Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 12 oktober 2023, nr. WJZ/ 37903182, houdende regels voor de verstrekking van subsidie aan waterschappen voor de uitvoering van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (Regeling uitvoeringskosten NPLG waterschappen)

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op de artikelen 2a, eerste lid, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

capaciteit:

inzet van ambtelijk personeel of externe inhuur van personeel;

minister:

Minister voor Natuur en Stikstof;

Nationaal Programma Landelijk Gebied:

beleidsprogramma waarin gebiedsgerichte opgaven en maatregelen voor natuur, stikstof, landbouw, water, bodem en klimaat zijn opgenomen, zoals beschreven in de startnotitie van 10 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 34 682, nr. 96) en waaraan in de gebiedsprogramma’s van de provincies uitvoering wordt gegeven.

Artikel 2 subsidieverstrekking

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een waterschap voor capaciteit voor uitvoeringsactiviteiten in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied uitgevoerd in het kalenderjaar 2023.

Artikel 3 hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste € 300.000 per waterschap.

Artikel 4 subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen de kosten voor capaciteit in aanmerking, voor zover de kosten zijn gemaakt in het kalenderjaar 2023 en zien op:

    • a. het bij elkaar brengen en ontsluiten van inhoudelijke kennis voor de provinciale gebiedsprogramma’s onder het Nationaal Programma Landelijk Gebied;

    • b. het organiseren van samenwerking tussen de waterschappen en provincies in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied.

  • 2. De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

    • a. kosten die reeds uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

    • b. kosten die voortvloeien uit de reguliere taak van het waterschap.

Artikel 5 verdeling subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 6.300.000.

  • 2. Het bedrag van het subsidieplafond wordt gelijkelijk verdeeld over de aanvragers.

Artikel 6 aanvraag subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt uiterlijk 1 november 2023, 17:00 uur, ingediend met gebruikmaking van het door de minister beschikbaar gestelde model.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres; en

    • c. de beschrijving van de activiteiten en de opgave en een redelijke onderbouwing van de omvang van de kosten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 7 verplichtingen

De subsidieontvanger wendt de subsidie zodanig aan dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun.

Artikel 8 voorschot

De minister verleent de subsidieontvanger in de beschikking tot subsidieverlening een voorschot van 100% van het subsidiebedrag.

Artikel 9 aanvraag subsidievaststelling

  • 1. Een aanvraag om subsidievaststelling wordt uiterlijk 15 juli 2024 ingediend, met gebruikmaking van het door de minister beschikbaar gestelde model.

  • 2. De aanvraag bevat een verantwoording in de vorm van:

    • a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 104, eerste lid, van de Waterschapswet, en

    • b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 109, derde en vierde lid, van de Waterschapswet.

  • 3. Ten behoeve van de verantwoording, bedoeld in het tweede lid, wordt de verantwoording over de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, opgenomen in de jaarrekening, waarbij voor de accountantscontrole het Besluit accountantscontrole decentrale overheden van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 10 subsidievaststelling

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling uiterlijk 22 weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen van die aanvraag geldende termijn is verstreken.

Artikel 11 inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

Artikel 12 citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoeringskosten NPLG waterschappen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 oktober 2023

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

Met deze regeling wordt door de Minister voor Natuur en Stikstof een subsidie beschikbaar gesteld voor de kosten die waterschappen maken voor capaciteit voor de uitvoering van het Nationaal Programma Landelijk Gebied in de gebieden van het betreffende waterschap.

2. Uitvoering Nationaal Programma Landelijk Gebied

In de startnotitie voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG) heeft het kabinet de transitieopgave van het NPLG aangekondigd (bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 34 682, nr. 96). Naast de reeds beschikbare budgetten, wordt er een transitiefonds opgericht van € 24,3 miljard om tot en met 2035 financieel bij te dragen aan de genoemde internationale verplichtingen. Deze middelen zijn specifiek bedoeld om invulling te geven aan de nationaal wettelijk verplichte doelstellingen op het gebied van natuur, inclusief stikstof, klimaat en water. Waterschappen vervullen een rol bij het concretiseren van de gebiedsplannen in het NPLG.

De voorbereiding betekent onder meer extra inzet voor de waterschappen. Hierdoor maken zij voorafgaand aan de instelling van het Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur (momenteel beoogd per 1 januari 2025) in 2023 al voorbereidingskosten. Naast de waterschappen zijn ook de andere medeoverheden betrokken bij de ontwikkeling en ondersteuning van het NPLG, zoals de provincies. Om bij te dragen in de uitvoeringskosten van provincies zijn voor de kalenderjaren 2022 en 2023 via de Regeling specifieke uitkering voorbereidingskosten landelijk gebied, versnellingsvoorstellen en PAS-melders al middelen beschikbaar gesteld. Met een subsidie voor de uitvoeringskosten van het NPLG worden ook de waterschappen gestimuleerd aanvullend op hun bestaande taken extra inzet te plegen op de voorbereiding van de provinciale gebiedsprogramma’s.

De kosten voor capaciteit voor de uitvoeringsactiviteiten die met deze regeling voor subsidie in aanmerking komen, zien op het bijdragen aan de totstandkoming van de provinciale gebiedsprogramma’s onder het NPLG. Specifiek gaat het om het bij elkaar brengen van kennis verspreid over de verschillende onderdelen van waterschappen, zoals op het gebied van veenweide, water-bodemsturend, gebiedsadviseurs en de Kaderrichtlijn Water. Daarnaast gaat het ook over het geschikt maken van bij de waterschappen aanwezige kennis voor gebruik in de provinciale gebiedsprogramma’s en tot slot over het organiseren van samenwerking tussen de waterschappen en provincies. In het algemeen geldt dat het gaat om kosten gemaakt specifiek ten behoeve van de hiervoor genoemde onderdelen en het geen reguliere kosten van de waterschappen betreffen. Concreet gaat het om personeelskosten waarbij gedacht kan worden aan extra fte’s, inhuur van personeel en kosten van personeel dat vrijgespeeld wordt om te werken aan bovengenoemde onderdelen. De subsidie kan worden besteed aan capaciteit voor de uitvoeringskosten die zijn gemaakt in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

3. Budget en kosten

De subsidie wordt op aanvraag verstrekt aan de waterschappen. Voor het indienen van de aanvraag stelt de minister een aanvraagformulier beschikbaar dat gebruikt kan worden. Het voor deze regeling beschikbare budget bedraagt € 6,3 miljoen en wordt gelijk over de waterschappen verdeeld. Aangezien er 21 waterschappen zijn, gaat het om een bedrag van ten hoogste € 300.000 per waterschap. De subsidie wordt als voorschot in één keer uitgekeerd.

4. Staatssteun

Hoewel er naar verwachting niet snel sprake zal zijn van steun aan ondernemingen, is wel van belang dat er aandacht is voor de vraag of sprake is van al dan niet ongeoorloofde staatssteun. Daarom is hierover een verplichting in de regeling opgenomen. Waterschappen dienen de middelen zodanig aan te wenden dat er geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun. Bij de inzet van eigen personeel is in ieder geval geen sprake van staatssteun. Bij de inzet van externen is daar evenmin sprake van als daarbij de aanbestedingsregels worden gevolgd.

5. Regeldruk

De regeling is gericht op een financiële relatie tussen overheden en heeft daarom geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven, en daarmee ook geen gevolgen voor de regeldruk.

6. Verantwoording en vaststelling

Het waterschap verantwoordt de besteding van de subsidie in de vaststellingsaanvraag. Omdat de Financiële-verhoudingswet (hierna: Fvw) niet van toepassing is op waterschappen, geldt artikel 17a van deze wet dat van toepassing is op specifieke uitkeringen niet automatisch voor een subsidie die de waterschappen ontvangen. Datzelfde geldt voor de daaronder hangende Regeling informatieverstrekking sisa. Om de administratieve lasten en uitvoeringskosten voor de waterschappen te beperken is ervoor gekozen voor de verantwoording wel zoveel mogelijk aan te sluiten bij deze SISA-methode (Single Information-Single Audit). Hiertoe zijn de relevante bepalingen uit artikel 17a Fvw overgenomen, waarbij de formulering is aangepast aan de waterschappen. Daarbij is opgenomen dat de verantwoording over de subsidiabele kosten wordt opgenomen in de jaarrekening, waarbij het Besluit accountantscontrole decentrale overheden voor de accountantscontrole van overeenkomstige toepassing is. Op deze manier wordt duidelijk gemaakt hoe de accountantscontrole eruit moet zien, wat in de SISA-methode uit artikel 3 van de Regeling informatieverstrekking sisa volgt. Het waterschap stuurt deze verantwoording vervolgens mee met de aanvraag om subsidievaststelling, en niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zoals gebruikelijk is bij de verantwoording van specifieke uitkeringen. Dit volgt uit artikel 9, tweede en derde lid.

Dit betekent dat de waterschappen de verantwoording over de subsidiabele kosten opnemen in de jaarrekening, zodat deze onderdeel worden van de verantwoordingsinformatie die het waterschap beschikbaar stelt en kunnen deze door de accountant worden gecontroleerd. Voor deze posten in de jaarrekening geldt wat betreft de accountantscontrole hetzelfde regime als voor specifieke uitkeringen die gemeenten en provincies kunnen ontvangen. Dit regime is opgenomen in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden. Voor deze subsidie betekent dat concreet het volgende:

  • De accountant beoordeelt voor deze subsidie of er sprake is van risico’s die richtinggevend zijn voor de inrichting van de accountantscontrole.

  • Omdat de subsidie een omvang heeft van tenminste € 125.000 in het verantwoordingsjaar, voert de accountant in ieder geval voor die subsidie een deelwaarneming uit.

  • Voor deze verantwoording gelden als goedkeuringstoleranties 1% ten aanzien van fouten in de verantwoording en ten aanzien van onzekerheden in de controle 3% van de omvangsbasis van die verantwoording.

De vaststellingsaanvraag wordt uiterlijk 15 juli 2024 ingediend. Met deze datum is eveneens aansluiting gezocht bij de verantwoording volgens de SISA-methode.

Na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt de minister de subsidie binnen 22 weken vast. Voor de vaststelling van de subsidie zijn de algemene subsidieregels van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. In beginsel stelt de minister de subsidie overeenkomstig de verlening vast. De subsidie kan op grond van artikel 4:46 van de Awb lager worden vastgesteld als de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of het waterschap niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dat betekent onder meer dat zo nodig kan worden overgegaan tot terugvordering van het teveel betaalde. Als daar sprake van is, zal eerst navraag bij het waterschap worden gedaan. Volledigheidshalve wordt daarnaast nog gewezen op artikel 7 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.

7. Consultatie

De regeling is voorgelegd aan de Unie van Waterschappen (UvW) en de waterschappen zelf. Naar aanleiding daarvan is de verantwoordingssystematiek gewijzigd en de toelichting rondom staatssteun enigszins verduidelijkt.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309), inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1 begripsbepalingen

In dit artikel zijn enkele begrippen verduidelijkt. Het begrip capaciteit doelt op de kosten van inzet van het personeel. Hierbij kan het zowel gaan om de kosten van eigen ambtelijk personeel van de waterschappen, als om de inzet van externe aangetrokken personeel.

Artikel 2 subsidieverstrekking

In dit artikel is geregeld voor welke activiteiten de subsidie wordt verstrekt. Het gaat om capaciteit voor uitvoeringsactiviteiten in het kader van het NPLG die zijn uitgevoerd in het kalenderjaar 2023. In het algemeen deel van deze toelichting is dit nader toegelicht.

Artikel 4 subsidiabele kosten

Artikel 4 beschrijft welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat om kosten voor capaciteit die de waterschappen maken voor het bij elkaar brengen van kennis die verspreid over de verschillende onderdelen van waterschappen aanwezig is. Daarnaast gaat het om het geschikt maken van kennis voor de provinciale gebiedsprogramma’s. Ook komen kosten voor het organiseren van samenwerking tussen de waterschappen en provincies in aanmerking. Concreet gaat het om personeelskosten, zoals extra fte’s en personeel dat vrijgespeeld wordt om hieraan te werken.

Het gaat specifiek om kosten die niet uit de reguliere taken van de waterschappen voortvloeien. Voor kosten die voortvloeien uit reguliere taken worden op andere wijze middelen beschikbaar gesteld en deze kosten komen daarom niet voor subsidie in aanmerking. Hetzelfde geldt voor kosten die al op een andere manier zijn of worden gesubsidieerd.

Artikel 5 verdeling subsidieplafond

Het totaal voor deze regeling beschikbare subsidiebedrag is € 6.300.000. Dit bedrag is als subsidieplafond opgenomen in artikel 5, eerste lid. In het tweede lid is bepaald dat dit bedrag gelijkelijk over de waterschappen wordt verdeeld, wat inhoudt dat elk waterschap een gelijk deel krijgt. Uit artikel 3 volgt dat dit maximaal € 300.000 per waterschap is.

Artikel 6 aanvraag subsidieverlening

De subsidie wordt uiterlijk 1 november 2023, voor 17:00 uur, aangevraagd middels een door de minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier. De aanvraag bevat, naast de algemene gegevens over het waterschap als aanvrager, een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Tevens bevat de aanvraag een beschrijving van de omvang van de kosten, voorzien van een redelijke onderbouwing.

Artikel 7 verplichtingen

Om te borgen dat geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun, is als verplichting opgenomen dat de subsidieontvanger de middelen zodanig aanwendt dat er geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun.

Artikel 8 voorschot

Het voorschot bedraagt 100% van het subsidiebedrag. Na beoordeling van de aanvraag wordt, als de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, een verleningsbeschikking opgesteld. In deze beschikking wordt tevens het voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag verleend.

Artikel 9 aanvraag subsidievaststelling

In dit artikel wordt de aanvraag tot subsidievaststelling geregeld. Hiermee wordt verder invulling gegeven aan de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb waarin de vaststelling van het subsidiebedrag is geregeld. Omdat het gaat om een subsidie voor de waterschappen is de SISA-systematiek voor medeoverheden, zoals bedoeld in artikel 17a van de Fvw niet van toepassing. Gekozen is de verantwoording en accountantscontrole wel zoveel mogelijk op gelijke wijze plaats te laten vinden. In artikel 9, tweede lid en derde lid, is dit uitgewerkt. Hierbij is aangesloten bij artikel 17a, eerste lid, van de Fvw en de nadere regels in de Regeling informatieverstrekking sisa die gelden op grond van artikel 17a, derde lid, van de Fvw. In paragraaf 6 van het algemene deel van de toelichting is dit nader toegelicht.

’s-Gravenhage, 12 oktober 2023

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

Naar boven