Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 september 2023, kenmerk 1052294-3662503-DMO, houdende indexering per 1 januari 2024 van bedragen in verband met de eigen bijdragen Wlz en Wmo 2015

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3.3.1.7 en 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Besluit langdurige zorg, artikel 2.1.4b, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 3.7 en 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

Besluiten:

ARTIKEL I

Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel b, wordt '€ 10.710 ' telkens vervangen door '€ 10.850 '.

B

In artikel 3.3.2.1, tweede lid, wordt '€ 2.652,40' vervangen door '€ 2.887,40'.

C

Artikel 3.3.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt '€ 184,00' vervangen door '€ 200,40' en wordt '€ 966,60' vervangen door '€ 1.052,20'.

2. In het vierde lid wordt '€ 158,00' vervangen door '€ 171,80’.

D

In artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, wordt '€ 21.203' vervangen door '€ 21.479'.

E

Artikel 3.3.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt '€ 6.695' vervangen door '€ 7.287,20’.

2. In het tweede en vierde lid wordt '€ 2.853' vervangen door '€ 3.105,80’.

F

Artikel 3.3.2.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt '€ 21.203' vervangen door '€ 21.479'.

2. In het vierde lid wordt '€ 6.695' vervangen door '€ 7.287,20’.

ARTIKEL II

De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt '€ 4.092' vervangen door '€ 4.167'.

2. In onderdeel b wordt '€ 6.366' vervangen door '€ 6.482'.

B

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt '€ 1.705' vervangen door '€ 1.749', wordt '5,75%' vervangen door '5,50%', wordt '€ 2.649,26' vervangen door '€ 2.670,21' en wordt '€ 5.057,88' vervangen door '€ 5.032,83'.

b. In onderdeel b wordt '€ 1.705' vervangen door '€ 1.749', wordt '5,75%' vervangen door '5,50%' en wordt '€ 5.057,88' vervangen door '€ 5.032,83'.

c. In onderdeel c wordt '€ 1.705' vervangen door '€ 1.749', wordt '5,75%' vervangen door '5,50%', wordt '€ 2.352,06' vervangen door '€ 2.380,99' en wordt '€ 5.057,88' vervangen door '€ 5.032,83'.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt '€ 1.287' vervangen door '€ 1.336', wordt '€ 21.836' telkens vervangen door '€ 22.356' en wordt '13,58%' vervangen door '13,61%'.

b. In onderdeel b wordt '€ 2.487' vervangen door '€ 2.553', wordt '€ 21.836' telkens vervangen door '€ 22.356' en wordt '13,58%' vervangen door '13,61%'.

C

Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt '€ 2.006' vervangen door '€ 2.183’.

2. In onderdeel b wordt '€ 1.121' vervangen door '€ 1.220’.

D

Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt '€ 9.847' vervangen door '€ 10.028'.

2. In onderdeel b wordt '€ 11.590' vervangen door '€ 11.766'.

3. In onderdeel c wordt '€ 7.446' vervangen door '€ 7.555'.

4. In onderdeel d wordt '€ 15.119' vervangen door '€ 15.281'.

ARTIKEL III

In artikel 2.1.4, derde lid, en artikel 2.1.4a, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt '€ 19,–' vervangen door '€ 20,60'.

ARTIKEL IV

Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, wordt '€ 10.710' telkens vervangen door '€ 10.850'.

B

In artikel 3.9, tweede en vierde lid, wordt '€ 2.853' vervangen door '€ 3.105,80’.

C

In artikel 3.11, tweede lid, wordt '€ 2.652,40' vervangen door '€ 2.887,40’.

D

In artikel 3.12, derde lid, wordt '€ 184,00' vervangen door '€ 200,40' en wordt '€ 966,60' vervangen door '€ 1.052,20'.

E

In artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, wordt '€ 21.203' vervangen door '€ 21.479'.

F

In artikel 3.14, tweede en vierde lid, wordt '€ 2.853' vervangen door '€ 3.105,80'.

G

In artikel 3.14a, eerste en derde lid, wordt '€ 21.203' vervangen door '€ 21.479'.

ARTIKEL V

De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt '€ 4.092' vervangen door '€ 4.167'.

2. In onderdeel b wordt '€ 6.366' vervangen door '€ 6.482'.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt '€ 1.705' vervangen door '€ 1.749', wordt '5,75%' vervangen door '5,50%', wordt '€ 2.649,26' vervangen door '€ 2.670,21' en wordt '€ 5.057,88' vervangen door '€ 5.032,83'.

b. In onderdeel b wordt '€ 1.705' vervangen door '€ 1.749', wordt '5,75%' vervangen door '5,50%' en wordt '€ 5.057,88' vervangen door '€ 5.032,83'.

c. In onderdeel c wordt '€ 1.705' vervangen door '€ 1.749', wordt '5,75%' vervangen door '5,50%', wordt '€ 2.352,06' vervangen door '€ 2.380,99' en wordt '€ 5.057,88' vervangen door '€ 5.032,83'.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt '€ 1.287' vervangen door '€ 1.336', wordt '€ 21.836' telkens vervangen door '€ 22.356' en wordt '13,58%' vervangen door '13,61%'.

b. In onderdeel b wordt '€ 2.487' vervangen door '€ 2.553', wordt '€ 21.836' telkens vervangen door '€ 22.356' en wordt '13,58%' vervangen door '13,61%'.

C

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt '€ 2.006' vervangen door '€ 2.183'.

2. In onderdeel b wordt '€ 1.121' vervangen door '€ 1.220'.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt '€ 9.847' vervangen door '€ 10.028'.

2. In het tweede lid wordt '€ 11.590' vervangen door '€ 11.766'.

3. In het derde lid wordt '€ 7.446' vervangen door '€ 7.555'.

4. In het vierde lid wordt '€ 15.119' vervangen door '€ 15.281'.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Van Ooijen

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling zijn de bedragen voor 2024 vastgesteld die relevant zijn voor de berekening van de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) respectievelijk voor beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). Daarnaast is de hoogte van het zogenoemde abonnementstarief als bedoeld in de Wmo 2015 herzien.

2. Eigen bijdrage Wlz en beschermd wonen Wmo 2015

Jaarlijks worden enkele parameters in de berekening van de inkomensafhankelijke eigen bijdragen voor de Wlz en het beschermd wonen vanuit de Wmo 2015 geïndexeerd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie (hierna: consumentenprijsindex) dan wel de tabelcorrectiefactor als bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De artikelen 3.3.1.7, eerste en tweede lid, van het Besluit langdurige zorg (hierna: Blz) en artikel 3.7, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (hierna: UB Wmo 2015) schrijven deze indexering voor. Deze wordt jaarlijks met een ministeriële regeling doorgevoerd. Het indexeringspercentage vloeit voort uit de ontwikkeling van consumentenprijsindex en komt voor 2024 uit op 8,86%. Door de hoge inflatie komt het percentage voor 2024 – evenals in 2023 -hoger uit dan in eerdere jaren: gemiddeld 1,61% in de periode 2012–2022 en bijna 2% in de periode 2020–2022.

Indexering hoge en lage eigen bijdrage Blz en UvB Wmo 2015

Voor Wlz-zorg en beschermd wonen in de Wmo 2015 gelden inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdragen die door het CAK worden berekend, vastgesteld en bij de zorggebruikers worden geïnd. Afhankelijk van de woon- en gezinssituatie geldt ofwel de systematiek van de zogenaamde ‘hoge eigen bijdrage’ (HEB) ofwel de ‘lage eigen bijdrage’ (LEB). De HEB geldt als hoofdregel in situaties waarin cliënten zorg en ondersteuning ontvangen in een instelling waarbij de kosten voor het wonen en voedsel zijn inbegrepen (zorg met verblijf). In andere situaties geldt de LEB. Het gaat dan om gevallen waarin de cliënt zelf nog woonlasten draagt en zorg ontvangt via een Volledig Pakket Thuis (VPT), Modulair Pakket Thuis (MPT) of Persoonsgebonden budget (PGB), als de cliënt voorziet in de levensbehoefte van een thuiswonend kind, of als er een partner ‘thuis’ blijft wonen en dus niet in een instelling verblijft.

Afhankelijk van het inkomen en vermogen kan de HEB in 2024 maximaal € 2.887,40 per maand bedragen. De LEB kent in 2024 een maximum van € 1,052,20 per maand. De LEB kent tevens een minimum, namelijk € 200,40 per maand. Dit minimum geldt bij een relatief laag inkomen, indien er een thuiswonende partner of kind waarvoor in de kosten van onderhoud moet worden voorzien is of zorg via een VPT wordt ontvangen. De opgelegde eigen bijdrage van de LEB wordt bij zorg via een MPT en PGB echter nog verlaagd met een aftrek van € 171,80, waardoor het maximum in 2024 uitkomt op € 880,40 per maand en het minimum op € 28,60 per maand. Het effect van de indexering is met name zichtbaar in de grenzen van de HEB en LEB, dat wil zeggen de hierboven genoemde minimum- en maximumbijdragen. Indien een persoon, gezien het bijdrageplichtig inkomen, een bijdrage verschuldigd is ter hoogte van een dergelijk minimum of maximum, verhoogt de indexering direct ook de verschuldigde eigen bijdrage met dat indexeringspercentage. Voor cliënten die meer betalen dan een minimumbijdrage maar niet de maximumbijdrage verschuldigd zijn, heeft de indexering van deze ‘grenzen’ geen effect. Echter, omdat er binnen de HEB en LEB (voor zover het gaat om het MPT en PGB) ook aftrekposten zijn die het bijdrageplichtig inkomen of de verschuldigde bijdrage verlagen, heeft de indexering ook effect op de groep cliënten die niet de minimum- of maximumbijdrage betaalt. De aftrekposten worden evengoed geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex, waarbij een verhoging van de aftrekposten een verlagend effect heeft op de eigen bijdragen.

Het voorgaande is geregeld in de artikelen I en IV van deze regeling.

Indexering bedragen Rlz en UvR Wmo 2015

De artikelen II en V wijzigen de bedragen en percentages genoemd in hoofdstuk 4 van de Regeling langdurige zorg en hoofdstuk 6 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 conform de ontwikkeling van consumentenprijsindex. Het gaat om een bedrag voor zak- en kleedgeld, een bedrag in verband met de premie zorgverzekering, alsmede een aftrekpost en een vrijlating die verschillend zijn vastgesteld voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of juist niet.

3. Indexering abonnementstarief Wmo 2015

Het wettelijk geregelde abonnementstarief van € 19 wordt tot op heden niet jaarlijks geïndexeerd. Toegezegd was bij de invoering van het abonnementstarief dat tijdens de kabinetsperiode Rutte III van 2017–2021 geen indexatie zou plaatsvinden.1 De wet biedt de mogelijkheid echter wel om jaarlijks aan de hand van de consumentenprijsindex bij ministeriële regeling te indexeren.2

Onderhavige regeling indexeert het abonnementstarief met ingang van 1 januari 2024. De redenen hiervoor zijn dat in de afgelopen periode de kosten van gemeenten zijn gestegen door de verhoging van het loon- en prijspeil. Het is daarom logisch ook de bijdrage die cliënten betalen voor deze voorzieningen jaarlijks te indexeren. Het abonnementstarief gaat na indexering € 20,60 per maand bedragen. Door indexatie zal de bijdrage meegroeien met kostenstijgingen van de Wmo-voorzieningen. De verhoging levert in totaal € 8 mln. op jaarbasis op voor gemeenten. Daarnaast is het indexeren in lijn met de jaarlijkse indexatie van de overige eigen bijdragen in de zorg en binnen de Wmo 2015.3

4. Uitvoering en gevolgen voor de regeldruk

De eigen bijdragen voor Wlz-zorg en het beschermd wonen vanuit de Wmo 2015 worden berekend, vastgesteld en geïnd door het CAK. Jaarlijks ontvangt het CAK de geïndexeerde nieuwe parameters eind augustus van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om aanpassingen in de communicatie en de rekentool op www.hetcak.nl door te voeren.

Voor de indexering van het abonnementstarief heeft het CAK, op verzoek van het Ministerie van VWS, een uitvoeringstoets uitgevoerd. Het CAK geeft in deze uitvoeringstoets aan dat het indexeren van het abonnementstarief uitvoerbaar is. Het CAK heeft voor een tijdige en correcte uitvoering van de indexatie aan het Ministerie van VWS gevraagd het geïndexeerde abonnementstarief uiterlijk rond Prinsjesdag bekend te maken.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen structurele gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Van Ooijen


X Noot
1

Kamerstukken II, 2018–2019, 35 093, nr. 3, p 15.

X Noot
2

zie verder artikel 2.1.4b, vierde lid, Wmo 2015.

X Noot
3

Zie ook Kamerstukken II 2021–2022, 36 135, nr. 3.

Naar boven