TOELICHTING
1. Algemeen
Met de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) wordt beoogd bovenmatige bezoldigingen
en ontslaguitkeringen in de publieke en semipublieke sector tegen te gaan door deze
aan een maximum te binden en bezoldigingen van topfunctionarissen openbaar te maken.
Het bij die wet behorende normenkader, waar de Uitvoeringsregeling WNT (hierna: de
regeling) deel van uitmaakt, wordt jaarlijks geactualiseerd mede op basis van ervaringen
bij de uitvoering. Voor het kalenderjaar 2024 is ten eerste sprake van enkele aanpassingen
van de omschrijving van bezoldiging bij functievervulling op grond van dienstbetrekking
naar aanleiding van ontwikkelingen op het vlak van modernisering en flexibilisering
van arbeidsvoorwaarden (artikel I, onderdeel A). Ten tweede is het bedrag van de totale
bezoldiging als ondergrens voor de openbaarmakingsplicht van WNT-gegevens van topfunctionarissen
in artikel 5, eerste lid, aanhef, derde en vierde lid, in overeenstemming gebracht
met de hoogte van de vrijwilligersvergoeding in de sfeer van de loonbelasting in 2024
(artikel I, onderdeel B). Ten derde is in artikel 5b opgenomen dat de rechtspersoon
of instelling mededeling doet in het financieel verslaggevingsdocument van het gebruik
van de verantwoordingsvrijstelling voor de WNT (artikel I, onderdeel C). Tot slot
is artikel 5d aangevuld zodat foutherstel ook wordt voorgeschreven ingeval een functionaris
ten onrechte als topfunctionaris is verantwoord en zijn of haar WNT-gegevens zonder
grondslag in de WNT openbaar zijn gemaakt in strijd met de AVG-voorschriften (artikel
1, onderdeel D).
2. Wijzigingen
2.1 Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 2, eerste lid, onderdelen b, c en y)
Ten eerste is de omschrijving van een tweetal bezoldigingscomponenten verduidelijkt
en is een derde bezoldigingscomponent uitgebreid bij functievervulling op grond van
dienstbetrekking. Dit naar aanleiding van ontwikkelingen op het vlak van modernisering
en flexibilisering van arbeidsvoorwaarden. Dit behelst overigens geen nieuwe of ruimere
uitleg dan tot op heden gehanteerd bij deze componenten, maar de formalisering van
hoe deze componenten in de praktijk zijn en worden uitgelegd en toegepast. Hiermee
wordt een grotere rechtszekerheid en duidelijkheid voor WNT-instellingen, topfunctionarissen
en controlerende accountants beoogd.
De aanvulling van de onderdelen b en c van artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling
WNT vloeit voort uit de totstandkoming van individuele en collectieve afspraken over
individuele keuzebudgetten (zoals het Individueel keuzebudget (IKB) bij de rijksoverheid
en de decentrale overheden) en andere, vergelijkbare of soortgelijke arbeidsvoorwaarden.
Kenmerk van deze arbeidsvoorwaarden is dat meerdere arbeidsvoorwaarden erin opgaan
en voortaan worden samengevoegd in één budget. De wijziging van de vorm waarin deze
arbeidsvoorwaarden worden betaald, betekent niet dat er naar aard en strekking geen
sprake meer is van hetzij vakantietoeslag, hetzij eindejaarsuitkering. De aanvulling
van de tekst van beide onderdelen strekt er daarom toe dat ook arbeidsvoorwaarden
in geld onder een andere benaming (zoals het in de CAO rijksoverheid opgenomen IKB
Budget), maar die naar aard en strekking gelijk zijn aan de vakantietoeslag of de
eindejaarsuitkering, voor de WNT worden beschouwd als vakantietoeslag, onderscheidenlijk
eindejaarsuitkering. Zo worden deze begrippen nu in de uitleg en toepassing van de
WNT al gebezigd. Voor de formulering van de verduidelijking is aangesloten bij de
toelichting op de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit loonbegrip
vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding1 bedoelde de vakantiebijslag en de vaste eindejaarsuitkering. Meer precies bij deze
passage in die toelichting: ‘Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat niet bepalend
is of dit looncomponent de exact in dit artikellid opgeschreven naam kent. Bepalend
is of een looncomponent zich kenmerkt als een vaste eindejaarsuitkering.’
De aanvulling van artikel 2, eerste lid, onder y, van de Uitvoeringsregeling WNT is
bedoeld om de WNT af te stemmen op de invoering van meerdere wettelijke verlofvormen
op grond van de Wet arbeid en zorg. De hier opgenomen verlofvormen zijn in de Wet
arbeid en zorg vastgelegd en daaruit overgenomen. Dit om buiten twijfel te stellen
dat doorbetaling van bezoldigingscomponenten gedurende een van deze wettelijke verlofvormen
voor de WNT als bezoldiging kwalificeert. Dit betreft, naast de genoemde wettelijke
verlofvormen ook de bij cao overeengekomen (bovenwettelijke) aanvullingen op de betreffende
wettelijke verlofvorm. Dit voor zover de betreffende cao-afspraak op de topfunctionaris
van toepassing is verklaard, hetzij in de cao, hetzij in de arbeidsovereenkomst (door
middel van een schakelbepaling). In de uitleg en de toepassing van de WNT worden deze
verlofvormen nu al begrepen onder het huidige onderdeel y, maar dit is nu expliciet
gemaakt.
2.2 Artikel I, onderdeel B (wijziging artikel 5)
Het in artikel 5, eerste, derde en vierde lid, van de regeling genoemde bedrag (thans
€ 1.900) is gekoppeld aan het bedrag van de maximale vrijwilligersvergoeding op jaarbasis
in artikel 2, zesde lid, Wet op de loonbelasting 1964. Per 1 januari 2024 is dat bedrag
€ 2.100. Met de onderhavige wijziging is het in artikel 5, eerste, derde en vierde
lid, van de regeling genoemde bedrag daarmee in overeenstemming gebracht.
2.3 Artikel I, onderdeel C (wijziging artikel 5b)
Op dit moment is een WNT-instelling niet verplicht om in het financieel verslaggevingsdocument
te vermelden dat in enig kalenderjaar gebruik is of wordt gemaakt van de in artikel
5b vastgelegde vrijstelling van de verantwoordingsplicht. In de praktijk kan daardoor
onduidelijkheid en onzekerheid ontstaan bij de gebruikers van en geïnteresseerden
in de jaarrekening of de WNT-gegevens bewust of niet bewust, opzettelijk of niet opzettelijk
ontbreken in de jaarrekening. Ook is het voor de toezichthouder op de WNT niet mogelijk
om uit het financieel verslaggevingsdocument te achterhalen dat gebruik is gemaakt
van de verantwoordingsvrijstelling en daardoor is het ook lastig en bewerkelijk om,
zonder uitvraag, te controleren of van die mogelijkheid gebruik is of wordt gemaakt.
Daardoor is het niet transparant dat gebruik van de vrijstellingsmogelijkheid is of
wordt gemaakt. Daarom is in het nieuwe tweede lid van artikel 5b van de Uitvoeringsregeling
WNT de verplichting opgenomen voor WNT-instellingen die gebruikmaken van de verantwoordingsvrijstelling
om van dat feit mededeling te doen in het financieel verslaggevingsdocument over het
betreffende kalenderjaar. Vanwege de herkenbaarheid en de terugvindbaarheid ligt het
voor de hand dat deze mededeling opgenomen wordt op de plek in het financieel verslaggevingsdocument
waar anders, zonder toepassing van artikel 5b, de WNT-gegevens openbaar zouden worden
gemaakt. Als meerdere jaren achtereen van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt,
wordt deze mededeling ieder jaar opnieuw in het financieel verslaggevingsdocument
gedaan. Daarmee is de toepassing en het gebruik van de verantwoordingsvrijstelling
zowel transparant als controleerbaar. De mededeling van het bedoelde feit hoeft niet
veel meer in te houden dan die mededeling. De mededeling hoeft niet te worden onderbouwd,
maar als de instelling de behoefte heeft om te beargumenteren waarom aan de voorwaarden
voor de verantwoordingsvrijstelling wordt voldaan, staat dat de instelling vrij. Ook
zonder die toelichting vormt de mededeling op zich voldoende basis voor eventueel
onderzoek door de toezichthouder of al dan niet terecht gebruik is gemaakt van de
verantwoordingsvrijstelling. De hier bedoelde mededeling is geen openbaarmaking van
WNT-gegevens zoals bedoeld in artikel 4.1 WNT en is daarmee ook niet gelijk te stellen.
Om die reden en om te voorkomen dat regeldrukeffecten en administratieve lastenverzwaring
zou kunnen optreden vanwege deze wijziging, is voor de duidelijkheid aan de bepaling
toegevoegd dat de in artikel 1.7 WNT voorgeschreven accountantscontrole niet van toepassing
is op deze mededeling.
De voordelen van de mededeling van het bedoelde feit in het financieel verslaggevingsdocument
voor de vertegenwoordigende organen van de rijksoverheid en de decentrale overheden,
pers en publiek en toezichthouders in termen van transparantie en openbaarheid overtreffen
de zeer geringe regeldrukeffecten die hierdoor zullen optreden voor de betrokken WNT-instellingen
(zie voor meer informatie ter zake paragraaf 3).
2.4 Artikel I, onderdeel D (artikel 5d, eerste lid, onder c (nieuw))
In artikel 5d, eerste lid, onder c (nieuw), is de spiegelbeeldsituatie van het huidige
onderdeel b toegevoegd aan de opsomming. Namelijk de situatie waarin een rechtspersoon
of instelling in een eerdere WNT-verantwoording ten onrechte een functionaris heeft
opgenomen als zijnde een topfunctionaris, terwijl deze dat niet is of blijkt te zijn.
In de praktijk komt dit niet of bijna niet voor, maar in het enkele geval waarin dit
daadwerkelijk voorkomt of is voorgekomen, is de WNT onjuist toegepast en kunnen de
gevolgen voor de betrokken functionaris, mede doordat informatie bijna niet van het
internet te verwijderen is, aanzienlijk zijn. In dat geval zijn de naam-, functie-
en bezoldigingsgegevens van betrokkene (achteraf bezien) immers ten onrechte openbaar
gemaakt, wat in strijd met de artikel 4.1 WNT komt, en ook een schending oplevert
of kan opleveren van het recht van betrokkene op privacy, door de eventuele beeldvorming
die deze onterechte vermelding veroorzaakt of oproept. Dit in het bijzonder als ten
onrechte melding is gemaakt van een onverschuldigde betaling die achteraf dus niet
onverschuldigd was betaald, want niet in strijd met de WNT-normen. Gelijk aan de andere
in dit artikel opgenomen fouten, dient dit in voorkomend geval, om principiële redenen,
zo spoedig mogelijk te worden hersteld in de eerstvolgende WNT-verantwoording. Vanuit
herstel van de foutieve openbaarmaking bezien, heeft de betrokken functionaris er
belang bij dat deze fout expliciet wordt rechtgezet. Ook als dit betekent dat zijn
of haar naam dan misschien opnieuw wordt gemeld.
2.5 Consultatie Ex Ante Uitvoeringstoets panel (EAUT-panel)
Net als in voorgaande jaren, is ook dit keer een concept van de regeling tot wijziging
van de regeling voor een ex ante uitvoeringstoets voorgelegd aan het zogenaamde EAUT-panel
(bestaande uit deskundigen uit het veld van onder meer WNT-instellingen, accountantskantoren
en advocaten). Aan het EAUT-panel is, volgens vast gebruik, separaat teruggekoppeld
of en, zo ja, op welke wijze hun opmerkingen, vragen en aanbevelingen zijn verwerkt
in de voorliggende wijzigingsregeling.
Het EAUT heeft kritische kanttekeningen geplaatst bij de noodzaak en wenselijkheid
van de aanpassingen van de artikel 5b en 5d. Het EAUT heeft opgemerkt dat vermelding
van de verantwoordingsvrijstelling niet aan de orde is als de instelling in kwestie
niet verplicht is om het financieel verslaggevingsdocument te publiceren. In reactie
daarop kan worden gesteld dat dit in de publieke en semipublieke sector slechts voor
een zeer gering aantal instellingen zal gelden. Het EAUT heeft over artikel 5d opgemerkt
dat het foutherstel ertoe leidt dat de naam van de betrokken topfunctionaris opnieuw
gepubliceerd wordt. Dat is juist, maar dat vindt plaats in de context van het foutherstel
en heeft voor betrokkene dus een positieve connotatie. Om de hiervoor in paragrafen
2.3 en 2.4 vermelde beleidsmatige en principiële redenen zijn deze aanpassingen gehandhaafd.
Naar aanleiding van de inbreng van het EAUT is in het nieuwe tweede lid van artikel
5b bepaald dat de betreffende mededeling in het financieel verslaggevingsdocument
niet door de accountant hoeft te worden gecontroleerd. Ten aanzien van artikel 5d
is de toelichting aangevuld op het vlak van de primair in de WNT gelegen redenen voor
invoering van foutherstel bij onterechte vermelding als topfunctionaris in de WNT-verantwoording.
3. Regeldrukeffecten
Naar verwachting leidt alleen de wijziging van artikel 5b (artikel I, onderdeel C)
tot (beperkte) structurele extra regeldrukeffecten. Deze vloeien voort uit de verplichting
tot mededeling in het financieel verslaggevingsdocument dat de instelling in een kalenderjaar
gebruik maakt of heeft gemaakt van de verantwoordingsvrijstelling. Deze mededeling
moet voor ieder kalenderjaar waarin sprake is van verantwoordingsvrijstelling voor
de WNT worden opgenomen. Naar verwachting kost het een WNT-instelling maximaal 15
minuten (eenmaal per jaar, ieder jaar) om deze mededeling in de tekst van het financieel
verslaggevingsdocument op te nemen. Dit komt extra boven op de al bestaande regeldrukeffecten
van het toetsen of de instelling aan de voorwaarden voor verantwoordingsvrijstelling
voldoet. Bij de invoering van artikel 5b is uitgegaan van ongeveer 175 WNT-instellingen
die gebruik zouden kunnen maken van de verantwoordingsvrijstelling. De geschatte meerkosten
per instelling zullen naar verwachting in totaal maximaal € 14 bedragen (op basis
van 15 minuten bij een intern uurtarief 2020 voor een hoogopgeleide medewerker van
€ 54) en voor de 175 instellingen tezamen in totaal € 2.450. Vermoedelijk zal dit
een overschatting zijn omdat deze werkzaamheden niet overal door hoogopgeleide medewerkers,
maar door administratieve medewerkers zullen worden verricht.
De wijziging van artikel 5d (artikel I, onderdeel D) betreft naar verwachting een
enkel geval tot hooguit een paar gevallen per jaar. Tot nu toe is het namelijk slechts
enkele keren voorgekomen bij toezicht en handhaving dat een functionaris ten onrechte
als topfunctionaris is verantwoord. De meerlasten van de wijziging zijn dan ook verwaarloosbaar,
terwijl de redenen voor de wijziging principieel van aard en strekking zijn, en daarom
is geen berekening van de regeldrukeffecten opgenomen.
3.2 Regeldrukeffecten voor controlerende accountants (out-of-pocket kosten voor WNT-instellingen)
De voorgestelde wijzigingen strekken zoals gezegd in de kern tot verduidelijking van
de bestaande regelgeving. Het gaat om zaken die in de huidige praktijk over het algemeen
al op deze manier worden uitgelegd en toegepast, ook in de accountantscontroles op
de WNT. Die praktijk is voor het overgrote deel niet uitgebreid of verruimd door de
voorgestelde verduidelijkingen. Naar verwachting vloeien uit het overgrote deel van
de wijzigingen voor de accountants en daarmee indirect voor de instellingen geen structurele
extra controlelasten voort. Incidenteel zullen de accountants naar verwachting een
tot enkele uren nodig hebben om de wijzigingen van de regeling tot zich te nemen en
te verwerken in hun protocollen, processen en controles. Dit vormt onderdeel van de
jaarlijkse aanpassingen die elke accountantsorganisatie die WNT-controles uitvoert
moet doen aan de wijzigingen van de wet- en regelgeving.
3.3 Advisering door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen
omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
4. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Daarmee is voldaan aan
de vaste verandermomenten. Tevens is voldaan aan de eis van publicatie twee maanden
voorafgaand aan inwerkingtreding.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen