Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 30 augustus 2023, nr. WJZ/ 34510498, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op artikel 3.42 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 vervalt onderdeel d onder verlettering van onderdeel e tot d.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘vindt’ vervangen door ‘is’.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt een termijn van drie maanden na inwerkingtreding van dit artikellid voor de aanmelding van de in de periode van 1 januari 2023 tot de inwerkingtreding van dit artikellid aangegane verplichtingen of de gemaakte voortbrengingskosten ter zake van:

    • a. een investering in een of meer voorzieningen als bedoeld in artikel 1 van de bijlage bij deze regeling, waarvoor ook subsidie is verleend op grond van titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies; of

    • b. een investering als bedoeld in artikel 1, onderdeel F, onder 2.1.B., 2.1.G. of 3.1.A., van de bijlage bij deze regeling.

C

Artikel 1 van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, subonderdeel 3.2.A, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1 wordt ‘bedrijfsgebouwen’ vervangen door ‘gebouwen’.

b. In subonderdeel 2 vervalt het derde opsommingsteken en de daarachter geplaatste zinsnede ‘systemen die ook woningen verwarmen niet in aanmerking komen;’.

2. Onderdeel E wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 3.1.B, onder 2, wordt in de zinsnede achter het tweede opsommingsteken na ‘waterkracht, en energie uit’ ingevoegd ‘biomassa,’.

b. In subonderdeel 3.1.C, onder 2, wordt in de zinsnede achter het derde opsommingsteken, na ‘waterkracht en energie uit’ ingevoegd ‘biomassa’.

3. Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:

a. Na subonderdeel 2.1.A wordt, onder vernummering van de subonderdelen 2.1.B tot en met 2.1.F tot 2.1.C tot en met 2.1.G, een subonderdeel ingevoegd luidende:

2.1.B.

  • 1. Warmte- en/of koudenet voor het uitkoppelen bij de bron en het transporteren van warmte of koude voor het verwarmen of koelen van gebouwen en/of processen, en bestaande uit: warmte- of koudetransportleiding, (eventueel) warmtewisselaar bij de warmte- of koudebron, (eventueel) warmte- of koudedistributienet, (eventueel) warmtewisselaar tussen warmte- of koudedistributienet en afgiftenet, (eventueel) afleverset, (eventueel) absorptiekoelmachine.

  • 2. Hierbij geldt dat:

    • onder warmte- of koudenet wordt verstaan: combinatie van verbonden leidingen met bijbehorende installaties en overige hulpmiddelen voor het transport van warmte en/of koude tot en met een afleverset. Een inpandige warmte- of koudedistributienet, installaties en hulpmiddelen in een gebouw waarbij geen sprake is van afleversets vallen niet onder de definitie van warmte- of koudenet; onder een afleverset wordt verstaan: de verbinding tussen het warmte- of koudedistributienet van een warmteleverancier en het afgiftenet van een eindgebruiker. Deze set bevat een warmtewisselaar, apparatuur voor druk- en/of temperatuurregeling, bemetering en de behuizing waarin deze apparatuur is ondergebracht.

    • het afgiftenet niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt;

    • het systeem voor tenminste 70% van de energie-inhoud gebruik dient te maken van warmte uit een van de volgende bronnen: warmte-kracht-koppeling (WKK) gevoed door biomassa of groengas, afvalwarmte, afvalverbrandingsinstallaties, hernieuwbare energiebronnen, restwarmte uit processen, power to heat, warmte- koudeopslag (WKO);

    • onder een warmte- of koudetransportleiding wordt verstaan: leiding tussen warmte- of koudebron en het punt waar wordt overgegaan naar een lokale verdeling naar eindgebruikers;

    • onder een warmte- of koudedistributienet wordt verstaan: leidingnet voor de uitkoppeling vanaf de transportleiding ten behoeve van een lokale verdeling naar de eindgebruikers;

    • onder een afgiftenet wordt verstaan: leidingnet en installatieonderdelen ten behoeve van warmte- of koudeafgifte binnen het gebouw van de eindgebruiker;

    • onder biomassa wordt verstaan: materiaal dat voor wat betreft de massa van de brandbare componenten geheel of nagenoeg geheel bestaat uit koolstofverbindingen afkomstig uit een korte CO2-cyclus, waarbij geldt dat de eventueel in het materiaal aanwezige koolstofverbindingen afkomstig uit een lange CO2-cyclus onvermijdelijk in het materiaal aanwezig zijn. Hierbij mag geen sprake zijn van bijstook van kunststoffen of bijmenging van kunststoffen. De volgende materiaalstromen worden aangemerkt als biomassa:

      • houtafval, sloophout, snoeihout, dunningshout en andere houtachtige stromen;

      • stro, bermmaaisel, riet, mest en overige agrarische residuen;

      • residuen van de papierindustrie, mits deze geen kunststoffen bevatten;

      • oud papier en karton;

      • steekvast papierslib of steekvast rioolwaterzuiveringsslib;

      • organische residuen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie.

    • onder afvalwarmte wordt verstaan: warmte die in de bestaande situatie niet nuttig wordt aangewend;

    • onder hernieuwbare energiebronnen wordt verstaan: windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas;

    • onder restwarmte wordt verstaan: onvermijdelijke warmte of koude die als bijproduct in industriële of elektriciteitsopwekkingsinstallaties wordt opgewekt, die ongebruikt terecht zou komen in lucht of water zonder verbinding met een stadsverwarmings- of -koelingssysteem; en

    • onder power to heat wordt verstaan: conversie van overtollige elektriciteit naar warmte met een elektrisch vermogen.

b. In subonderdeel 2.1.F (nieuw), onder 2, wordt in de zinsnede achter het eerste opsommingsteken, na ‘waterkracht, en energie uit’ ingevoegd ‘biomassa’.

c. In subonderdeel 2.1.G (nieuw), onder 2, vervalt het tweede opsommingsteken en de daarachter geplaatste zinsnede ‘systemen die deels of geheel gevoed worden met warmte uit afvalverbrandingsinstallaties, elektriciteitscentrales of biomassacentrales niet in aanmerking komen;’.

d. In subonderdeel 2.1.G (nieuw), onder 2, wordt in de zin achter het zevende opsommingsteken (nieuw) na ‘waterkracht, en energie uit’ ingevoegd ‘biomassa,’.

e. Na subonderdeel 2 wordt, onder vernummering van subonderdeel 3 tot 4 en van subonderdeel 3.1.A tot 4.1.A, een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  • 3. Afvang en opslag van CO2 door:

    • 3.1.A. CO2-afvang voor permanente opslag door het afscheiden, terugwinnen, transporteren en opslaan van CO2 uit rookgassen of andere gasstromen, en bestaande uit: CO2-reinigingsapparatuur, CO2-compressor, transportleiding naar de opslaglocatie, (eventueel) wasser, (eventueel) droger, (eventueel) koeling, (eventueel) CO2-buffer voor tijdelijke opslag, (eventueel) kosten voor gereedmaking van de aquifer of reservoir.

f. In subonderdeel 4.1.A (nieuw), onder 2, vervalt het achtste opsommingsteken en de daarachter geplaatste zinsnede ‘de bijdrage aan de emissiereductie van investeringen in de afvang en opslag van CO2 wel mag worden meegenomen, maar dat deze investeringen niet onder deze code in aanmerking komen;’.

g. In subonderdeel 4.1.A (nieuw), onder 2, wordt in de zinsnede achter het achtste opsommingsteken (nieuw) na ‘per jaar’ ingevoegd ‘van de gemelde technische voorziening’.

D

Artikel 2 van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid wordt na ‘opslaan van omgevingswarmte’ ingevoegd ‘en biomassa’.

2. In het negende lid, onderdeel f, wordt ‘2.1.F. en 3.1.A.’ vervangen door ‘2.1.G., 3.1.A en 4.1.A.’.

3. In het elfde lid wordt ‘2.1.B.’ vervangen door ‘2.1.C.’.

4. In het twaalfde lid wordt ‘3.1.A.’ vervangen door ‘4.1.A.’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 augustus 2023

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

De energie-investeringsaftrek (EIA) biedt ondernemers die investeren in energiebesparende bedrijfsmiddelen, of onderdelen daarvan, een fiscaal voordeel. De EIA richt zich op:

  • 1. het stimuleren van investeringen in technisch bewezen bedrijfsmiddelen die energie besparen ten opzichte van het energieverbruik van de in de markt gangbare bedrijfsmiddelen;

  • 2. het stimuleren van investeringen in de vervanging van bestaande bedrijfsmiddelen door energie-efficiëntere bedrijfsmiddelen.

Op 1 januari 2023 trad de jaarlijkse wijziging van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 (hierna: uitvoeringsregeling) inclusief de aangepaste bijlage (de energielijst) voor 20231 in werking. De intentie was specifiek drie opties uit de energielijst niet langer in aanmerking te doen komen voor de EIA vanuit de gedachte dat ondersteuning reeds via andere wegen plaatsvond. Het ging ten eerste om de stimulering van energiebesparingsopties in de sector glastuinbouw waarvoor ook de subsidiemodule Energie-efficiënte glastuinbouw in titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (EG-module) openstaat, ten tweede om de stimulering van warmte- en koudenetten, en ten derde om de stimulering van de afvang en opslag van CO2. Uit marktsignalen is echter gebleken dat een te rigoureuze beëindiging van deze opties direct nadelig uitwerkt op de businesscase van relevante projecten waardoor de noodzakelijke verduurzaming op korte termijn belemmerd zou kunnen worden. Deze effecten werden niet ten volle voorzien. Het kabinet heeft daarom besloten de betrokken opties alsnog weer in aanmerking te doen komen voor de EIA.

De uitvoeringsregeling wordt zodanig aangepast dat maatregelen genomen tussen 1 januari 2023 en de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling alsnog kunnen worden aangemeld binnen een termijn van drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. Dit is in afwijking van de normale aanmeldingstermijn van drie maanden vanaf het moment bepaald in artikel 3, eerste lid, van de uitvoeringsregeling. Voor ondernemers die deze maatregelen nog niet genomen hebben in 2023, maar ze alsnog wensen te nemen na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, geldt de reguliere aanmeldtermijn, als bepaald in artikel 3, eerste lid, van de uitvoeringsregeling.

2. Notificatie

Een ontwerp van de in paragraaf 1 genoemde wijziging van de uitvoeringsregeling is op 15 augustus 2023 onder notificatienummer 2023/0502/NL voorgelegd aan de Europese Commissie ingevolge Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241). De Europese Commissie heeft medegedeeld dat de kennisgeving betrekking heeft op technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, tweede alinea, punt iii, van Richtlijn (EU) 2015/1535. Voor deze kennisgeving geldt geen stand-still-periode(artikel 7, vierde lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535).

3. Caribisch Nederland

Voor de goede orde zij erop gewezen dat de energie-investeringsaftrekregeling voor zowel Aruba, Curaçao, Sint Maarten als Bonaire, Sint Eustatius en Saba in een afzonderlijke ministeriële regeling (de Uitvoeringsregeling investeringsaftrek Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES eilanden 2010) van toepassing is verklaard. In artikel 3 van die regeling is bepaald dat als energie-investeringen worden aangewezen de investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan die zijn opgenomen in bijlage I bij de uitvoeringsregeling. De vastgestelde energielijst voor 2023 is daarmee onverkort van toepassing in Caribisch Nederland.

4. Regeldruk

Met deze regeling worden de bedrijfsmiddelen aangewezen die in aanmerking komen voor energie-investeringsaftrek. De aanmeldingsprocedure zelf blijft ongewijzigd. De uitvoerder van deze regeling is de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO). RVO maakt de energielijst jaarlijks kenbaar in een brochure voor ondernemers zodat de kennisnamekosten voor ondernemers zo laag mogelijk worden gehouden. Zij zullen de ondernemers ook op de hoogte stellen van deze wijziging van de uitvoeringsregeling. Uit deze wijzigingsregeling volgt daarom geen wijziging in de regeldrukkosten voor bedrijven. Het aantal aanvragen zal door deze wijzigingsregeling wel iets oplopen. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) adviseert om bij de reguliere aanpassing van de Uitvoeringsregeling per 1 januari 2024 de regeldruk voor de gehele EIA-regeling opnieuw in beeld te brengen.

5. Vast verandermoment

Deze regeling treedt niet in werking op een vast verandermoment. In dit geval is het in het voordeel van de betrokken ondernemingen om de wijziging van de regeling zo snel mogelijk in werking te laten treden. Zo kunnen zij zo snel mogelijk gebruik maken van de energie-investeringsaftrek met betrekking tot de betrokken maatregelen. Er wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden omdat de doelgroepen gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding. Het systeem van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn staat deze uitzondering toe.

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Met de wijziging van de uitvoeringsregeling per 1 januari 2023 verviel de mogelijkheid om een beroep op de EIA te doen indien men gebruik maakte van de EG-module. Met de onderhavige wijziging van de uitvoeringsregeling kunnen investeringen waarvoor op grond van de EG-module subsidie is verleend, ook kwalificeren als energie-investeringen als bedoeld in artikel 3.42, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel I, onderdeel B

Voor maatregelen genomen tussen 1 januari 2023 en de datum van inwerkingtreding van deze regeling geldt dat ze alsnog kunnen worden aangemeld binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze regeling. Dit is in afwijking van de in artikel 3, eerste lid, van de uitvoeringsregeling bepaalde termijn. Hierdoor kunnen de investeringen die vanaf 1 januari 2023 zijn gepleegd ten aanzien van de toegevoegde categorieën waar deze wijziging op ziet alsnog binnen de gestelde termijn worden aangemeld bij de RVO. Deze aanmeldingen kunnen dan op dezelfde wijze worden betrokken bij de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2023 als de andere aanmeldingen onder de uitvoeringsregeling.

Artikel I, onderdeel C

Onderdeel C betreft de wijziging van artikel 1 van de bijlage van de uitvoeringsregeling.

1. Onderdeel A. Energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen

Door ‘bedrijfsgebouwen’ te vervangen door ‘gebouwen’ wordt de maatregel breder toepasselijk. De regel dat systemen die ook woningen verwarmen niet in aanmerking komen voor EIA wordt geschrapt. Hierdoor komen deze systemen weer in aanmerking voor de EIA.

2. Onderdeel E. Balanceren van energie in de energie-infrastructuur

In onderdeel E wordt biomassa wederom ingevoegd in subonderdelen 3.1.B en 3.1.C., om zo energie uit biomassa aan te merken als een hernieuwbare energiebron in de categorie ‘Power to heat’. Tot en met 2022 was dit al het geval.

3. Onderdeel F. Energietransitie en CO2-emissiereductie

De omschrijving voor warmte- en koudenetten is weer opgenomen, omdat bleek dat voor deze techniek – ondanks andere vormen van ondersteuning – ook stimulering vanuit de EIA benodigd is.

Met de wijziging van de uitvoeringsregeling per 1 januari 2023 verviel de ondersteuning voor het benutten van warmte uit afvalverbrandingsinstallaties (avi’s) en houtige biomassa. Recent bleek echter dat het gewenst is dat ondersteuning door de EIA in 2023 behouden blijft. Hiervoor zijn de desbetreffende omschrijvingen weer in de Energielijst geplaatst.

De investeringsoptie CO2-afvang voor permanente opslag is weer opgenomen, omdat de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) niet alle investeringen in deze techniek ondersteunt.

In onderdeel F wordt, net als in onderdeel E, biomassa wederom aangemerkt als een hernieuwbare energiebron.

Artikel I, onderdeel D

Onderdeel D betreft de wijziging van artikel 2 van de bijlage van de uitvoeringsregeling. Biomassa wordt hier erkend als duurzame energiebron. Tot en met 2022 was dit ook al het geval.

Artikel II

De regeling treedt ingevolge artikel II de dag na publicatie in de Staatscourant in werking. Op grond van artikel 3, derde lid, van deze regeling is zij van toepassing op verplichtingen die zijn aangegaan of voortbrengingskosten die zijn gemaakt op of na 1 januari 2023.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 10 december 2022, nr. WJZ/ 22556163, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 (vaststelling Energielijst 2023) (Stcrt. [2023, 33779])

Naar boven