Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 5 oktober 2023, nr. WJZ/ 37236159, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen aan provincies in verband met de inzet van capaciteit op natuurmonitoring (Regeling specifieke uitkering capaciteit natuurmonitoring)

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op de artikelen 2a, eerste lid, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

capaciteit:

inzet van ambtelijke capaciteit of externe inhuur van capaciteit (bemensing) ten behoeve van natuurmonitoring;

minister:

Minister voor Natuur en Stikstof;

natuurmonitoring:

werkzaamheden in het kader van de op 21 december 2022 in het Bestuurlijk Overleg Natuur vastgestelde businesscase ‘VHR Compleet: Samen op Pad. Een Businesscase voor Robuuster Monitoring, Informatievoorziening & Rapportage van onze Gezamenlijke Vogel- en Habitatrichtlijn Doelen’.

Artikel 2 specifieke uitkering

  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een provincie om bij te dragen aan capaciteit voor de uitvoering van natuurmonitoring.

  • 2. Per provincie wordt één specifieke uitkering verstrekt.

  • 3. De specifieke uitkering wordt verstrekt voor kosten die zijn of worden gemaakt in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024.

  • 4. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor kosten die reeds uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd.

Artikel 3 hoogte van de uitkering

  • 1. De specifieke uitkering bedraagt voor de uitkeringsperiode per provincie maximaal € 150.000, inclusief BTW.

  • 2. De betaling aan de ontvanger wordt verminderd met de kosten waarvoor de provincie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt.

Artikel 4 aanvraag tot verlening

  • 1. De specifieke uitkering kan worden aangevraagd tot 14 dagen na publicatie in de Staatscourant.

  • 2. Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de activiteiten, de periode waarop de activiteiten betrekking hebben en een opgave van de omvang van de kosten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd;

    • b. een opgave van de omvang van de kosten waarvoor de provincie in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

Artikel 5 beslistermijn, verlening en voorschot

  • 1. De minister geeft binnen zes weken na het indienen van de aanvraag een beschikking omtrent verlening van de uitkering.

  • 2. De beschikking tot verlening van de uitkering vermeldt in elk geval de wijze van verantwoording over de besteding van de uitkering.

  • 3. De minister verleent bij de beschikking tot verlening een voorschot van 100% van het uitkeringsbedrag en betaalt dat voorschot uiterlijk op 31 december 2023.

Artikel 6 verplichtingen

  • 1. De provincie draagt er zorg voor dat de uitkering uitsluitend wordt ingezet voor natuurmonitoring.

  • 2. De uitkering wordt zodanig besteed dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun.

  • 3. De minister kan in de beschikking tot verlening aanvullende verplichtingen opleggen.

Artikel 7 verantwoording en vaststelling

  • 1. De provincie legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. De minister stelt de uitkering vast binnen 22 weken nadat hij de relevante verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen.

Artikel 8 inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op tijdig ingediende aanvragen en op uitkeringen die op grond van deze regeling zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 9 citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering capaciteit natuurmonitoring.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 oktober 2023

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

TOELICHTING

Algemeen

1. Doel en aanleiding

Met deze regeling komt voor iedere provincie maximaal 150.000 euro beschikbaar voor de inzet van ambtelijke capaciteit of externe inhuur van capaciteit (bemensing) voor natuurmonitoring in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024. Het doel van deze regeling is om provincies te ondersteunen in het uitvoeren van de businesscase ‘VHR Compleet: Samen op Pad’ (hierna ook ‘Businesscase’) middels het opschalen van capaciteit.

In december 2022 hebben de Minister voor Natuur en Stikstof en de gezamenlijke gedeputeerden in het Bestuurlijk Overleg Natuur de businesscase ‘VHR compleet: samen op pad’ vastgesteld als kaderstellend document voor de doorontwikkeling van het stelsel van natuurmonitoring, informatievoorziening en rapportage in de periode van 2023 tot en met 2030.1 De businesscase speelt in op de nieuwe informatiebehoeftes vanuit Programma Natuur en het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) om te rapporteren over de realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn (VHR) op meerdere schaalniveaus.

Het doel van de businesscase is om het monitoringsstelsel zo vorm te geven dat het:

  • 1) inzichtelijk maakt wat het effect is van de natuurherstelmaatregelen op systeemherstel in en rond natuurgebieden;

  • 2) duidelijk wordt of de gewenste (omgevings)condities worden bereikt die nodig zijn voor de instandhoudingsdoelen voor habitattypen en soorten van de VHR, en

  • 3) duidelijk wordt of deze VHR doelen worden bereikt op zowel landelijk als gebiedsniveau.

Rijk en provincies hechten beiden grote waarde aan een goede uitvoering van de businesscase.

De inzet vanuit de provincies is nodig in de vorm van meedenken over en uitwerken van methodieken als ook in de vorm van het aanleveren van data. Hiervoor is capaciteit nodig.

Het budget kan worden gebruikt voor kosten gemaakt voor de uitvoering van de businesscase. Het gaat hierbij om kosten gemaakt tussen 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024.

2. Hoofdlijnen mogelijke besteding

De voorgenomen ontwikkelingen zoals omschreven in het de businesscase vragen om extra capaciteit bij provincies. Daarom is de onderhavige regeling vastgesteld waarop iedere provincie een beroep kan doen ten behoeve van deze kosten. Er is gekozen voor de vorm van een specifieke uitkering zodat het budget specifiek op natuurmonitoring wordt ingezet. Per provincie is maximaal 150.000 euro beschikbaar voor de extra capaciteit die nodig is voor de uitvoering van de businesscase.

De middelen mogen worden gebruikt om de inzet van ambtelijke capaciteit of externe inhuur van capaciteit (bemensing) voor natuurmonitoring van provincies te vergroten, zodat zij zijn toegerust om de businesscase uit te voeren. Tevens wordt hierdoor de juiste expertise en ervaring in de organisatie opgebouwd.

De uitkering kan worden besteed aan activiteiten die vallen binnen de drie pijlers (maatregelen, omgevingscondities, doelbereik) van de businesscase. Naast een bijdrage aan deze pijlers kan de uitkering worden besteed aan deelname aan de werkgroepen en kernteams onder de stuurgroep Natuurmonitoring & Informatievoorziening.

3. Aanvraag tot verlening

De uitkering wordt op aanvraag aan een provincie verstrekt. De uitkering kan worden aangevraagd tot 14 dagen na publicatie in de Staatscourant (artikel 4, eerste lid). Bij de aanvraag wordt toegelicht wat de hoogte is van de gevraagde specifieke uitkering, waaruit blijkt, welk deel de BTW betreft. Ook wordt gevraagd om een korte beschrijving te geven van de beoogde activiteiten en de periode waarbinnen deze activiteiten plaats hebben gevonden of nog zullen vinden. Dit laatste is van belang omdat de daadwerkelijke periode waarbinnen activiteiten plaats hebben korter kan zijn dan de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

De Minister voor Natuur en Stikstof verleent bij de beschikking tot verlening een voorschot van 100% van het uitkeringsbedrag en betaalt dat voorschot uiterlijk op 31 december 2023.

Nadat de activiteiten zijn afgerond, stelt de minister de uitkering vast binnen 22 weken nadat zij de relevante eindverantwoordingsinformatie heeft ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (artikel 7, derde lid).

4. Financiële verantwoording en vaststelling

De besteding van de specifieke uitkering wordt uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar verantwoord. De financiële verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit (SiSa), zoals bepaald in de regeling informatieverstrekking SiSa.

De Minister voor Natuur en Stikstof stelt de uitkering vast binnen 22 weken nadat zij de relevante eindverantwoordingsinformatie heeft ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

Rijk en provincies hechten beiden aan een goede uitvoering van de businesscase en werken vanuit vertrouwen. Bij deze samenwerkingsrelatie hoort een lichte financiële en inhoudelijke verantwoording over de besteding van de beschikbare middelen. Centraal in de verantwoording staat dat de middelen worden gebruikt voor de uitvoering van de businesscase.

Bij het niet op tijd indienen van de verantwoordingsinformatie, kan het maatregelenbeleid van het Ministerie van BZK in werking treden.

In beginsel stelt de minister de uitkering overeenkomstig de verlening vast. De uitkering kan lager worden vastgesteld als:2

  • 1. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • 2. de provincie niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen;

  • 3. de provincie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening zou hebben geleid, of

  • 4. de verlening anderszins onjuist was en de provincie dit wist of behoorde te weten.

De algemene regels conform titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht voor de vaststelling van subsidies zijn van toepassing. Dat betekent onder meer dat zo nodig kan worden overgegaan tot terugvordering van verleende uitkeringen. Volledigheidshalve wordt nog gewezen op artikel 7 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, over de vereiste conformiteit met internationaalrechtelijke verplichtingen. Uiteraard zal dit niet gebeuren dan nadat met de provincie overleg is gevoerd en verduidelijking is gevraagd.

5. Regeldruk

De regeling is gericht op een financiële relatie tussen overheden en heeft geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven, en daarmee ook geen gevolgen voor de regeldruk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsbepalingen

Het begrip natuurmonitoring doelt op werkzaamheden in het kader van de businesscase ‘VHR Compleet: Samen op Pad’. Dit document is vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg Natuur op 21 december 2022. Zie verder paragraaf 1 ‘Doel en aanleiding’ onder het algemene deel van de toelichting. Reeds bestaande ambtelijke capaciteit valt niet onder de definitie van capaciteit.

Artikel 2 specifieke uitkering

De Minister voor Natuur en Stikstof kan op grond van dit artikel aan elke provincie één specifieke uitkering verstrekken voor de inzet van ambtelijke capaciteit of externe inhuur van capaciteit (bemensing) ten behoeve van natuurmonitoring. Op deze specifieke uitkering zijn de subsidieregels van de Awb van toepassing. Zie verder paragraaf 4 ‘Financiële verantwoording en vaststelling’ onder het algemene deel van de toelichting.

De uitkering kan worden verstrekt voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt worden in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024. De kosten die uit andere hoofde worden gesubsidieerd komen niet in aanmerking voor vergoeding.

Artikel 3 hoogte van de uitkering

De hoogte van de uitkering bedraagt € 150.000 inclusief BTW. Indien er sprake is van compensabele BTW, dan wordt deze betaling verminderd met de kosten waarvoor de provincie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt. Op deze wijze wordt overcompensatie van de provincie voorkomen.

Artikel 4 aanvraag tot verlening

Provincies kunnen tot 14 dagen na publicatie in de Staatscourant een aanvraag indienen. De aanvraag bevat een beschrijving van de activiteiten, de opgave van de omvang van de kosten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd, de periode waarop deze kosten toezien en de opgave van de omvang van de kosten waarvoor de provincie in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 5 beslistermijn, verlening en voorschot

Binnen zes weken na het indienen van de aanvraag geeft de Minister voor Natuur en Stikstof een beschikking omtrent verlening van de uitkering. De minister verleent bij de beschikking tot verlenen een voorschot van 100% van het uitkeringsbedrag.

Artikel 6 verplichtingen

De specifieke uitkering mag uitsluitend worden besteed aan de inzet van capaciteit voor de uitvoering van natuurmonitoring, zoals gedefinieerd in artikel 1. Bij de verantwoording moet de provincie aan tonen dat de uitkering enkel voor dit doel is ingezet, zie ook artikel 7.

Tweede lid: Provincies dienen de specifieke uitkering zodanig aan te wenden dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun. Als sprake is van staatssteun, zorgt de provincie zelf voor melding of notificatie bij de Europese Commissie, al naar gelang wat is vereist.

Artikel 7 verantwoording en vaststelling

De besteding van de specifieke uitkering wordt uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar verantwoord, zoals geregeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. De financiële verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit, zoals bepaald in de Regeling informatieverstrekking SiSa.

De verleningsbeschikking vermeldt de zogeheten SiSa-indicatoren, hieraan dient de provincie te voldoen om aan te tonen dat de specifieke uitkering uitsluitend wordt ingezet voor het doel waarvoor deze is verstrekt.

Het tweede lid geeft toepassing aan de door artikel 4:47, onder a, Awb geboden mogelijkheid om bij wettelijk voorschrift een termijn te bepalen waarbinnen de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld. De Minister voor Natuur en Stikstof stelt de uitkering vast binnen 22 weken nadat zij de relevante eindverantwoordingsinformatie heeft ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Artikel 8 inwerkingtreding

Met de inwerkingtreding van deze regeling op de dag na publicatie in de Staatscourant wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten.3 Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat de uitvoering van de businesscase vereist dat provincies zo snel mogelijk aan de slag kunnen met het versterken van hun capaciteit (bemensing) om zo in het kader van het Programma Natuur en het Nationaal Programma Landelijk Gebied een bijdrage te kunnen leveren aan het rapporteren over de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De provincies zijn voldoende voorbereid, nu de regeling in overleg met hen tot stand is gekomen.

Het tweede lid is een horizonbepaling, zoals voor subsidieregelingen wordt voorgeschreven door artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Dat artikel maximeert de looptijd van subsidieregelingen in beginsel op vijf jaar.

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink


X Noot
2

Zie artikel 4:46 Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 3, vierde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.

X Noot
3

Zie aanwijzing 4.17, tweede en vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven