Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 26661 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 26661 | beleidsregel |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 7.8a, eerste en tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
associate degree-opleiding als bedoeld in artikel 7.8a van de wet;
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van die wet;
instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, van de wet;
instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de wet;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Deze beleidsregel heeft betrekking op:
a. de wijze waarop de Minister gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot het verlenen van goedkeuring op aanvraag van een instellingsbestuur om een deel van een Ad te laten uitvoeren door een bve-instelling, bedoeld in artikel 7.8a van de wet; en
b. de gegevens en bescheiden die de Minister voor de beoordeling van de aanvraag nodig heeft.
1. Bij beoordeling van de aanvraag betrekt de Minister in ieder geval de volgende informatie:
a. de redenen voor het gezamenlijk uitvoeren van een deel van de opleiding met de bve-instelling;
b. de wijze waarop de onderwijskwaliteit, in het bijzonder niveau 5 in de termen van het Nederlands kwalificatie raamwerk, is geborgd; en
c. een document waaruit blijkt welke afspraken zijn gemaakt tussen de instelling voor hoger onderwijs en de bve-instelling omtrent de borging van de onderwijskwaliteit.
2. Voor zover het gaat om een aanvraag voor het verzorgen van minder dan de helft van een Ad door een instelling voor hoger onderwijs betrekt de Minister tevens in zijn beoordeling de onderbouwing waarmee wordt aangetoond dat de betreffende bve-instelling specifieke kennis of een netwerk bezit in een bepaald specialisme dan wel in een andere behoefte voorziet waarin de instelling voor hoger onderwijs niet kan voorzien.
3. De Minister kan de aanvrager om nadere inlichtingen en gegevens vragen wanneer de aanvraag en de daarbij overgelegde documenten naar zijn mening onvoldoende informatie bevatten om tot een oordeel te komen.
1. De Minister keurt het voornemen tot het verzorgen van ten minste de helft van de Ad door een instelling voor hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.8a, tweede lid, eerste volzin, van de wet, goed indien het instellingsbestuur heeft aangetoond dat de kwaliteit van de opleiding binnen de beoogde samenwerking is geborgd.
2. De Minister keurt het voornemen tot het verzorgen van minder dan de helft van een Ad, door een instelling voor hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.8a, tweede lid, laatste volzin, van de wet, goed indien het instellingsbestuur heeft aangetoond dat de betreffende bve-instelling specifieke kennis of een netwerk bezit in een bepaald specialisme, welke niet binnen de instelling voor hoger onderwijs kan worden georganiseerd, waardoor het verzorgen van minder dan de helft van de Ad door de instelling voor hoger onderwijs ten goede komt aan de kwaliteit van het onderwijs.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Deze bijlage behoort bij de Beleidsregel uitvoering deel associate degree-opleiding door bve-instelling.
Aanvraagformulier uitvoering deel Ad door bve-instelling |
|
Basisgegevens |
|
Naam instelling voor hoger onderwijs incl. BRIN code |
|
Naam bve-instelling incl. BRIN code |
|
Contactpersoon/contactpersonen van de instelling voor hoger onderwijs |
|
Contactgegevens |
|
Naam opleiding |
|
Onderbouwing verzorgen ten minste de helft van de Ad door instelling voor hoger onderwijs |
|
a. Welke onderwijseenheden van de Ad worden door de bve-instelling uitgevoerd? |
|
b. Geef een onderbouwing waarmee wordt aangetoond dat het uitvoeren van tot de helft van de Ad door de bve-instelling niet ten koste gaat van de kwaliteit van de onderwijseenheden zoals bedoeld onder a. |
|
Onderbouwing verzorgen minder dan de helft van de Ad door instelling voor hoger onderwijs |
|
a. Welke onderwijseenheden van de Ad worden door de bve-instelling uitgevoerd? |
|
b. Geef een onderbouwing waarmee wordt aangetoond dat het uitvoeren van meer dan de helft van de Ad door de bve-instelling ten goede komt aan van de kwaliteit van de onderwijseenheden zoals bedoeld onder a. |
|
c. Geef een onderbouwing waarmee wordt aangetoond dat de betreffende bve-instelling specifieke kennis of netwerk bezit in een bepaald specialisme die niet binnen de eigen hogeschool of instelling voor hoger onderwijs kan worden georganiseerd. |
|
Handtekening betrokken instellingsbestuur van instelling voor hoger onderwijs en de handtekening bevoegd gezag van de bve-instelling |
|
Datum, plaats |
|
Tot slot |
|
Is alle relevante informatie (voor zover van toepassing) ingevuld? |
|
Zijn alle benodigde gegevens en bescheiden als bijlage toegevoegd? |
|
Dan kan de aanvraag schriftelijk worden verstuurd naar: |
|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Directie Hoger Onderwijs en Studiefinanciering Postbus 16375 2500 BJ Den Haag |
De grondslag voor deze beleidsregel is te vinden in artikel 7.8a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de wet). Hierin is geregeld dat hogeronderwijsinstellingen het voornemen om een deel van een associate degree (Ad)-opleiding uit te laten voeren door een bve-instelling, ter goedkeuring dienen voor te leggen aan de Minister. Dit geldt voor zowel bekostigde als onbekostigde Ad-opleidingen. Artikel 7.8a van de wet stelt verder eisen aan de omvang van het deel van de Ad-opleiding dat door de bve-instelling mag worden verzorgd: ten minste de helft, waaronder de afstudeerfase en het afsluitend examen, wordt verzorgd door de instelling voor hoger onderwijs. Onder ten minste de helft van de Ad-opleiding wordt verstaan de helft van het onderwijsprogramma. Alleen in bijzondere gevallen is het toegestaan dat minder dan de helft, met uitzondering van de afstudeerfase en het afsluitend examen, door de instelling voor hoger onderwijs wordt verzorgd.
Aanvragen voor het laten uitvoeren van een deel (ten minste de helft of meer dan de helft) van een Ad-opleiding door een bve-instelling worden bij de Minister ingediend. Dit kan door het aanvraagformulier en bijbehorende gegevens per post op te sturen naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Directie Hoger Onderwijs en Studiefinanciering, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag.
Bij de voorbereiding van deze beleidsregel is overleg gevoerd met de NVAO. Op grond daarvan is besloten dat de NVAO geen adviestaak krijgt toebedeeld op grond van deze beleidsregel.
Met het oog op de uitvoerbaarheid heeft DUO een uitvoeringstoets uitgevoerd. DUO heeft gerapporteerd dat aan deze beleidsregel geen uitvoeringsconsequenties verbonden zijn.
Een Ad-opleiding is een bepaald type onderwijs dat behoort tot het hoger beroepsonderwijs. Dit heeft tot gevolg dat de instelling voor hoger onderwijs als licentiehouder integraal verantwoordelijk blijft voor het leerproces, de kwaliteit van het onderwijs en het afgeven van het getuigschrift. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat de bve-docenten die worden ingeschakeld bij de uitvoering van de Ad-opleiding op NLQF-niveau 5 zullen moeten functioneren zodat het gedeelte van de Ad-opleiding dat door een bve-instelling wordt uitgevoerd een volwaardig onderdeel is van het hbo.
In dit artikel is aangegeven welke informatie de Minister betrekt bij het beoordelen van een aanvraag om een deel van de Ad-opleiding door een bve-instelling te laten uitvoeren. In de bijlage van deze beleidsregel is een formulier bijgevoegd dat kan worden gebruikt om die informatie aan de Minister te verstrekken.
Voor het gedeeltelijk laten uitvoeren van een Ad-opleiding door een bve-instelling dienen de redenen hiertoe en de wijze waarop de onderwijskwaliteit en het vereiste NLQF-niveau 5 van de Ad-opleiding geborgd blijft inzichtelijk gemaakt te worden.
Ook op andere manieren is geborgd dat de Ad-opleiding die voor een deel door een bve-instelling wordt uitgevoerd, voldoet aan de kwaliteitsstandaarden van het hbo. Zo worden voorafgaand aan de start van dergelijke Ad-opleidingen door de Minister de gemaakte afspraken tussen de instelling voor hoger onderwijs en de bve-instelling beoordeeld. Bij het verzoek tot goedkeuring legt het instellingsbestuur daarom deze gemaakte afspraken over aan de Minister. Dit kan in de vorm van een ontwerp van een samenwerkingsovereenkomst tussen het instellingsbestuur en het bevoegd gezag van de bve-instelling zijn.
Uit de gemaakte afspraken dient te blijken welke zaken door de instelling voor hoger onderwijs en de bve-instelling over een weer nodig zijn om de aanvraag op een transparante wijze verder te onderbouwen. Denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop de instelling voor hoger onderwijs sturing geeft aan het personeel van de bve-instelling die is belast met de uitvoering van de opleiding en de wijze waarop de kwaliteit van het personeel dat betrokken is bij de Ad-opleiding is geborgd (te denken valt aan deskundigheid in het opleiden, begeleiden en beoordelen van studenten). Dit is relevant omdat de Ad-opleiding hoger onderwijs betreft en de graad door de instelling voor hoger onderwijs wordt verleend. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de uitvoering van de Ad-opleiding als geheel blijft daarom bij de instelling voor hoger onderwijs die de graad verleent. De instelling voor hoger onderwijs dient daarnaast rekening te houden met de belangen van de studenten (bijvoorbeeld in verband met te reizen afstand) als het gaat om deels uitvoeren van een Ad-opleiding door een bve-instelling die buiten de vestigingsplaats van de Ad-opleiding plaatsvindt.
In het geval dat een samenwerking tussen een instelling voor hoger onderwijs en de bve-instelling niet tot stand komt of dat de samenwerking wordt beëindigd, wordt de Minister daarover geïnformeerd. De goedkeuring vervalt dan tevens. In zo’n geval moet de zittende studenten dan de mogelijkheid geboden worden de Ad-opleiding te voltooien. Dit is wederom een verantwoordelijkheid van het instellingsbestuur.
Voor het meer dan de helft laten uitvoeren van een Ad-opleiding door een bve-instelling toont het instellingsbestuur aan welke specifieke kennis of welk netwerk de bve-instelling bezit in een bepaald specialisme, dat niet door of binnen de instelling voor hoger onderwijs zelf kan worden georganiseerd.
Indien uit de overlegde documenten blijkt dat naar de mening van de Minister de gemaakte afspraken tussen de instelling voor hoger onderwijs en de bve-instelling aanpassingen behoeven, worden daarvoor aanbevelingen gedaan alvorens goedkeuring kan worden gegeven aan de aanvraag. Van belang is dat een aanvraag niet zal worden gehonoreerd als de betrokken bve-instelling een opleiding op NLQF-niveau 4 verzorgt die onder geïntensiveerd toezicht van de Inspectie van het Onderwijs staat (vanwege kwaliteitstekort of tekortkomingen in de examens) en die opleiding inhoudelijk vergelijkbaar moet worden geacht met de gevraagde Ad-opleiding.
Het instellingsbestuur kan een Ad-opleiding, met uitzondering van de afstudeerfase en het afsluitend examen, gedeeltelijk laten uitvoeren door een bve-instelling waarbij de instelling voor hoger onderwijs ten minste de helft van de Ad-opleiding verzorgt. De Minister keurt het voornemen goed als het instellingsbestuur kan aantonen dat het uitvoeren tot de helft van de opleiding door een bve-instelling, niet ten koste gaat van de kwaliteit en het NLQF-niveau 5 van de Ad-opleiding.
In bijzondere gevallen kan een instellingsbestuur meer dan de helft van de Ad-opleiding laten uitvoeren door een bve-instelling. Dit geldt voor zowel bekostigde als onbekostigde Ad-opleidingen. De Minister gaat over tot het goedkeuren hiervan wanneer de bve-instelling kennis of een netwerk bezit in een bepaald specialisme, dat niet door of binnen de instelling voor hoger onderwijs zelf kan worden georganiseerd. De afstudeerfase en het afsluitend examen wordt altijd verzorgd door de instelling voor hoger onderwijs om het NLQF-niveau 5 van de Ad-opleiding te borgen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-26661.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.