Beleidsregel Toezicht ACM op duurzaamheidsafspraken

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Mededingingswet en artikel 4:81, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

1. Inleiding

  • 1. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan bij haar missie om markten goed te laten werken voor alle mensen en bedrijven, nu en in de toekomst. Afspraken tussen ondernemingen om duurzaamheidsvoordelen te behalen kunnen op een effectieve manier bijdragen aan die missie.

  • 2. Het belang van dergelijke duurzaamheidsafspraken is gegroeid. Zo is er de afgelopen jaren een toename van maatschappelijke, beleidsmatige en juridische aandacht voor klimaatverandering, biodiversiteit en duurzame ontwikkeling. Als gevolg hiervan zijn concrete beleidsdoelen en bindende normen over duurzaamheid tot stand gekomen. Gedacht kan worden aan het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro (1992), het Klimaatverdrag van Parijs (2015), de zeventien Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties waaraan Nederland en de Europese Unie zich hebben gecommitteerd (2015) en de Klimaatwet (2019). Daarnaast heeft de Hoge Raad eind 2019 bepaald dat de Staat der Nederlanden ervoor moet zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen per eind 2020 met 25% zal zijn verminderd ten opzichte van 1990.1 Als gevolg van de grote inspanning die moet worden geleverd om dergelijke doeleinden te bereiken, en de rol die de Nederlandse overheid daarbij ziet voor ondernemingen, zijn duurzaamheidsafspraken belangrijker geworden.

  • 3. Duurzaamheid en mededinging gaan vaak samen. Net zoals mededinging innovaties in de vorm van nieuwe of verbeterde producten en processen aanmoedigt, kan mededinging ook innovaties op het gebied van duurzaamheid bevorderen. Consumenten beschouwen duurzaamheid vaak als een kwaliteitsverbetering van een product. De beschikbaarheid van duurzame producten vergroot daarbij de onderlinge concurrentie en keuzemogelijkheden voor consumenten.2 Echter, prijsdruk en efficiency kunnen ertoe leiden dat negatieve externe effecten (bijvoorbeeld schade aan derden als gevolg van de productie, transport en consumptie, zoals bij CO2-uitstoot) worden afgewenteld op de samenleving. In principe heeft elke onderneming individueel de verantwoordelijkheid om schade aan derden te voorkomen. Toch kan het maatschappelijk gezien soms optimaal zijn als ondernemingen afspreken negatieve externe effecten te verminderen. Samenwerkingen op het gebied van duurzaamheid om dit tegen te gaan kunnen door de mededingingsregels worden belemmerd, zeker als bij bedrijven onzekerheid bestaat over wat wel en niet mag. De ACM erkent dat deze spanning in sommige gevallen bestaat.

  • 4. De ACM heeft met de eerste3 en tweede4 (concept-)Leidraad Duurzaamheidsafspraken inzicht gegeven in welke afspraken ondernemingen met elkaar kunnen maken zodat onnodige spanning kon worden weggenomen en zij duurzamer konden ondernemen. Daarnaast heeft de ACM daarmee een bijdrage willen leveren aan de internationale discussie over de toepassing van de mededingings-regels op duurzaamheidsafspraken. Ook biedt de ACM sindsdien ondernemingen de mogelijkheid contact met de ACM op te nemen om voorgenomen duurzaamheidsafspraken voor te leggen.

  • 5. Bij de publicatie van de tweede (concept-)Leidraad Duurzaamheidsafspraken is aangekondigd dat de ACM met het oog op de Europese ontwikkelingen en discussie nog geen definitief kader zou vaststellen.5 Veel van de afspraken die aan de ACM worden voorgelegd hebben immers een effect op het handelsverkeer tussen lidstaten van de Europese Unie (EU), waardoor de Europese mededingingsregels van toepassing zijn. Inmiddels heeft de Europese Commissie (EC) haar Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (EC Richtsnoeren Horizontalen) herzien.6 Daarin is ook een hoofdstuk opgenomen over mededinging en duurzaamheidsafspraken. Nu de EC Richtsnoeren Horizontalen zijn vastgesteld vervangt de ACM de (concept-)Leidraad Duurzaamheidsafspraken door deze beleidsregel. In dit document geeft de ACM inzicht in de toepassing van de mededingingsregels op duurzaamheidsafspraken en op welke wijze zij invulling geeft aan toezicht op dit gebied.

  • 6. In hoofdstuk 2 staat het kader dat de ACM toepast op zowel horizontale als verticale duurzaamheidsafspraken. De ACM zal duurzaamheidsafspraken tussen concurrenten (mede) aan de hand van de EC Richtsnoeren Horizontalen beoordelen. Afspraken in de landbouwsector waarop de GMO-verordening van toepassing is, vallen buiten de reikwijdte van dit document.7

  • 7. In hoofdstuk 3 geeft de ACM aan op welke wijze zij invulling geeft aan haar bevoegdheden. De ACM heeft als onafhankelijke toezichthouder binnen bepaalde grenzen beleidsvrijheid over de wijze waarop zij mogelijke overtredingen onderzoekt of welke sancties zij oplegt. De ACM kiest in twee situaties ervoor om in beginsel geen onderzoek te doen. Dit betekent dat de ACM niet tegen ondernemingen optreedt in die gevallen. Ondernemingen hoeven dus niet te vrezen voor een boete van de ACM.

  • 8. De eerste situatie ziet op ondernemingen die afspraken maken over de naleving van een bindende duurzaamheidsnorm. Dergelijke afspraken die zien op de naleving van internationale regels vallen op grond van de EC Richtsnoeren Horizontalen onder voorwaarden buiten de reikwijdte van het kartelverbod van artikel 101, lid 1, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De ACM volgt deze lijn. In aanvulling daarop doet de ACM in beginsel geen nader onderzoek naar afspraken over de naleving van bindende duurzaamheidsnormen op grond van andere regels, zoals nationale of Europese regels. Zie hiervoor paragraaf 3.1.

  • 9. De tweede situatie ziet op zogenaamde milieuschadeafspraken die een efficiënte bijdrage leveren aan het behalen van een internationale of nationale norm of concreet beleidsdoel om milieuschade te voorkomen of verminderen. De ACM zal dergelijke afspraken niet nader onderzoeken als aannemelijk is dat de afspraak noodzakelijk is om het milieuvoordeel te behalen en dergelijke voordelen voldoende opwegen tegen de mogelijke nadelen voor de mededinging. Verder moeten de consumenten in de relevante markt een merkbaar en objectief aandeel van de voordelen ontvangen. Dat betekent in ieder geval dat de consumenten tot de groep moeten behoren die profiteert van de voordelen van de afspraak. Ook dient sprake te zijn van restconcurrentie. Zie hiervoor paragraaf 3.2.

  • 10. Net als de afgelopen jaren kunnen ondernemingen de ACM vragen om een informele beoordeling van hun duurzaamheidsafspraak.8 Dat betekent dat als ondernemingen twijfelen over de toelaatbaarheid van hun duurzaamheidsafspraak, zij hun eigen beoordeling over de toepasselijkheid van de mededingingsregels kunnen voorleggen aan de ACM. De ACM zal in voorkomende gevallen meedenken over het vinden van oplossingen voor eventuele knelpunten. Boetes worden in die gevallen niet opgelegd. Dit geldt ook voor publiekelijk bekend gemaakte duurzaamheidsafspraken waarbij dit document aantoonbaar te goeder trouw is gevolgd. Zie hiervoor hoofdstuk 4.

  • 11. De ACM wijst ondernemingen erop dat dit document niets af doet aan het wettelijk kader en de uitleg van de mededingingsregels door de nationale en Europese rechter. Het document zegt evenmin iets over de handhaving door andere mededingingsautoriteiten binnen de Europese Unie en door de Europese Commissie.

  • 12. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de inwerkingtreding van dit document.

2. Mededingingsregels en duurzaamheidsafspraken

  • 13. In dit hoofdstuk licht de ACM toe wat duurzaamheidsafspraken zijn (paragraaf 2.1) en volgens welk kader zij duurzaamheidsafspraken beoordeelt (paragraaf 2.2).

2.1 Definitie duurzaamheidsafspraken

  • 14. Duurzaamheidsafspraken zijn alle afspraken die een duurzaamheidsdoel nastreven, ongeacht de vorm van de samenwerking. Daarbij gaat het om het vermogen van de samenleving om de beschikbare hulpbronnen te verbruiken en te gebruiken zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Het omvat activiteiten die economische, ecologische en maatschappelijke ontwikkeling (waaronder arbeids- en mensenrechten) ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn: het tegengaan van de klimaatverandering (bv. door het reduceren van broeikasgasemissies), het beëindigen van verontreiniging, het beperken van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het eerbiedigen van mensenrechten, het garanderen van een bestaansinkomen, het bevorderen van veerkrachtige infrastructuur en innovatie, het reduceren van voedselverspilling, het bevorderen van een omschakeling naar gezond en voedzaam voedsel, het waarborgen van dierenwelzijn enz.

2.2 Toepassing kartelverbod op duurzaamheidsafspraken

  • 15. Artikel 6, lid 1, Mededingingswet (Mw) respectievelijk artikel 101, lid 1, VWEU bevat het verbod op afspraken die ertoe strekken (ook wel: tot doel hebben) of tot gevolg hebben dat de mededinging wordt beperkt, verhindert of vervalst. Het verbod is van toepassing op afspraken tussen ondernemingen en besluiten van verenigingen van ondernemingen die met elkaar concurreren (zogeheten ‘horizontale afspraken’). Het kartelverbod geldt ook voor afspraken tussen ondernemingen uit verschillende stadia van de distributiekolom of waardeketen (zogeheten ‘verticale afspraken’).

  • 16. Als de mededingingsbeperkende strekking van een afspraak vaststaat, hoeven de gevolgen daarvan voor de mededinging niet te worden onderzocht. Als door partijen wordt aangetoond dat hun afspraak een duurzaamheidsdoel nastreeft, en dit redelijke twijfel doet rijzen over de vraag of de overeenkomst naar haar aard de mededinging in voldoende mate schaadt om als een mededingingsbeperkende strekking te worden beschouwd, moeten de gevolgen van de afspraak voor de mededinging worden beoordeeld. Het mag dan niet gaan om een afspraak die wordt gebruikt om een mededingingsbeperkende strekking te verhullen, zoals prijsafspraken, marktverdeling of klantverdeling, of beperking van de productie of innovatie.

  • 17. Afspraken die de mededinging beperken, omdat ze ofwel een mededingingsbeperkende strekking ofwel mededingingsbeperkende gevolgen hebben, maar ook voordelen opleveren die opwegen tegen de nadelen ervan, kunnen zijn vrijgesteld van het verbod. Deze vrijstelling staat in artikel 6, lid 3, Mw en/of artikel 101, lid 3, VWEU.9 Afspraken vallen niet onder het verbod als ze aan de volgende vier cumulatieve voorwaarden voldoen:

    • 1. De afspraken leveren voordelen op, waaronder duurzaamheidsvoordelen;

    • 2. De gebruikers van de betrokken producten ontvangen van die voordelen een billijk aandeel;

    • 3. De mededingingsbeperking is noodzakelijk om de voordelen te behalen en gaat niet verder dan nodig is; en

    • 4. De mededinging wordt niet voor een substantieel deel van de betrokken producten uitgeschakeld.

  • 18. De ACM volgt bij de toepassing van het verbod op mededingingsbeperkende afspraken het Europese en Nederlandse juridisch kader, waaronder de horizontale en verticale groepsvrijstellings-verordeningen en richtsnoeren, alsmede relevante nationale en Europese jurisprudentie.10

3. Toezicht ACM op duurzaamheidsafspraken

  • 19. In dit hoofdstuk gaat de ACM in op de beleidskeuzes die zij maakt ten aanzien van de naleving van bindende duurzaamheidsnormen (paragraaf 3.1) en voor milieuschadeafspraken (paragraaf 3.2).

3.1 Naleving bindende duurzaamheidsnormen

  • 20. De EC Richtsnoeren Horizontalen bepalen dat afspraken die uitsluitend tot doel hebben ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan voldoende precieze vereisten of verboden in wettelijk bindende internationale verdragen, overeenkomsten of conventies, ongeacht of ze al dan niet in nationale wetgeving zijn omgezet (bijvoorbeeld naleving van sociale grondrechten of verboden op het gebruik van kinderarbeid, de houtkap van bepaalde soorten tropisch hout of het gebruik van bepaalde verontreinigende stoffen) en die niet volledig worden uitgevoerd of gehandhaafd door een ondertekenende staat buiten de reikwijdte van artikel 101 VWEU vallen.11 De ACM volgt deze lijn.12

  • 21. Het voorbeeld in het voorgaande randnummer is beperkt tot verplichtingen of verboden in internationale verdragen, overeenkomsten of conventies. Ondernemingen kunnen ook afspraken maken over de naleving van normen die voortvloeien uit nationale of Europese rechtsbronnen. De ACM zal in beginsel geen nader onderzoek doen naar dergelijke afspraken. Daarbij hanteert de ACM dezelfde randvoorwaarden als die gelden bij de naleving van internationale verdragen, overeenkomsten of conventies conform randnummer 20. Dat wil zeggen dat het moet gaan om afspraken die uitsluitend tot doel hebben ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan voldoende precieze vereisten of verboden in wettelijke bindende nationale of Europese rechtsbronnen en die niet volledig worden uitgevoerd of gehandhaafd. De reden hiervoor is dat de ACM het niet opportuun vindt om oneigenlijke concurrentie, dat wil zeggen concurrentie die bij naleving van bindende duurzaamheidsnormen er niet was geweest, te beschermen. Dit geldt ongeacht waar of op welk (rechtsordelijk) niveau de betreffende norm is vastgelegd.13

3.2 Toezicht op milieuschadeafspraken

  • 22. Milieuschadeafspraken zijn voor de ACM afspraken die een efficiënte bijdrage leveren aan de naleving van een internationale of nationale norm of het bereiken van een concreet beleidsdoel ter voorkoming van milieuschade. Daarbij kan milieuschade worden omschreven als schade aan het milieu bij de productie, het transport en de consumptie van goederen of diensten. Milieuschade ontstaat bijvoorbeeld door de uitstoot van schadelijke stoffen en broeikasgassen en door het verspillen van grondstoffen. De schade die hierdoor ontstaat, die niet in de prijs is inbegrepen, noemen we negatieve externe effecten. Deze schade vertaalt zich bijvoorbeeld in de opwarming van de atmosfeer, een geringere biodiversiteit en/of een minder gezonde leefomgeving. Milieuschade impliceert ook een inefficiënt gebruik van schaarse natuurlijke hulpbronnen (common resources). Wanneer ondernemingen door samen te werken milieuschade verminderen of voorkomen, genereren zij daarom een voordeel. Dergelijke afspraken kunnen nodig zijn om de milieuvoordelen te behalen, welke per definitie toekomen aan een grotere groep dan alleen de consumenten van de producten. Afhankelijk van het type schade dat wordt voorkomen kan het voordeel worden genoten door iedereen in een bepaalde regio, land of zelfs in de gehele wereld (zoals het geval is bij de reductie van CO2-uitstoot).

  • 23. Gelet op het belang om milieuschade te voorkomen en de rol die samenwerking tussen bedrijven daarbij kan spelen acht de ACM het niet opportuun om nader onderzoek te doen naar een milieuschadeafspraak als uit voorlopig onderzoek blijkt dat het aannemelijk is dat de afspraak noodzakelijk is om de milieuvoordelen te behalen en dergelijke voordelen voldoende opwegen tegen de mogelijke nadelen voor de mededinging. Het is daarbij belangrijk dat de consumenten in de relevante markt een merkbaar en objectief aandeel van de voordelen ontvangen. Dat betekent in ieder geval dat de consumenten tot de groep moeten behoren die profiteert van de voordelen van de afspraak. Verder dient sprake te zijn van restconcurrentie. Bij het voorgaande wordt rekening gehouden met het ‘vervuiler betaalt’-beginsel14 en het beginsel van een effectieve handhaving van artikel 101 VWEU door de ACM en de andere leden van het Europese mededingingsnetwerk (ECN).

  • 24. Milieuschadeafspraken die hieraan voldoen dienen het maatschappelijk belang door bij te dragen aan de doelen zoals genoemd in randnummer 2. Dit versterkt het vertrouwen van mensen en bedrijven in de goede werking van markten en draagt bij aan de missie van de ACM.

4. Informele beoordeling duurzaamheidsafspraken

4.1 Inleiding

  • 25. Van ondernemingen wordt verwacht dat zij in eerste instantie zelf (eventueel tezamen met hun adviseur) beoordelen of hun duurzaamheidsafspraak (mogelijk) de mededinging beperkt en onder artikel 6, lid 1, Mw en/of artikel 101, lid 1, VWEU valt. Als dit het geval is, is het aan de onderneming om na te gaan of de duurzaamheidsafspraak in aanmerking kan komen voor de wettelijke vrijstelling van artikel 6, lid 3, Mw en/of artikel 101, lid 3, VWEU.15

  • 26. Ondernemingen die twijfelen over de wijze waarop hun eigen beoordeling moet worden uitgevoerd, de inhoud van hun beoordeling of over de vraag of de ACM onderzoek zal doen met het oog op paragraaf 3 van dit document kunnen hierover contact opnemen met de ACM. Bij voorkeur in een vroegtijdig stadium, mits het initiatief voldoende concreet is. De ACM zal aangeven welke mogelijkheden zij ziet en eventuele mededingingsrechtelijke risico’s benoemen. De ACM maakt daarbij een initiële beoordeling van de duurzaamheidsafspraak en denkt mee met het vinden van oplossingen voor eventuele knelpunten.

  • 27. Hierna licht de ACM toe hoe een verzoek om een informele beoordeling kan worden gedaan (paragraaf 4.2), welke werkwijze en procedure de ACM hanteert bij de behandeling van dergelijke verzoeken (paragraaf 4.3), hoe een informele beoordeling wordt verstrekt aan ondernemingen (paragraaf 4.4) en wat de gevolgen ervan zijn (paragraaf 4.5).

4.2 Verzoek om een informele beoordeling

  • 28. Een verzoek om een informele beoordeling over een duurzaamheidsafspraak kan worden ingediend door een onderneming, een ondernemingsvereniging of diens vertegenwoordiger (‘verzoeker’).

  • 29. Het verzoek kan onder vermelding van ‘Verzoek Informele Beoordeling Duurzaamheidsafspraak Directie Mededinging’ worden gestuurd naar het volgende adres:

    Autoriteit Consument en Markt

    T.a.v. Directie Mededinging

    Postbus 16236

    2500 BH DEN HAAG

    Of per e-mail naar info@acm.nl.16

  • 30. Een verzoek om een informele beoordeling bevat in ieder geval de volgende informatie17:

    • a. De identiteit van de betrokken ondernemingen;

    • b. Een contactpersoon bij de verzoeker;

    • c. Een omschrijving van de voorgenomen duurzaamheidsafspraak;

    • d. Een toelichting waarom de afspraak kwalificeert als een duurzaamheidsafspraak (en eventueel als een milieuschadeafspraak, zie paragraaf 3.2);

    • e. De specifieke vraag waarover een informele beoordeling wordt verzocht;

    • f. De eigen beoordeling van de betrokken ondernemingen, voor zover mogelijk18, over de toepasselijkheid van de mededingingsregels op de afspraak;

    • g. Alle overige informatie en/of documentatie die relevant is voor de ACM om een informele beoordeling te geven;

    • h. Of er ten aanzien van de voorgenomen duurzaamheidsafspraak contact is met een andere (mededingings)autoriteit en/of er een procedure aanhangig is bij een rechterlijke instantie; en

    • i. Of het verzoek bedrijfsvertrouwelijke informatie bevat en zo ja, welke (dit mag eventueel ook op een later tijdstip).

  • 31. Voorafgaand aan het indienen van een verzoek om een informele beoordeling kan contact worden opgenomen met de Directie Mededinging van de ACM via bovenstaand (e-mail)adres om dit (voor) te bespreken.

4.3 Behandeling van het verzoek om een informele beoordeling

  • 32. De ACM behandelt het verzoek in beginsel aan de hand van de verstrekte informatie en doet in principe geen aanvullend onderzoek. De ACM kan echter informatie waarover zij beschikt uit openbare bronnen, jurisprudentie, de beschikkingenpraktijk of andere bronnen gebruiken bij haar beoordeling. De ACM zal indien nodig voor haar informele beoordeling aan de verzoeker vragen aanvullende informatie te verstrekken.19

  • 33. De ACM hanteert als uitgangspunt dat een verzoeker binnen een redelijke termijn wordt ingelicht over de opvolging van het verzoek om een informele beoordeling. De ACM houdt daarbij waar mogelijk rekening met de omstandigheden van elk geval. De doorlooptijd is afhankelijk van onder andere de complexiteit van het initiatief en (eigen) beoordeling alsook de snelheid waarmee ondernemingen gevraagde informatie aanleveren. De ervaring leert dat dit proces vaak enkele maanden duurt. Als geen informele beoordeling wordt verstrekt, stelt de ACM de verzoeker daarvan zo snel mogelijk op de hoogte.

  • 34. Een verzoeker kan het verzoek tot een informele beoordeling te allen tijde intrekken. In dergelijke gevallen wordt er geen informele beoordeling verstrekt. De in het kader van het verzoek om een informele beoordeling verstrekte informatie blijft beschikbaar voor de ACM.

4.4 Verstrekking informele beoordeling

  • 35. Een informele beoordeling kan mondeling, per e-mail of per brief worden verstrekt. De vorm kan worden bepaald in overleg met verzoeker, maar hangt ook af van het stadium waarin de duurzaamheidsafspraak zich bevindt.

  • 36. De informele beoordeling bevat in ieder geval de volgende elementen:

    • a. Een korte beschrijving van de feiten en omstandigheden die aan de informele beoordeling ten grondslag liggen;

    • b. De belangrijkste juridische en economische overwegingen die ten grondslag liggen aan de opvatting van de ACM over de toepassing van artikel 6 Mw en/of artikel 101 VWEU aan de hand van het kader zoals uiteengezet in dit document.

  • 37. In het geval van een beroep op de naleving van een wettelijke norm of een milieuschadeafspraak waarbij wordt voldaan aan de criteria (zie paragraaf 3) kan de informele beoordeling bestaan uit de voorlopige conclusie dat geen nader onderzoek wordt gedaan naar de duurzaamheidsafspraak.

  • 38. Met het oog op toekomstige zaken zal de ACM in beginsel alle informele beoordelingen die zij verstrekt aan ondernemingen op basis van dit document ook publiceren op haar website. Voordat de informele beoordeling wordt gepubliceerd, bereikt de ACM overeenstemming met de verzoeker over een publieke versie daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met het (vertrouwelijke) stadium waarin het initiatief zich bevindt en het vertrouwelijke karakter van persoons- en bedrijfsgegevens.

4.5 Gevolgen van een informele beoordeling

  • 39. Een informele beoordeling is in de eerste plaats bedoeld om eventuele belemmeringen die ondernemingen ervaren bij het maken van duurzaamheidsafspraken vanwege twijfel over de toepasselijkheid van de mededingingsregels weg te nemen. De ACM doet dit door ondernemingen te helpen met het beoordelen van duurzaamheidsafspraken. Een informele beoordeling is geen besluit van de ACM. Een informele beoordeling weerspiegelt een voorlopige beoordeling van de ACM over de haar voorgelegde feiten en schept geen rechten of verplichtingen voor de verzoeker of een derde partij.

  • 40. In beginsel zal de ACM geen boete opleggen aan ondernemingen die (i) hun duurzaamheidsafspraak hebben voorgelegd aan de ACM en (ii) waarvan de ACM heeft aangegeven dat die niet in strijd lijkt te zijn met de mededingingsregels, als later blijkt dat die afspraak toch niet met de mededingingsregels verenigbaar is. Hetzelfde geldt als de ACM heeft aangegeven dat geen nader onderzoek zal worden verricht, als later blijkt dat toch niet aan de daarvoor vereiste criteria wordt voldaan. Het voorgaande geldt alleen als de ondernemingen de ACM te goeder trouw hebben geïnformeerd, de ACM in haar informele beoordeling geen expliciet voorbehoud heeft gemaakt en de ondernemingen de afspraak (voortvarend) wijzigen zodat alsnog in lijn met de mededingingsregels of vereiste criteria wordt gehandeld (na overleg met de ACM, of na een interventie door de ACM). Hetzelfde geldt voor publiekelijk bekend gemaakte duurzaamheidsafspraken die niet aan de ACM zijn voorgelegd, maar waarbij dit document aantoonbaar te goeder trouw is gevolgd.

5. Inwerkingtreding

  • 41. Deze beleidsregel zal in de Staatscourant worden geplaatst.

  • 42. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

  • 43. Met inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de (tweede) concept-Leidraad Duurzaamheidsafspraken vervangen alsook het Visiedocument Mededinging & Duurzaamheid uit 2014 en de Uitgangspunten toezicht ACM op duurzaamheidsafspraken uit 2016.

  • 44. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Toezicht ACM op duurzaamheidsafspraken.


X Noot
1

Zie Hoge Raad, 20 december 2019, Staat der Nederlanden / Stichting Urgenda, ECLI:NL:2019:2006. Gedacht kan ook worden aan overkoepelende akkoorden zoals het Energieakkoord 2013, het Grondstoffenakkoord 2017, het Nationaal Preventieakkoord 2018 en het Klimaatakkoord 2019 en diverse beleidsmaatregelen.

X Noot
2

Daarbij is het wel belangrijk dat consumenten goed worden geïnformeerd over de duurzaamheidskenmerken van producten. Door het gebruik van juiste en duidelijke duurzaamheidsclaims kunnen consumenten met vertrouwen een duurzamere keuze maken en worden bedrijven die zich inspannen voor duurzaamheid beschermd tegen bedrijven die oneerlijk concurreren door het gebruik van misleidende claims. Voor meer informatie kan de Leidraad duurzaamheidsclaims van de ACM worden geraadpleegd: https://www.acm.nl/nl/publicaties/acm-vernieuwde-leidraad-biedt-meer-duidelijkheid-over-misleidende-vage-duurzaamheidsclaims.

X Noot
5

ACM, Leidraad duurzaamheidsafspraken gereed voor verdere Europese afstemming, 26 januari 2021, https://www.acm.nl/nl/publicaties/leidraad-duurzaamheidsafspraken-gereed-voor-verdere-europese-afstemming.

X Noot
7

Zie hiervoor de Leidraad samenwerking landbouwers van de ACM van 1 september 2022, https://www.acm.nl/nl/publicaties/leidraad-samenwerking-landbouwers.

X Noot
8

Voor overige afspraken geldt de ACM Werkwijze informele zienswijzen van 26 februari 2019 (Stcrt. 2019, 11177).

X Noot
9

Naast deze wettelijke vrijstelling zijn er ook andere vrijstellingen van het kartelverbod. Zie hiervoor artikelen 12 en 13 Mw (groepsvrijstellingsverordeningen) alsook artikel 7 Mw (zogeheten bagatel-vrijstelling).

X Noot
10

Zie bijvoorbeeld http://ec.europa.eu/competition/antitrust/legislation/legislation.html (Europese mededingingsregels) de Leidraad: Afspraken tussen leveranciers en afnemers, 8 juli 2022, beschikbaar via: https://www.acm.nl/nl/publicaties/leidraad-afspraken-tussen-leveranciers-en-afnemers en de Leidraad: Samenwerking tussen concurrenten, 26 februari 2019, beschikbaar via: https://www.acm.nl/nl/publicaties/leidraad-samenwerking-tussen-concurrenten.

X Noot
11

EC Richtsnoeren Horizontalen, randnummer 528.

X Noot
12

Als gevolg waarvan afspraken die zien op de naleving van internationale regels ook buiten de reikwijdte van het kartelverbod van artikel 6 Mw vallen.

X Noot
13

Een voorbeeld hiervan is ACM, Brief duurzaamheidsafspraak vermindering illegale bestrijdingsmiddelen tuinbranche, 2 september 2022, beschikbaar via https://www.acm.nl/nl/publicaties/brief-duurzaamheidsafspraak-vermindering-illegale-bestrijdingsmiddelen-tuinbranche.

X Noot
14

Artikel 191, lid 2, VWEU. De ACM wijst ook op artikel 3 VEU, 11 VWEU en randnummer 2 van dit document.

X Noot
15

Artikel 2 Verordening nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 VWEU en artikel 6, lid 4, Mw. De bewijslast voor een beroep op de uitzonderingscriteria van het derde lid van de artikelen 6 Mw en 101 VWEU ligt bij ondernemingen. Dit document verandert niets aan deze juridische bewijslastverdeling.

X Noot
16

Voor het versturen van vertrouwelijke informatie kan gebruik worden gemaakt van Cryptshare. Zie voor meer informatie: https://www.acm.nl/nl/contact/adresgegevens/bereikbaarheid-per-e-mail.

X Noot
17

De ACM beschermt uw persoonsgegevens zoals voorgeschreven in de AVG. Als u hierover meer wilt weten, raadpleeg dan de privacyverklaring op www.acm.nl.

X Noot
18

Voor de vereiste inhoud en omvang van de eigen beoordeling houdt de ACM rekening met de omvang en middelen van de betreffende onderneming(en).

X Noot
19

In voorkomende gevallen kan de ACM ook derden vragen om aanvullende inlichtingen te verstrekken.

Naar boven