geen sprake is van een onregelmatigheid, bedoeld in het eerste lid, beslist de directeur Toezicht VO van de inspectie of het centraal examen van het staatsexamen op niet regelmatige wijze heeft plaatsgevonden.
Bij een signaal over een onregelmatigheid handelt de inspectie voor zover mogelijk als volgt:
a. het signaal en de wijze van afhandeling daarvan worden geregistreerd;
b. de inspectie beoordeelt of het signaal duidt op een mogelijke onregelmatigheid;
c. bij deze beoordeling vraagt de inspectie de signaalgever om een toelichting op het signaal en bespreekt de inspectie de onregelmatigheid met het College.
1. Indien de inspectie naar aanleiding van het signaal, bedoeld in artikel 8, oordeelt dat er sprake is van een onregelmatigheid beslist de inspectie of het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en verklaart zij daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig.
2. De inspectie verklaart in ieder geval het gemaakte examenwerk ongeldig indien naar haar oordeel:
a. bij het centraal examen van het staatsexamen hulpmiddelen of informatie zijn gebruikt waarvan het gebruik niet is toegestaan en waardoor de uitslag kan zijn beïnvloed;
b. aan de kandidaat examenopgaven van de verkeerde schoolsoort zijn voorgelegd.
De inspectie volgt voor zover mogelijk de volgende procedure bij het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw afnemen van het centraal examen van het staatsexamen, met dien verstande dat DUO Examendiensten de logistiek rond het centraal examen van het staatsexamen uitvoert:
a. de inspectie stuurt DUO Examendiensten een formulier ten behoeve van het ongeldig verklaren van het examen, met het verzoek dit formulier in te vullen,
b. DUO Examendiensten stuurt het formulier als bedoeld in lid a naar de inspectie,
c. de inspectie stelt het College en DUO Examendiensten er schriftelijk dan wel digitaal van in kennis dat het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig is verklaard.
De Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in het voortgezet onderwijs wordt ingetrokken.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Inspecteur-generaal van het onderwijs, A. Oppers
Deze beleidsregel vervangt de eerdere Beleidsregel onregelmatigheden centraal examen in voortgezet onderwijs en van staatsexamen van de Inspectie van het onderwijs (hierna: inspectie) van 13 juli 2016 vanwege de volgende redenen:
– in de vorige beleidsregel werd verwezen naar de WVO, het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO. Deze zijn met ingang van 1 augustus 2022 vervangen door de WVO 2020 en het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;
– de procedure voor het ongeldig verklaren van examens is in de praktijk gewijzigd. In deze nieuwe beleidsregel wordt de gewijzigde procedure vermeld
De inspectie heeft op grond van de artikelen 2.61 tweede lid en 2.82 derde lid WVO 2020 de bevoegdheid om te besluiten dat het centraal examen dan wel het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen. De inspectie heeft deze bevoegdheid als naar haar oordeel het centraal examen dan wel centraal examen van het staatsexamen op niet regelmatige wijze heeft plaatsgevonden. In deze beleidsregel wordt beschreven op welke wijze de inspectie deze bevoegdheid in de praktijk uitoefent.
Gemiddeld worden er jaarlijks ongeveer 500 examens ongeldig verklaard. Door niet meer van scholen te vragen examens per post toe te sturen nemen de administratieve lasten voor zowel de scholen en het CvTE als de inspectie af.
Uit de begripsbepaling ‘centraal examen’ volgt dat hiermee wordt gedoeld op het centraal examen, bedoeld in artikel 2.56 van de WVO 2020. Volledigheidshalve zij vermeld dat hieronder ook het cspe wordt verstaan.
In de artikelen 2, eerste lid, en 7, eerste lid, van deze beleidsregel is opgenomen wat er verstaan wordt onder op niet regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen respectievelijk centraal examen van het staatsexamen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de volgende zaken:
– het tijdens het centraal examen dan wel centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig gebruik maken van, dan wel beschikken over niet toegestane hulpmiddelen of informatie, die van invloed kunnen zijn op de prestaties van de kandidaat. Bijvoorbeeld: het gebruiken van een rekenmachine terwijl dit niet is toegestaan.
– het tijdens of voorafgaand aan het centraal examen dan wel het centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig ter beschikking van een kandidaat komen van informatie of hulpmiddelen, dienstbaar aan het beantwoorden van de examenvragen. Bijvoorbeeld: verspreiding van gestolen examens voorafgaand aan het examen.
– na het maken van het centraal examen aanbrengen van wijzigingen door een derde in het examenwerk van de kandidaat. Bijvoorbeeld: een eerste corrector die zonder rechtsgrond antwoorden verbetert en deze dan goed rekent.
Wanneer er sprake is van een situatie die niet benoemd is in het eerste lid van respectievelijk artikel 2 en artikel 7, besluit de directeur Toezicht VO van de inspectie of er sprake is van een examen dat niet op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden. Hiervoor wordt gekozen, omdat het niet mogelijk is te voorzien in een uitputtende lijst van mogelijke onregelmatigheden.
De inspectie registreert signalen over een onregelmatigheid en de afhandeling daarvan. Op grond van onderdeel c kan de inspectie bij de beoordeling van het signaal de signaalgever om een toelichting vragen. Signaalgevers bij het centraal examen kunnen onder andere kandidaten, ouders, leraren, directies of bevoegde gezagen van een school zijn. Daarnaast kunnen ook gecommitteerden die de tweede correctie uitvoeren signaalgever zijn, dan wel de examinatoren bij een cspe.
Bij het centraal examen van het staatsexamen kunnen signaalgevers onder meer zijn een medewerker van het College voor toetsen en examens, een kandidaat of een ouder.
Binnen de inspectie is er een werkgroep examens (WEX). De inspecteurs die in deze werkgroep zitting hebben, kunnen het signaal verifiëren bij de signaalgever en bespreken met het bevoegd gezag en de directeur of rector van de school respectievelijk het College voor toetsen en examens.
De inspectie besluit in beginsel dat het centraal examen respectievelijk het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk opnieuw moet worden afgenomen wanneer blijkt dat sprake is van een onregelmatigheid. Het examenwerk wordt daartoe geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaard zodat duidelijk is dat het werk dat onregelmatig is niet meetelt in de uitslagbepaling. Dit is geregeld in artikel 4, eerste lid, en artikel 9, eerste lid, van deze beleidsregel. Hieruit vloeit voort dat het examen dat door de kandidaat of kandidaten geheel of gedeeltelijk opnieuw wordt gemaakt, meetelt voor de uitslagbepaling. De kandidaat behoudt dan ook zijn recht op een herkansing.
Artikel 4, tweede lid, en artikel 9, tweede lid, geven aan bij welke geconstateerde onregelmatigheden de inspectie in ieder geval overgaat tot het geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaren van het examenwerk.
In onderdeel c van het tweede lid van artikel 4 is geregeld dat wanneer een procedure zoals opgenomen in het derde lid van artikel 4 niet mogelijk blijkt, het examen geheel of gedeeltelijk opnieuw moet worden afgenomen.
Artikel 4, derde lid, onderdeel a, betekent dat de aanpassingen die niet van de hand van de kandidaat komen, niet worden meegenomen bij de beoordeling van het centraal examen. Hierdoor wordt de kandidaat benadeeld noch bevoordeeld. De inspectie kan, eventueel in samenspraak met de rector en het personeelslid dat verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onregelmatigheid, achterhalen wat de oorspronkelijk gegeven antwoorden waren. Als dat gebeurt, wordt het examenwerk op basis van de oorspronkelijke antwoorden gecorrigeerd en is er sprake van een tweede correctie als bedoeld in artikel 3.24 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.
In de artikelen 5 en 10 is de procedure geregeld die de inspectie volgt bij de beslissing om het examenwerk geheel of gedeeltelijk opnieuw te laten afnemen. Met ingang van het centraal examen van 2024 kan het bevoegd gezag of DUO Examendiensten het betreffende formulier aanleveren via het Internet Schooldossier.
Op grond van artikel 5 ontvangt de school een besluit van de inspectie dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk opnieuw voor een of meer kandidaten moet worden afgenomen en dat het examenwerk daartoe geheel of gedeeltelijk ongeldig is verklaard. Voor het centraal examen van het staatsexamen geldt dat het College voor toetsen en examens dit besluit ontvangt (artikel 10 van de beleidsregel).
Na deze procedure verzoekt de inspectie aan het College voor toetsen en examens op grond van artikel 2.61 tweede lid respectievelijk artikel 2.82 derde lid van de WVO 2020, nieuwe opgaven vast te stellen. Veelal zal dit erin resulteren dat de kandidaat of kandidaten in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het volgende tijdvak, waarbij geldt dat dit voor hen niet ten koste gaat van een herkansingsmogelijkheid.
Op grond van artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht kan de inspectie een specifiek onderzoek starten naar de naleving van wettelijke bepalingen door het bevoegd gezag. In de gevallen dat sprake is van een onregelmatigheid bij het afnemen van een centraal examen is vaak ook sprake van een overtreding van een van de bepalingen in de WVO 2020 dan wel het Uitvoeringsbesluit WVO 2020. De inspectie kan hier een onderzoek naar starten en volgens de procedure in artikel 20 en 21 van de Wet op het onderwijstoezicht haar oordeel vastleggen in een rapport en dat rapport openbaar maken.
Het specifieke onderzoek kan gestart worden naast het te nemen besluit dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw afgenomen moet worden.
De Beleidsregel onregelmatigheden centraal examen in voortgezet onderwijs en van staatsexamen van 13 juli 2016 wordt ingetrokken met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze nieuwe beleidsregel wordt geplaatst. Deze nieuwe beleidsregel treedt in werking vanaf dezelfde dag. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Daar is voor gekozen omdat de feitelijke werkwijze inmiddels gewijzigd is en het van belang is deze beleidsregel daarmee in overeenstemming te brengen.
De Inspecteur-generaal van het onderwijs, A. Oppers
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-28371.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.