Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 15 mei 2023, nr. 4596063, houdende vaststelling van de schadeloosstelling van de leden van de commissie schadefonds geweldsmisdrijven (Regeling schadeloosstelling leden commissie schadefonds geweldsmisdrijven)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. CAO rijk:

de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren;

b. enkelvoudige kamer:

enkelvoudige kamer van de commissie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven;

c. leden:

leden van de commissie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven;

d. meervoudige kamer:

meervoudige kamer van de commissie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven;

e. plaatsvervangend voorzitter:

plaatsvervangend voorzitter van de commissie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven;

f. voorzitter:

voorzitter van de commissie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.

Artikel 2

  • 1. De voorzitter ontvangt per vergadering een schadeloosstelling die gelijk is aan 130% van 3% van het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de Cao Rijk.

  • 2. De overige leden ontvangen per vergadering een schadeloosstelling die gelijk is aan 2% van het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de Cao Rijk.

  • 3. De plaatsvervangend voorzitter ontvangt een schadeloosstelling overeenkomstig het eerste lid, indien hij bij afwezigheid van de voorzitter de vergadering voorzit.

Artikel 3

  • 1. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter ontvangen voor het voorzitten van een vergadering van de meervoudige kamer een schadeloosstelling die gelijk is aan 130% van 2% van het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de Cao Rijk.

  • 2. De overige leden ontvangen voor het deelnemen aan een vergadering van de meervoudige kamer een schadeloosstelling die gelijk is aan 3% van het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de Cao Rijk.

Artikel 4

De leden ontvangen voor het afhandelen van bezwaarzaken in de enkelvoudige kamer een schadeloosstelling die gelijk is aan 130% van 3% van het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de Cao Rijk per tien afgehandelde bezwaarzaken.

Artikel 5

De leden ontvangen voor het voorzitten van een hoorzitting in bezwaarzaken een schadeloosstelling die gelijk is aan 2,5% van het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de Cao Rijk per zitting.

Artikel 6

De leden ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de Cao Rijk.

Artikel 7

De Regeling schadeloosstelling leden commissie schadefonds geweldsmisdrijven 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling schadeloosstelling leden commissie schadefonds geweldsmisdrijven.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot vervanging van de Regeling schadeloosstelling leden commissie schadefonds geweldsmisdrijven 2013 (hierna: de Regeling 2013). Op 1 januari 2020 is de Wet normalisering ambtenarenrecht in werking getreden. Per dezelfde datum is het BBRA komen te vervallen. De Cao Rijk heeft in de plaats daarvan intrede gedaan. De schadeloosstelling die de commissieleden ontvangen is derhalve sinds 1 januari 2020 gekoppeld aan de Cao Rijk. Verwijzingen naar het BBRA zijn daarom vervangen door verwijzing naar de Cao Rijk. Daarnaast is de wijziging van de regeling ingegeven door een uitbreiding van werkzaamheden en een gewijzigde werkwijze van de commissie.

De vergoedingen die worden genoemd in de onderhavige regeling, zijn van overeenkomstige toepassing op de werkzaamheden die de commissieleden verrichten op basis van de zogenaamde ‘tijdelijke regelingen’ als bedoeld in artikel 19 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. Die werkzaamheden laten zich vergelijken met die van het reguliere proces: de commissie maakt het beleid, bespreekt soms aanvragen in primo in de raadkamers en is belast met hoorzittingen en beslissingen in bezwaarprocedures.

Artikel 2

Voorts is gebleken dat de werkzaamheden van de commissie in de loop der tijd enigszins is uitgebreid. De Regeling 2013 voorziet in verschillende vergoedingen voor de verschillende werkzaamheden van de commissie. Het betreft een vergoeding voor deelname plenaire bijeenkomsten (artikel 2), deelname aan de meervoudige raadkamer (artikel 3), het afhandelen van bezwaarzaken in de enkelvoudige kamer (artikel 4) en deelname aan hoorzittingen (artikel 5). Naast deze werkzaamheden nemen de commissieleden ook deel aan project- en werkgroepen. Daarnaast worden de commissieleden ingezet bij de selectiegesprekken voor de werving en selectie van commissieleden en plaatsvervangend commissieleden en neemt de voorzitter op verzoek van de eigenaar en opdrachtgever van het Schadefonds Geweldsmisdrijven deel aan de jaarplan en tertaalgesprekken.

De Regeling 2013 voorzag niet in een vergoeding voor de hiervoor bedoelde werkzaamheden. Om die reden is in de huidige artikel 2 de term ‘plenaire bijeenkomsten’ vervangen door ‘vergadering’. De bedoeling van deze wijziging is dat de in dat artikel genoemde vergoeding van toepassing is voor alle werkzaamheden van de commissieleden die niet vallen onder de werkzaamheden als bedoeld in de 3, 4 of 5. De vergoeding in artikel 2 geldt dus zowel voor deelname aan de plenaire vergadering als voor alle andere werkzaamheden zoals hiervoor beschreven maar ook voor eventuele toekomstige andere vergaderingen waar de commissieleden uit hoofde van hun functie aan deel dienen te nemen. De keuze voor deze wijziging is met name ingegeven door de wens om de regeling flexibel te maken; bij een eventuele andere werkwijze in de toekomst, is het niet meteen noodzakelijk de regeling van de vergoeding daarop aan te passen.

In aanvulling op het bovenstaande geldt nog dat voor deelname aan de jaarplan en tertaalgesprekken met de eigenaar en opdrachtgever, de vergoeding van artikel 2, tweede lid van toepassing is aangezien deze vergaderingen niet door de voorzitter van de commissie wordt voorgezeten. Mocht dit wel het geval zijn dan is de vergoeding bedoeld in artikel 2, eerste lid van toepassing.

Artikel 5

De tekst van dit artikel is niet gewijzigd, enkel is de toepassing an de vergoeding verbreed. De vergoeding in dit artikel is bedoelde voor het voorzitten van een hoorzitting in bezwaarzaken. De commissie heeft echter ook te maken met bezwaarzaken waarin de aanvragers van het bezwaar afzien van het toelichten van hun bezwaar tijdens een hoorzitting. Voor de voorbereiding van die (ingewikkelde) zaken, heeft de commissie inmiddels een nieuwe werkwijze ontwikkeld. Dit komt er op neer dat er gedurende elke maand één commissielid beschikbaar is ter ondersteuning van de bezwaarjuristen die deze zaken voorbereiden. De zogenaamde ‘maandcommissaris’. De bezwaarjurist kan bij ingewikkelde zaken input vragen van het aangewezen commissielid. Iedere maand vervult één commissielid deze rol en geeft input op de afdoeningsrichting die de bezwaarjurist kiest. Op die manier is een van de commissieleden betrokken voordat de zaak naar de raadkamer gaat. Dit komt ten goede van de efficiënte besluitvorming. De vergoeding (voor de gehele maand) komt qua tijdsbesteding ongeveer overeen met de vergoeding in artikel 5 van de regeling. Om die reden zal deze vergoeding ook voor de maandcommissaris van toepassing zijn.

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2020, het moment dat de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in werking is getreden, in werking. Voor de gewijzigde werkwijze en in aansluiting daarop gewijzigde vergoedingen

Dit besluit brengt geen nieuwe financiële gevolgen of administratieve lasten met zich mee. Het besluit betreft hoofdzakelijk een voortzetting van de bestaande rechtspositieregeling voor de leden en een aanpassing aan de reeds bestaande praktijk.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven