TOELICHTING
Algemeen deel
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
In een aantal gebieden in Nederlandse steden staan de leefbaarheid en veiligheid onder
druk en stapelen problemen als werkloosheid, armoede, onderwijsachterstanden, woonproblematiek
en een slechte gezondheid zich op. Veel mensen kampen met een combinatie van problemen.
Ze leven van een uitkering, hebben schulden, zijn klein behuisd en hebben (jeugd)zorg
nodig. Ondanks dat er in deze gebieden hard wordt gewerkt om deze problemen het hoofd
te bieden, is een extra inzet nodig om daadwerkelijk het verschil te kunnen maken.
Daarom is het kabinet het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (hierna:
NPLV) gestart, met als doel om de negatieve spiraal door middel van een gebiedsgerichte
inzet te doorbreken.
Het NPLV betreft een langdurige rijksbrede inzet die werkt aan het bevorderen van
de leefbaarheid en veiligheid in deze gebieden. Een structurele verbetering van de
leefbaarheid en veiligheid van kwetsbare gebieden start met het bieden van toekomstperspectief
aan bewoners. Het is onwenselijk dat jongeren uit de ene wijk in een stad significant
minder kansen hebben dan jongeren uit andere gebieden in diezelfde stad en dat de
plaats waar je woont of opgroeit bepalend is voor hoe je verdere carrière en levenspad
eruitzien. Gelet op de breedte van de problematiek in kwetsbare wijken vraagt de aanpak
een brede inzet van het kabinet; een integrale aanpak op gebiedsniveau gericht op
de vraagstukken die zich daar aandienen. Het is cruciaal dat interventies op de verschillende
beleidsdomeinen op elkaar aansluiten.
De doelstelling van het programma is om de leefbaarheid en veiligheid in 20 stedelijke
focusgebieden, in 19 gemeenten, op orde te brengen en het perspectief van de bewoners
te verbeteren. De 20 stedelijke focusgebieden staan vermeld in het NPLV1 en in de Regeling kansrijke wijk. Deze gebieden hebben te maken met een concentratie
en stapeling van problemen op het gebied van (uitval in het) onderwijs, werkloosheid,
armoede (inkomen en schulden), een slechte kwaliteit van de woon- en leefomgeving,
bovenmatige criminaliteit en een slechte gezondheid bij de inwoners.
De toenemende druk op de leefbaarheid en veiligheid in sommige gebieden in Nederlandse
steden was voor het vorige kabinet aanleiding om in samenwerking met gemeenten en
departementen een gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid en veiligheid te verkennen.
In dat kader is allereerst aandacht besteed aan zestien stedelijke focusgebieden,
waaronder Rotterdam-Zuid.
Twaalf van deze stedelijke focusgebieden zijn in 2020 door de woondealregio's zelf
aangedragen vanwege hun toenemende zorgen over de leefbaarheid- en veiligheidsontwikkeling.
Bij de voorbereiding van het sluiten van de zes woondeals werden, naast maatwerkafspraken
over de aanpak van het woningtekort, ook afspraken gemaakt over verkenning van nut,
noodzaak en mogelijkheden van een interbestuurlijke en publiek-private gebiedsaanpak
van gebieden waar de leefbaarheid en veiligheid sterk onder druk stonden. Naar aanleiding
van de uitkomsten van de Leefbaarometer 2018 en met oog voor regionale spreiding en
gebiedsomvang zijn toentertijd, in overleg met de desbetreffende gemeenten, nog vier
gebieden in vier steden buiten de woondealregio’s aan deze twaalf toegevoegd.
In de huidige kabinetsperiode staat het vergroten van kansengelijkheid, het verbeteren
van sociale en fysieke achterstanden én de intensieve aanpak van ondermijning, overlast
en het afglijden van jongeren in de criminaliteit, hoog op de agenda. Hieruit vloeit
voort dat in overleg met de gemeenten aan de zestien stedelijke focusgebieden nog
vier gebieden zijn toegevoegd.
De gemeenten Vlaardingen, Delft, Dordrecht en Roosendaal hebben zich gemeld voor een
intensief partnerschap met het Rijk om hun grootstedelijke problematiek aan te pakken.
De door hen voorgedragen gebieden zijn getoetst aan de uitkomsten van de nieuwe, herijkte,
Leefbaarometer 2020. Zij behoren tot de slechtste categorie wat betreft leefbaarheid-
en veiligheidsproblematiek in de Leefbaarometer 2020. Bij de keuze voor deze vier
is ook rekening gehouden met geografische spreiding.
In het merendeel van de door gemeenten reeds opgestelde gebiedsplannen binnen het
NPLV is de aanpak van gezondheidsachterstanden een prominent thema. Een preventieve,
integrale aanpak staat hierbij voorop. Een gezonde leefomgeving maakt daar deel van
uit. Daarom worden met onderhavige regeling voor gemeenten financiële midden beschikbaar
gesteld voor het maken van plannen ten behoeve van een gezonde leefomgeving.
Toevoeging middelen voor een gezonde leefomgeving
Volgens het RIVM wordt 3,5% van de ziektelast in Nederland veroorzaakt door een slecht
buitenmilieu.2 Jaarlijks staat dat gelijk aan bijna 12.000 sterfgevallen. Een gezondere leefomgeving
kan een belangrijke bijdrage leveren aan een gezonder Nederland. Dit geldt in nog
sterkere mate voor mensen met een gezondheidsachterstand. De Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) laat zien dat ongeveer een derde (29%) van het verschil in zelfgerapporteerde
gezondheid tussen laag- en hoogopgeleide mensen in Europa toegeschreven wordt aan
de leefomgeving3. Daarmee is leefomgeving, na bestaanszekerheid (35%), de belangrijkste drijver voor
een slechtere ervaren gezondheid bij de groep mensen met een gezondheidsachterstand.
Heel veel Nederlanders krijgen in hun leven te maken met obesitas, kanker of dementie
en de verwachting is dat dit de komende jaren steeds meer wordt. Al deze ziektes hebben
een grote impact op het leven. Daarom is naast een goede behandeling van deze volksziektes,
vooral het voorkómen ervan belangrijk. In het coalitieakkoord4 heeft het kabinet aangegeven dat het in het kader van de preventie de komende drie
jaar extra investeert in onderzoek naar en de aanpak van alzheimer, obesitas en kanker.
Gelet op de impact van de leefomgeving op de gezondheid is hierbij ook geld vrijgemaakt
om te investeren in een gezonde leefomgeving. Als onderdeel hiervan is in de periode
2023-2025 € 7,2 miljoen (€ 2,4 miljoen per jaar) gereserveerd om te investeren in
een gezondere leefomgeving in de stedelijke focusgebieden. Hiervan wordt € 2,3 miljoen
per jaar met onderhavige wijziging toegevoegd aan de Regeling kansrijke wijk. Daarnaast
wordt er € 100.000 per jaar overgeboekt naar het BTW-compensatiefonds.
Met deze middelen wordt beoogd de gemeenten met een stedelijk focusgebied te faciliteren
bij het maken van plannen om de leefomgeving in die gebieden gezonder te maken. Een
gezonde leefomgeving is een omgeving die mensen als aantrekkelijk en prettig ervaren
om te wonen, werken en recreëren, die uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk
op gezondheid zo laag mogelijk is. Een gezonde sociale en fysieke leefomgeving die
sociale contacten bevordert, een gezonde leefstijl met voldoende bewegen en gezonde
voeding stimuleert en middelengebruik tegengaat, ruimte biedt voor ontspanning en
herstel van stress, en waarin mensen worden beschermd tegen gezondheidsbedreigende
factoren in het milieu, en zo onder andere kan bijdragen aan het verkleinen van het
risico op kanker, overgewicht en dementie.
Bij die stedelijke focusgebieden waar een opgave ligt om een gezondere leefomgeving
te realiseren zijn de middelen in deze fase bedoeld voor planvorming. Aan het einde
van de periode moet het streven zijn dat er een plan ligt waarvoor alle juridische
en financiële randvoorwaarden geborgd zijn zodat dit plan uitgevoerd kan worden. Dit
houdt in dat in het plan interventies zijn uitgewerkt waarvan de effectiviteit op
basis van beschikbare kennis aannemelijk is, dat na is gedacht over wat de randvoorwaarden
zijn om de interventies succesvol te implementeren, waaronder hoe de samenwerking
tussen betrokken partijen bestendigd kan worden, en dat waar relevant ook wordt voorzien
in monitoring van de effectiviteit met het oog op eventuele bijsturing. Hierbij is
betrokkenheid van, en draagvlak bij, de inwoners een bijzonder aandachtspunt.
Met deze financiële impuls wordt beoogd gemeenten te ondersteunen bij het uitwerken
van grondige interventies die de leefomgeving voor de mensen in het stedelijk focusgebied
blijvend gezonder maakt. Hoe dat er in de praktijk uitziet zal per stedelijk focusgebied
verschillen. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de herinrichting van een wijk
zodat de openbare ruimte mensen beter faciliteert om te bewegen en elkaar te ontmoeten.
Of aan het anders indelen van vervoersstromen zodat de milieudruk vermindert en actieve
mobiliteit wordt gestimuleerd. Of aan een participatief traject waarin met de bewoners
een plan wordt uitgewerkt om een grote ambitie, bijvoorbeeld het uitbannen van type
2 diabetes, terug te vertalen naar de ingrepen die in de leefomgeving nodig zijn om
deze ambitie binnen bereik te brengen.
Het plan kan worden opgenomen in (een update van) het integraal gebiedsplan of vastgesteld
als apart addendum hierop. Waar relevant kan de gemeente samenhang zoeken met de activiteiten
die in de gebiedsplannen zijn opgenomen voor de andere vijf hoofdthema’s die onder
artikel 2, derde lid, van de Regeling kansrijke wijk zijn benoemd. De langere termijn
ambitie moet immers zijn om toe te groeien naar een integrale aanpak van de gebieden
waar het verbeteren van de gezondheid van de inwoners als volwaardig doel wordt meegenomen.
In deze fase geldt nog wel dat de middelen voor gezonde leefomgeving los staan van
het integrale budget, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van die regeling.
De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen kosten betreffen waarover
de gemeente btw verschuldigd is. Voor de activiteiten wordt ervan uitgegaan dat over
20% van de uitgaven van gemeenten btw verschuldigd is. Dit is gelijk aan de uitgangspunten
die zijn gehanteerd bij de Regeling specifieke uitkering sport en bewegen, gezondheidsbevordering,
cultuurparticipatie en de sociale basis 2023-2026. De btw‑component zal worden gestort
in het BTW-compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. Gemeenten kunnen op
grond van de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op teruggave van de betaalde
btw-componenten.
In voorbereiding op het vaststellen van deze regeling zijn alle gemeenten met een
stedelijk focusgebied geïnformeerd over de voorgenomen wijziging en hebben zij kunnen
aangeven of zij gebruik willen maken van deze mogelijkheid tot financiering. De gemeenten
hebben voor alle focusgebieden positief gereageerd. Na aftrek van het te storten bedrag
aan het BTW-compensatiefonds zijn de resterende middelen verdeeld over de gemeenten
waarbij een twintigste deel van de beschikbare middelen aan elk van de gebieden toekomt.
Dit heeft geleid tot de verdeling in de bijlage. Deze middelen zullen na een besluit
hiertoe van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de betreffende
gemeenten worden uitgekeerd. Hiervoor is geen aparte aanvraag vanuit de gemeenten
meer nodig. Voorzien is dat er eind 2023 één beschikking volgt waarin wordt besloten
over alle uit te keren middelen (de zes hoofdthema’s alsmede de middelen voor de organisatie
van een uitvoeringsprogramma). Dit verlaagt de administratieve lasten en schept tevens
meer duidelijkheid voor gemeenten. De middelen voor de gezonde leefomgeving mogen
doorgeschoven worden naar latere jaren, maar moeten wel in 2025 zijn uitgegeven (uitstel
tot 2026 is niet mogelijk). De verantwoording van de middelen zal geschieden op basis
van sisa-indicatoren (besteding per jaar; cumulatieve uitgaven).
Los van de financiële middelen uit onderhavige regeling voor de NPLV-gebieden, hebben
alle gemeenten van Nederland de mogelijkheid gehad om geld aan te vragen om te investeren
in de gezonde leefomgeving vanuit de Regeling specifieke uitkering sport en bewegen,
gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis 2023-2026. Nagenoeg
alle gemeenten hebben hier ook voor gekozen. Zoals eerder aangehaald zijn de stedelijke
focusgebieden aangewezen vanwege de buitengewone en complexe opgaven die daar spelen,
ook op het gebied van de leefomgeving. Om die reden is ervoor gekozen extra te investeren
in deze gebieden, en daarbij specifiek in planvorming om hardnekkige uitdagingen te
kunnen aanpakken.
Overige wijzigen
Naast de bovenstaande toevoeging van middelen voor de gezonde leefomgeving, wordt
het voor gemeenten ook mogelijk gemaakt om de uitgekeerde middelen binnen de hoofdthema’s
armoede en schulden, veerkracht en weerbaarheid en de ontwikkeling van het jonge kind
ook te besteden aan activiteiten die buiten het stedelijk focusgebied worden uitgevoerd,
mits de activiteiten hoofdzakelijk ten goede komen aan de inwoners van het stedelijke
focusgebied. Dit geldt tevens voor de integrale middelen, bedoeld in artikel 4 van
de Regeling kansrijke wijk.
In het kader van het NPLV ligt voor de besteding van de uitgekeerde middelen de prioriteit
bij het uitvoeren van activiteiten binnen het stedelijk focusgebied die ten goede
komen aan inwoners van het focusgebied. Er kunnen echter ook afwijkende situaties
bestaan waarin de middelen ook buiten het gebied worden besteed aan activiteiten die
hoofdzakelijk ten goede komen aan de inwoners van het stedelijk focusgebied. In het
onderstaande worden daarvan enkele voorbeelden genoemd. De inzet van middelen voor
dergelijke activiteiten is een lokale afweging van de bij het uitvoeringsprogramma
betrokken partijen.
Een situatie waarbij het gepast kan zijn om de middelen voor de ontwikkeling van het
jonge kind buiten het focusgebied in te zetten is bijvoorbeeld wanneer een focusgebied
het bereik van voorschoolse educatie wil vergroten en een groep ouders die woonachtig
is aan de rand van het focusgebied en nu nog geen gebruik maken van voorschoolse educatie
dit wel zouden afnemen van een kinderopvanglocatie die net buiten het focusgebied
ligt. In een dergelijk geval kan een focusgebied ervoor kiezen om activiteiten voor
bijvoorbeeld het bevorderen van de ondersteuning van het gezin bij de ontwikkeling
van het kind van 2,5 tot 4 jaar met een risico op onderwijsachterstanden in de Nederlandse
taal of de bevordering van deelname aan voorschoolse educatie voor deze groep in te
zetten op een buiten het stedelijk focusgebied gelegen kinderopvanglocatie. Ook locaties
voor voorschoolse educatie die buiten het focusgebied liggen en die voornamelijk ouders
woonachtig in het focusgebied bedienen kunnen worden opgevoerd voor activiteiten ter
bevordering van de ondersteuning van het gezin van deze doelgroep.
Een ander voorbeeld waarbij het passend kan zijn om de middelen voor de ontwikkeling
van het jonge kind buiten het focusgebied in te zetten is wanneer een school net buiten
het focusgebied ligt maar in groep 1 en 2 voornamelijk kinderen van ouders bevat die
woonachtig zijn in het focusgebied. In dit geval kan het focusgebied ervoor kiezen
om ook op deze school een onderwijsassistent of pedagogisch medewerker als extra beroepskracht
in te zetten in groep 1 en 2 naast de leerkracht.
Ook voor de andere hoofdthema’s en het integrale budget geldt dat het denkbaar is
dat de gebieden activiteiten formuleren die buiten het focusgebied plaatsvinden, maar
hoofdzakelijk ten goede komen aan inwoners van het focusgebied. Denk bijvoorbeeld
aan het in contact brengen van jongeren met organisaties of instanties zoals musea,
culturele centra of overheidsinstanties door daar activiteiten te organiseren. Het
bezoeken van soortgelijke locaties kan bijdragen aan de verbreding van de belevingswereld
en toekomstbeeld van deelnemers.
Tot slot krijgen gemeenten de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen voor
onderdelen waar zij eerder voor zijn afgewezen. Deze nieuwe aanvraag ziet op de uitkering
voor 2024 en 2025.
Consultatie
Deze regeling is gedurende twee weken aan alle gemeenten binnen het NPLV voorgelegd
ter consultatie. Dit heeft geen inhoudelijke opmerkingen opgeleverd. Van internetconsulatie
is afgezien gelet op de afgebakende groep belanghebbenden die reeds direct zijn geconsulteerd.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Met dit artikel wordt de gezonde leefomgeving toegevoegd als hoofdthema binnen de
Regeling kansrijke wijk.
Onderdeel B
Met dit artikel wordt ten eerste € 7,2 miljoen toegevoegd aan de Regeling kansrijke
wijk. Dit bedrag wordt verdeeld conform de bijlage bij deze regeling. In het eerste
lid van dit artikel is bepaald dat gemeenten de uitgekeerde middelen dienen uit te
geven aan activiteiten gericht op de voorbereiding van interventies om de leefomgeving
voor de inwoners van het stedelijk focusgebied gezonder te maken. Het tweede lid bepaalt
vervolgens – niet limitatief – wat in ieder geval activiteiten zijn die hier onder
vallen.
Een voorbeeld van het inwinnen van juridisch of financieel advies (artikel 9a, tweede
lid, onderdeel c) betreft de situatie waarin door een gemeente een plan wordt gemaakt
om een versteend gebied te herontwikkelen waarvoor sommige reeds bestaande activiteiten
verplaatst moeten worden. Om dit plan te onderzoeken op haalbaarheid, kan het noodzakelijk
zijn om (extern) juridisch of financieel advies in te winnen. De kosten hiervan mogen
worden betaald met de uitgekeerde middelen.
De kosten voor het voorbereiden van besluiten ter uitvoering van de hiervoor genoemde
adviezen mogen ook worden gefinancierd met de middelen uit deze regeling (artikel
9a, tweede lid, onderdeel d). Een voorbeeld hiervan is het opstellen van besluiten,
zoals het intrekken van een vergunning. Alle handelingen die met de voorbereiding
van dergelijke besluiten gepaard gaan – ambtelijke voorbereiding, gesprekken met partijen,
etcetera. – kunnen worden gefinancierd met de middelen uit deze regeling.
Ten tweede wordt het met het nieuw in te voegen artikel 9b voor gemeenten mogelijk
gemaakt om de specifieke uitkering ook te besteden aan activiteiten buiten het stedelijk
focusgebied voor zover die activiteiten hoofdzakelijk ten goede komen aan de inwoners
van het stedelijke focusgebied. Mede uit gesprekken met betreffende gemeenten, is
gebleken dat de artikelen 4, 5, 6 en 9 eerder te beperkend waren geformuleerd. Dit
artikel heeft terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023. Dit geeft de mogelijkheid
om de aanvragen, die uiterlijk 30 september 2023 ingediend moeten zijn, te kunnen
beoordelen op grond van dit artikel. Een uitbreiding van de formulering in de artikelen
7 (re-integratie) en 8 (school en omgeving) is niet noodzakelijk gebleken omdat de
gekozen formuleringen in die artikelen reeds afwijken van de overige hoofdthema’s
en voldoende ruimte biedt voor gemeenten.
Onderdeel C
Voor het hoofdthema gezonde leefomgeving hoeven gemeenten geen aanvraag in te dienen.
Dit omdat het gaat om de voorbereiding van interventies om de leefomgeving gezonder
te maken en niet om de daadwerkelijke uitvoering van de plannen.
Dit onderdeel bevat tevens de mogelijkheid voor gemeenten om een nieuwe aanvraag in
te dienen in het geval een eerdere aanvraag geheel of gedeeltelijk is afgewezen. Deze
nieuwe aanvraag moet zien op de onderdelen (hoofdthema’s en integrale activiteiten)
die eerder zijn afgewezen. Verder komt alleen een uitkering voor de jaren 2024 en
2025 (zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling kansrijke wijk) in aanmerking
voor deze nieuwe aanvraag. Tot slot dient deze nieuwe aanvraag in de periode tussen
1 januari en 29 februari 2024 te worden ingediend. Op deze nieuwe aanvraag is de termijn
uit artikel 13 van toepassing. Dit betekent dat de Minister binnen twaalf weken een
beslissing neemt op de aanvraag. Dit wordt geëxpliciteerd door de verwijzingen naar
het eerste lid van artikel 10 in artikel 13 te laten vervallen (onderdeel E).
Onderdeel D
Er is voor gekozen om de mogelijkheid tot uitstel niet te bieden voor het hoofdthema
gezonde leefomgeving. Omdat het hier gaat om de voorbereiding van interventies en
niet om de daadwerkelijke uitvoering daarvan, wordt het risico dat uitstel nodig is
omdat vertraging ontstaat als minimaal gezien. Omdat de organisatie van een uitvoeringsprogramma
voorwaarde is voor de uitvoering van het programma zelf, geldt de mogelijkheid tot
uitstel ook niet voor dit deel van de uitkering. Per abuis was deze uitzondering eerder
niet opgenomen. Deze omissie wordt hiermee hersteld. Gemeenten ondervinden naar verwachting
geen enkel nadeel hiervan nu een scenario waarin uitstel van de bestedingstermijn
mogelijk plaats zou kunnen vinden zich pas in de loop van 2025 voor zal doen. Nu deze
omissie tijdig wordt hersteld, geeft dit gemeenten voldoende tijd om daarop te anticiperen.
Artikel II
Zoals hierboven toegelicht is het noodzakelijk om het nieuwe artikel 9b terugwerkende
kracht te verlenen tot en met 1 juli 2023 (de datum van inwerkingtreding van de Regeling
kansrijke wijk). Dit is te rechtvaardigen omdat de betrokken gemeenten tijdig op de
hoogte zijn gebracht van deze wijziging en hier bij het opstellen van hun aanvraag
rekening mee hebben kunnen houden. Daarnaast benadeelt dit gemeenten niet, omdat de
hier geboden uitbreiding juist een verruiming biedt die gemeenten overigens niet hoeven
te benutten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge