De Minister voor Rechtsbescherming,
Gelet op artikel 2.23, eerste lid, aanhef en onder e, van de Aanbestedingswet 2012;
Besluit:
Tot geheimverklaring van (de) opdracht(en) in het kader van het detecteren en het
lokaliseren van niet toegestane communicatiemiddelen ten behoeve van de Dienst Justitiële
Inrichtingen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Den Haag, 20 december 2022
De Minister voor Rechtsbescherming, namens deze,
W.F. Saris
Directeur-Generaal Dienst Justitiële Inrichtingen
TOELICHTING
Bij het verstrekken van (de) opdracht(en) in het kader van het verstoren van communicatie
met niet-toegestane communicatiemiddelen (contrabande) ten behoeve van de Dienst Justitiële
Inrichtingen (hierna: de opdracht) dient gevoelige informatie beschikbaar te worden
gesteld. Ook kan tijdens de (voorbereiding van de) werkzaamheden kennis worden genomen
van informatie inzake onder meer bouwkundige, installatietechnische en inrichtingsaspecten
en de aard en zwaarte van huidige en toekomstige veiligheidsmaatregelen in en rondom
locaties van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dit brengt aanzienlijke veiligheidsrisico’s
met zich mee. Het is noodzakelijk dat deze risico’s zoveel mogelijk worden beperkt.
Gezien het bijzondere karakter van de opdracht wordt met dit besluit een beroep gedaan
op artikel 2.23, eerste lid, aanhef en onder e, van de Aanbestedingswet 2012 en de
opdracht geheim verklaard om te voorkomen dat de aard en de inhoud van de maatregelen
publiekelijk wordt of in handen komt van diverse gedetineerden en/of hun criminele
netwerken.
De genoemde risico’s kunnen niet afdoende worden beperkt met minder ingrijpende maatregelen.
Ook bij het toepassen van de (Europese) niet-openbare procedure zal gevoelige informatie
moeten worden gedeeld met een onbeperkte kring van gegadigden. Verder zal na de selectiefase
informatie moeten worden gedeeld met ondernemingen met wie mogelijk geen vertrouwensrelatie
bestaat en kunnen die ondernemingen kennis nemen van alle specificaties. Zelfs indien
ondernemingen vooraf worden gescreend en worden verplicht tot geheimhouding, leidt
een dergelijke aanbesteding tot kennis bij een te grote groep geïnformeerden. Screening
en toezicht op de naleving van de geheimhoudingsverplichtingen van een dergelijk grote
groep geïnformeerden zou bovendien een te grote inzet vergen van de dienstonderdelen
die daarmee zijn belast.
Indien een partij bezwaar heeft tegen het onderhavige besluit tot geheimverklaring
en onttrekking van de onderhavige opdracht aan de toepasselijkheid van de Aanbestedingswet
2012, dienen deze bezwaren binnen twintig (20) kalenderdagen na de datum van publicatie
van dit besluit kenbaar te zijn gemaakt door middel van betekening aan het Ministerie
van Veiligheid en Justitie van een dagvaarding in kort geding voor de voorzieningenrechter
te Den Haag. Deze termijn van twintig (20) kalenderdagen is gebaseerd op artikel 2.127,
derde lid, van de Aanbestedingswet 2012 en geldt als een vervaltermijn. Indien een
partij na afloop van genoemde termijn alsnog in rechte bezwaar maakt tegen de geheimverklaring
van de aanbesteding, dan wel – op een later moment – tegen de opdrachtverlening door
de Dienst Justitiële Inrichtingen aan de geselecteerde partij(en), is de bezwaar makende
partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
De Minister voor Rechtsbescherming, namens deze,
W.F. Saris
Directeur-Generaal Dienst Justitiële Inrichtingen