Bekendmaking vaststelling Natura 2000-beheerplan Klaverbank

Voor het Natura 2000-gebied Klaverbank heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in samenspraak met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Minister van Defensie een beheerplan vastgesteld op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Het Natura 2000-beheerplan geldt voor zes jaar.

Uitgebreidere kennisgeving

Tot nu toe werd in de Staatscourant alleen bekendgemaakt dat een beheerplan is vastgesteld, met een link naar waar het integrale beheerplan te raadplegen is. Sinds 1 juli 2021 is de Bekendmakingswet van kracht en hieruit volgt dat algemeen verbindende voorschriften op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel b van de Bekendmakingswet, integraal in de Staatscourant dienen te worden gepubliceerd. De vrijstellingen van de Wnb-vergunningplicht die zijn opgenomen in het beheerplan vallen onder de categorie algemeen verbindende voorschriften. Om die reden wordt dit deel van het beheerplan conform de Bekendmakingswet in de Staatscourant gepubliceerd. Voor het overige deel van het beheerplan Klaverbank volstaat publicatie conform artikel 3:41 lid 2 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Het Natura 2000-beheerplan Klaverbank is digitaal te vinden op Platform Participatie.

Vrijstellingen Wnb vergunningplicht

Hierna volgt de letterlijke tekst uit het beheerplan van de vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten. In een Natura 2000-beheerplan bestaat de mogelijkheid om activiteiten vrij te stellen van de Wnb vergunningplicht indien uit een (als Passende Beoordeling te beschouwen) toets blijkt dat significante effecten uitgesloten kunnen worden. Of een huidige activiteit al dan niet vergunningplichtig is, wordt bepaald door het daartoe bevoegde gezag in de zin van de Wnb (in het geval van het beheerplan Klaverbank het Ministerie van LNV). Dit oordeel vormt het uitgangspunt voor de vrijstellingen in het beheerplan voor de Klaverbank.

Bij vergunningplichtige activiteiten1 die gereguleerd worden via de Wnb en die met zekerheid geen significant negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling kan het bevoegd gezag ervoor kiezen om deze via het beheerplan vrij te stellen van Wnb-vergunningplicht zonder bijzondere voorwaarden (zogeheten categorie 1) en met bijzondere voorwaarden (zogeheten categorie 2).

Vrijstelling kan alleen verleend worden als uit de Nadere Effectenanalyse (hier gelijk te stellen met een Passende Beoordeling) blijkt dat met het opleggen van generieke of bijzondere voorwaarden de activiteit geen significante gevolgen veroorzaakt.

Voor categorie 1 geldt als generieke voorwaarde dat deze activiteit in aard, omvang, ruimte en tijd niet mag wijzigen.

Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten zonder specifieke voorwaarden (cat. 1)

Onder deze categorie vallen activiteiten die op grond van de Wnb vergunningplichtig zijn, maar in de huidige situatie geen belemmering vormen voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen. Deze activiteiten worden door middel van dit beheerplan vrijgesteld van vergunningplicht en kunnen in hun huidige vorm en omvang doorgang vinden. In het gebied Klaverbank vallen de volgende activiteiten onder categorie 1:

  • schietactiviteiten van de Marine;

  • onderhoud van markeringen.

Militaire activiteiten

Schietactiviteiten (Marine)

De Marine maakt voor haar activiteiten gebruik van de hele Noordzee. Er is geen oefengebied voor schietactiviteiten aanwezig in het gebied Klaverbank. Bij schietactiviteiten wordt onder andere gebruikgemaakt van gewone scheepskanonnen en raketten. Er worden daarnaast bevoorradingsoefeningen op zee (onder andere olieladen) uitgevoerd. Dit gebeurt een aantal keren per jaar. Bij de planning van activiteiten worden een risico-inventarisatie en evaluatie ex ante gedaan. Dit wordt gedaan om vooraf in te schatten wat de kans is op incidenten en kan men beoordelen hoe deze incidenten te voorkomen zijn en is het achteraf mogelijk om eventueel de procedure aan te scherpen. Schepen moeten voldoen aan de wettelijke normen met betrekking tot lekkages en voor wat betreft lozingen.

Figuur 5-1 Militaire gebieden op de Noordzee

Figuur 5-1 Militaire gebieden op de Noordzee

De effecten van schietactiviteiten door de Marine, inclusief vaarbewegingen, zijn verwaarloosbaar, omdat deze (o.a. vanwege de ligging) nauwelijks plaatsvinden in het gebied Klaverbank. In de huidige omvang kunnen ze daarom zonder specifieke voorwaarden worden vrijgesteld. Voor de vaarbewegingen gelden de algemene richtlijnen voor de scheepvaart (zie paragraaf 5.4 van het beheerplan).

Onderhoud van markeringen

Zowel de laterale (rode en groene markeringen die de vaargeul aangeven) als de speciale (aanduiding bepaald gebied of voorwerp) betonning wordt één keer per twee jaar gecontroleerd. Dit houdt in dat er gekeken wordt naar zowel de staat van de steen en de ketting als de betonning zelf. Er wordt gecontroleerd op gebreken, het energiepakket met de lamp en de positie. De controle wordt uitgevoerd per schip. Niet alle boeien worden op hetzelfde moment gecontroleerd en in totaal wordt er enkele keren per jaar uitgevaren voor controle. Het onderhoud van markeringen en de daaraan gerelateerde scheepvaart zorgen niet voor significante verstoring van de zeezoogdieren.

Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten mét specifieke voorwaarden (cat. 2)

Er zijn vergunningplichtige activiteiten die alleen onder specifieke voorwaarden geen significant negatieve effecten op de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen hebben. Deze activiteiten zijn met inachtneming van de specifieke voorwaarden, zoals genoemd in dit beheerplan, vrijgesteld van de vergunningplicht. In het Natura 2000-gebied Klaverbank vallen de volgende activiteiten onder categorie 2:

Mijnbouw (bestaande installaties):

  • normale bedrijfsvoering.

Kabels en leidingen:

  • onderhoud aan bestaande kabels en leidingen inclusief de daaraan gerelateerde scheepvaart.

Militaire activiteiten (Marine):

  • explosieven opruimen (externe werking);

  • gebruik sonar voor opsporen van onderzeeboten van de Marine;

  • gebruik echo-apparatuur door de Dienst der Hydrografie voor de bathymetrie en opsporen van mijnen.

Onderzoek en monitoring

  • Reguliere Monitoring en onderzoek.

Normale bedrijfsvoering mijnbouwactiviteiten (bestaande installaties)

Onder de normale bedrijfsvoering van productieplatforms wordt verstaan: de ‘dagelijkse activiteiten’ waarbij geluid en licht worden geproduceerd en activiteiten zoals de lozing van regen-, spoel- en schrobwater, aangroeiwering, corrosiepreventie en lozing van sanitair afvalwater. Het onderwatergeluid tijdens de productiefase is gering en beperkt zich tot de zeer directe omgeving van het platform. Zeezoogdieren zijn in staat te wennen aan dit geringe geluid (Reynolds et al., 2005). In het Natura 2000-gebied Klaverbank zijn één gasproductieplatform en één sidetap aanwezig (zie figuur 1-2). Het productieplatform en de sidetap zijn niet vergund via de Wnb, omdat ze geplaatst zijn voordat de Wnb ook buiten de territoriale wateren op de Nederlandse Noordzee (EEZ) van kracht werd (1 januari 2014).

Tabel 5-1 Bestaande installaties mijnbouw

Gebied

Facility naam

Type

Soort

Klaverbank NL

D18a-A

Productieplatform

Gas

Klaverbank NL

NGT Sidetap 6

Sidetap

Gas

Lozing van productiewater en sanitair afvalwater

Productiewater is het water dat omhoogkomt uit het gasveld, samen met het aardgas. Het vrijgekomen productiewater wordt na behandeling geloosd. Het debiet varieert per platform van enkele kubieke meters water per uur bij een klein platform tot tientallen kubieke meters per uur voor een groot platform. Het productiewater is licht verontreinigd met alifaten (olie), aromaten (voornamelijk benzeen), zware metalen en natuurlijke radionucliden. De concentraties van deze stoffen moeten voldoen aan de wettelijke eisen conform de Mijnbouwregeling. Daarnaast is onderzocht dat lozing van productiewater van minder dan 30.000 m3 per jaar niet leidt tot significant ecotoxicologische gevolgen (Karman & Smit, 2019). De lozingen worden ieder jaar door OSPAR gecontroleerd en gedocumenteerd. Ook de lozing van sanitair afvalwater vindt plaats conform de eisen in de Mijnbouwregeling.

Het habitattype en de zeezoogdieren zijn gevoelig voor verontreiniging. De verontreiniging die optreedt door het lozen van productiewater kan een klein negatief effect hebben op de kwaliteit van het habitattype en leefgebied van de zeehond en bruinvis. Het effect is zeer lokaal en beperkt, aangezien minder dan 0,004% van de oppervlakte van habitattype H1170 wordt beïnvloed (NEA, Royal HaskoningDHV, 2019). Significant negatieve effecten kunnen uitgesloten worden wanneer de geldende wet- en regelgeving wordt opgevolgd.

Vlieg- en vaarbewegingen

Voor de aan- en afvoer van materiaal en voor onderhoud van de installaties worden schepen en helikopters ingezet. Helikopters en schepen gaan enkele malen per week naar productieplatforms, waarbij zoveel mogelijk wordt geprobeerd om vluchten en vaartuigen te combineren om kosten te sparen en effecten te voorkomen. De satellietplatforms worden één tot enkele malen per maand bezocht door een helikopter en minder dan één keer per maand met een schip. De aan- en afvoer van mensen en materieel door schepen en helikopters vindt regelmatig plaats, maar is doorgaans kortdurend en beperkt tot de directe omgeving van het platform. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van scheepvaart- en vliegroutes. In cumulatie kan er wel sprake zijn van significant negatieve effecten op zeezoogdieren.

Voorwaarden normale bedrijfsvoering mijnbouw

De effecten van de normale bedrijfsvoering van de mijnbouwsector zijn klein wanneer de voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in Wnb-vergunningen, worden opgevolgd. Deze activiteit is vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb wanneer wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • De concentraties van olie en chemicaliën in lozing van productiewater, regen-, spoel- en schrobwater en sanitair afvalwater dienen te voldoen aan artikel 9.1 van de Mijnbouwregeling en artikel 80 van het Mijnbouwbesluit.

  • Afval (zoals o.a. plastic en huishoudelijk afval) en andere afvalstoffen (met uitzondering van productiewater en regen-, spoel- en schrobwater) mogen niet geloosd of gestort worden. Deze voorwaarde is gebaseerd op voorschriften uit bestaand beleid zoals vastgesteld in het Mijnbouwbesluit art. 80.

  • Voor vaarbewegingen van werkverkeer naar en van de platforms gelden de algemene richtlijnen voor scheepvaart zoals beschreven in paragraaf 5.4 van het beheerplan.

Militaire activiteiten

Explosieven opruimen

Op het gehele Nationaal Continentaal Plat (NCP) wordt Unexploded Ordnance (UXO) (uit WO I en II) gevonden en tot ontploffing gebracht. Dit gebeurt zeer regelmatig, zeker wekelijks. Per jaar worden gemiddeld ongeveer 120 explosieven geruimd op het NCP (Benda-Beckmann et al., 2015). De hoeveelheid explosieven die sinds 1990 in het gebied Klaverbank geruimd is, is nihil (ICES Impulsive Noise Register). In Nederland is het ruimen van munitie een taak van het Ministerie van Defensie.

Door de hoge geluidsdruk afkomstig van explosieven kunnen bruinvissen gehoorschade oplopen of zelfs overlijden. Uit het onderzoek van Von Benda-Beckmann et al. (2015) blijkt dat in de periode 2010 – 2011 mogelijk 1.280 tot 5.450 bruinvissen op het NCP het risico hebben gelopen op permanente gehoorschade door explosieven. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek heeft het Ministerie van Defensie interdepartementaal aangegeven dat ze bij het ruimen van explosieven zo veel als praktisch mogelijk is maatregelen zal nemen ter bescherming van zeezoogdieren. Dat is inmiddels ook vastgelegd in de Nederlandse Kaderrichtlijn Mariene Strategie (Mariene Strategie deel 1, 2018).

Het ruimen van explosieven vindt zo mogelijk buiten het Natura 2000-gebied plaats en heeft dan geen direct effect op habitattype H1170. Indien het niet mogelijk is dat een explosief wordt verplaatst en het vanwege veiligheidsrisico’s toch geruimd moet worden, zal dat zoveel mogelijk plaatsvinden buiten gevoelige periodes van zeezoogdieren (mei -juni). Ook zal de Marine (in overleg met de Kustwacht) met Rijkswaterstaat afstemmen of en op welke voorwaarden dat gebeurt. Wanneer bruinvissen, gewone zeehonden en grijze zeehonden schade ondervinden van het ruimen van explosieven buiten het Natura 2000-gebied, kan dit een effect hebben op de populatie die gebruikmaakt van het gebied (externe werking).

Voor het ruimen van explosieven volgt de Koninklijke Marine de ‘Gedragscode Springen van Munitie op de Noordzee’. Deze gedragscode legt vooral beperkingen op aan de hoeveelheid explosieven die vanaf het land naar zee worden getransporteerd. Daarnaast zijn er aanvullende maatregelen benoemd in de Bekendmaking 01/18 Groepsoudste KBW en mijnendienst. In deze bekendmaking zijn maatregelen opgenomen, zoals het gebruik van Acoustic Deterrent (of Harassment) Devices (ADD’s/AHD’s) om zeezoogdieren te verdrijven, waardoor het risico op het optreden van schade aan beschermde zeezoogdieren wordt verkleind. Het Ministerie van Defensie is deze voorschriften aan het actualiseren en vastleggen in bestaande regelgeving.

Wanneer de voorschriften en voorwaarden worden nageleefd, zijn de effecten van het ruimen van explosieven op zeezoogdieren en op het habitattype verwaarloosbaar klein. De activiteit is vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb op basis van de hieronder genoemde voorwaarden (zie paragraaf 5.6.2.3 van het beheerplan).

Gebruik van sonar en echo-apparatuur
Gebruik sonar voor opsporen onderzeeboten

De Koninklijke Marine gebruikt laag- en midfrequente (<10kHz) sonarsystemen (zoals een hull-mounted sonar) voor het opsporen van onderzeeboten. In de gehele zuidelijke Noordzee vindt dit zelden plaats en daarmee dus ook zelden in het gebied Klaverbank.

Het is nog onduidelijk in hoeverre zeezoogdieren gevoelig zijn voor sonar in deze frequentieband; het zou kunnen leiden tot verstoring en gehoorschade. De Marine zal daarom deze systemen uitsluitend in Natura 2000-gebieden gebruiken uit operationele noodzaak. In de relevante Defensievoorschriften zal worden geborgd dat routinematige oefeningen en testen niet in het gebied Klaverbank zullen plaatsvinden en zal tevens een veilige afstand tot het gebied in acht genomen worden.

Gebruik van sonar voor hydrografie door de Koninklijke Marine

De Dienst der Hydrografie informeert zeevarenden over vaarwegen, de zeebodem en gevaren onder water, zoals scheepswrakken. De dienst maakt hiervoor nautische publicaties, legt de zeegrenzen van Nederland daarin nauwkeurig vast en verricht dieptemetingen.

De hydrografische opnemingsvaartuigen van Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) voeren continu lodingswerkzaamheden uit op de Noordzee inclusief in het gebied Klaverbank, waarbij de frequentie verschilt per locatie. De gehele Nederlandse EEZ wordt tenminste eenmaal per 25 jaar opgenomen conform het opnamebeleidsplan van de Dienst der Hydrografie. De meeste delen worden eens in de 10 jaar gemeten. Deze lodingen vinden plaats met behulp van echoapparatuur (zoals een multibeam echosounder en/of een side scan sonar).

Gezien de gebruikte hogere frequenties door de hydrografische schepen is de verwachting dat er geen negatief effect is op het habitattype, de bruinvis, de gewone of de grijze zeehond vanwege verstoring door onderwatergeluid. De omvang en duur van de verstoring zijn onduidelijk en daarom is vooralsnog onduidelijk of significant negatieve effecten kunnen optreden (Heinis et al., 2019).

Kastelein et al. (2017) hebben onderzocht welke geluiden voor bruinvissen en zeehonden waarneembaar zijn. Hieruit blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat geluid boven 200 kHz hoorbaar is voor deze soorten. Op basis daarvan kan de activiteit worden vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb.

Gebruik van sonar voor het opsporen van mijnen en historische munitie

Voor het eerdergenoemde ruimen van explosieven gebruiken mijnenbestrijdingsvaartuigen hoogfrequente sonarsystemen om de explosieven te lokaliseren. Gezien de gebruikte hogere frequenties van deze systemen is het niet te verwachten dat er schade aan het zeeleven zal ontstaan door het gebruik van deze apparatuur. Onder die voorwaarde is de activiteit vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb.

Voorwaarden militaire activiteiten

Voorwaarden explosieven opruimen:

  • Bij het vernietigen van explosieven moeten mitigerende maatregelen worden genomen om het effect van onderwaterexplosies zoveel mogelijk te beperken.

  • Het ruimen van explosieven vindt zo mogelijk buiten het Natura 2000-gebied plaats. Indien het niet mogelijk is dat een explosief wordt verplaatst en het vanwege veiligheidsrisico’s toch geruimd moet worden, dan zal dat zoveel mogelijk plaatsvinden buiten de gevoelige periodes van zeezoogdieren (mei – juni). De Marine zal (in overleg met en na het verkrijgen van toestemming van de Kustwacht) met Rijkswaterstaat afstemmen of en onder welke voorwaarden dat gebeurt.

  • De voorschriften van de Koninklijke Marine, ‘Gedragscode Springen van munitie op de Noordzee’ en de Bekendmaking 01/18 Groepsoudste KBW en mijnendienst dienen opgevolgd te worden bij het ruimen van munitie op de Noordzee. Deze voorschriften hebben ook betrekking op de bescherming van zeezoogdieren en vogels. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de relevante voorwaarden:

    • o monitoren op de aanwezigheid van dieren door middel van visuele inspectie;

    • o gebruik van Acoustic Deterrent (of Harassment) Devices (ADD’s/AHD’s) om zeezoogdieren uit het verkozen gebied te verdrijven;

    • o rekening houden met seizoensdichtheid van zeezoogdieren: hogere dichtheden in het voorjaar en een geboortepiek in mei/juni;

    • o liften van explosieven van de bodem en zo dicht mogelijk nabij de oppervlakte laten springen;

    • o niet stapelen van explosieven (oftwel niet tegelijkertijd laten springen van meerdere explosieven).

  • In het kader van de monitoring van onderwatergeluid worden door Rijkswaterstaat de ruimingen jaarlijks opgenomen in het (openbare) ICES Impulsive Noise Register.

  • In overleg met alle betrokken partijen zal periodiek geanalyseerd worden hoeveel explosieven er in het Natura 2000-gebied Klaverbank zijn aangetroffen en hoe men hiermee is omgegaan. Hieruit zal blijken of en zo ja welke maatregelen mogelijk zijn om zeezoogdieren te beschermen.

Voorwaarden gebruik sonar en echo-apparatuur:

  • Het is nog onduidelijk in hoeverre zeezoogdieren gevoelig zijn voor sonar in de frequentieband <10kHz; het zou kunnen leiden tot verstoring en gehoorschade. Deze activiteit is dan ook vergunningplichtig. De Marine zal daarom deze systemen uitsluitend in Natura 2000-gebieden gebruiken uit operationele noodzaak. In de relevante Defensievoorschriften zal worden geborgd dat routinematige oefeningen en testen niet in het gebied Klaverbank zullen plaatsvinden en zal tevens een veilige afstand tot het gebied in acht genomen worden.

De Voorschriften Commando

  • Zeestrijdkrachten MWC 230 ‘Verantwoord gebruik van actieve sonar’ dienen opgevolgd te worden bij het gebruik van laag- en mid-frequente sonarsystemen. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de relevante voorwaarden; met betrekking tot de eerste twee bullets wordt er gerapporteerd aan het bevoegd gezag (ministerie van LNV en Rijkswaterstaat). Voorafgaand aan de activiteit wordt een risicoanalyse uitgevoerd en worden mitigerende maatregelen opgesteld om de effecten op zeezoogdieren te beperken.

  • Het gebruik van sonar in het Natura 2000-gebied Doggersbank wordt vooraf gemeld en achteraf gerapporteerd.

  • Monitoren op de aanwezigheid van dieren door middel van visuele, infrarood en/of akoestische middelen.

  • Langzaam opvoeren van het geluid gedurende minimaal 30 minuten (een soft start).

  • Geluid reduceren wanneer er dieren in het gebied aangetroffen worden tijdens de monitoring.

  • Lodingen voor het opsporen van mijnen en historische munitie dienen te worden uitgevoerd met een echobeam sounder of sidescan sonar of andere apparatuur waarbij de frequentie > 200 kHz is. Wanneer de gebruikte apparatuur een lagere frequentie heeft, zijn effecten niet uit te sluiten en is de activiteit alsnog vergunningplichtig.

  • Indien het wel noodzakelijk is om door het gebied Klaverbank te varen gelden de algemene richtlijnen voor scheepvaart (zie paragraaf 5.4 van het beheerplan).

  • Het gebruik van laag- en midfrequente sonar maakt deel uit van de monitoring van onderwater geluid, zoals voor de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie wordt uitgevoerd. Dit wordt gerapporteerd aan Rijkswaterstaat en opgenomen in het (openbare) ICES Impulsive Noise Register.

Onderhoud aan kabels en leidingen

Alleen al op het NCP ligt ongeveer 4.500 kilometer pijpleiding en 6.000 kilometer kabel. Van de kabels is ruim de helft niet meer in gebruik. Aan weerszijden van de kabels die nog wél actief zijn, is een zone van 500 meter aangewezen voor het noodzakelijke onderhoud. Kabels en leidingen zijn op een dusdanige wijze aangebracht dat zij geen gevaar of belemmering opleveren voor de scheepvaart en visserij. Dit betekent dat kabels voldoende diep moeten worden ingegraven (afhankelijk van de locatie 1-3 meter diep), zodat er in principe veilig gevist en gevaren kan worden. Leidingen moeten voldoen aan de NEN-norm 3656, wat inhoudt dat kleine leidingen (Ø < 40 cm) voldoende diep moeten zijn ingegraven. Leidingen met een grotere diameter mogen op de bodem blijven liggen. Onderhoud is nodig wanneer een kabel of leiding niet meer de vereiste gronddekking heeft of beschadigd is. Bij een reparatie van een kabel wordt een deel uit de bodem gehaald en aan boord van het schip hersteld. Vervolgens wordt de kabel met behulp van zand of steenstort weer opnieuw ingegraven. In het gebied Klaverbank zijn nu geen hoogspannings-kabels aanwezig. Wel wordt er tijdens de beheerplanperiode een hoogspanningsgelijkstroom-verbinding (Viking Link-interconnector) aangelegd tussen Denemarken en het Verenigd Koninkrijk (zie tabel 5-2). De aanwezigheid hiervan zal worden meegenomen in het volgende beheerplan.

Tabel 5-2 Kabels op de Klaverbank

Kabel nr.

Naam

Eigenaar

Van

Naar

Status

KB0024

Weybourne – Esbjerg

Onbekend

Weybourne (GB)

Esbjerg (DK)

Verlaten

In het gebied Klaverbank bevinden zich drie doorgaande leidingen voor het transport van gas en twee kleinere leidingen die de platforms verbinden (zie figuur 1-2).

Onderhoud is nodig wanneer een kabel of leiding niet meer de vereiste gronddekking heeft of beschadigd is. Bij een reparatie van een kabel wordt een deel uit de bodem gehaald en aan boord van het schip hersteld. Vervolgens wordt de kabel met behulp van zand of steenstort weer opnieuw ingegraven.

Onderhoud van kabels en leidingen kan lokaal en tijdelijk het habitattype verstoren. Het introduceren van hard substraat en vertroebeling kan de kwaliteit van het habitattype lokaal verslechteren. Wanneer de voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in de Wnb-vergunning, worden opgevolgd, zijn de effecten van het onderhoud van kabels en leidingen klein.

Ook voor deze kabels en leidingen geldt dat aan de algemene zorgplicht (artikel 1.11) moet worden voldaan. Daarnaast zullen bij het maken van de werkafspraken voorwaarden worden gesteld die normaal in de Wnb-vergunning staan. De activiteit is vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb wanneer wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden (deze komen voort uit reeds bestaande vergunningen van meer recent aangelegde kabels en leidingen).

Voorwaarden kabels en leidingen

  • Het bedrijf dient het vrij liggen van een leiding, waarbij sprake is van het niet meer voldoen aan de dekkingseisen, te melden bij het bevoegd gezag Wnb (het Ministerie van LNV), het bevoegd gezag Waterwet (Rijkswaterstaat) en de Kustwacht. Tevens dient het bedrijf een uitvoeringsplan bij Rijkswaterstaat in te dienen ter instemming. In dit plan dient in ieder geval te worden aangegeven: de locatie (op kaart), de contactpersoon, de omvang van de ‘reparatie’ in lengte en/of hoeveelheid en eventueel aanwezige natuurwaarden.

  • Voorafgaand aan het onderhoud dient de locatie te worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het habitattype H1170. Dit wordt gedaan door het nemen van monsters volgens de algemeen gangbare monitoringstechnieken van bodemleven.

  • Wanneer er op de locatie habitattype H1170 voorkomt, dient verstoring van de bodem zoveel mogelijk voorkomen te worden.

  • De kabel of leiding moet worden afgedekt met bodemmateriaal dat sterk lijkt op het materiaal dat zich op de locatie bevindt (korrelgrootte, samenstelling). Bij afwijking dient dit te worden gemotiveerd (bijvoorbeeld om civiel-technische reden) in het uitvoeringsplan, met een beoordeling van de effecten.

  • Na afloop van de ‘reparatie’ dienen een melding en een korte evaluatie te worden toegezonden aan het bevoegd gezag Wnb (het Ministerie van LNV) en aan Rijkswaterstaat als beheerder van het gebied.

  • Voor kabels en leidingen die zijn geplaatst zonder een Wnb-vergunning, gelden de voorwaarden zoals beschreven in de Handreiking beheer en onderhoud ‘Handreiking Beheer en Onderhoud (aanpak stikstof)’ (Ministerie van LNV/ RWS, 2019).

Regulier onderzoek en monitoring

Monitoring van biologische en niet-biologische kenmerken in de Natura 2000-gebieden op de Noordzee geschiedt in het kader van diverse onderzoeks- en monitoringsprogramma’s. Onder reguliere monitoring valt het volgende:

  • watermonsters;

  • Hamon-happer;

  • boxcores en bodemschaaf;

  • vliegtuigtellingen;

  • bottom trawl survey;

  • beam trawl survey;

  • echo survey voor het opsporen van wrakken (sidescan sonar, multibeam echosounders);

  • videosurvey;

  • meetplatforms.

Hieronder wordt nader ingegaan op locatie, frequentie en periode van de belangrijkste monitoringactiviteiten. Aan het einde van deze paragraaf worden de effecten gezamenlijk beschreven.

Onderzoek Rijkswaterstaat

MWTL en KRM monitoring

Het programma Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL) van Rijkswaterstaat is het chemisch, fysisch en biologisch meetnet in de zoete en zoute Nederlandse rijkswateren. Daarnaast wordt het KRM-monitoringsprogramma als deel van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie uitgevoerd. In dit programma worden de zogenaamde descriptoren van de KRM gemonitord. Het MWTL- en KRM-monitoringsprogramma hebben als doel om ontwikkelingen in het mariene milieu te volgen en effecten van verstoringen door menselijk handelen te bepalen.

Vanaf 2015 worden MWTL en KRM-monitoring zoveel mogelijk gecombineerd. De monitoring van de sedimentsamenstelling, het bodemleven en het voorkomen van microplastics worden daarom eenmaal per drie jaar gezamenlijk uitgevoerd. In het Natura 2000-gebied Klaverbank wordt dit onderzoek uitgevoerd met behulp van een Hamon-happer en een videosurvey.

Wrakken

Rijkswaterstaat voert onderzoek uit met multibeam echosounder of sidescan sonar naar de aanwezigheid van wrakken wanneer daar aanleiding toe is. Er wordt ook gebruik van gemaakt naar aanleiding van een incident, bijvoorbeeld indien er een container is verloren door een schip. Dit onderzoek vindt onregelmatig plaats.

Overig regulier onderzoek

Wettelijke Onderzoek Taken (WOT)

Jaarlijks wordt door Wageningen Marine Research (WMR) een aantal visbestandsopnamen/surveys op de Noordzee uitgevoerd. Bij deze bestandsopnamen wordt gebruikgemaakt van verschillende technieken. Tijdens platvissurveys (schol en tong) wordt meestal gevist met een boomkor. Op kabeljauw, wijting en haring wordt veelal met zogenaamde borden gevist. Daarnaast vinden er akoestische (echo)surveys plaats. Bij deze akoestische surveys worden van tijd tot tijd vistrekken gedaan om de samenstelling van de akoestische signalen te bepalen.

International Bottom Trawl Survey (IBTS)

Jaarlijks wordt in de maanden januari en februari de ‘International Bottom Trawl Survey’ uitgevoerd in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat. Hiervoor is een aantal ICES-vakken geselecteerd. Natura 2000-gebied Klaverbank wordt meegenomen in de IBTS.

Beam Trawl Survey (BTS)

De boomkorsurvey wordt jaarlijks uitgevoerd in de maanden augustus en september met onderzoeksvaartuigen die vissen met een 8 meter boomkor. Het surveygebied is onderverdeeld in zogenaamde ICES-vakken. Natura 2000-gebied Klaverbank wordt meegenomen in de BTS. Tijdens deze jaarlijkse vissurveys wordt slechts een beperkte oppervlakte van de Klaverbank bevist.

Noordzee haring echosurvey

Jaarlijks wordt in juli een akoestische survey voor haring uitgevoerd op de Noordzee. Het gebied dat bestreken wordt, omvat de Noordzee, van 54° NB tot de noordgrens van het continentale plat (ca. 61°30 NB), het Skagerrak en het Kattegat en het continentale plat ten westen van Schotland tot 56° NB.

De methode die gebruikt wordt, is echo-integratie. Het onderzoeksvaartuig vaart een vaste, van tevoren geplande route en scant voortdurend de waterkolom onder het schip met een echolood (een soort sonar) op de aanwezigheid van vis, een methode die ook door vissersschepen wordt gebruikt om visscholen op te sporen.

Effecten van onderzoek en monitoring

De bruinvis, de gewone en de grijze zeehond zijn gevoelig voor onderwatergeluid en kunnen verstoord worden door gebruik van sonar. Onderwatergeluid door sonar kan mogelijk gevolgen hebben op individuele bruinvissen en zeehonden die zich in het gebied bevinden op het moment dat het onderzoek plaatsvindt.

De effecten van onderwatergeluid op habitattypen worden onderzocht, maar zijn op dit moment nog onduidelijk. Ook is onduidelijk of, en zo ja op welke manier, verschillende vormen van geluid cumuleren in hun mogelijke effecten. Het effect is onder andere afhankelijk van het soort sonar dat wordt gebruikt en van de vraag of de frequentie van de sonarapparatuur overlapt met het gehoorbereik van de soort. Sonar met een frequentie van > 200 kHz ligt boven de gehoorgrens van bruinvis en zeehonden, waardoor effecten verwaarloosbaar zijn.

Reguliere monitoring en onderzoeksactiviteiten kunnen verstoring van habitattype H1170 en zeezoogdieren tot gevolg hebben. Om significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen te voorkomen, gelden onderstaande voorwaarden. Wanneer deze worden nageleefd, zijn de activiteiten vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb. De voorwaarden komen deels voort uit reeds bestaande vergunningsvoorschriften. Hiermee worden significant negatieve effecten uitgesloten en resteffecten beperkt.

Voorwaarden onderzoek en monitoring
  • Voordat gestart wordt met een nieuw onderzoek, dient contact te worden opgenomen met het bevoegd gezag op grond van de Wnb (het Ministerie van LNV) en de Kustwacht om vast te stellen of de activiteit onder reguliere monitoring en onderzoek valt of onder projectmatige monitoring en onderzoek. Projectmatige monitoring en onderzoek zijn vergunningplichtig.

  • Er mag geen afval en dergelijke worden achtergelaten in het gebied en onderzoeksmaterialen dienen na afloop van het onderzoek weer verwijderd te worden. Bij het onderzoek mogen geen materialen gebruikt worden die een verontreinigend effect hebben op de omgeving.

  • Echosurveys worden uitgevoerd met een multibeam echosounder en/of sidescan sonar met een frequentie van >200 kHz om effecten op zeehonden en bruinvissen te beperken.

Tot zover de letterlijke tekst uit het beheerplan van de vrijgestelde vergunningsplichtige activiteiten.

Beroep instellen

Waartegen mag u beroep instellen?

Beroep kan alleen worden ingesteld tegen specifieke onderdelen van het beheerplan. Beroep staat volgens de Wet Natuurbescherming (Wnb, art. 8.1 lid 2) alleen open tegen de beschrijvingen van activiteiten die het bereiken van instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen en de daarbij aangegeven voorwaarden en beperkingen. Hierbij gaat het om activiteiten die via het beheerplan vrijgesteld zijn van de Wnb-vergunningplicht. Geen beroep is mogelijk tegen de elementen gericht op uitvoering, zoals de maatregelen of de fasering van de uitvoering.

Wie mogen beroep instellen en waar kunt u dit doen?

Belanghebbenden en niet-belanghebbenden die tijdig een zienswijze kenbaar hebben gemaakt of aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen beroep instellen door een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank (https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken) binnen het rechtsgebied waarin u woonachtig of gevestigd bent. De termijn voor het instellen van beroep is 6 weken en vangt aan op de dag na bekendmaking van de beheerplannen op de voorgeschreven wijze. Actuele informatie over in beroep gaan en de eisen waaraan het beroepschrift moet voldoen, vindt u op de website van www.rechtspraak.nl. U kunt ook digitaal beroep instellen bij de rechtbank. U moet wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD).

Voorlopige voorziening

Indien een beroepschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin u woonachtig bent.

Griffierecht

Voor de behandeling van een beroepschrift en een verzoekschrift om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. Over de hoogte van dit bedrag, alsmede ten aanzien van de termijn waarbinnen dit bedrag moet worden betaald, kan contact worden opgenomen met de griffier van de bevoegde rechtbank.

Indien het beroep- of verzoekschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, dient de indiener van het beroep- of verzoekschrift zorg te dragen voor een vertaling.

Documenten bekijken

Het volledige beheerplan is digitaal te vinden op Platform Participatie. Daar zijn ook de achtergronddocumenten uit de ontwerpfase te vinden. Aanvullende documenten staan op de Natura 2000-website van Rijkswaterstaat.

Het volledige beheerplan, een samenvatting hiervan en de Nota van Antwoord liggen ook ter inzage op de volgende locatie: het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijnstraat 8, Den Haag, telefoon 070 – 456 96 07.

Inzien van de documenten kan alleen op afspraak.

Meer informatie

Meer informatie op Platform Participatie en op de Natura 2000-website van Rijkswaterstaat.

Vragen over het Natura2000 beheerplan kunt u stellen via de Landelijke Informatielijn van Rijkswaterstaat: 0800 – 8002 of het contactformulier.


X Noot
1

Voor alle activiteiten geldt de generieke of algemene voorwaarde dat zij in aard, omvang, intensiteit en tijd niet in betekenende mate mogen wijzigen ten opzichte van de getoetste situatie. Van veranderingen in betekenende mate is sprake, indien op voorhand niet met zekerheid kan worden gesteld dat significant negatieve effecten van die veranderingen op instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten.

Naar boven