Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 9 oktober 2023, nr. WJZ/ 36803965, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK-en LNV-subsidies 2023 in verband met de invoering en openstelling van de subsidiemodule Circular Plastics NL

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikelen 2, 4, 5, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, 15, 16, 17, derde lid, 19, tweede lid, 25 en 50, vierde lid, van het Kaderbesluit EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 3 wordt een titel toegevoegd, luidende:

Titel 3.30. Circular Plastics NL

Artikel 3.30.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

Circular Plastics NL-project:

samenhangend geheel van activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden en passen binnen een in bijlage 3.30.1 opgenomen onderwerp, waarbij die activiteiten gericht zijn op het bevorderen van recycling van plastic afval dat anders verbrand of gestort zou worden of op een minder milieuvriendelijke wijze verwerkt zou worden;

Circular Plastics NL-onderzoeksproject:

Circular Plastics NL-project dat gericht is op onderzoek naar of ontwikkeling van processen, methodieken of technieken gericht op het verbeteren van ontwerp van materialen of producten; of gericht op het karakteriseren, sorteren en wassen van plasticafvalstromen of gericht op processen voor omzetting van plasticafvalstromen tot nieuwe grondstoffen om de efficiëntie van de recycling en de kwaliteit van het recyclaat te verhogen;

Circular Plastics NL-showcase:

Circular Plastics NL-project gericht op het signaleren en wegnemen van knelpunten in een waardeketen van een materiaalstroom in een bepaalde (product)keten;

demonstratieproject:

project als bedoeld in artikel 2, onderdeel 114 bis, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties:

industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie van deze vormen, onafhankelijk uitgevoerd door onderzoeksorganisaties en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen als niet-economische activiteiten;

overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties:

overige projectactiviteiten, onafhankelijk uitgevoerd door onderzoeksorganisaties en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen als niet-economische activiteiten, bestaande uit brede verspreiding van onderzoeksresultaten op een niet-exclusieve en niet-discriminerende basis;

overige projectactiviteiten:

activiteiten die bijdragen aan het doel van een Circular Plastics NL-project, bestaande uit brede verspreiding van onderzoeksresultaten op een niet-exclusieve en niet-discriminerende basis;

waardeketen:

opeenvolging van activiteiten waarbij in elke schakel van het proces een waardetoevoegende activiteit plaatsvindt.

Artikel 3.30.2. Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag aan een deelnemer in een samenwerkingsverband een subsidie voor het uitvoeren van een Circular Plastics NL-project.

  • 2. Een samenwerkingsverband bevat ten minste één onderneming en voor elk van de in bijlage 3.30.1 opgenomen onderwerpen de deelnemers die de in die bijlage voor dat onderwerp genoemde verplichte rollen kunnen vervullen.

Artikel 3.30.3. Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt voor een Circular Plastics NL-project:

    • a. 50% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 25% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groesvrijstellingsverordening, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling;

    • c. 40% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 47, zevende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover deze betrekking hebben op een investering ten behoeve van hulpbronnenefficiëntie en een circulaire economie;

    • d. 80% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties;

    • e. 100% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisatie met een maximum van € 25.000,– voor een Circular Plastics NL-showcase en € 50.000,– voor een Circular Plastics NL-onderzoeksproject;

    • f. 100% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op overige projectactiviteiten, met een maximum van € 25.000,– voor een Circular Plastics NL-showcase en € 50.000,– voor een Circular Plastics NL-onderzoeksproject.

  • 2. De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdelen a, b en c, worden verhoogd met:

    • a. 10 procentpunten, indien de aanvrager een middelgrote onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de middelgrote onderneming; of

    • b. 20 procentpunten, indien de aanvrager een kleine onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de kleine onderneming.

  • 3. De subsidie voor een Circular Plastics NL-onderzoeksproject opgenomen in bijlage 3.30.1 bedraagt ten hoogste:

    • a. € 2.000.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 1;

    • b. € 1.200.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 2;

    • c. € 1.500.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 3;

  • 4. De subsidie voor een Circular Plastics NL-showcase opgenomen in bijlage 3.30.1 bedraagt ten hoogste:

    • a. € 7.800.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 4;

    • b. € 8.800.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 5;

    • c. € 3.000.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 6;

    • d. € 2.000.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 7;

    • e. € 5.000.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 8;

    • f. € 2.400.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 9;

    • g. € 1.500.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 10;

    • h. € 9.000.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 11;

    • i. € 3.000.000,– voor een project dat valt onder onderwerp 12.

  • 5. Onverminderd het derde en vierde lid bedraagt de subsidie, voor zover het overige projectactiviteiten betreft die door een onderneming worden uitgevoerd, per onderneming in een samenwerkingsverband ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening.

Artikel 3.30.4. Verdeling van het subsidieplafond
  • 1. De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen per onderwerp opgenomen in bijlage 3.30.1.

  • 2. Per onderwerp wordt enkel subsidie verstrekt aan de hoogst gerangschikte aanvraag.

Artikel 3.30.5. Realisatietermijn

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is 4 jaar voor een Circular Plastics NL-onderzoeksproject en 5 jaar voor een Circular Plastics NL-showcase.

Artikel 3.30.6. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien na toepassing van artikel 3.30.7, eerste en tweede lid, niet aan elk criterium ten minste drie punten is toegekend.

Artikel 3.30.7. Rangschikkingscriteria
  • 1. De minister kent aan een Circular Plastics NL-project een hoger aantal punten toe, naarmate:

    • a. het Circular Plastics NL-project meer bijdraagt aan de doelen van de subsidie, opgenomen in bijlage 3.30.1;

    • b. het Circular Plastics NL-project meer bijdraagt aan de verduurzaming van plasticketens, blijkend uit de mate waarin het Circular Plastics NL-project hoogwaardige recycling van plastic afval bevordert;

    • c. de slaagkans van de innovatie in de Nederlandse markt en maatschappij groter is;

    • d. de kwaliteit van het projectplan beter is, blijkend uit de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico’s, de uitvoerbaarheid, de mate waarin de beschikbare middelen effectiever en efficiënter worden ingezet, de samenstelling van het samenwerkingsverband overeenkomstig de in bijlage 3.30.1 opgenomen voorkeuren en de projectorganisatie;

    • e. het Circular Plastics NL-project vernieuwender is ten opzichte van de internationale stand van onderzoek of techniek en het de Nederlandse kennispositie meer versterkt;

    • f. de kwaliteit van het plan voor kennisverspreiding beter is.

  • 2. De minister kent per onderdeel van het eerste lid ten minste één en ten hoogste vijf punten toe.

  • 3. Voor de rangschikking wordt het aantal punten gegeven voor het eerste lid, onderdeel a vermenigvuldigd met 10, voor de onderdelen b en d, per onderdeel vermenigvuldigd met 20, voor het onderdeel c voor een Circular Plastics NL-showcase vermenigvuldigd met 25 en voor een Circular Plastics NL-onderzoeksproject vermenigvuldigd met 15, voor het onderdeel e vermenigvuldigd met 15, voor het onderdeel f voor een Circular Plastics NL-showcase vermenigvuldigd met 10 en voor een Circular Plastics NL-onderzoeksproject vermenigvuldigd met 20, en vervolgens opgeteld.

  • 4. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

Artikel 3.30.8. Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag om subsidie bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag voor subsidieverlening:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres,

    • c. een projectomschrijving die de kerngegevens over het Circular Plastics NL-project bevat;

    • d. een begroting en financieringsplan waaruit in ieder geval de wijze waarop de deelnemers in het samenwerkingsverband hun eigen aandeel in de projectkosten financieren blijkt;

    • e. een plan dat betrekking heeft op de wijze waarop de kennisverspreiding en kennisdeling met de Stichting Circular Plastics NL en met partners in het Nationaal Groeifonds programma Circular Plastics NL plaatsvindt;

    • f. een formulier waarin de deelnemers de penvoerder machtigen voor het indienen van de aanvraag;

    • g. voor zover het overige projectactiviteiten betreft die worden uitgevoerd door ondernemingen, een verklaring de-minimissteun van elke onderneming in het samenwerkingsverband die deze activiteiten uitvoert;

    • h. voor zover het project investeringen voor een demonstratieproject bevat, een exploitatieberekening inclusief de financiële parameters van de Circular Plastics NL-showcase.

  • 3. De subsidieontvanger verstrekt de minister gedurende de looptijd van het Circular Plastics NL-project jaarlijks een voortgangsrapportage.

  • 4. Het eindverslag dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling wordt ingediend, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, bevat in ieder geval:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de aanvrager en het door de minister verstrekte referentienummer;

    • b. de omvang van de vast te stellen subsidie;

    • c. de kerngegevens voor de onderbouwing van de subsidievaststelling.

  • 5. Tegelijk met de aanvraag tot subsidievaststelling voor een Circular Plastics NL-project geeft de subsidieontvanger door middel van een verslag ten minste inzicht in de vervolgstappen die na afloop van het project worden gezet om te komen tot uitvoering en implementatie in de markt van wat onderzocht of ontwikkeld is.

Artikel 3.30.9. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.30.2, met uitzondering van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties of overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door:

  • a. de artikelen 25 en 47 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b. de algemene de-minimisverordening, voor zover de subsidie bestemd is voor de overige projectactiviteiten die worden uitgevoerd door ondernemingen.

Artikel 3.30.10. Horizonbepaling

Deze titel en bijlage 3.30.1 vervallen met ingang van 1 september 2028, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

B

Na bijlage 3.29.1 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 3.30.1. behorende bij de artikelen 3.30.1, 3.30.3, 3.30.4 en 3.30.7 van de regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Circular Plastics NL)

Aanleiding

Circular Plastics NL

In 2022 is het programma Circular Plastics NL toegekend vanuit het Nationaal Groeifonds. Dit programma wil de recycling van kunststoffen nationaal een impuls geven door huidige knelpunten weg te nemen.

Het programma Circular Plastics NL wil een geïntegreerde aanpak faciliteren en kent acht programmalijnen:

  • P1 Systeemintegratie en ontwerp

  • P2 Karakteriseren, sorteren en wassen van plastic afvalstromen

  • P3 Recycling van polyolefine verpakkingen

  • P4 Recycling van styreen gebaseerde materialen

  • P5 Chemische depolymerisatie

  • P6 Thermochemische recycling

  • P7 Brightlands Circular Space

  • P8 Kraamkamer

De subsidiemodule Circular Plastics NL heeft in 2023 betrekking op de programmalijnen P2 t/m P6.

Doel

De subsidiemodule Circular Plastics NL kent twee typen projecten:

  • 1. Circular Plastics NL-onderzoeksprojecten

  • 2. Circular Plastics NL-showcases

Het doel van Circular Plastics NL-onderzoeksprojecten is onderzoek naar of ontwikkeling van processen, methodieken of technieken gericht op het verbeteren van het ontwerp van materialen en producten, karakteriseren, sorteren en wassen van plasticafvalstromen of processen voor omzetting van plasticafvalstromen tot nieuwe grondstoffen om de efficiëntie van de recycling en de kwaliteit van het recyclaat (met inbegrip van de output van chemische recycling) te verhogen.

Het doel van Circular Plastics NL-showcases is om knelpunten in een waardeketen van een materiaalstroom in een bepaalde (product)keten weg te nemen. Het doel is om deze waardeketen te sluiten. De resultaten kunnen als blauwdruk gebruikt worden om andere waardeketens te sluiten voor hetzelfde materiaal.

Het Circular Plastics NL programma is gericht op hoogwaardige recycling, waarmee plastic afvalstoffen opnieuw worden verwerkt tot producten, materialen of stoffen voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Projecten die gericht zijn op energieterugwinning uit plastic afvalstromen of het opwerken van plastic afvalstromen tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal vallen daarmee buiten de doelstelling van de subsidiemodule Circular Plastics NL en komen niet in aanmerking voor subsidie.

Subsidiabele onderwerpen

Aanvragen om subsidie in de zin van de subsidiemodule Circular Plastics NL dienen te passen in de project typen en onderwerpen uit onderstaand overzicht.

Per onderwerp is een korte beschrijving van het doel van het onderwerp en de daarbij behorende mogelijke onderzoeksvragen opgenomen. Daarnaast is aangegeven voor welke waardeketens het onderwerp opengesteld is, welke rollen aanwezig moeten zijn in een samenwerkingsverband en wat voor type activiteiten in projecten binnen het onderwerp uitgevoerd mogen worden.

Rollen

Voor het sluiten van plastic waardeketens is samenwerking tussen de verschillende spelers in een waardeketen van groot belang. Daarom worden per onderwerp eisen gesteld aan de samenstelling van het samenwerkingsverband, zodat de verschillende rollen die nodig zijn om tot toepasbare projectresultaten te komen betrokken zijn. Daarbij geldt dat het gaat om de rol die een deelnemer in het samenwerkingsverband vervult in het project. Een onderneming kan in een project meerdere rollen vervullen of een rol vervullen die niet de hoofdactiviteit van deze onderneming is.

In de subsidiabele onderwerpen worden de volgende rollen onderscheiden:

  • Polymeerproducent: partij die polymeer materialen produceert;

  • Productontwerper: partij die de functionele plastic producteisen vertaalt in specificaties voor polymeermateriaal;

  • Merkeigenaar: partij die functionele eisen van een plastic product opstelt voor een merk;

  • Converter: partij die polymeer materialen verwerkt tot plastic producten;

  • Afvalinzamelaar: partij die post-consumer of industrieel plastic afval inzamelt;

  • Afvalverwerker: partij die plastic afvalstromen sorteert, wast of anderszins behandelt;

  • Recycler: partij die kunststofafval via mechanische, fysische of chemische processen tot grondstof voor nieuwe plastics verwerkt;

  • Engineer: partij die de industriële procesapparatuur en installaties ontwerpt en installeert;

  • Kennis- of onderzoeksinstituut: onderzoeksorganisatie of andere organisatie waarvan de hoofdactiviteiten bestaan uit onderzoek en ontwikkeling op het gebied van kunststoffen of de recycling daarvan;

  • Ketenregisseur: partij die projectmatig regie voert gericht op samenwerking en afstemming in een beoogde nieuwe waardeketen.

Project type

Onderwerpen

Circular Plastics NL- onderzoeksprojecten

Onderwerp 1: Ontwikkelen en implementeren van karakterisatietechnologieën om de kwaliteit van recycling output te verhogen

 

Bij de recycling van ingezameld plastic varieert de kwaliteit van de grondstof en dit werkt door in de kwaliteit van het recyclaat.

Het doel van dit onderwerp is de ontwikkeling van (combinaties van) meet- en karakterisatietechnologieën in het recyclingproces, die het mogelijk maken om in-line metingen te doen met als doel de kwaliteit van de output (plastic recyclaat, polymeer, oligomeer en/of monomeer) te monitoren en uiteindelijk te verhogen.

De ontwikkelde meet- en karakterisatietechnologieën worden toegepast op één specifieke recyclingtechnologie (mechanische recycling, dissolutie, chemische depolymerisatie of thermo-chemische recycling). Hierbij dienen de meet- en monitoringsoplossingen te worden geïntegreerd in een recyclingopstelling. Hiermee moet het mogelijk zijn om de outputwaarde te voorspellen, zodat het recyclingproces bijgestuurd kan worden met het oog op minimalisatie van materiaalverlies en energie- en waterverbruik en/of verbetering van de kwaliteit van output materiaal.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Welke karakterisatie technieken zijn het meest geschikt om in-line metingen te doen?

• Hoe moet een recyclingopstelling aangepast worden om betrouwbaar en continu metingen te doen?

• Welke metingen kunnen direct gelinkt worden aan de kwaliteit en verwerkbaarheid van het recyclaat?

• Hoe kunnen de procesparameters geoptimaliseerd worden voor recyclage?

• Hoe kunnen verontreinigingen zoals ‘Intentionally Added Substances’ (IAS) en/of ‘not Intentionally Added Substances’ (NIAS) gemeten worden?

 

Te onderzoeken waardeketens: verpakkingen (additionele waardeketens zijn niet uitgesloten)

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: recycler en kennis- of onderzoeksinstituut. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: afvalverwerker, productontwerper en converter.

 

Subsidiabele activiteiten

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Niet economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 2: Ontwikkeling van een digitaal expertsysteem

 

Het doel van dit onderwerp is de ontwikkeling van een digitaal expertsysteem op basis van Artificial Intelligence (AI) en/of Machine Learning (ML) en/of Multi Variate Data Analysis (MVDA), dat analytische en contextinformatie van sorteerlijnen integreert om een optimale recyclingroute te kiezen gericht op het verhogen van de kwantiteit en kwaliteit van het recyclaat. Met recyclingroute wordt de combinatie van wassen, sorteren en een specifiek type recycling bedoeld. Onderdeel hiervan is de ontwikkeling en toepassing van algoritmes om het onderscheid te kunnen maken tussen food en non-food verpakkingen en/of het onderscheid te kunnen maken tussen verschillende gradaties van een materiaal (bijvoorbeeld lineair lagedichtheidpolyethyleen – LLDPE/ Lagedichtheidpolyetheen – LDPE), geïntegreerd in een sorteerlijn (focus ligt niet op hardware ontwikkeling). Het heeft de voorkeur dat het digitale expertsysteem aansluit op reeds bestaande systemen in de markt. De ontwikkeling van digimarkers valt buiten de scope van dit onderzoeksproject.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Wat zijn de optimale instellingen van karakterisatiemethoden voor specifieke toepassingen?

• Hoe kan de kwaliteit van de inkomende batches vastgesteld worden?

• Hoe kan AI/ML/MVDA ingezet worden om tot betere scheiding te komen?

• Hoe kunnen markers herkend worden?

 

Te onderzoeken waardeketens: Minimaal toepasbaar op PE verpakkingsmateriaal gericht op het scheiden van verschillende gradaties PE (LDPE vs LLDPE en/of binnen diverse HDPE varianten). Scheiden van materiaal gradaties binnen PP en/of binnen PET verpakkingen is niet uitgesloten. Verpakkingen van zowel food als non-food.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: afvalverwerker en kennis-of onderzoeksinstituut. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: recycler en afvalinzamelaar.

 

Subsidiabele activiteiten

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 3: Ontwikkeling van specifieke voorbehandelings- en sorteertechnieken voor het synthetische rubber uit autobanden

 

Het recyclen van rubber via devulkanisatie is een technologische uitdaging omdat het materiaal moleculair gecrosslinkt is, meestal met zwavel. Om rubber te kunnen verwerken moet op enigerlei wijze het gecrosslinkte netwerk worden verbroken, door verbreken van de covalent gebonden zwavelbruggen: devulkanisatie.

Het doel van dit onderwerp is het ontwikkelen van voorbehandelings- en sorteertechnieken die in staat zijn om de diverse voor devulkanisatie relevante fracties in autobanden te kunnen identificeren en scheiden.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Welke verkleiningsystemen (bijv. waterjetting, mechanische schraaptechnieken) zijn geschikt om op industriële schaal de verschillende types rubber klaar te maken voor een recycling proces?

• Hoe kunnen overige bestanddelen van de autoband zoals bijvoorbeeld staal-, PET-, of para-aramide verstevigingsgarens goed worden gescheiden/uitgesorteerd van het rubber?

• Aan welke kwaliteitseisen moeten uitgesorteerde rubberfracties voldoen zodat ze geschikt zijn voor de-vulkanisatie?

• Welke karakteriseringstechnieken zijn geschikt en hoe passen deze in het sorteerproces van autobanden om die fracties te identificeren die geschikt zijn voor latere devulkanisatie?

• Wat is de sorteer- en scheiding-efficiency in gewichtspercentages van de oorspronkelijke bandcomponenten (% rubber teruggewonnen ten opzichte van rubber aanwezig in de oorspronkelijke band)?

 

Te onderzoeken waardeketens: synthetische rubber elastomeren toegepast in autobanden.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: afvalverwerker en recycler. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: merkeigenaar, afvalinzamelaar, ketenregisseur en kennis- of onderzoeksinstituut.

Subsidiabele activiteiten

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

Circular Plastics NL- showcases

Onderwerp 4: Recycling van rigide PP/(HD)PE verpakkingen

 

Deze showcase is gericht op het optimaliseren van de waardeketen van rigide polyolefine (HD)PE en/of PP verpakkingen, zodat de kwaliteit en kwantiteit van recyclaat zal toenemen. Op dit moment wordt 90% van PP en (HD)PE verpakkingen geproduceerd uit fossiele grondstoffen, omdat gerecycled materiaal uit deze verpakkingen van lage kwaliteit is. Voor voedselverpakkingen geldt dat de voedselcontactwetgeving hoge eisen stelt aan het inzetten van recyclaat.

Het doel van dit onderwerp is het ontwikkelen van een gevalideerd productontwerp voor één of meerdere PP/(HD)PE food of non-food verpakkingen en het ontwikkelen van een proces dat het mogelijk maakt om deze verpakkingen voor meer dan 90% te recyclen, resulterend in een operationele recycling faciliteit voor mechanische recycling of fysische recycling (dissolutie) op minimaal pilot schaal.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Hoe moeten verpakkingen ontworpen worden zodat de kwaliteit van het recyclaat en de kwantiteit van gerecyclede volume vergroot wordt?

• Welke additieven, inkten, lijmen etc. kunnen worden gebruikt om de kwaliteit van het recyclaat te verhogen?

• Hoe kunnen in een gemengde afvalstroom food contact verpakkingen en non-food verpakkingen onderscheiden worden?

• Kunnen Intentionally Added Substances (zoals kleurstoffen) en Not Intentionally Added Substances NIAS (zoals geur) verwijderd worden?

• Hoe kan recyclaat geschikt gemaakt worden voor hoogwaardige toepassingen?

• Hoe kan een stabiele toevoer van grondstoffen veilig gesteld worden?

 

Te onderzoeken waardeketens: Rigide PP of (HD)PE verpakkingen.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: productontwerper, afvalverwerker en recycler. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: polymeerproducent, converter, merkeigenaar, afvalinzamelaar en ketenregisseur.

 

Subsidiabele activiteiten

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Demonstratieproject (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel c)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 5: Recycling van (L)LDPE folies

 

Deze showcase is gericht het optimaliseren van de waardeketen van flexibele PE folies, zodat de kwaliteit en kwantiteit van het recyclaat zal toenemen. Op dit moment worden LDPE en LLDPE folies voor 20% gerecycled.

Het doel van dit onderwerp is het testen en aantonen van een geoptimaliseerde keten voor verwerking van (L)LDPE folies, in een installatie die de mogelijkheid heeft tot nasorteren, wassen, voorbehandelen (scheiden van meerlaagse folies) en mechanische recycling of fysische recycling (dissolutie) inclusief analyse/karakterisering.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Hoe kunnen folies zo ontworpen worden dat ze eenvoudig gerecycled kunnen worden?

• Hoe kunnen LDPE en LLDPE onderscheiden/gekarakteriseerd worden?

• Hoe kunnen flexibele materialen effectief gescheiden worden?

• Hoe kunnen deze materialen efficiënt schoongemaakt worden?

• Hoe kunnen deze materialen met behoud van kwaliteit meerdere cycli gerecycled worden?

• Hoe kan gelvorming worden voorkomen in het recycling proces?

• Met welke methodes kan de kwaliteit van het recyclaat verbeterd worden, bijvoorbeeld door het inzetten van additieven?

 

Te onderzoeken waardeketens: LDPE en LLDPE folies uit afval.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: productontwerper, afvalverwerker en recycler. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: polymeerproducent, converter, merkeigenaar, afvalinzamelaar en ketenregisseur.

 

Subsidiabele activiteiten

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Demonstratieproject (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel c)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 6: Styreen gebaseerde materialen

 

Een breed scala aan styreen gebaseerde kunststoffen die gebruikt worden in de bouw, elektronica en in de auto-industrie bevatten additieven die niet meer gebruikt mogen worden (‘legacy additieven’) en/of gehalogeneerde vlamvertragers. Deze additieven voorkomen dat deze materialen mechanisch gerecycled kunnen worden en worden gezien als contaminant in chemische recycling, waar hun aanwezigheid in concentraties boven de 50 ppm problemen veroorzaakt.

Doel van dit onderwerp is om een concrete oplossing te ontwikkelen voor één of meerdere van onderstaande knelpunten:

• Het scheiden van niet meer toegestane additieven van het polymeermateriaal.

• Het scheiden van vlamvertragers van het polymeermateriaal.

• Het ontwerpen van proces-condities in een recyclingproces waarbij de aanwezigheid van vlamvertragers geen verstoringen oplevert.

De ontwikkelde oplossing dient minimaal op pilotschaal aangetoond te worden.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Hoe kunnen op styreen gebaseerde kunststoffen zo ontworpen worden dat de toegepaste toegestane additieven uitgesorteerd kunnen worden en/of geen problemen veroorzaken in het mechanische of chemische recyclingproces?

• Hoe kan een efficiënte voorbehandeling gerealiseerd worden die in staat is om vlamvertragers en additieven die niet meer toegepast mogen worden te scheiden van het polymeer materiaal?

• Welke oplosmiddelen (in een dissolutieproces) zijn geschikt en hoe kunnen deze op een (energie)-efficiënte wijze worden gescheiden van het polymeer?

 

Te onderzoeken waardeketens: styreen gebaseerde materialen die vlamvertragers en/of additieven bevatten die niet meer toegepast mogen worden (legacy additieven): PS, EPS, ABS uit de bouw, elektronica en/of auto-industrie, andere styreen gebaseerde materialen mogen ook worden meegenomen.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: productontwerper, afvalverwerker en recycler. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: polymeerproducent, converter, merkeigenaar, afvalinzamelaar, kennis- of onderzoeksinstituut en ketenregisseur.

 

Subsidiabele activiteiten

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Demonstratieproject (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel c)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 7: PET verpakkingen die niet onder het statiegeldsysteem vallen

 

PET verpakkingen worden onder andere gebruikt voor het verpakken van verse voedingsproducten, variërend van groenten en fruit tot vis en vlees. Ze zijn ideaal voor het verpakken van breekbare en bederfelijke voedingsmiddelen: ze zijn licht, sterk, gas- en vochtdicht te maken, hygiënisch en vooral goedkoop. Tegelijkertijd treden bij de recycling problemen op: multi-materialen zijn lastig te recyclen, zwarte plastics zijn lastig te herkennen in de sortering, vocht absorberende materialen in vleesschalen blijven aan PET plakken, restanten van lijmen, coatings en codeerinkten hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van het recyclaat en restanten PE verstoren de PET-recycling.

Het doel van dit onderwerp is de optimalisatie van de keten voor PET verpakkingen, resulterend in:

• de ontwikkeling van een nieuwe PET-verpakking die volledig recyclebaar is (inclusief folies, deksels, etiketten, etc.), die acceptabel is voor de hele keten (inclusief producent, verwerkers, retail en consumenten organisaties)

• het opleveren van specifieke ontwerpprincipes en kennis voor materiaalcombinaties voor een PET-verpakking die goed recyclebaar is

• een geoptimaliseerd proces voor het sorteren van PET-afval met hogere sorteerefficiëntie resulterend in een hogere kwaliteit dan DKR-norm 328-1

• inzicht in hoe barrière lagen, sealing polymeren, lijmen en coatings de recycling van niet-statiegeld PET verpakkingen beïnvloeden.

Bij voorkeur is de optimalisering van processen voor karakteriseren, sorteren en wassen gericht op mechanische recycling of chemische depolymerisatie.

 

Mogelijke onderzoeksvragen ten aanzien van het ontwerp zijn:

• Hoe kan de topseal folie van PET/LDPE vervangen worden door een PET gebaseerde seal of lijm?

• Hoe kunnen PET-vreemde barrièrelagen of coatings gesubstitueerd worden door PET-gebaseerde of PET-verenigbare barrièrelagen (bijvoorbeeld PEF)?

• Welke structurele ontwerp oplossingen zijn er mogelijk voor verpakkingen met onderdelen die de recycling belemmeren, zoals inlays, etiketten, bedrukking, markering?

Mogelijke onderzoeksvragen ten aanzien van karakteriseren, sorteren en wassen zijn:

• Hoe kan de efficiëntie van nascheiding van grote stromen PET verpakkingen, zoals verpakkingen voor vlees, vis, kip e.d. uit huishoudelijk afval verbeterd worden?

• Hoe kan de sortering van PET verpakkingen worden geoptimaliseerd door detectie van (inwendige) barrièrelagen en door reductie van PET-vreemde materialen tot maximaal 0,5 gewichtsprocent?

• Hoe kan sortering van verpakkingen op basis van PET materiaal worden geoptimaliseerd, uitgaande van de huidige op de markt zijnde verpakkingen, zoals mono-materiaal, multi-materiaal, gecoat etc.?

• Hoe kan de sortering afgestemd worden op chemische recycling en hoe kan verlies van materiaal geminimaliseerd worden?

• Hoe kan de wasefficiëntie verbeterd worden om de contaminatie van verpakkingen effectiever en efficiënter te verwijderen?

 

Te onderzoeken waardeketens: PET verpakkingen met uitzondering van verpakkingen die onderdeel uitmaken van het statiegeldsysteem.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: productontwerper, afvalverwerker en recycler. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: converter, merkeigenaar, afvalinzamelaar, kennis- of onderzoeksinstituut en ketenregisseur.

 

Subsidiabele activiteiten:

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 8: Polykatoen gebaseerd textiel

 

Recycling van textiel wordt bemoeilijkt door een aantal factoren. Zo wordt 70% van alle polyester in textiel gebruikt in combinatie met katoen (polykatoen). Daarnaast levert de toepassing van coatings en schadelijke chemicaliën zoals vlamvertragers in textiel knelpunten op in de recycling.

Het doel van dit onderwerp is om methodes te ontwikkelen en minimaal op pilotschaal te valideren om polykatoen te scheiden in katoen- en polyester fracties en stoorchemicaliën te karakteriseren en uit te faseren door verbeterd productontwerp en/of verbeterde sorteer- en wasprocessen. Bij voorkeur is de optimalisering van processen voor karakteriseren, sorteren en wassen gericht op het mogelijk maken van recycling van polyester-fractie (chemische depolymerisatie).

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Hoe kunnen textielproducten zoals meerlaags textiel, gecoat textiel of core-spun (bi-componenten vezel) textiel beter gekarakteriseerd worden?

• Welke voorbehandelingsmethoden moeten worden ontwikkeld om tot een betere scheiding en recycling van polykatoen te komen?

• Hoe kan het gesorteerde textiel geschikt gemaakt worden als grondstof voor recycling van polyester/PET, bijvoorbeeld door het verwijderen van non-textiel accessoires?

• Hoe kan de huidige nog zeer beperkte en vooral op mechanische vervezeling gerichte textiel recyclinginfrastructuur in Nederland geschikt gemaakt worden voor de recycling van polykatoen uit Noordwest Europa?

• Hoe kunnen stoorchemicaliën uitgefaseerd worden? Als dit om functionele redenen niet mogelijk is (bijvoorbeeld bij veiligheidskleding), hoe kan deze textielstroom gescheiden worden van de rest van de polykatoen textielstroom?

 

Te onderzoeken waardeketens: focus op polykatoen gebaseerd textiel uit post-consumer en post-industrial afvalstromen, andere materialen zoals elastaan mogen ook worden meegenomen.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: afvalinzamelaar, afvalverwerker en recycler. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: productontwerper, ketenregisseur en kennis- of onderzoeksinstituut.

 

Subsidiabele activiteiten:

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Demonstratieproject (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel c)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 9: Tapijt

 

Jaarlijks wordt een grote hoeveelheid tapijt afgedankt. Tapijten hebben een meerlagen structuur, waarbij verschillende polymeren worden gecombineerd. Voor poolgaren wordt naast PA en PP in toenemende mate PES gebruikt. Tuftdoek bestaat uit PES of PP en de tapijtrug uit een polyolefine, bitumen of latex laag. Het ontwerp naar mono-polymeertapijten of gemakkelijk te scheiden lagen is een relevante stap naar hoogwaardige recycling van tapijten. Specifieke geautomatiseerde sorteertechnieken zijn dan nodig om het recyclingproces te optimaliseren.

Het doel van dit onderwerp is om een methode te ontwikkelen om multi-materiaal tapijt te scheiden, of om een ontwerp oplossing te ontwikkelen voor mono-materiaal tapijt, die voldoet aan de functionaliteits- en duurzaamheidseisen van tapijt. Daarnaast dient een oplossing gevonden te worden voor de ‘stoorchemicaliën’ in textiel en tapijt.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Hoe kan een tapijt op basis van een monomateriaal ontwikkeld worden zodanig dat deze niet inboet op functionaliteit, maar wel beter recyclebaar is?

• Hoe kan een tapijt op basis van samengestelde materialen zo ontwikkeld worden dat deze niet inboet op functionaliteit, maar beter recyclebaar is dan de huidige tapijten uit samengestelde materialen?

• Hoe kunnen tapijten met een relatief groot oppervlak automatisch eenvoudig gekarakteriseerd worden?

• Hoe kunnen in het geval van multi(laags)materialen, de materialen weer gescheiden worden door bijvoorbeeld gebruik te maken van hechtings- en onthechtingstechnologie (gebaseerd op chemische systemen) of mechanische hechting?

• Hoe kunnen de chemische bewerkingen/toevoegingen van de vezel, het garen of het doek c.q. tapijtpool (bv. vlamvertraging, kleuring, waterafstotend, vuil/vet-werend, kreuk/strijkvrij etc.) geschikt worden gemaakt voor recycling of gereduceerd worden?

Bij voorkeur is de optimalisering van processen voor karakteriseren, sorteren en wassen gericht op het mogelijk maken van recycling via chemische recycling (depolymerisatie), fysische recycling (dissolutie) of mechanische recycling.

 

Te onderzoeken waardeketens: tapijt gebaseerd op PA, PET en/of PP.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: productontwerper, afvalinzamelaar en afvalverwerker. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: polymeerproducent, recycler, merkeigenaar, ketenregisseur en kennis- of onderzoeksinstituut.

 

Subsidiabele activiteiten:

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 10: Zacht PU schuim

 

Zacht PU schuim wordt vaak gebruikt voor complexe toepassingen in allerlei verschillende vormen en maten, hetgeen demontage lastig maakt. Zachte PU-afvalstoffen zijn meestal materialen met een hoog volume (door hun lage dichtheid), wat het afvalbeheer tot een uitdaging maakt. Het is een uitdaging om zachte PU schuimen hoogwaardig te recyclen tot nieuwe producten zoals matrassen en meubelen.

Het doel van dit onderwerp is om zachte PU schuimen te ontwerpen die geschikt zijn voor recycling en om een methode te ontwikkelen om meerlaagse PU schuimen in bijvoorbeeld matrassen te kunnen karakteriseren en scheiden zodat ze geschikt zijn voor in elk geval chemische recycling (chemische depolymerisatie).

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Hoe kunnen de diverse zachte PU schuimen en hun additieven beter gekarakteriseerd worden?

• Hoe kunnen verschillende soorten zachte PU schuimen in een product zodanig ontworpen worden dat deze gemakkelijk recyclebaar zijn?

• Hoe kunnen verschillende soorten zachte PU schuimen efficiënt worden gesorteerd en/of gescheiden van elkaar, bijvoorbeeld door reversibele hechtingssystemen?

• Hoe kunnen zachte PU materialen gescheiden worden van andere materialen zoals textiel, andere kunststoffen en metalen?

• Welke nieuwe chemische recycling technologieën zijn toepasbaar en opschaalbaar voor zacht PU schuim, welke scheidings- en/of zuiveringstappen zijn hiervoor nodig?

 

Te onderzoeken waardeketens: zacht PU schuim uit meubels (stoffering/automotive) en matrassen. Hard PU schuim valt niet binnen de scope van deze showcase.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: productontwerper, afvalverwerker, recycler en kennis- of onderzoeksinstituut. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: polymeerproducent, afvalinzamelaar en merkeigenaar.

 

Subsidiabele activiteiten:

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 11: PET, PA of PU

 

Chemische depolymerisatie van PET, PA en PU is mogelijk op pilotschaal. Om commercialisatie/industrialisatie mogelijk te maken is verdere opschaling dringend gewenst.

De doelen van dit onderwerp zijn:

• De realisatie van een demonstratie-installatie voor chemische depolymerisatie van PET, PA of PU tot zuivere monomeren die geschikt zijn voor polymerisatie of oligomeren, en

• het ontwikkelen van op de installatie afgestemde specificaties voor de ingaande afvalstromen en het ontwikkelen van verbeterde karakteriseer-, sorteer en/of wasprocessen gericht op het robuust maken van de depolymerisatie-installatie zodat verschillende afvalstromen efficiënt verwerkt kunnen worden.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Hoe ziet een proces en installatieontwerp eruit voor commercialisatie op industriële schaal (procesflow-diagram)?

• Hoe kunnen de monomeren of oligomeren uit de demonstratie-installatie effectief en efficiënt geher-polymeriseerd worden?

• Welke tolerantie heeft de demonstratie-installatie ten aanzien van de fluctuaties in de samenstelling en kwaliteit van de aangeleverde en (voorgesorteerde) plastic afvalstroom?

• Hoe kan het proces van chemische depolymerisatie zo worden ontwikkeld dat onzuiverheden geen problemen veroorzaken? Zijn hier speciale voor- of nareinigingsstappen voor nodig?

• Hoe verhouden zich de milieu- en economische effecten ten opzichte van een productiefaciliteit op basis van fossiele grondstoffen?

 

Te onderzoeken waardeketens: PET, PA en/of PU toepassingen in bijvoorbeeld verpakkingen, textiel, tapijt, kunstgras, bouwmaterialen en/of automotive.

 

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: afvalverwerker, recycler en engineer. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen: polymeerproducent, converter en kennis- of onderzoeksinstituut

 

Subsidiabele activiteiten:

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Demonstratieproject (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel c)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

 

Onderwerp 12: Recyclen van gemengde plastic afvalstromen naar nieuwe grondstoffen voor plastic productie

 

Thermochemische recyclingprocessen stellen tot op heden vrij hoge eisen aan de kwaliteit van het te verwerken afval. Praktijktesten met gemengd (en vervuild) afval zijn nog weinig succesvol.

Het doel van dit onderwerp is het ontwikkelen en op pilotschaal realiseren van een aantoonbaar opschaalbaar thermochemisch recycling proces, niet zijnde vergassing, waarin gemengde plastic afvalstromen, bijvoorbeeld DKR350, worden gerecycled tot nieuwe grondstoffen voor plastic productie met een hogere koolstofefficiëntie dan de huidige generatie thermochemische processen.

 

Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

• Wat is een opschaalbare conversietechnologie om gemengde afvalstromen uit het sorteerproces die veel plastic bevatten te recyclen?

• Wat is de massa- en energiebalans van het thermochemische recyclingproces op basis van duurtesten op pilotschaal?

• Aan welke specificaties moeten uitgesorteerde plastic fracties voldoen om gerecycled te kunnen worden met de op pilotschaal geteste technologie?

• Hoe kan decontaminatie van schadelijke stoffen plaatsvinden zodat zij geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de monomeren?

• Welke rest- en bijproducten ontstaan in het recyclingproces en hoe kunnen die op circulaire wijze verwerkt worden?

• Welke verbeteringen in de keten zijn er mogelijk om de koolstof efficiëntie van plastic afval tot plastic grondstof te verhogen?

 

Te onderzoeken waardeketen: huishoudelijk of industrieel gemengd plastic afval dat niet mechanisch gerecycled kan worden.

In het samenwerkingsverband moeten minimaal de volgende rollen aanwezig zijn: afvalverwerker en recycler. De deelname van de volgende rollen kunnen de score op het criterium kwaliteit van het projectplan verhogen polymeerproducent, engineer en kennis- of onderzoeksinstituut.

Subsidiabele activiteiten:

• Industrieel onderzoek (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel a)

• Experimentele ontwikkeling (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel b)

• Niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel d)

• Overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties die gericht zijn op kennisintegratie en kennisdisseminatie (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel e)

• Overige projectactiviteiten (artikel 3.30.3, eerste lid, onderdeel f)

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023 wordt onder de rij van titel 3.27 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.30 Circular Plastics NL

3.30.2

   

12-10-2023 t/m 11-01-2024

€ 47.200.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 oktober 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding en doel

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023. Met deze wijzigingsregeling wordt een subsidiemodule Circular Plastics NL (hierna: CPNL) ingevoerd met een nieuwe titel 3.30 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en opengesteld in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023.

Het Nationaal Groeifonds investeert in de meest kansrijke projecten die een zo groot mogelijke bijdrage kunnen leveren aan ons verdienvermogen, oftewel een duurzame en economische groei van Nederland. Dit doet het Nationaal Groeifonds samen met initiatiefnemers en andere investeerders. In 2022 is het programma Circular Plastics NL toegekend vanuit het Nationaal Groeifonds. Dit programma wil de recycling van kunststoffen nationaal een impuls geven door huidige knelpunten weg te nemen. De Nederlandse ambities (50% circulair in 2030, 100% circulair in 2050) kunnen alleen worden gehaald als de processen en structuren in het plastics-ecosysteem drastisch veranderen. Dit vraagt om een geïntegreerde aanpak met intensieve ketensamenwerking. Er is op dit moment onvoldoende interactie tussen relevante stakeholders en te weinig inzicht (over en weer) over aansluiting van materiaalstromen. Veel kleinschalige initiatieven richten zich slechts op delen van de keten, wat leidt tot beperkte impact. Grotere zichtbaarheid kan ook de in sommige gevallen nog beperkte bereidwilligheid en kennis bij burgers voor het scheiden van afval verbeteren.

Het programma Circular Plastics NL wil deze geïntegreerde aanpak faciliteren en kent drie belangrijke thema’s die gerangschikt zijn rond de centrale uitdaging van systeemintegratie:

  • 1) het ontwerp van materialen en producten(design for circularity);

  • 2) het sorteren, wassen en karakteriseren van plastic afvalstromen;

  • 3) recycling: mechanische recycling, fysische recycling/ dissolutie, chemische recycling/depolymerisatie en thermochemische recycling/ pyrolyse en vergassing.

In de subsidiemodule CPNL zijn 12 onderwerpen opgenomen (bijlage 3.30.1) die een bijdrage leveren aan deze thema’s. Op grond van het door de adviescommissie van het Nationaal Groeifonds goedgekeurde programma en het daaraan toegekende budget wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: minister) per onderwerp enkel aan de hoogst gerangschikte aanvraag subsidie verleend. Om potentiële subsidieontvangers te informeren over deze subsidiemodule heeft de stichting Circular Plastics NL diverse webinars georganiseerd (op 13 juli, 18 juli, 29 augustus en 4 september 2023) en een matchmaking evenement georganiseerd tijdens de Kunststoffenbeurs (21 september 2023) om bedrijven aan elkaar te koppelen om zo gezamenlijk een aanvraag in te dienen. Naast deze evenementen faciliteren programmamanagers van Circular Plastics NL het koppelen van bedrijven om aanvragen in te dienen.

2. Staatssteun

Op grond van de subsidiemodule CPNL wordt subsidie verleend voor een ‘Circular Plastics NL-onderzoeksproject’ of een ‘Circular Plastics NL-showcase’. Deze subsidie bevat mogelijk staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening1 of de algemene de-minimisverordening2, voor zover de subsidie bestemd is voor de overige projectactiviteiten die worden uitgevoerd door ondernemingen (zie artikelsgewijze toelichting artikel 3.30.3).

Van de eerste openstelling van de subsidiemodule CPNL zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie die op grond van de subsidiemodule CPNL wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de minister op grond van artikel 1.8 Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en

  • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000.

3. Regeldruk

Alle aanvragers van subsidie moeten een aanvraagformulier inclusief projectplan en projectbegroting indienen. Alle ontvangers van subsidie zijn daarna met de gebruikelijke taken belast, die onder meer terug te vinden zijn in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er wordt niet afgeweken van de standaardbepalingen en standaardformulieren die zijn ingericht op minimale administratieve lasten. Zo hoeven er geen voorschotaanvragen te worden ingediend, omdat voorschotten automatisch worden uitgekeerd. Voor tussentijdse rapportages geldt een maximum van één rapportage per jaar conform het Kaderbesluit. Op grond van de aangepaste subsidietitel worden circa 40 aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting circa 12 aanvragen gehonoreerd zullen worden. De administratieve lasten voor ondernemingen worden geschat op € 582.000. Dit is 1.23% van het totale subsidiebedrag van € 47,2 miljoen. De hieraan verbonden administratieve lasten, zoals het aanleveren van controleverklaringen bij de aanvraag om subsidievaststelling, komen voort uit het Kaderbesluit. ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft

4. Uitvoering

De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van RVO, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. RVO heeft de regeling getoetst op de doelmatigheid en de gebruiksvriendelijkheid voor zowel subsidie-aanvragers en RVO. Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

Artikelsgewijs

Artikel 3.30.1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de subsidiemodule CPNL. De begripsomschrijvingen geven een nadere invulling aan de subsidiabele activiteiten.

Op grond van de subsidiemodule CPNL wordt subsidie verstrekt aan een deelnemer in een samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Circular Plastics NL-project. Een Circular Plastics NL-project kan een onderzoeksproject of een showcase zijn en moet vallen onder één van de in bijlage 3.10.1 genoemde onderwerpen. De (reguliere) projectactiviteiten van onderzoeksprojecten en showcases betreffen industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en kunnen bestaan uit zowel (economische) activiteiten van ondernemingen als niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties. Op grond van artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, waaronder de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en dus ook de subsidiemodule CPNL valt, is een onderneming iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent. In het geval er dus economische activiteiten uitgevoerd worden door bijvoorbeeld verenigingen, stichtingen en onderzoeksorganisatie zullen deze organisaties onder de subsidiemodule CPNL ook als onderneming aangemerkt worden. Een onderzoeksorganisatie wordt vanzelfsprekend niet als onderneming beschouwd als er sprake is van niet-economische activiteiten. Uit de in artikel 3.30.1 opgenomen begripsomschrijving blijkt dat niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties kunnen bestaan uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling (of een combinatie van deze vormen), mits deze onafhankelijk worden uitgevoerd en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen zijn als niet-economische activiteiten. Deze niet-economische activiteiten bevatten geen staatssteun als bedoeld in artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

In de begripsomschrijvingen wordt ook aandacht besteed aan overige projectactiviteiten die in aanmerking komen voor subsidie. Dit zijn activiteiten die niet als zelfstandige activiteiten voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar wel kunnen worden gesubsidieerd indien deze bijdragen aan het doel van een te subsidiëren Circular Plastics NL-project. Het gaat daarbij om het delen en verspreiden van de opgedane kennis. Net zoals bij de (reguliere) projectactiviteiten wordt bij de overige projectactiviteiten een onderscheid gemaakt tussen (economische) activiteiten van ondernemingen en niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties.

De subsidie voor de overige projectactiviteiten die uitgevoerd worden door ondernemingen bevatten staatsteun die door de algemene de-minimisverordening wordt gerechtvaardigd. Om aan deze verordening te kunnen voldoen zijn in de artikelen 3.30.3. en 3.30.8. (aanvullende) bepalingen opgenomen over de hoogte van de subsidie en informatieverplichtingen. Omdat onder de overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties iets anders wordt verstaan dan onder de voormelde niet-economische (reguliere) projectactiviteiten is hiervoor ook een begripsomschrijving opgenomen in artikel 3.30.1.

Tot slot is een omschrijving van het begrip waardeketen opgenomen. Binnen een Circular Plastics NL-project omvat de waardeketen voor recycled plastics een voor recycling geschikt ontwerp van het materiaal, de productie van de daarvoor benodigde polymeren en andere grondstoffen, zoals pigment en additieven, het verwerken van deze polymeren tot een product, het inzamelen van de producten na gebruik, het sorteren, wassen en karakteriseren van plastics in een afvalstroom en het omzetten van deze stroom in grondstoffen voor de productie van nieuw plastic materiaal dat weer verwerkt wordt in producten.

Artikel 3.30.2. Subsidieverstrekking

Uit dit artikel volgt dat op aanvraag een subsidie verstrekt wordt aan een deelnemer in een samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Circular Plastics NL-project. In het Kaderbesluit nationale EZK-en LNV-subsidies is bepaald dat de penvoerder de aanvraag namens hen indient (artikel 20). Voor een evenwichtige samenstelling van het samenwerkingsverband dient dit minimaal één onderneming te bevatten. Verder wordt in dit artikel verwezen naar de bijlage waarin per onderwerp is bepaald welke rollen minimaal in het samenwerkingsverband vertegenwoordigd moeten zijn. Onderzoeksorganisaties kunnen deel uitmaken van het samenwerkingsverband.

Artikel 3.30.3. Hoogte subsidie

In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welke maximum subsidiebedragen gehanteerd worden. Daarbij is de steunintensiteit zoals de algemene groepsvrijstelling die beperkt, leidend.

Artikel 3.30.3, eerste lid, onderdelen a, b en c, en tweede lid, bepaalt het percentage dat de subsidie voor projectactiviteiten van ondernemingen en onderzoeksorganisaties ten hoogste kan bedragen voor zover deze projectactiviteiten betrekking hebben op (a) industrieel onderzoek, (b) experimentele ontwikkeling en (c) investeringen voor demonstratiefaciliteiten voor betere of efficiëntere recyclingprocessen leidt. De percentages voor (economische) projectactiviteiten die betrekking hebben op industrieel onderzoek (50 procent van de subsidiabele kosten), experimentele ontwikkeling (25 procent van de subsidiabele kosten) en investeringen die tot betere of efficiëntere recyclingactiviteiten leiden (40% van de subsidiabele kosten), vallen binnen de marges van de artikelen 25 en 47 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daarbij kunnen (overeenkomstig voormelde artikelen van de algemene groepsvrijstellingsverordening) deze percentages van de steunintensiteit voor kleine of middelgrote ondernemingen met 20 procentpunten respectievelijk 10 procentpunten worden opgehoogd. Bij de aanvraag geven ondernemingen aan in welke categorie zij vallen.

In artikel 3.30.3, eerste lid, onderdelen d, e en f zijn de maximum subsidiepercentages en bedragen voor (overige) niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties, waarop geen steunkader van toepassing is, en overige projectactiviteiten opgenomen.

Voor niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (onderdeel d) wordt een subsidie van 80 procent zonder maximum gehanteerd, omdat dit aansluit bij de percentages die op andere subsidiemodules, opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing zijn. Voor overige niet economische activiteiten van onderzoekorganisaties die zien op het delen en verspreiden van kennis (onderdeel e) wordt een subsidie van 100% met een maximum van € 50.000,– voor een onderzoeksproject en € 25.000,– voor een showcase gehanteerd. Overige projectactiviteiten (onderdeel f) die worden uitgevoerd door ondernemingen vallen onder de algemene de-minimisverordening die geen maximum steunintensiteit bevat. Er is voor gekozen om ook voor ondernemingen een subsidie van 100% met een maximum van € 50.000,– voor een onderzoeksproject en € 25.000,– voor een showcase te hanteren voor overige projectactiviteiten die zijn gericht op het delen en verspreiden van kennis. De maximumbedragen zijn aangebracht, omdat deze activiteiten als ondersteunend worden gezien aan de ontwikkeling en niet als primaire activiteit.

In artikel 3.30.3, derde en vierde lid, zijn de maximum subsidiebedragen per onderwerp opgenomen. Deze hangen samen met het specifieke doel en de daarvoor benodigde projectactiviteiten. Showcases kunnen betrekking hebben op ontwerp, karakteriseren/sorteren/wassen en recycling, waarbij voor een aantal onderwerpen geldt dat ook validatie op demonstratieschaal gewenst is.

Ook is in het vijfde lid geregeld dat voor overige projectactiviteiten van ondernemingen de maximaal te verstrekken subsidie per deelnemer in een samenwerkingsverband niet meer is dan het de-minimisplafond. Dit plafond ziet op alle vormen van steun die op grond van de desbetreffende de-minimisverordening verleend kan worden. Op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies zal een aanvraag om subsidie worden afgewezen indien dit zou leiden tot overschrijding van het de-minimisplafond.

Artikel 3.30.4 Verdeling subsidieplafond

Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt verdeeld. Dat vindt plaats op volgorde van rangschikking van de aanvragen. Per onderwerp wordt enkel aan het project dat het hoogst wordt gerangschikt subsidie verleend. Op het moment dat per onderwerp twee of meer aanvragen gelijk zijn gerangschikt, wordt de onderlinge rangschikking van deze subsidieaanvragen overeenkomstig het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.30.5 Realisatietermijn

In artikel 3.30.5 is de realisatietermijn voor een onderzoeksproject vastgesteld op vier jaar en voor een showcase op vijf jaar. Dit betekent dat het desbetreffende project vier, respectievelijk vijf jaar na de subsidieverlening gerealiseerd moet zijn. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde projectplan blijkt dat het project niet uiterlijk binnen vier, respectievelijk vijf jaar gerealiseerd zou kunnen worden, wordt de subsidie afgewezen. De grondslag om deze subsidie af te wijzen, bevindt zich in artikel 23, aanhef en onderdeel b, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is voor deze termijn gekozen, omdat de verwachting is dat Circular Plastics NL-projecten binnen deze realisatietermijnen afgerond kunnen worden.

Van belang is nog dat artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit de bevoegdheid aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft om in geval van vertraging van de uitvoering van de activiteiten of het essentieel wijzigen daarvan ontheffing te verlenen van de verplichting om de activiteiten overeenkomstig het projectplan van de subsidieontvanger uit te voeren.

Artikel 3.30.6. Afwijzingsgronden

Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing zijn.

Een subsidieaanvraag wordt afgewezen indien na toepassing van artikel 3.30.7, eerste en tweede lid, minder dan 3 punten per criterium zijn toegekend. De verwachting is dat met deze afwijzingsgrond alleen projecten die van voldoende kwaliteit zijn, gehonoreerd zullen worden. Met een schaal van 1 tot en met 5 punten per rangschikkingscriterium wordt een score van 3 punten als kwalitatief voldoende beschouwd. Een score van minder dan 3 punten voor één van de rangschikkingscriteria, zonder toepassing van een wegingsfactor, leidt dus tot afwijzing van de subsidie.

Artikel 3.30.7. Rangschikkingscriteria

In dit artikel zijn criteria opgenomen op basis waarvan de aanvragen gerangschikt worden. De rangschikkingscriteria bevinden zich in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, van artikel 3.30.7. Per rangschikkingscriterium wordt op grond van artikel 3.30.7, tweede lid, ten minste één en ten hoogste vijf punten toegekend. Op grond van artikel 3.30.7, derde lid, wordt het aantal behaalde punten per rangschikkingscriterium ook nog vermenigvuldigd met een bepaalde wegingsfactor waarin verdisconteerd is welk rangschikkingscriterium het meest belangrijk wordt geacht. Voor het rangschikken van de aanvragen kan gebruik worden gemaakt van een groep onafhankelijke experts die een advies uitbrengen over de toe te kennen punten en de motivering daarvan.

De rangschikkingscriteria worden hierna achtereenvolgens beschreven.

  • a. Bijdrage aan de doelstellingen van de subsidiemodule CPNL

    Allereerst worden er aan een Circular Plastics NL-project meer punten toegekend naarmate het desbetreffende Circular Plastics NL-project meer bijdraagt aan de doelen van het onderwerp waarvoor de aanvraag is ingediend. Dit criterium gaat dan ook over de impact van het project.

    Een voorstel scoort hoger naarmate het meer impact heeft op de doelen van het desbetreffende onderwerp, zoals beschreven in de bijlage. De geschiktheid en impact op de markt van het samenwerkingsverband en, daarmee gepaard gaand, de hoeveelheid en de soort activiteiten die opgepakt worden in het project, spelen daarbij een rol.

  • b. Bijdrage aan de verduurzaming van plastic ketens

    Een voorstel scoort hoger naarmate het meer bijdraagt aan de verduurzaming van plasticketens, door een beter ontwerp van producten waardoor deze producten beter hergebruikt en/of gerecycled kunnen worden, en/of door nieuwe/verbeterde technieken voor het karakteriseren/sorteren/wassen van plastic afvalstromen waardoor zij beter gerecycled kunnen worden, en/of door de ontwikkeling en realisatie van recyclinginstallaties die bijdragen aan het verhogen van de kwantiteit en de kwaliteit van recyclaat.

    De bijdrage wordt beoordeeld op twee niveaus: de duurzaamheidseffecten op projectniveau voor de projectdeelnemers, en het herhalingspotentieel (binnen 5 jaar na implementatie) in andere projecten binnen of buiten de sector. Een goede onderbouwing, waar mogelijk kwantitatief, van de verwachtingen is belangrijk, waarbij aannames en inschattingen expliciet gemaakt moeten worden. Bij de berekeningen moet een vergelijking gemaakt worden met een referentiesituatie die de huidige stand der techniek beschrijft.

  • c. Slaagkans in de Nederlandse markt en maatschappij

    Ten derde wordt aan een Circular Plastics NL-project een hoger aantal punten toegekend naarmate de slaagkans van de innovatie in de Nederlandse markt en maatschappij groter is. Dit gaat over de verwachting of (toekomstige) eigenaren/exploitanten van industriële productieprocessen de ontwikkelde innovaties daadwerkelijk gaan gebruiken. Een projectvoorstel scoort hoger op dit criterium naarmate de waarde voor de (eind)gebruiker inzichtelijker en beter is, kijkend bijvoorbeeld naar het voordeel dat de beoogde producten en diensten hebben, en de verwachte terugverdientijd. Een goede onderbouwing, waar mogelijk kwantitatief, van de verwachtingen is hiervoor belangrijk, waarbij de aannames en inschattingen expliciet gemaakt dienen te worden.

    Een projectvoorstel scoort ook hoger op dit criterium naarmate in het voorstel een visie op het implementatietraject beter onderbouwd is, door inzicht te geven in de vervolgstappen die bij een positief resultaat gezet zullen worden in de verdere ontwikkeling en marketing van de voorgestelde oplossingen en door wie, zo mogelijk tot aan introductie op de markt;

    Ook is het belangrijk om zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van een product, proces of dienst rekening te houden met de niet-technologische aspecten die in het ontwerp, de productieketen en bij de marktintroductie een rol kunnen spelen. In het projectplan dient aangetoond te worden dat er is nagedacht over welke niet-technologische aspecten voor specifieke belanghebbenden van belang zijn en op welke wijze die in het ontwerp en specificaties van deze producten en diensten worden meegenomen. Denk aan: ruimtebeslag, effecten op landschap en ecologie, esthetiek, lokaal eigenaarschap, mogelijke (maatschappelijke) weerstand tegen de innovatie bij daadwerkelijk gebruik, of nieuwe competenties die nodig zijn bij gebruik van de technologie.

  • d. De kwaliteit van het project

    Ten vierde wordt er aan een Circular Plastics NL-project een hoger aantal punten toegekend naarmate de kwaliteit van het projectplan beter is. Dit rangschikkingscriterium gaat over wat de deelnemers in het samenwerkingsverband gaan doen en hoe ze dat willen gaan doen.

    Een voorstel scoort hoger naarmate de activiteiten meer een samenhangend geheel vormen en tot een gezamenlijk resultaat leiden dan wanneer er sprake is van een verzameling losse deelprojecten. Ook wordt beoordeeld in welke mate men samenwerkt, blijkend uit de beschrijving van de organisatie en afspraken.

    Een project scoort ook hoger naarmate de onderzoeksmethode en inhoudelijke aanpak beter is en het projectplan de achtergrond van het te onderzoeken probleem, de probleemdefinitie (‘probleemanalyse’), de doelen, de inhoudelijke aanpak, de per partner uit te voeren activiteiten, de projectfases inclusief mijlpalen met meetbare indicatoren en go/no-go-momenten, de te gebruiken middelen en de resultaten, beter beschrijft, en de kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s en mitigerende maatregelen beter is.

    Ook wordt gekeken naar de mate waarin de beschikbare middelen effectiever en efficiënter worden ingezet. Een voorstel scoort hierop beter als de financiële middelen effectiever worden ingezet met het oog op de te bereiken doelen van het voorstel. De financiële middelen betreffen zowel de gevraagde subsidie als andere middelen waarmee het voorstel gefinancierd wordt. Om te voorkomen dat er onnodig veel kosten opgevoerd worden, wordt bij de beoordeling meegewogen welke impact het voorstel kan hebben op de doelen gerelateerd aan de totale subsidiabele kosten die opgevoerd worden. Voorstellen die meer impact zullen hebben ten opzichte van de totale opgevoerde kosten scoren hoger dan voorstellen die met dezelfde kosten minder impact hebben. Het voorstel scoort ook beter als het consortium alle voor het voorstel nuttige en noodzakelijke partijen bevat, de kwaliteit van de samenwerkingspartners (beschikbaarheid van benodigde kennis) om het beoogde project op het gewenste kwalitatieve niveau uit te voeren hoger is en de inbreng van elke deelnemer helder is. Een samenwerkingsverband dient minimaal de vereiste rollen zoals die voor het desbetreffende onderwerp beschreven zijn te bevatten. Anders zal de aanvraag op dit criterium minder dan 3 punten scoren, wat leidt tot afwijzing van de aanvraag. Een voorstel scoort hoger naarmate het samenwerkingsverband daarnaast ook de per onderwerp geadviseerde additionele rollen omvat.

  • e. Mate van vernieuwing

    Ten vijfde wordt er aan een Circular Plastics NL-project een hoger aantal punten toegekend naarmate het project vernieuwender is ten opzichte van de internationale stand van onderzoek of techniek en het project de Nederlandse kennispositie meer versterkt. Dit criterium heeft betrekking op de innovatieaspecten van het project. Een aanvraag scoort hoger op dit criterium naarmate het innovatiever is en een hogere onderzoekskwaliteit en vernieuwing in zich bergt. Het kan gaan om een nieuwe technologie met betrekking tot producten, processen of diensten of om wezenlijke vernieuwingen of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie. Industrieel onderzoek of de experimentele ontwikkeling dient vernieuwender te zijn ten opzichte van de internationale stand van techniek en demonstratieprojecten ten opzichte van de nationale stand van techniek. Er wordt hoger gescoord op dit criterium naarmate er meer sprake is van technologische vernieuwing, bezien in het spectrum van een marginaal technische verbetering tot een technologische doorbraak. Wel geldt dat de technische risico’s die aan een project verbonden zijn, beheersbaar dienen te zijn.

  • f. De kwaliteit van het plan voor kennisverspreiding

    Tot slot wordt er aan een Circular Plastics NL-project een hoger aantal punten toegekend naarmate de kwaliteit van het plan voor kennisverspreiding beter is. Een aanvraag scoort hoger op dit criterium naarmate in het voorstel meer aannemelijk wordt gemaakt dat de geleerde lessen gedeeld zullen worden met relevante doelgroepen (ten minste met de achterban van alle betrokken partijen en met de Stichting Circular Plastics NL).

Artikel 3.30.8. Informatieverplichtingen

In het eerste en tweede lid van artikel 3.30.8 zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan.

In artikel 6, tweede lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat de aanvraag ten minste de volgende gegevens bevat:

  • a) de naam en de grootte van de onderneming;

  • b) een beschrijving van het project, met inbegrip van de aanvangs- en einddatum;

  • c) de locatie van het project;

  • d) een lijst van de projectkosten, en

  • e) het soort steun (subsidie, lening, garantie, terugbetaalbaar voorschot, kapitaalinjectie enz.) en het bedrag aan overheidsfinanciering dat voor het project nodig is.

Aanvullend hierop bepaalt artikel 3.30.8, tweede lid, van welke, algemene en inhoudelijke, gegevens de subsidieaanvraag eveneens vergezeld dient te gaan om een goede beoordeling van de aanvraag en voorbereiding van de beschikking mogelijk te maken.

In artikel 3.30.8, tweede lid, onderdeel g, wordt bepaald dat een aanvraag om subsidie voor overige projectactiviteiten die worden uitgevoerd door ondernemingen ten minste een verklaring de-minimissteun moet bevatten. Op grond van artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gaat het hierbij om een verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de Europese Unie richting de Europese Commissie heeft.

In de beschikking tot subsidieverlening zullen op grond van artikel 4:38, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verplichtingen opgelegd worden ten aanzien van de informatie die de subsidieontvanger aan de Stichting Circular Plastics NL moet verstrekken en zal de verplichting tot het sluiten en overleggen van een samenwerkingsovereenkomst opgelegd worden. Deze overeenkomst is alleen vereist voor samenwerkingsverbanden waarvan de aanvraag wordt toegekend. Ook partijen die geen subsidie aanvragen maar wel deelnemer zijn in het project moeten partij zijn in deze samenwerkingsovereenkomst.

In het derde lid is bepaald dat de subsidieontvanger gedurende de looptijd van het project jaarlijks een voortgangsrapportage aan de minister moet verstrekken die gebruikt kan worden voor de openbare brede verspreiding van de niet bedrijfsgevoelige kennis en informatie die met de projecten worden opgedaan. Deze rapportage is aanvullend op de rapportages waarvoor op grond van artikel 39 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies in de subsidiebeschikking een verplichting opgenomen moet worden.

In het vierde en vijfde lid is bepaald welke informatie ten minste bij de vaststellingsaanvraag verstrekt moet worden.

Artikel 3.30.9. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.30.2, eerste lid, met uitzondering van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties of overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door: artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de subsidie bestemd is voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling, artikel 47 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, zoor zover deze betrekking hebben op het uitvoeren van een investering ten behoeve van hulpbronnenefficiëntie en een circulaire economie en de algemene de-minimisverordening, voor zover de subsidie bestemd is voor de overige projectactiviteiten van ondernemingen. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

X Noot
2

Veordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/1.

Naar boven