Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 24813 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 24813 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en
de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
aspirant-opleidingsschool waaraan op grond van paragraaf 2.3 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023, subsidie is verstrekt;
a. bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs; of
b. instellingsbestuur als bedoeld artikel 1.1 onderdeel j, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs van een instelling die een of meer lerarenopleidingen verzorgt;
peer review uitgevoerd door de commissie beoordelingsgerichte peer review die gericht is op de beoordeling van de basiskwaliteit van de aspirant-opleidingsschool, bedoeld in artikel 22;
vertegenwoordiger of vertegenwoordigers van vak- en beroepsorganisaties van onderwijspersoneel;
commissie beoordelingsgerichte peer review als bedoeld in artikel 25;
Dienst Uitvoering Onderwijs;
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
bovenbestuurlijke vervangingspool van samenwerkende besturen binnen een onderwijsregio, waarvan leraren voor vervangingen worden ingezet op scholen binnen de onderwijsregio;
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022 of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020. Voor het aantal leerlingen in het primair onderwijs van een onderwijsregio wordt uitgegaan van het aantal leerlingen op teldatum 1 februari 2023 binnen de vestigingen van een onderwijsregio. Voor het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs van een onderwijsregio wordt uitgegaan van het aantal leerlingen op teldatum 1 oktober 2022 binnen de vestigingen van een onderwijsregio;
op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bekostigde bachelor- of masteropleiding die opleidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven op een school of instelling die valt onder de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 of de Wet educatie en beroepsonderwijs;
bekostigde student die beroepsonderwijs volgt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Voor het aantal mbo-studenten binnen een onderwijsregio wordt uitgegaan van het aantal mbo-studenten van de onderwijslocaties van de mbo-instellingen binnen een onderwijsregio op teldatum 1 oktober 2022;
beroepsonderwijs en opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
leraren, directeuren en onderwijsondersteunend personeel als bedoeld in artikel 29 van de Wet op het primair onderwijs, leraren, directeuren, rectoren of overig personeel als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of personeel als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
via een brief van de minister bevestigde regio waarbinnen schoolbesturen, lerarenopleidingen en de beroepsgroep samen zorgen voor voldoende en goed opgeleid onderwijspersoneel door zich gezamenlijk binnen de onderwijsregio in te zetten op de functies werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel;
peer review georganiseerd door een opleidingsschool die is gericht op kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsborging met gebruikmaking van het Kwaliteitskader Samen Opleiden en Inductie dat op de website van DUS-I is gepubliceerd;
partnerschap, niet zijnde een aspirant-opleidingsschool, tussen één of meer scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en één of meer lerarenopleidingen die in gezamenlijkheid toekomstige leraren op de werkplek opleiden;
totale personeelsomvang uitgedrukt in fte op de peildatum 1 oktober 2022 van de vestigingen voor primair onderwijs en 1 oktober 2022 van de vestigingen voor voortgezet onderwijs in de regio, zoals vastgesteld met behulp van de in het kader van de aanvraagprocedure via www.dus-i.nl beschikbaar gestelde rekentool;
bestaand of toekomstig tekort aan voldoende onderwijzend, onderwijsondersteunend of leidinggevend personeel op de vestigingen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs in de regio;
primair onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra;
regio zoals gevormd in het kader van de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021, zoals opgenomen in bijlage 2 van die subsidieregeling, zoals die luidde op 14 april 2023;
organisatie opgericht door het Ministerie van OCW in samenwerking met onderwijsraden en werknemersorganisaties, met de opdracht zorg te dragen voor de vorming van een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s en hierop regie op te voeren;
Registratie Instellingen en Opleidingen;
subsidieaanvraag voor een onderwijsregio die betrekking heeft op meer dan één van de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs;
uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
student als bedoeld in artikel 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023;
vestiging van een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de experticecentra, of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, zoals geïdentificeerd binnen de Basisregistratie instelling met het Basisregistratie instellingsnummer of volgnummer, of onderwijslocatie van een bekostigde mbo-instelling zoals opgenomen in de RIO;
onderwijs als bedoeld in artikel 1.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
zij-instromer als bedoeld in artikel 1 van de Regeling subsidie zij-instroom;
Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
1. De minister kan aan een bevoegd gezag voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 subsidie verstrekken als tegemoetkoming voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in de artikelen 5, 12 of 19.
2. De minister kan geen subsidie verstrekken voor de uitvoering van zowel activiteiten als bedoeld in artikel 5, als activiteiten als bedoeld in artikel 12 of artikel 19.
1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 in totaal een bedrag beschikbaar van € 90.951.000.
2. Het beschikbare bedrag voor deze regeling wordt eerst aangewend voor de aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 5. Vervolgens worden de resterende middelen evenredig verdeeld over aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 12 en aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 19.
3. Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de subsidiebedragen naar beneden bijgesteld als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, en als bedoeld in artikel 20, zesde lid.
1. De minister kan op grond van dit hoofdstuk voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 subsidie verstrekken aan een penvoerder als bedoeld in artikel 11 als tegemoetkoming voor de uitvoering van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 9 gericht op de samenwerking tussen schoolbesturen, lerarenopleidingen en beroepsgroep in de onderwijsregio om te zorgen voor voldoende goed opgeleid onderwijspersoneel.
2. Een aanvraag kan worden ingediend voor een onderwijsregio.
3. Het plan van aanpak heeft betrekking op activiteiten die gericht zijn op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel in een onderwijsregio.
4. Indien sprake is van een aanvraag die zich richt op slechts één van de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs, wordt in het plan van aanpak opgenomen welke activiteiten zich richten op het komen tot een toekomstige sectoroverstijgende onderwijsregio.
1. De subsidie die op grond van dit hoofdstuk kan worden aangevraagd en verstrekt aan een onderwijsregio bestaat uit:
a. een subsidiebedrag voor de ontwikkeling en totstandkoming van een onderwijsregio en de uitvoering van het plan van aanpak, waarbij de maximale hoogte van het aan te vragen en te verstrekken bedrag is opgenomen in bijlage 1 van deze regeling;
b. voor een sectoroverstijgende onderwijsregio bestaat het maximale subsidiebedrag uit de som van de uit het eerste lid, onderdeel a voortvloeiende maximale subsidiebedragen voor de afzonderlijke sectoren.
c. een bedrag van € 75.000, indien sprake is van een aanvraag voor een sectoroverstijgende onderwijsregio die bestaat uit twee sectoren en een bedrag van € 150.000 indien sprake is van een aanvraag voor een sectoroverstijgende onderwijsregio die bestaat uit drie sectoren;
d. een bedrag van € 955 per student en zij-instromer voor de begeleiding van studenten en zij-instromers die hun opleiding op de werkplek volgen en de inrichting en instandhouding van een opleidingsinfrastructuur voor een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool; en
e. indien in het plan van aanpak het oprichten van een invalpool is opgenomen, een subsidiebedrag van € 100.000.
2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt vermenigvuldigd met het aantal studenten en zij-instromers dat in schooljaar 2022–2023 is opgeleid op de vestigingen van de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen de desbetreffende onderwijsregio.
3. Voor een aspirant-opleidingsschool die in 2022 is gestart als aspirant-opleidingsschool wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, voor het jaar 2024 vijf twaalfde deel van het in dat onderdeel bedoelde bedrag per student en zij-instromer toegekend.
4. Indien een of meerdere mbo-instellingen deelnemen aan een sectoroverstijgende onderwijsregio en het aantal mbo-studenten lager is dan 15.000, dan wordt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en bijlage 1, voor de sector mbo een bedrag van € 115.000 in aanmerking genomen.
5. Indien het bedrag, bedoeld in artikel 4 ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen op grond van dit hoofdstuk te kunnen toewijzen, worden de subsidiebedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, per aanvraag evenredig naar beneden bijgesteld.
1. Een penvoerder van een onderwijsregio kan een aanvraag op grond van dit hoofdstuk indienen.
2. Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 2 oktober 2023 om 09:00 uur tot en met 31 oktober 2023 om 16:00 uur. Aanvragen die worden ingediend na 31 oktober 2023 om 16:00 uur, worden afgewezen.
2. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.
3. Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:
a. een plan van aanpak;
b. een lijst met partijen die deelnemen aan de uitvoering van het plan van aanpak onderwijsregio, waarbij wordt vermeld:
1°. per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in RIO, en
2°. per vestiging het in RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;
c. een opsomming van de gemeentes die de onderwijsregio vormen;
d. een opsomming van deelnemende opleidingsscholen of aspirant-opleidingsscholen; en
e. een opgave van het aantal studenten en zij-instromers dat in schooljaar 2022–2023 is opgeleid op de vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio;
4. Indien een vestiging deel uitmaakt van meerdere aanvragen als bedoeld in artikel 8, tweede tot en met vierde lid, dan neemt DUS-I contact op met de betreffende penvoerders om te bepalen in welke aanvraag de vestiging deelneemt.
5. De aanvraag wordt medeondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij de aanvraag. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het plan van aanpak uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder onderwijsregio van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder onderwijsregio worden verstrekt.
1. Een onderwijsregio bestaat minimaal uit de schoolbesturen met deelnemende vestigingen, één of meer lerarenopleidingen en een of meer vertegenwoordigers van de beroepsgroep. Tevens kunnen andere partijen deelnemen, zoals educatieve associate degree opleidingen en een beroepsopleiding van een mbo-instelling als opleider voor onderwijsondersteunend personeel.
2. Een vestiging kan in maximaal één aanvraag van een onderwijsregio deelnemen. Het is voor een vestiging niet mogelijk om in meerdere onderwijsregio’s deel te nemen, met uitzondering van de landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs.
3. Een vestiging kan niet tegelijkertijd deelnemen aan een onderwijsregio en een RAP-regio, met uitzondering van de landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs.
4. Een vestiging kan niet tegelijkertijd deelnemen aan een onderwijsregio en een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool.
5. Een bevoegd gezag van een lerarenopleiding kan als opleider deelnemen aan meerdere onderwijsregio’s.
6. Een vestiging van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs die gericht is op het opleiden van onderwijsondersteunend personeel kan als opleider deelnemen aan meerdere onderwijsregio’s.
1. Het plan van aanpak bevat voor de periode waarop deze betrekking heeft, in aanvulling op de onderdelen van artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval een beschrijving van:
a. de onderwijsregio met een beschrijving van de onderwijsarbeidsmarktsituatie in de onderwijsregio en welke vraagstukken die kenmerkend zijn voor de regionale onderwijsarbeidsmarkten die de partijen gezamenlijk aan gaan pakken;
b. activiteiten gericht op het bereiken van doelen met betrekking tot het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel;
c. de uitwerking van de ambitie om 100% van de studenten en zij-instromers op te leiden binnen opleidingsscholen binnen de onderwijsregio die werken conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden en Inductie als bedoeld in artikel 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023;
d. activiteiten gericht op het begeleiden van startende leraren, en schoolleiders en hun verdere professionalisering;
e. de wijze waarop partijen zich inzetten om alle besturen en lerarenopleidingen in de onderwijsregio aangesloten te krijgen;
f. de wijze waarop de realisatie van de doelen wordt gevolgd en vastgesteld;
g. de aanstelling van een projectleider ter uitvoering van het plan;
h. op welke wijze een loket wordt ingericht voor de onderwijsregio om potentieel onderwijspersoneel te informeren over de ontwikkelmogelijkheden en waar nodig door te geleiden naar routes ter verkrijging van een aanstelling in het onderwijs;
i. op welke wijze de governance in de onderwijsregio wordt vormgegeven;
j. indien een invalpool onderdeel uitmaakt van een onderwijsregio, worden de activiteiten die samenhangen met het inrichten en in stand houden van de invalpool opgenomen; en
k. indien sprake is van een sectorspecifieke aanvraag, activiteiten die zich richten op de doorontwikkeling naar een toekomstige sectoroverstijgende onderwijsregio.
2. Het plan van aanpak van de onderwijsregio wordt door de minister na toekenning van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.
3. In het plan van aanpak kunnen geen activiteiten worden opgenomen, waarvoor de ministers reeds op grond van een andere regeling subsidie hebben verstrekt.
1. De activiteiten waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.
2. De penvoerder van de onderwijsregio is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen uit de aanvraag meewerken aan monitoring en evaluatie van deze regeling.
3. De penvoerder van de onderwijsregio is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen uit de aanvraag op verzoek van de minister of de Realisatie-Eenheid actief meewerken aan kennisdelingsactiviteiten.
4. De penvoerder onderwijsregio is ervoor verantwoordelijk dat de opleidingsscholen binnen de onderwijsregio ten minste iedere zes jaar een ontwikkelingsgerichte peer review organiseert, met dien verstande dat de eerste ontwikkelingsgerichte peer review wordt georganiseerd binnen vier jaar na de beoordelingsgerichte peer review waarmee de basiskwaliteit is vastgesteld. De ontwikkelingsgerichte peer review vindt plaats door een onafhankelijk panel bestaand uit in ieder geval vertegenwoordigers van ten minste twee andere opleidingsscholen.
5. De penvoerder onderwijsregio is ervoor verantwoordelijk dat in het jaar waarin de opleidingsscholen binnen de onderwijsregio de ontwikkelingsgerichte peer review organiseren, de opleidingsscholen het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review aanleveren.
6. De vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio leiden in schooljaar 2022–2023 gezamenlijk minimaal 150 studenten en zij-instromers op. Alle studenten en zij-instromers, die in schooljaar 2022–2023 zijn opgeleid binnen vestigingen van opleidingsscholen en vestigingen van aspirant opleidingsscholen binnen een onderwijsregio tellen mee.
7. In afwijking van artikel 5.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is de penvoerder ervoor verantwoordelijk dat een administratie wordt bijgehouden:
a. waarin inzichtelijk en controleerbaar het aantal studenten en zij-instromers is geregistreerd, dat in schooljaar 2022–2023 op de vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio is opgeleid;
b. die zodanig is opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate rapportages; en
c. die voldoende mogelijkheden biedt voor een goede accountantscontrole op de juistheid van de in onderdeel a genoemde gegevens.
1. Een bevoegd gezag dat deelneemt aan de onderwijsregio treedt namens de andere bevoegde gezagsorganen in de regio op als penvoerder van de onderwijsregio.
2. De subsidie, bedoeld in artikel 5, wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder van de onderwijsregio.
3. De penvoerder van de onderwijsregio is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de deelnemende partijen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.
1. De minister kan op grond van dit hoofdstuk voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 subsidie verstrekken aan een penvoerder van een RAP-regio als bedoeld in artikel 18 als tegemoetkoming voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 16 gericht op de bestaande of te verwachten kwantitatieve en kwalitatieve tekorten in de personeelsvoorziening.
2. Voor een RAP-regio wordt uitgegaan van de op grond van de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021 gevormde RAP-regio’s, zoals die luidde op 14 april 2023.
3. De in het tweede lid genoemde RAP-regio kan worden gewijzigd.
4. Indien door een wijziging als bedoeld in het derde lid het aantal deelnemers aan een RAP-regio vermindert, wordt de personeelsomvang van de vestigingen in de RAP-regio opnieuw vastgesteld.
5. In aanvulling op het eerste lid zijn in het plan van aanpak tevens activiteiten opgenomen die gericht zijn op de vorming van een onderwijsregio.
1. De subsidie die op grond van dit hoofdstuk kan worden aangevraagd en verstrekt, bedraagt per RAP-regio ten hoogste het bedrag dat is opgenomen in de in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen tabel.
2. Indien in de aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk geen instelling voor middelbaar beroepsonderwijs meer deelneemt aan de RAP-regio, dan wordt het maximale subsidiebedrag verlaagd met 23 procent.
3. Indien in de aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk een aantal schoolbesturen en vestigingen niet meer deelneemt aan de RAP-regio en de personeelsomvang van de resterende deelnemende vestigingen tussen 400 en 800 fte voor een RAP-regio in het primair onderwijs is, of tussen 600 en 1.200 fte voor een RAP-regio in het voortgezet onderwijs, dan bedraagt het maximale subsidiebedrag voor een RAP-regio in het primair onderwijs en een RAP-regio in het voortgezet onderwijs € 115.500 en voor een RAP-regio voor zowel voortgezet onderwijs als middelbaar beroepsonderwijs € 150.150.
4. Indien in de aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk een aantal schoolbesturen niet meer deelneemt aan de RAP-regio en de personeelsomvang van de resterende deelnemende vestigingen lager is dan 400 fte voor een RAP-regio primair onderwijs of lager is dan 600 fte voor een RAP-regio voortgezet onderwijs, dan is het niet mogelijk om subsidie aan te vragen.
5. Indien het bedrag, bedoeld in artikel 4, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen op grond van dit hoofdstuk te kunnen toewijzen, worden de subsidiebedragen naar rato naar beneden vastgesteld.
1. Een penvoerder van een RAP-regio kan alleen een aanvraag op grond van dit hoofdstuk indienen voor een RAP-regio zoals opgenomen in bijlage 2.
2. Per RAP-regio kan maximaal één subsidieaanvraag worden toegekend voor de sector primair onderwijs en maximaal één subsidieaanvraag voor de sector voortgezet onderwijs met eventueel de sector middelbaar beroepsonderwijs. Dit geldt ook in het geval van een sectoroverstijgende aanvraag.
3. Het is voor een vestiging niet mogelijk om in een RAP-regio deel te nemen en in een onderwijsregio, met uitzondering van een vestiging in de landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs.
4. Indien een vestiging deel uitmaakt van een subsidieaanvraag voor een RAP-regio en een subsidieaanvraag voor een onderwijsregio, dan neemt DUS-I contact op met de betreffende penvoerders om te bepalen in welke aanvraag de vestiging deelneemt.
1. Een penvoerder van een RAP-regio kan een aanvraag op grond van dit hoofdstuk indienen.
2. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend van 2 oktober 09:00 uur 2023 tot en met 31 oktober 2023 16:00 uur. Aanvragen die worden ingediend na 31 oktober 2023 16:00 uur worden afgewezen.
3. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld en, indien artikel 12, derde lid, van toepassing is de daarbij behorende rekentool ter vaststelling van de besturen en de personeelsomvang van de vestigingen in de regio, die daartoe via de website van de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen beschikbaar worden gesteld.
4. Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:
a. een plan van aanpak; en
b. een lijst met de besturen met deelnemende vestigingen en eventuele andere partijen die deelnemen aan de uitvoering van het plan van aanpak RAP-regio. De lijst met partijen gaat vergezeld van:
1°. per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in RIO, en
2°. het in RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend.
5. De aanvraag wordt medeondertekend door alle partijen die betrokken zijn bij de aanvraag. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het plan van aanpak uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder RAP-regio van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder RAP-regio worden verstrekt.
1. Het plan van aanpak bevat voor de periode waarop deze betrekking heeft, in aanvulling op de onderdelen van artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval een beschrijving van:
a. de regio met hierin opgenomen een beschrijving van de onderwijsarbeidsmarktsituatie in de regio en welke vraagstukken kenmerkend zijn voor de regionale onderwijsarbeidsmarkt, die de partijen vanuit collectieve verantwoordelijkheid aan gaan pakken;
b. de activiteiten om de doelen te bereiken;
c. de wijze waarop de realisatie van de doelen wordt gevolgd en vastgesteld;
d. activiteiten gericht op de aanpak van de bestaande of te verwachten kwantitatieve en kwalitatieve tekorten in de personeelsvoorziening;
e. de aanstelling van een projectleider ter uitvoering van het plan;
f. de inrichting of continuering van de inrichting van het informatiepunt of loket voor de regio om potentieel onderwijspersoneel te informeren over de ontwikkelmogelijkheden en waar nodig door te geleiden naar routes ter verkrijging van een aanstelling in het onderwijs;
g. op welke manier de regio inzet op strategische personeelsplanning; en
h. op welke manier de regio zich inzet om te komen tot een onderwijsregio en waarop partijen zich inzetten om alle besturen en lerarenopleidingen in de toekomstige onderwijsregio aangesloten te krijgen of vertegenwoordigd te krijgen.
2. Het plan van aanpak van de RAP-regio wordt door de minister na toekenning van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.
3. In het plan van aanpak kunnen geen activiteiten worden opgenomen, waarvoor de ministers reeds op grond van een andere regeling subsidie hebben verstrekt.
1. De activiteiten waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.
2. De penvoerder van de RAP-regio is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen uit het plan van aanpak RAP regio meewerken aan monitoring en evaluatie van deze regeling ten behoeve van een lerende aanpak.
3. De penvoerder van de RAP-regio is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen uit de aanvraag op verzoek van de minister of de Realisatie-Eenheid actief meewerken aan kennisdelingsactiviteiten.
1. Een bevoegd gezag dat deelneemt aan de RAP-regio treedt namens de andere bevoegde gezagsorganen in de regio op als penvoerder van de RAP-regio.
2. Subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder RAP-regio.
3. De penvoerder RAP-regio is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.
1. De minister kan voor de periode 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 subsidie verstrekken aan een penvoerder als bedoeld in artikel 24 als tegemoetkoming in:
a. de kosten van het in gezamenlijkheid opleiden van toekomstige leraren op de werkplek;
b. de inrichting en instandhouding van een opleidingsinfrastructuur voor een opleidingsschoolof aspirant-opleidingsschool; en
c. activiteiten die gericht zijn op de vorming van een onderwijsregio.
2. Het is uitgesloten om activiteiten op te nemen, waarvoor de ministers reeds op grond van een andere regeling subsidie hebben verstrekt.
1. De subsidie die op grond van dit hoofdstuk kan worden toegekend aan een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool bestaat uit:
a. een vast subsidiebedrag van € 100.000 voor de ontwikkeling en instandhouding van de basisinfrastructuur; en
b. een subsidiebedrag van € 955 per student en zij-instromer voor de begeleiding van studenten en zij-instromers die hun opleiding op de werkplek volgen en de inrichting en instandhouding van een opleidingsinfrastructuur voor een opleidingsschool; en
2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt berekend door het aantal studenten en zij-instromers dat in schooljaar 2022–2023 is opgeleid op de vestigingen van de opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool te vermenigvuldigen met € 955.
3. De aspirant-opleidingsschool die in 2022 is gestart als aspirant-opleidingsschool komt slechts in aanmerking voor vijf twaalfde deel van het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor het jaar 2024.
4. Indien in de aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk een aantal vestigingen niet meer deelneemt aan de opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool en het aantal studenten en zij-instromers tussen de 30 en 60 is in het schooljaar 2022–2023, dan wordt het maximale subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, € 60.000.
5. Indien in de aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk een aantal vestigingen niet meer deelneemt aan de opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool en het aantal studenten en zij-instromers lager is dan 30 in schooljaar 2022–2023, dan vervalt het subsidiebedrag in het eerste lid, onderdeel a.
6. Indien het bedrag, bedoeld in artikel 4, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen op grond van dit hoofdstuk te kunnen toewijzen, ontvangt een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool eerst het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Vervolgens verdeelt de minister het resterende bedrag voor het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, evenredig over de ingediende aanvragen, zodanig dat elke opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool een gelijk bedrag ontvangt, met uitzondering van de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen, bedoeld in het vierde lid.
1. Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 2 oktober 09:00 uur 2023 tot en met 31 oktober 2023 16:00 uur. Aanvragen die worden ingediend na 31 oktober 2023 16:00 uur worden afgewezen.
2. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.
3. Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van een vermelding van:
a. een lijst van de besturen van de desbetreffende opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool met per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in RIO;
b. een lijst van de vestigingen van de desbetreffende opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool, waarbij per deelnemende vestiging is het in RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend opgenomen; en
c. opgave van het aantal studenten en zij-instromers dat in schooljaar 2022–2023 is opgeleid op de vestigingen van de betreffende opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool;
4. Het is voor een vestiging niet mogelijk om in een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool deel te nemen en in een onderwijsregio, met uitzondering van een vestiging in de landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs.
5. Indien een vestiging deel uitmaakt van een aanvraag van een onderwijsregio en van een aanvraag voor een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool, dan neemt DUS-I contact op met de betreffende penvoerders om te bepalen in welke aanvraag de vestiging deelneemt.
6. De aanvraag wordt medeondertekend door alle partijen die betrokken zijn bij de aanvraag. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.
1. De minister beoordeelt in 2024 de basiskwaliteit van de aspirant-opleidingsscholen die in 2020 zijn gestart als aspirant-opleidingsschool aan de hand van de criteria, opgenomen in bijlage 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023.
2. De minister vraagt hierover advies aan de commissie beoordelingsgerichte peer review. De commissie beoordelingsgerichte review brengt binnen acht weken advies uit aan de Minister, in de vorm van een rapport van de beoordelingsgerichte peer review.
3. Indien de minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als voldoende beoordeelt, wordt de aspirant-opleidingsschool aangewezen als opleidingsschool.
4. Indien de minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als onvoldoende beoordeelt, wordt de aspirant-opleidingsschool niet aangewezen als opleidingsschool.
1. De activiteiten waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.
2. De penvoerder van de opleidingsschool is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen uit de aanvraag meewerken aan monitoring en evaluatie van deze regeling ten behoeve van een lerende aanpak.
3. De penvoerder van de opleidingsschool is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen uit de aanvraag op verzoek actief van de minister of de Realisatie-Eenheid meewerken aan kennisdelingsactiviteiten.
4. De penvoerder opleidingsschool is ervoor verantwoordelijk dat de opleidingsschool ten minste iedere zes jaar een ontwikkelingsgerichte peer review organiseert, met dien verstande dat de eerste ontwikkelingsgerichte peer review wordt georganiseerd binnen vier jaar na de beoordelingsgerichte peer review waarmee de basiskwaliteit is vastgesteld. De ontwikkelingsgerichte peer review vindt plaats door een onafhankelijk panel bestaand uit in ieder geval vertegenwoordigers van ten minste twee andere opleidingsscholen.
5. De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat in het jaar waarin de opleidingsschool de ontwikkelingsgerichte peer review organiseert, de opleidingsschool het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review aanlevert.
6. Opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen gaan aan de slag met de vorming van onderwijsregio’s onder begeleiding van de Realisatie-Eenheid.
7. In afwijking van artikel 5.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is de penvoerder van de opleidingsschool ervoor verantwoordelijk dat een administratie wordt bijgehouden:
a. waarin inzichtelijk en controleerbaar het aantal studenten en zij-instromers is geregistreerd, dat in schooljaar 2022–2023 op de vestigingen van de betreffende opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool is opgeleid;
b. die zodanig is opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate rapportages; en
c. die voldoende mogelijkheden biedt voor een goede accountantscontrole op de juistheid van de in a genoemde gegevens.
1. Vanuit de opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool treedt één bevoegd gezag op als penvoerder opleidingsschool.
2. Subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder van de opleidingsschool.
3. De penvoerder van de opleidingsschool is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.
1. Er is een commissie beoordelingsgerichte peer review, die bestaat uit onafhankelijke deskundigen op het gebied van Samen Opleiden en een voorzitter. De leden en de voorzitter van de commissie worden benoemd door de Minister.
2. De commissie heeft tot taak:
a. het begeleiden van aspirant-opleidingsscholen; en
b. het uitvoeren van beoordelingsgerichte peer review.
3. DUS-I voert het secretariaat van de commissie beoordelingsgerichte peer review.
4. De werkwijze en samenstelling van de commissie wordt gepubliceerd op de website van DUS-I.
5. De commissie functioneert bij de uitvoering van haar taken in een wisselende samenstelling van ten minste drie commissieleden bij het uitvoeren van de beoordelingsgerichte peer review.
1. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling wordt de subsidie aan de penvoerder, als bedoeld in hoofdstuk 2, 3 en 4, binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald.
2. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, onderscheidenlijk de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
3. De subsidie wordt binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode vastgesteld.
4. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.
5. De penvoerder toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. In dit kader zal in ieder geval een steekproefsgewijze controle plaatsvinden.
De minister kan deze regeling in bijzondere gevallen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken, voor zover de toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De subsidiebedragen worden volgens de onderstaande tabellen bepaald op basis van aantal leerlingen en of mbo-studenten van de deelnemende vestigingen in de onderwijsregio. In het geval van een sectoroverstijgende aanvraag worden de bedragen bij elkaar opgeteld. Voor de landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs is het maximale aan te vragen en te verstrekken bedrag vastgesteld op € 425.000.
Aantal leerlingen/ mbo-studenten |
15.000–21.999 leerlingen/ mbo-studenten |
22.000–29.999 leerlingen/ mbo-studenten |
30.000–44.999 leerlingen/ mbo-studenten |
45.000–59.999 leerlingen/ mbo-studenten |
60.000–75.000 leerlingen/ mbo-studenten |
>75.000 leerlingen/ mbo-studenten |
---|---|---|---|---|---|---|
Maximale subsidiebedrag deelnemende vestigingen primair onderwijs |
€ 350.000 |
€ 475.000 |
€ 650.000 |
€ 950.000 |
€ 1.250.000 |
€ 1.550.000 |
Maximale subsidiebedrag deelnemende vestigingen voortgezet onderwijs |
€ 350.000 |
€ 475.000 |
€ 650.000 |
€ 950.000 |
€ 1.250.000 |
€ 1.550.000 |
Maximale subsidiebedrag deelnemende vestigingen middelbaar beroepsonderwijs |
€ 227.500 |
€ 308.750 |
€ 422.500 |
€ 617.500 |
€ 812.500 |
€ 1.007.500 |
Refe-rentie |
Sector |
Regio |
Maximale subsidie RAP-regio 2024 |
---|---|---|---|
RAP220001 |
PO |
Amersfoort, Leusden |
€ 192.500 |
RAP220002 |
PO |
Baarn, Bunnik, Bunschoten, Houten, Soest Zeist |
€ 192.500 |
RAP220003 |
VO met MBO |
Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Dongen, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht, Zundert |
€ 346.500 |
RAP220004 |
PO |
IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Vijfheerenlanden, Woerden |
€ 192.500 |
RAP220005 |
VO met MBO |
Bloemendaal, Haarlem, Heemstede, Velsen, Zandvoort |
€ 298.375 |
RAP220006 |
VO met MBO |
Alkmaar, Bergen, Beverwijk, Castricum, Drechterland, Enkhuizen, Heemskerk, Heerhugowaard, Heiloo, Den Helder, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Langedijk, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec, Texel |
€ 346.500 |
RAP220007 |
PO |
Brielle, Hellevoetsluis, Maassluis, Nissewaard, Westvoorne |
€ 192.500 |
RAP220008 |
PO |
Appingedam, Bedum, Delfzijl, Grootegast, Leek, Loppersum, Marum, Midden-Groningen, Noordenveld, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde Zuidhorn |
€ 240.625 |
RAP220009 |
PO |
Groningen |
€ 240.625 |
RAP220010 |
PO |
Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Duiven, Haaksbergen, Lingewaard, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Overbetuwe, Rheden Rozendaal, Westervoort, Winterswijk, Zevenaar |
€ 288.750 |
RAP220011 |
PO |
Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst, Zutphen |
€ 192.500 |
RAP220012 |
VO met MBO |
Purmerend, Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Waterland, Wormerland, Zaanstad |
€ 298.375 |
RAP220013 |
PO |
Waterland, Purmerend, Wormerland, Landsmeer, Edam-Volendam |
€ 192.500 |
RAP220014 |
PO |
Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo, Venray |
€ 240.625 |
RAP220015 |
PO |
Beek, Brunssum, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals |
€ 288.750 |
RAP220016 |
PO |
Arnhem, Renkum |
€ 192.500 |
RAP220017 |
PO |
Alblasserdam, Dordrecht, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht |
€ 240.625 |
RAP220018 |
PO |
Boxtel, Maasdriel, Meierijstad, ‘s-Hertogenbosch, Sint-Michielsgestel, Vught, Zaltbommel |
€ 240.625 |
RAP220019 |
PO |
Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Teylingen |
€ 240.625 |
RAP220020 |
PO |
Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Midden-Drenthe, Tynaarlo |
€ 240.625 |
RAP220021 |
PO |
Hattem, Heerde, Zwolle |
€ 240.625 |
RAP220022 |
VO met MBO |
Asten, Best, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Meierijstad, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, 's-Hertogenbosch, Sint-Michielsgestel, Someren, Maashorst, Zaltbommel |
€ 346.500 |
RAP220023 |
VO met MBO |
Bladel, Eersel, Eindhoven, Helmond, Valkenswaard, Veldhoven |
€ 346.500 |
RAP220024 |
PO |
Dalfsen, Hardenberg, Meppel, Steenwijkerland, Westerveld, De Wolden |
€ 240.625 |
RAP220025 |
PO |
Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hellendoorn, Kampen, Noordoostpolder, Nunspeet, Oldebroek, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Rijssen-Holten, Twenterand, Urk Wierden, Zwartewaterland |
€ 240.625 |
RAP220026 |
VO met MBO |
Boxtel, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Reusel-De Mierden, Tilburg, Vught, Waalwijk |
€ 346.500 |
RAP220027 |
PO |
Oostzaan, Zaanstad |
€ 192.500 |
RAP220028 |
VO met MBO |
Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel, Heerenveen, Leeuwarden, Noordoostpolder, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Tietjerksteradeel, Urk |
€ 298.375 |
RAP220029 |
VO met MBO |
Bernheze, Boxmeer, Cuijk, Gennep, Grave, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis |
€ 250.250 |
RAP220030 |
PO |
Alkmaar Bergen (NH), Castricum, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk, Uitgeest |
€ 240.625 |
RAP220031 |
PO |
Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Zoeterwoude |
€ 240.625 |
RAP220032 |
VO met MBO |
Amersfoort, Bunschoten, Nijkerk |
€ 250.250 |
RAP220033 |
PO |
Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Ooststellingwerf, Opsterland, Súdwest-Fryslân, Schiermonnikoog, Smallingerland, Terschelling Tytsjerksteradiel, Vlieland, Waadhoeke |
€ 288.750 |
RAP220034 |
PO |
Schiedam, Vlaardingen |
€ 240.625 |
RAP220035 |
VO met MBO |
Dalfsen, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Zwartewaterland, Zwolle |
€ 298.375 |
RAP220036 |
VO met MBO |
Apeldoorn, Dronten, Elburg, Epe, Harderwijk, Heerde, Nunspeet, Oldebroek |
€ 298.375 |
RAP220037 |
VO |
Aalten, Bronckhorst, Doetinchem, Oude IJsselstreek, Winterswijk, Zutphen |
€ 240.625 |
RAP220038 |
PO |
Delft, Lansingerland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk |
€ 240.625 |
RAP220039 |
PO |
Leidschendam-Voorburg, Voorschoten, Wassenaar, Zoetermeer |
€ 192.500 |
RAP220040 |
PO |
Dronten, Lelystad |
€ 240.625 |
RAP220041 |
PO |
Nijmegen |
€ 192.500 |
RAP220042 |
PO |
Bernheze, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Uden |
€ 192.500 |
RAP220043 |
PO |
Berg en Dal, Bergen, Beuningen, Druten, Gennep, Heumen, Mook en Middelaar, West Maas en Waal, Wijchen |
€ 192.500 |
RAP220044 |
VO met MBO |
De Bilt, Houten, IJsselstein, Montfoort, Nieuwegein, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede, Zeist, Vijfherenland |
€ 298.375 |
RAP220045 |
VO met MBO |
Almelo, Borne, Deventer, Hengelo, Hof van Twente, Lochem, Raalte |
€ 298.375 |
RAP220046 |
VO met MBO |
Berg en Dal, Druten, Nijmegen, Wijchen |
€ 298.375 |
RAP220047 |
VO met MBO |
Berkelland, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Losser, Oldenzaal, Oost Gelre, Tubbergen |
€ 250.250 |
RAP220048 |
VO met MBO |
Aalsmeer, Amstelveen, Haarlemmermeer, De Ronde Venen, Uithoorn |
€ 298.375 |
RAP220049 |
VO met MBO |
Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Leek, Loppersum, De Marne, Marum, Midden-Groningen, Oldambt, Stadskanaal, Veendam Winsum, Zuidhorn |
€ 346.500 |
RAP220050 |
PO |
Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Steenbergen |
€ 192.500 |
RAP220051 |
VO met MBO |
Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen |
€ 346.500 |
RAP220052 |
PO |
Buren, Culemborg, Ede, Rhenen, Tiel, Veenendaal, Wijk bij Duurstede |
€ 192.500 |
RAP220053 |
PO |
Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Dongen, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Zundert |
€ 288.750 |
RAP220054 |
PO |
Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Tubbergen |
€ 288.750 |
RAP220055 |
PO, VO en MBO |
Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen |
€ 587.125 |
RAP220056 |
PO |
Drechterland, Enkhuizen, Den Helder, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec, Texel |
€ 240.625 |
RAP220057 |
VO met MBO |
Capelle aan den IJssel, Delft, Krimpen aan den IJssel, Krimpenerwaard, Lansingerland, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Zuidplas |
€ 346.500 |
RAP220058 |
VO met MBO |
Albrandswaard, Barendrecht, Dordrecht, Molenlanden, Papendrecht, Ridderkerk, Zwijndrecht, Hardinxveld-Giessendam, Gorinchem |
€ 346.500 |
RAP220059 |
VO met MBO |
Brielle, Hellevoetsluis, Hoeksche Waard, Maassluis, Nissewaard, Schiedam, Vlaardingen, Westland, Goeree-Overflakkee |
€ 346.500 |
RAP220060 |
VO met MBO |
Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Steenwijkerland, Westerveld, Westerwolde, Weststellingwerf |
€ 346.500 |
RAP220061 |
PO |
Beverwijk, Heemskerk, Velsen |
€ 192.500 |
RAP220062 |
VO met MBO |
Barneveld, Ede, Neder-Betuwe, Rhenen, Veenendaal, Wageningen |
€ 298.375 |
RAP220063 |
PO |
Altena, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk |
€ 288.750 |
RAP220064 |
PO |
Almere |
€ 240.625 |
RAP220065 |
PO |
Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Weesp, Wijdemeren |
€ 192.500 |
RAP220066 |
PO |
Bloemendaal, Haarlem, Zandvoort |
€ 240.625 |
RAP220067 |
VO met MBO |
Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Leidschendam-Voorburg, Nieuwkoop, Waddinxveen, Wassenaar, Woerden, Zoetermeer |
€ 298.375 |
RAP220068 |
PO |
Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Oudewater, Waddinxveen |
€ 192.500 |
RAP220069 |
PO |
Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem, Nieuwkoop |
€ 192.500 |
RAP220070 |
VO met MBO |
Almere, Lelystad |
€ 298.375 |
RAP220071 |
PO |
Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemstede |
€ 240.625 |
RAP220072 |
VO met MBO |
Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Wijdemeren |
€ 298.375 |
RAP20031 |
PO |
Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roerdalen, Roermond, Weert |
€ 192.500 |
In het Werkplan ‘Samen voor het beste onderwijs’1 staat de maatschappelijke opgave centraal om te zorgen voor voldoende leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel (onderwijspersoneel) die met plezier werken in het onderwijs, goed opgeleid zijn, hun vak bijhouden en zich verder kunnen ontwikkelen. Hiermee investeren we ook in schoolontwikkeling en de kwaliteit van onderwijs.
In dat werkplan is de ambitie opgenomen om de verschillende samenwerkingen te verbinden in een onderwijsregio en te komen tot een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s. Er zijn al verschillende samenwerkingsverbanden tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen, waaronder de Regionale aanpak personeelstekorten met de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021 (RAP-regeling), Samen opleiden en professionaliseren met de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 (SO&P-regeling) en de regionale allianties van lerarenopleidingen, waarbinnen wordt samengewerkt op deelterreinen van de onderwijsarbeidsmarkt.
Met deze regeling is de volgende stap gezet naar een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s. Onderwijsregio’s richten zich op de samenwerking tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen met betrokkenheid van de beroepsgroep om te zorgen voor voldoende en (blijvend) goed opgeleid onderwijspersoneel. Binnen de onderwijsregio’s wordt gewerkt aan het beter werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel.
Het is voor onderwijsregio’s mogelijk om subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van activiteiten voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024. RAP-regio’s en SO&P-partnerschappen, die in 2024 nog niet direct de overstap maken naar onderwijsregio’s, kunnen in 2024 via deze regeling gebruik blijven maken van een subsidie voor het uitvoeren van activiteiten RAP en SO&P voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024. Voorwaarde is wel dat zij in samenspraak met de Realisatie-Eenheid verkennen hoe zij aan kunnen gaan sluiten bij onderwijsregio’s of zelf onderwijsregio’s gaan vormen, zodat per 1 januari 2025 een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s is gerealiseerd. Het is niet mogelijk om subsidie aan te vragen voor zowel een onderwijsregio als voor een RAP-regio of een (aspirant-)opleidingsschool, omdat activiteiten maar één keer kunnen worden gesubsidieerd.
Doel van deze subsidieregeling
Deze regeling heeft als doel partijen in de regio te faciliteren en te stimuleren om in 2024 te zorgen voor voldoende en (blijvend) goed opgeleid onderwijspersoneel binnen onderwijsregio’s en voor de besturen die nog niet direct de overstap kunnen maken binnen RAP-regio’s en SO&P partnerschappen.
Uitvoerbaarheid en Uitvoering
De regeling wordt door Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) uitgevoerd. De regeling is voorgelegd aan DUS-I. De regeling wordt door DUS-I uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.
Administratieve lasten aanvraag
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving.
Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. Er is gekozen voor een zo licht mogelijke verantwoording over de verstrekte subsidie. Daarom wordt in de regeling volstaan met verantwoording in de jaarrekening samen met model G, onderdeel 1. Vanuit DUS-I wordt een format beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Daarbij wordt voor de aanvraag voor een onderwijsregio door DUS-I ook een rekentool voorgeschreven waarmee per gemeente inzichtelijk is welke besturen, met welke vestigingen binnen de betreffende regio vallen alsmede het aantal leerlingen van de vestigingen. Met deze tool wordt voor de onderwijsregio het aantal leerlingen en mbo-studenten vastgesteld, waarop een gedeelte van het maximaal aan te vragen subsidiebedrag binnen een onderwijsregio is gebaseerd. De leerlingenaantallen, die in de tool gehanteerd worden zijn afgeleid van de gegevens uit de openbare databestanden op basis van door de schoolbesturen aan DUO geleverde personele gegevens en aantallen leerlingen en mbo-studenten, toegankelijk via de website www.duo.nl/open_onderwijsdata. Hoewel deze gegevens niet voor alle besturen 100 procent volledig zijn, vormen ze een representatieve, eenduidige en uitvoerbare basis voor het vaststellen en toetsen van de omvang van de personeelsomvang en het aantal leerlingen en mbo-studenten van de vestigingen die deel uitmaken van het plan van aanpak.
De administratieve lasten en regeldruk zijn min of meer gelijk aan de regeldruk bij de hieraan voorafgaande RAP-regeling. Aangezien de aantallen studenten en zij-instromers voor opleidingsscholen per vestiging uit wordt gevraagd, zal de regeldruk voor opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen toenemen in vergelijking met de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019.
Onderwijsregio |
RAP-regio |
Opleidingsschool |
|
---|---|---|---|
Aanvraagformulier Inclusief: • Kennisnemen van de regeling • Afstemming met deelnemende partijen • Afstemming extern • Opstellen aanvraag • Invullen format |
60 uur per penvoerder voor de onderwijsregio Uitgaande van minimaal 27 onderwijsregio’s minimaal 1.620 uur. 60*27=1.620 uur |
60 uur per penvoerder voor de RAP-regio Uitgaande van maximaal 48 RAP-regio’s maximaal 2.880 uur 60*48=2.880 uur |
60 uur per penvoerder voor de (aspirant-) opleidingsschool Uitgaande van maximaal 129 aanvragen maximaal 7.740 uur. 60*129=7.740 uur |
Afstemming aanvraag Deelnemende besturen/ instellingen lerarenopleiding • Kennisnemen van de regeling • Afstemming met deelnemende partijen • Afstemming intern • Aanleveren gegevens aan penvoerder |
20 uur per deelnemend bestuur |
20 uur per deelnemend bestuur |
20 uur per deelnemend bestuur |
Administratie en interne afstemming |
10 uur per deelnemend bestuur |
10 uur per deelnemend bestuur |
10 uur per deelnemend bestuur |
Verantwoording, monitoring, evaluatie en toezicht |
10 uur per deelnemende school |
10 uur per deelnemende school |
10 uur per deelnemende school |
In de begripsbepaling zijn de begrippen uit de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021 (RAP-regeling) en uit de regeling tegemoetkoming opleidingsscholen 2019 (SO&P-regeling) overgenomen. Hieraan toegevoegd zijn de definities voor hoofdstuk 2 Subsidie Onderwijsregio’s.
Op basis van de begripsbepaling wordt een subsidieaanvraag ingediend door een bevoegd gezag voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs dan wel een instellingsbestuur van een deelnemende lerarenopleiding.
Het begrip beroepsgroep is toegevoegd aan de begripsbepalingen. Een goede betrokkenheid van de beroepsgroep bij de onderwijsregio’s is namelijk cruciaal en het is belangrijk dat leraren en schoolleiders vanaf het begin meedoen en een volwaardige stem hebben. De betrokkenheid van de beroepsgroep bij de onderwijsregio’s kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Bijvoorbeeld door vertegenwoordiger(s) van de beroepsgroep en / of vak- en beroepsorganisaties van onderwijspersoneel een formele plek in de governance structuur van de onderwijsregio te geven of het inrichten binnen onderwijsregio van een regiegroep met afgevaardigden van de beroepsgroep. Welke invulling wordt gekozen voor het betrekken en activeren van de beroepsgroep kan per onderwijsregio verschillen.
Het begrip onderwijsregio is toegevoegd aan de begripsbepalingen. De eerste onderwijsregio’s zijn in de zomer van 2023 als voorloper op deze regeling gestart in een lerende aanpak. Deze regio’s hebben via een brief van de minister een bevestiging ontvangen dat zij als onderwijsregio zijn geselecteerd. Binnen een onderwijsregio werken schoolbesturen en lerarenopleidingen samen met de beroepsgroep aan de aanpak van de tekorten in het onderwijs. In deze regio’s wordt voortgebouwd op bestaande samenwerking vanuit de regionale aanpak personeelstekort en samen opleiden & professionaliseren. Krachten worden gebundeld en versnippering wordt aangepakt. We zien ook nieuwe samenwerkingen ontstaan. De ervaringen van deze regio’s worden gebruikt om te leren wat wel en wat niet werkt. Daarbij gaat het om zaken als hoe de beroepsgroep deelneemt in de regio, de afbakening van regio’s, hoe andere belanghebbenden (zoals gemeenten) worden betrokken, hoe bestuurlijke samenwerking en financiering kunnen worden ingericht en hoe toetsbare resultaatafspraken en regionale arrangementen kunnen worden geformuleerd.
De inrichting van een invalpool binnen een onderwijsregio kan helpen om leraren vanuit een bovenbestuurlijke vervangingspool in de onderwijsregio in te zetten. Door samenwerking wordt het makkelijker om leraren in te zetten waar de tekorten het grootst zijn. Een invalpool dient het collectieve belang in de onderwijsregio. Ook gaat het de oneerlijke verdeling van personeel tegen. Tevens kan de inzet van invalpools helpen om uitzendbureaus in het onderwijs terug te dringen, doordat scholen zich minder genoodzaakt voelen om personeel in te zetten via uitzendbureaus.
De Realisatie-Eenheid is een organisatie opgericht door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In samenwerking met onderwijsraden, lerarenopleidingen en werknemersorganisaties, heeft de Realisatie-Eenheid de opdracht om zorg te dragen voor de vorming van een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s en hierop regie te voeren.
De regio’s worden door de Realisatie-Eenheid ondersteund en aangejaagd. De Realisatie-Eenheid deelt kennis en monitort de resultaten binnen de regio’s. De Realisatie-Eenheid stuurt op de totale impact van de onderwijsregio’s door te zorgen voor een wisselwerking tussen regio’s en tussen de regionale en landelijke ontwikkelingen.
Het is voor onderwijsregio’s mogelijk om subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van activiteiten in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024. RAP-regio’s en SO&P-partnerschappen die in 2024 nog niet direct de overstap maken naar onderwijsregio’s, kunnen in 2024 via deze regeling gebruik blijven maken van een tegemoetkoming in de kosten voor het uitvoeren van activiteiten RAP en SO&P voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024. Het is niet mogelijk om subsidie aan te vragen voor zowel een onderwijsregio als voor een RAP-regio of een (aspirant-)opleidingsschool, omdat activiteiten maar één keer kunnen worden gesubsidieerd.
Het beschikbare subsidieplafond van € 90.951.000 is bedoeld voor de aanvragen voor een onderwijsregio, RAP-regio en opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool.
In dit artikel staan de activiteiten waarvoor de penvoerder van de onderwijsregio de subsidie kan aanvragen. Binnen onderwijsregio’s zijn de functies van opleidingsscholen en van de regionale aanpak personeelstekort gebundeld. De activiteiten zijn gericht op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel in een onderwijsregio.
Het heeft de voorkeur om uiteindelijk te komen tot onderwijsregio’s over de sectoren heen. Het toekomstperspectief van sectoroverstijgende onderwijsregio’s maakt het bijvoorbeeld makkelijker om mobiliteit tussen sectoren te stimuleren, om werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken en doorgaande leerlijnen voor leraren op te zetten en om doorgaande leerlijnen voor leerlingen te realiseren. Een onderwijsregio kan ook sectoraal worden ingericht als dat vanuit de analyse in de regio wenselijk blijkt.
Bij het bepalen van het aantal leerlingen en mbo-studenten van de vestigingen, die aan een onderwijsregio deelnemen wordt voor het primair onderwijs uitgegaan van de stand op teldatum 1 februari 2023 met peilmoment 1 augustus 2023. Voor het voortgezet onderwijs wordt uitgegaan van de stand van teldatum 1 oktober 2022, definitieve telling. Voor mbo-studenten is de teldatum 1 oktober 2022, definitieve telling. De omvang van de regio en het aantal leerlingen en mbo-studenten van de vestigingen bepaalt de hoogte van het bedrag.
In het primair onderwijs en voortgezet onderwijs gaan de leerlingen voltijd naar school. In het middelbaar beroepsonderwijs is het voor mbo-studenten mogelijk om een opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) te volgen of via de beroepsopleidende leerweg (bol). Bij bbl werken mbo-studenten drie tot vier dagen per week in een leerbedrijf. Bij bol gaat een mbo-student voor ongeveer 80% naar een mbo-instelling en brengt de mbo-student het geleerde in de praktijk tijdens kortere stages. De hoogte van de bedragen voor de sector middelbaar beroepsonderwijs in bijlage 1 is voor dit verschil gecorrigeerd.
Sectoroverstijgende onderwijsregio’s is het toekomstperspectief. Onderwijsregio’s die nu al bovensectoraal zijn ingericht, ontvangen daarom een aanvullend bedrag.
Het bedrag per student en zij-instromer die hun opleiding op de werkplek volgen is gelijk aan het bedrag voor een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool.
Om het oprichten van een bovensectorale invalpool te stimuleren is een aanvullend bedrag beschikbaar gesteld van € 100.000 indien een onderwijsregio hierin gaat investeren.
Om dubbele financiering te voorkomen is het als vestiging niet mogelijk om zowel in een onderwijsregio als in een RAP-regio of opleidingsschool of aspirant opleidingsschool deel te nemen. De landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs is hier een uitzondering op, omdat tweedegraads leraren voor het groene beroepsonderwijs in het vmbo of een specifiek groen vak in het mbo, alleen worden opgeleid op de lerarenopleiding van Aeres Hogeschool in Wageningen. Als het gaat om docenten in de avo-vakken dan werkt het groene beroepsonderwijs in het vmbo en middelbaar beroepsonderwijs weer samen met andere lerarenopleidingen en kunnen ze wel degelijk samenwerken met andere scholen in de regio.
Een mbo-instelling kan binnen een onderwijsregio zowel de rol vervullen van werkgever van onderwijspersoneel als die van opleider van onderwijspersoneel. Vanuit de rol van werkgever kan een onderwijslocatie van een mbo-instelling slechts deelnemen aan één onderwijsregio. Echter, wanneer een onderwijslocatie van een mbo-instelling deelneemt als beroepsopleiding, die gericht is op het opleiden van onderwijsondersteunend personeel, dan is het mogelijk om aan meerdere onderwijsregio’s als opleider deel te nemen.
De deelnemende partijen aan een onderwijsregio nemen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor hun regionale onderwijsarbeidsmarkt. Zij maken gezamenlijk een keuze in de activiteiten rekening houdende met de beschreven onderwijsarbeidsmarktsituatie en kenmerkende vraagstukken voor de onderwijsregio. Door samen te werken in de regio bij het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel kan de onderwijsregio beter inspelen op de personeelstekorten.
Er wordt toegewerkt naar een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s eind 2024. Daarbij geldt dat het de voorkeur heeft om uiteindelijk te komen tot onderwijsregio’s over de sectoren heen. Om dit te realiseren is het belangrijk dat onderwijsregio’s zich inzetten om alle besturen en lerarenopleidingen in de onderwijsregio aangesloten te krijgen. En om afstemming te zoeken met geheel of gedeeltelijk overlappende onderwijsregio’s. De doorontwikkeling naar een sectoroverstijgende onderwijsregio is daarom onderdeel van het plan van aanpak.
De functies werven en matchen hebben als doel het vergroten van de instroom en het realiseren van een goede voorbereiding op het werken in het onderwijs en op de start van een opleidingsroute. Door goede werving en matching kunnen potentiële overstappers en instromers een weloverwogen keuze maken voor het onderwijs. Hier is heldere informatie voor nodig. Het is de verwachting dat door een goede oriëntatiefase minder potentiële (zij-)instromers uitvallen in het voortraject en binnen de opleidingsroute en wordt er een grotere doorstroom gerealiseerd van (zij-instromers. Matching speelt een belangrijke rol in het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de onderwijsarbeidsmarkt.
In de werkagenda ‘Samen voor het beste onderwijs’ is het uitganspunt opgenomen om te groeien naar 100% studenten opleiden via de systematiek van Samen Opleiden. Om deze groei te realiseren worden onderwijsregio’s verzocht om uit te werken hoe deze ambitie binnen de onderwijsregio kan worden gerealiseerd.
Er is winst te behalen in het behouden van beginnend onderwijspersoneel. Het begeleiden van startende leraren en schoolleiders helpt in het behoud. Bij activiteiten gericht op het begeleiden van startende leraren en schoolleiders kan gedacht worden aan het ontwikkelen en organiseren van een doorlopende lijn van vraaggerichte begeleiding voor startende leraren en schoolleiders die goed aansluit op de opleiding of route die de starters hebben gevolgd. Een ander voorbeeld is het vrijmaken van tijd binnen de aanstelling van de startende leraren en schoolleiders voor het voorbereiden en deelnemen aan begeleidingsactiviteiten. Of het begeleiden van leraren en schoolleiders door een mentor en intervisiecoach.
Vanuit de RAP-regio’s is reeds geïnvesteerd in het inrichten van een loketfunctie voor de regio om potentieel onderwijspersoneel te informeren over de ontwikkelmogelijkheden en waar nodig door te geleiden naar routes ter verkrijging van een aanstelling in het onderwijs. Binnen de onderwijsregio’s worden deze loketten verder ingericht.
De onderwijsregio’s worden gestimuleerd om een bovenbestuurlijke invalpool in te richten. Het inrichten van een invalpool heeft een grote voorkeur, maar is geen verplichting.
Binnen een onderwijsregio wordt van schoolbesturen, lerarenopleidingen en de georganiseerde beroepsgroep verwacht dat zij gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor hun regionale onderwijsarbeidsmarkt. Dit vraagt om een heldere inrichting van een governance-structuur met rollen voor schoolbesturen, opleidingen en de georganiseerde beroepsgroep. De activiteiten die worden ondernomen om de governance in te richten en de wijze waarop de beroepsgroep wordt betrokken bij de uitvoering van het plan van aanpak, zijn onderdeel van het plan van aanpak.
Alle plannen van aanpak worden door OCW gepubliceerd. Hierdoor kan er breed door alle partijen op regionaal en landelijk niveau kennis worden opgedaan en gedeeld over de verschillende aanpakken.
Indien een opleidingsschool een ontwikkelingsgerichte peer review hoort te organiseren in 2024 geldt deze verplichting ook voor de opleidingsschool binnen een onderwijsregio.
Op grond van het tweede lid zijn de deelnemende partijen verplicht om mee te werken aan in opdracht van de minister uit te voeren monitor- en evaluatieonderzoek.
Op grond van het derde lid zijn de deelnemende partijen verplicht om mee te werken aan kennisdelingsactiviteiten, zoals bijeenkomsten om kennis en inzichten op het gebied van inrichting governance of betrekken van de beroepsgroep zo breed mogelijk met elkaar te delen.
Een bestuur uit het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of een instelling van een lerarenopleiding in de onderwijsregio kan namens de deelnemende partijen als penvoerder een aanvraag indienen. De penvoerder draagt de verantwoordelijkheid voor de verdeling van de middelen.
Deze regeling geeft bestaande RAP-regio’s, die nog niet de overstap hebben gemaakt naar onderwijsregio’s de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van activiteiten in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024. RAP staat hierbij voor de regionale aanpak personeelstekort in het po, vo en mbo. De samenwerking in een RAP-regio is gericht op de aanpak van de kwantitatieve en kwalitatieve tekorten in het onderwijs.
Zoals in het Werkplan ‘Samen voor het beste onderwijs’ is opgenomen, wordt er toegewerkt naar onderwijsregio’s. Naast de huidige activiteiten van een RAP-regio die gericht zijn op de aanpak van de kwantitatieve en kwalitatieve tekorten in het onderwijs, zet een RAP-regio zich tevens in om tot een onderwijsregio te komen.
Het maximale subsidiebedrag per RAP-regio waarop aanspraak kan worden gemaakt, bedraagt het toegekende bedrag voor de eerdere RAP-subsidie voor het schooljaar 2022–2023. De subsidie waarvoor nu een aanvraag kan worden ingediend, heeft namelijk betrekking op twaalf maanden. De maximale subsidiebedragen per RAP-regio zijn opgenomen in bijlage 2 bij de subsidieregeling. Wanneer in de subsidieaanvraag uit aanvraagronde 2022 reeds één of meer mbo-instellingen in de regio deelnamen aan het plan van aanpak in het voortgezet onderwijs en in 2024 geen mbo-instellingen meer deelnemen, dan wordt het maximale subsidiebedrag met 23 procent verlaagd.
RAP-regio’s voortgezet onderwijs waar ook het middelbaar beroepsonderwijs aan deelneemt hadden namelijk de mogelijkheid om 30 procent meer aan te vragen in de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021. Als de mbo-partners geen onderdeel meer uitmaken van de aanvraag wordt deze verhoging weer teruggedraaid. Een verlaging van 23 procent van het verhoogde bedrag leidt ertoe dat het maximaal aan te vragen bedrag weer gelijk is aan het eerdere bedrag zonder de verhoging.
Door het vormen van onderwijsregio’s is het mogelijk dat een aantal besturen en vestigingen niet meer deelneemt aan de RAP-regio.
Indien in de aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk een aantal besturen en vestigingen niet meer deelneemt aan de regio en het aantal fte tussen 400 en 800 fte voor het primair onderwijs is en tussen 600 en 1.200 fte voor het voortgezet onderwijs, dan wordt het maximale subsidiebedrag voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs € 115.500 en voor voortgezet onderwijs met middelbaar beroepsonderwijs € 150.150. Indien in de aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk een aantal besturen en vestigingen niet meer deelneemt aan de regio en het aantal fte lager is dan 400 fte voor het po en lager dan 600 fte voor het vo, dan is het niet mogelijk om subsidie aan te vragen.
Het bedrag van € 115.500 is 60 procent van het basisbedrag van € 192.500 voor een RAP-regio met een minimale personeelsomvang van 800 fte voor het primair onderwijs of 1.200 fte voor het voortgezet onderwijs. Indien het middelbaar beroepsonderwijs deelneemt aan een RAP-regio in het voortgezet onderwijs wordt het bedrag verhoogd met 30 procent. Het bedrag voor een RAP-regio voortgezet onderwijs met middelbaar beroepsonderwijs komt daarmee uit op € 150.150.
Om dubbele financiering te voorkomen is het als vestiging niet mogelijk om zowel in een RAP-regio en in een onderwijsregio deel te nemen. De landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs is hier een uitzondering op, omdat tweedegraads leraren voor het groene beroepsonderwijs in het vmbo of een specifiek groen vak in het mbo, alleen worden opgeleid op de lerarenopleiding van Aeres Hogeschool in Wageningen. Als het gaat om leraren in de avo-vakken dan werkt het groen onderwijs weer samen met andere lerarenopleidingen en kunnen ze wel degelijk samenwerken met andere scholen in de regio.
Bij de aanvraag hoeft, in tegenstelling tot de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021 geen begroting te worden toegevoegd.
De activiteiten in het plan van aanpak RAP-regio zijn een voortzetting, aanvulling en of nieuwe activiteiten van het plan van aanpak, als bedoeld in artikel 30, van de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021. Het gaat dus om aanvullende en of nieuwe activiteiten en of continuering van activiteiten. Het is dus uitgesloten om activiteiten op te nemen, waar reeds subsidie voor is verstrekt.
Er wordt toegewerkt naar een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s eind 2024. Daarbij geldt dat het de voorkeur is om uiteindelijk te komen tot onderwijsregio’s over de sectoren heen. Om dit te realiseren is het belangrijk dat een RAP-regio zich inzet om te komen tot een onderwijsregio en partijen van een RAP-regio zich inzetten om alle besturen en lerarenopleidingen in de toekomstige onderwijsregio aangesloten te krijgen of vertegenwoordigd te krijgen.
Op grond van het tweede lid zijn de deelnemende partijen verplicht om mee te werken aan in opdracht van de minister uit te voeren monitor- en evaluatieonderzoek.
Op grond van het derde lid zijn de deelnemende partijen verplicht om mee te werken aan kennisdelingsactiviteiten, zoals bijeenkomsten om als RAP-regio om te vormen naar een onderwijsregio georganiseerd door de Realisatie-Eenheid. Gevraagd kan worden om kennis en inzichten zo breed mogelijk met elkaar te delen.
Een bestuur uit het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of een instelling van een lerarenopleiding in de onderwijsregio kan namens de deelnemende partijen als penvoerder een aanvraag indienen. Dit kan dezelfde penvoerder zijn, die de aanvraag uit aanvraagronde 2023, als bedoeld in paragraaf 5, van de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021 zijn heeft ingediend. De penvoerder kan ook worden gewijzigd.
Hoofdstuk 4 beschrijft de subsidie voor opleidingsscholen. Dit hoofdstuk bevat de essentiële elementen van de oude Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 zodat ook onder deze nieuwe regeling een mogelijkheid bestaat voor het aanvragen van een tegemoetkoming door aspirant-opleidingsscholen en opleidingsscholen voor kalenderjaar 2024. De subsidie kan worden aangevraagd door aspirant-opleidingsscholen of opleidingsscholen die (nog) geen deel uitmaken van een onderwijsregio. De vaste voet en het budget per student en zij-instromer samen opleiden blijft gelijk om groei binnen opleidingsscholen te stimuleren, ook wanneer zij nog geen deel zijn van een onderwijsregio. Dit is alleen anders als het aantal studenten en zij-instromers minder dan 60 bedraagt.
Aspirant-opleidingsscholen en opleidingsscholen kunnen op basis van deze regeling subsidie aanvragen voor het kalenderjaar 2024. In dit artikel is toegelicht voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt, waaronder activiteiten die zijn gericht op de vorming van een onderwijsregio.
Het vaste subsidiebedrag en het subsidiebedrag per student zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in de Regeling tegemoetkoming kostenopleidingsscholen 2019.
De aspirant-opleidingsscholen die in 2022 zijn gestart hebben op basis van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 voor de schooljaren 2022–2023 en 2023–2024 subsidie toegekend gekregen van € 250.000 per schooljaar. Deze aspirant-opleidingsscholen kunnen voor de periode augustus 2024 tot en met december 2024 in aanmerking komen voor subsidie op basis van deze regeling. Dit zijn vijf maanden. Dit komt overeen met vijf twaalfde deel van het subsidiebedrag. Dit is in lijn met de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019.
Door het vormen van onderwijsregio’s is het mogelijk dat een aantal vestigingen geen onderdeel meer uitmaakt van de (aspirant-)opleidingsschool die eerder op grond van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 subsidie heeft ontvangen als (aspirant-)opleidingsschool voor het opleiden van toekomstige leraren op de werkplek. Indien dit betekent dat het aantal studenten dat wordt opgeleid op de vestigingen van de (aspirant-)opleidingsschool tussen de 30 en 60 telt in schooljaar 2022–2023, bedraagt het vaste subsidiebedrag € 60.000. Als het aantal studenten minder dan 30 telt in schooljaar 2022–2023 dan ontvangt de (aspirant-)opleidingsschool geen vaste voet, zoals omschreven in artikel 20, eerste lid, onderdeel a.
Het vijfde lid bevat een regeling die bepaalt hoe het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld als het subsidieplafond wordt bereikt.
De aspirant-opleidingsscholen en opleidingsscholen kunnen een subsidieaanvraag doen via het digitale aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op de website van DUS-I. Dit is anders dan onder de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 waar de aanmelding bij DUO gebeurde. Bij de aanvraag worden niet alleen de aantallen studenten en zij-instromers opgegeven, maar wordt ook een lijst gevoegd van deelnemende besturen en vestigingen van de desbetreffende opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool met per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in RIO en per vestiging het in RIO geïdentificeerde nummer van de desbetreffende opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool.
Om dubbele bekostiging van activiteiten te voorkomen is het als vestiging niet mogelijk om tegelijkertijd onderdeel te zijn van een aspirant-opleidingsschool of een opleidingsschool en van een onderwijsregio. De landelijke onderwijsregio voor het groen onderwijs is hier een uitzondering op.
In het geval een vestiging wel deel uitmaakt van een aanvraag van een (aspirant-)opleidingsschool en een onderwijsregio zal DUS-I contact opnemen met de betreffende penvoerders om te bepalen binnen welke aanvraag de vestiging deelneemt.
In 2024 worden de aspirant-opleidingsscholen die in 2020 zijn gestart als aspirant-opleidingsschool beoordeeld op hun basiskwaliteit door de Minister. De minister vraagt hiervoor advies aan de commissie beoordelingsgerichte peer review. In bijlage 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 zijn de criteria opgenomen aan de hand waarvan de beoordelingsgerichte peer review plaatsvindt. Het gevolg van een voldoende beoordeling is dat de aspirant-opleidingsschool vanaf dat moment wordt aangewezen als opleidingsschool en daarmee het predicaat krijgt dat het voldoet aan de basiskwaliteit. Indien de aspirant-opleidingsschool een onvoldoende beoordeling krijgt, voldoet de aspirant-opleidingsschool niet aan de basiskwaliteit en krijgt deze aspirant-opleidingsschool niet het predicaat van opleidingsschool.
Dit hoofdstuk heeft enkel betrekking op het kalenderjaar 2024. Dat betekent dat niet vooruit kan worden gelopen op de regeling onderwijsregio’s in 2025 en daarmee de beoordeling van aspirant-opleidingsscholen die in 2021 en in 2022 zijn gestart als aspirant-opleidingsschool. Dit geldt ook voor de aspirant-opleidingsschool waarvan de basiskwaliteit in het voorjaar van 2023 als onvoldoende is beoordeeld. Deze aspiranten komen voor het kalenderjaar 2024 in aanmerking voor subsidie op basis van dit hoofdstuk.
Op grond van het tweede lid zijn de deelnemende partijen verplicht om mee te werken aan in opdracht van de minister uit te voeren monitor- en evaluatieonderzoek.
Op grond van het derde lid zijn de deelnemende partijen verplicht om mee te werken aan kennisdelingsactiviteiten, zoals bijeenkomsten om als opleidingsschool om te vormen naar een onderwijsregio georganiseerd door de Realisatie-Eenheid. Gevraagd kan worden om kennis en inzichten zo breed mogelijk met elkaar te delen.
In dit artikel worden de samenstelling, taken, ondersteuning en werkzaamheden van de commissie beoordelingsgerichte peer review geregeld. De leden en de voorzitter van de commissie beoordelingsgericht peer review worden benoemd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De subsidie wordt verstrekt voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024. De subsidieontvangers dienen de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uiterlijk op 31 december 2024 te hebben afgerond.
Gekozen is voor het verantwoordingsmodel G1 om de administratieve lasten te beperken met een aangepaste systematiek wat betreft de wijze van geldverstrekking.
In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling wordt de subsidie niet direct vastgesteld, maar krijgen de subsidieontvangers de subsidie bevoorschot tot 100% van het verleende subsidiebedrag. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.
Op verzoek van de minister toont de penvoerder aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt ook zijn verricht, en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden. Indien blijkt dat de subsidiabele activiteiten niet of slechts deels zijn uitgevoerd, wordt de subsidie met inachtneming van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht lager vastgesteld. Het teveel ontvangen bedrag wordt in dat geval teruggevorderd.
De minister zal een steekproef uitvoeren op grond van het zesde lid van dit artikel. De aanvrager toont in het kader van de steekproef op verzoek van de minister aan dat de activiteiten zoals opgenomen in het plan van aanpak RAP-regio of het plan van aanpak Onderwijsregio waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. In het plan van aanpak RAP-regio of het plan van aanpak Onderwijsregio is opgenomen op welke wijze de realisatie van de doelen wordt gevolgd en vastgesteld. Aan de hand van deze in het plan van aanpak opgenomen werkwijze kan worden aangetoond dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen. Tevens zal de aanvrager in het kader van de steekproef het aantal studenten en zij-instromers dat is opgegeven in de aanvraag subsidie onderwijsregio en in de aanvraag subsidie opleidingsschool moeten verantwoorden door middel van de bijgehouden administratie.
Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-24813.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.