ARTIKEL I
De Paspoortuitvoeringsregeling
Nederland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7. Aangewezen gemeenten
-
1. Als gemeenten als bedoeld in de artikelen 3.2., eerste lid, onderdeel a, en
4.2., eerste lid, onderdeel a, van het besluit, worden aangewezen Bergen op
Zoom, Bergeijk, Breda, Echt-Susteren, Enschede, ’s-Gravenhage, Haarlemmermeer,
Maastricht, Montferland, Oldambt, Sluis en Venlo.
-
2. Als gemeenten als bedoeld in de artikelen 3.2., eerste lid, onderdeel b, en
4.2., eerste lid, onderdeel b, van het besluit, worden aangewezen Almelo,
Alphen aan den Rijn, Arnhem, Dijk en Waard, Dordrecht, ’s-Gravenhage,
Haarlemmermeer, Horst aan de Maas, Krimpen aan den IJssel, Land van Cuijk,
Leeuwarden, Lelystad, Middelburg, Nieuwegein, Noordenveld, Roermond, Rotterdam,
Sittard-Geleen, Soest, Stichtse Vecht, Vught, Zaanstad, Zutphen en Zwolle.
B
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, wordt ‘artikelen 3.2, eerste lid, en 4.2, eerste lid,’
vervangen door: ‘artikelen 3.2., eerste lid, onderdeel a, en 4.2., eerste lid,
onderdeel a,’.
2. Onder vervanging van de komma aan het slot van de onderdelen a en b en ‘;
of’ aan het slot van onderdeel c door een puntkomma en onder vervanging van de
punt aan het slot van onderdeel d door een ‘; of’, wordt een onderdeel
toegevoegd, luidende:
-
e. een burgemeester als bedoeld in de artikelen 3.2., eerste lid, onderdeel b,
en 4.2., eerste lid, onderdeel b, van het besluit, indien de houder verblijft
in een penitentiaire inrichting in een in artikel 7, tweede lid, aangewezen
gemeente en in de basisregistratie personen als ingezetene is
ingeschreven.
C
In artikel 61, tweede lid, wordt ‘artikelen 3.2, eerste lid, en 4.2,
eerste lid, van het besluit en de burgemeester van Haarlemmermeer, bedoeld in
artikel 3.2, tweede lid, en artikel 4.2, tweede lid, van het besluit’ vervangen
door: ‘artikelen 3.2., eerste lid, onderdeel a, en 4.2., eerste lid, onderdeel
a, van het besluit en de burgemeester van Haarlemmermeer, bedoeld in artikel
3.2., tweede lid, en artikel 4.2., tweede lid, van het besluit’.
D
In artikel 71, eerste lid, aanhef, wordt ‘artikelen 3.2, eerste of tweede
lid, en 4.2, eerste of tweede lid,’ vervangen door: ‘artikelen 3.2., eerste
lid, onderdeel a, of tweede lid, en 4.2., eerste lid, onderdeel a, of tweede
lid,’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023. Indien de
Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na
1 september 2023, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug
tot en met 1 september 2023.
TOELICHTING
1. Aanleiding, aanpassingen en privacygevolgen
Deze wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN)
strekt ertoe om gemeenten met een penitentiaire inrichting (PI-gemeenten) aan
te wijzen, waar gedetineerden, die in die gemeente in een PI verblijven, maar
geen ingezetene van die gemeente zijn, tijdens detentie een Nederlandse
identiteitskaart (ID-kaart) kunnen aanvragen en verkrijgen. Artikel 7 van de
PUN bevat de aangewezen gemeenten.
Op grond van artikel 26, eerste lid, onderdeel e en vierde lid,
respectievelijk artikel 40, eerste lid, onderdeel e en vierde lid, van de
Paspoortwet kunnen burgemeesters worden aangewezen als bevoegde autoriteit voor
het onder meer in ontvangst nemen van aanvragen voor en het verstrekken van
reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten aan personen die geen
ingezetene van die gemeente zijn.1 Van die grondslag is gebruikgemaakt. In de artikelen 3.2., eerste lid,
onderdeel b, en 4.2., eerste lid, onderdeel b, van het Paspoortbesluit is met
het doel dat ID-kaarten aan gedetineerden kunnen worden verstrekt in de
PI-gemeente, een aanvullende bevoegdheid gecreëerd voor de burgemeesters van
gemeenten met een PI. Deze burgemeesters hebben daarmee de bevoegdheid
verkregen om gedetineerden die in hun gemeenten in de PI verblijven maar geen
ingezetene van die gemeente zijn, van een Nederlandse identiteitskaart te
voorzien.
De houder van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart kan op grond
van artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de PUN een melding doen van
mogelijke fraude met het document, de vermissing, dan wel de inname ervan, bij
de gemeente waarvan betrokkene ingezetene is (bijhoudingsgemeente). Dit geldt
ook voor de houder van een Nederlandse identiteitskaart die deze kaart tijdens
detentie heeft aangevraagd in en verkregen van de gemeente waarin de PI
gevestigd is, maar die ingezetene is van een andere gemeente. Met het oog
hierop is artikel 60 aangevuld met een nieuw onderdeel e: de houder kan tijdens
detentie de melding doen bij de burgemeester van de gemeente waar de PI
gevestigd en waar de houder verblijft. Overeenkomstig de Wet basisregistratie
personen (Wet BRP) dient de bijhoudingsgemeente door de PI-gemeente op de
hoogte te worden gebracht van een melding door de houder van mogelijke fraude
met het document2, de vermissing, dan wel de inname ervan, ten behoeve van het bijhouden
van de basisregistratie personen (BRP).3 De verstrekking van gegevens van de PI-gemeente aan de
bijhoudingsgemeente geschiedt met inachtneming van de bestaande waarborgen voor
de verwerking van persoonsgegevens ingevolge de Algemene verordening
gegevensbescherming, respectievelijk de Wet BRP en de Paspoortwet.
Voorts zijn de artikelen 61, tweede lid, en 71, eerste lid, aangepast,
zodat zij de juiste verwijzing bevatten naar de artikelen 3.2., eerste lid,
onderdeel a, en 4.2., eerste lid, onderdeel a, van het Paspoortbesluit.
2. Advies en consultatie
Een ontwerp van deze regeling is in consultatie geweest. Er zijn reacties
ontvangen van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de
Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB). De PUN geldt alleen in Europees
en Caribisch Nederland. Hoewel deze wijziging van de PUN beperkt is tot
Europees Nederland en de Nederlandse identiteitskaart geen identiteitskaart is
van het Caribisch deel van het Koninkrijk, is de ontwerpregeling voorgelegd aan
Caribisch Nederland en de landen. Curaçao heeft laten weten geen opmerkingen
bij de regeling te hebben. Bonaire heeft geen formele reactie uitgebracht,
omdat de wijziging alleen geldt voor Europees Nederland. Van toepassing in
Caribisch Nederland wordt vooralsnog afgezien, omdat Caribisch Nederland over
eigen identiteitsbewijzen (sédula’s) en een eigen systeem voor de uitgifte
hiervan beschikt, dat mede bepaald wordt door de kleinschaligheid van de
eilanden. Voor het overige zijn geen inhoudelijke reacties van het Caribisch
deel van het Koninkrijk ontvangen.
ATR heeft deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor een formeel
advies, omdat het naar zijn verwachting geen nieuwe (omvangrijke) gevolgen voor
de regeldruk heeft. AP heeft geen opmerkingen over de conceptregeling.
In haar reactie geeft de VNG aan met de voorgestelde wijzigingsregeling te
kunnen instemmen. Ook de NVVB reageert instemmend op het voorstel, maar heeft
een aandachtspunt. De NVVB merkt op dat jeugdinstellingen, waar jeugdigen tot
24 jaar oud gedetineerd kunnen worden, niet zijn meegenomen in deze wijziging.
De NVVB vraagt of hier sprake is van een omissie of dat hier op andere wijze al
in is voorzien.
Wat de doelgroepen jeugdigen en TBS-gestelden aangaat, die uitstromen uit
respectievelijk een justitiële jeugdinrichting (JJI) of een forensisch
psychiatrisch centrum (FPC), is gebleken dat de doelgroep in de JJI’s en in de
FPC’s vele malen geringer is dan het aantal uitstromende gedetineerden. In de
JJI’s en de FPC’s geldt bovendien een meer fluïde en geleidelijk verlofsysteem
dat beduidend meer mogelijkheden biedt voor het aanvragen van een
identiteitsbewijs in de bijhoudingsgemeente. Het Ministerie van Justitie en
Veiligheid zal daarom bezien of het noodzakelijk is om een voorziening voor
deze beide doelgroepen te creëren.
In de internetconsultatie is het publiek gevraagd wat men ervan vindt dat
PI-gemeenten de taak erbij krijgen om ID-kaarten aan gedetineerden te
verstrekken. De internetconsultatie heeft één reactie opgeleverd. In de reactie
wordt opgemerkt dat het vreemd is dat dit nu pas wordt geregeld, omdat een
gedetineerde de facto in de gemeente woont waar de PI is gevestigd en dat het
vanzelfsprekend lijkt dat die gemeente voor dit soort zaken aanspreekbaar is.
Ten tweede is gevraagd naar de reden waarom de burger voor een aanvraag slechts
bij één gemeente terecht kan. Het vermoeden van de vraagsteller is dat deze
beperking een overblijfsel is uit de tijd dat de bevolkingsadministratie een
papieren aangelegenheid was. Er wordt verzocht om het voorstel breder te
trekken, dat wil zeggen dat elke burger voor ‘dit soort zaken’ bij elke
gemeente terecht moet kunnen.
Hoewel begrijpelijk en herkenbaar dat deze vragen worden gesteld, is het
niet vanzelfsprekend dat de PI-gemeente verantwoordelijk zou moeten zijn voor
het verstrekken van ID-kaarten aan gedetineerden. Staande praktijk is namelijk
dat gedetineerden ingeschreven blijven (meestal met een briefadres) in de
gemeente van hun laatste woonplaats. De reden is dat de gemeente waar een
gedetineerde staat ingeschreven (de zogeheten bijhoudingsgemeente)
verantwoordelijk is voor diens resocialisatie en vanwege het behoud van de
binding van de gedetineerde met zijn/haar sociale omgeving in die
gemeente.4 Onderhavige wijziging beoogt de gedetineerde een extra mogelijkheid te
bieden (naast de mogelijkheid in de bijhoudingsgemeente) om een ID-kaart aan te
vragen en te verkrijgen, namelijk tijdens detentie in de PI-gemeente. Ter
toelichting het volgende. Op grond van de Paspoortwet kunnen in het Europese
deel van Nederland inwoners van gemeenten met een inschrijving in de BRP alleen
bij de bijhoudingsgemeente terecht voor de aanvraag, verstrekking en uitreiking
van reisdocumenten en ID-kaarten.5 De Paspoortwet biedt daarnaast de mogelijkheid om in
bijzondere gevallen de bevoegdheid tot het in ontvangst nemen van
aanvragen, het nemen van verstrekkingsbesluiten en de uitreiking toe te kennen
aan andere, daartoe aangewezen autoriteiten. Van deze mogelijkheid is in dit
geval gebruikgemaakt door burgemeesters van PI-gemeenten als bevoegden aan te
wijzen voor een specifieke doelgroep, namelijk gedetineerden die ingezetene
zijn van een andere gemeente dan de gemeente waarin ze in de PI verblijven. Het
Paspoortbesluit6 en onderhavige regeling is hiertoe gewijzigd.
Het tweede door de vraagsteller geschetste vraagstuk, namelijk waarom een
aanvrager slechts bij de eigen gemeente terecht kan voor de aanvraag en
uitgifte van een paspoort of ID-kaart,7 hetgeen in de praktijk als een belemmering kan worden ervaren, wordt
(h)erkend en heeft de aandacht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties. Een wijziging zoals door de vraagsteller bedoeld (‘bij elke
gemeente terecht kunnen’) vergt echter, mede gelet op de bestaande complexiteit
en technische beperkingen van het reisdocumentenstelsel, nadere overdenking en
beleidsvorming. Het is daarom prematuur en gaat het bestek van de voorliggende,
op een specifieke doelgroep gerichte, wijziging te buiten om, naast de huidige
mogelijkheden voor de aanvraag en uitgifte van een document, in het algemeen
aanvullende mogelijkheden op andere uitgiftelocaties te faciliteren.
3. Inwerkingtreding
Artikel II bevat de inwerkingtredingsbepaling en houdt in dat deze
wijziging in werking treedt met ingang van 1 september 2023, dan wel met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de
wijzigingsregeling wordt geplaatst, met terugwerkende kracht tot en met
1 september 2023, aangezien het een begunstigende regeling betreft. De
uitvoerende instanties hebben aangegeven vanaf 1 september 2023 de extra
faciliteit te willen bieden.
De Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen