Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 23 augustus 2023, nr. 2023-0000494750, tot wijziging van de Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen vanwege verlenging van de regeling en toevoeging van een nieuw cohort

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op de artikelen 2:29, eerste lid, en 3:49, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 32c, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt voor het cohort van:

  • a. 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2024: € 13,3 miljoen;

  • b. 1 januari 2022 tot en met 31 juli 2025: € 13,3 miljoen;

  • c. 1 januari 2023 tot en met 31 juli 2026: € 13,3 miljoen;

  • d. 1 januari 2024 tot en met 31 juli 2027: € 14,2 miljoen.

B

In artikel 4, tweede lid, wordt ‘dat na afronding van de door de scholingsinstelling verzorgde scholing een dienstbetrekking aangaat’ vervangen door ‘dat naar verwachting na afronding van de door de scholingsinstelling verzorgde scholing een dienstbetrekking aangaat’.

C

In artikel 15, tweede lid, wordt ‘1 januari 2024’ vervangen door ‘1 januari 2028’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Aanleiding

Deze wijzigingsregeling betreft een aanpassing van de Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (hierna: ESB-regeling of regeling). De regeling loopt eind 2023 af en wordt met deze wijzigingsregeling voor de periode van 2024 – 2027 gecontinueerd.

Aanleiding voor de verlenging is dat een evaluatie van de regeling1 laat zien dat er op dit moment nog geen alternatieven zijn waarmee jongeren die vallen onder de ESB-regeling op goede wijze kunnen worden ondersteund. Ook blijkt dat de regeling effectief is in het opleiden en naar werk begeleiden van jongeren die onder de regeling vallen. Zo sluit meer dan negentig procent van de jongeren die deelnemen aan een ESB-traject het traject af met een onderwijskwalificatie. Zestig procent van die deelnemers wordt vervolgens duurzaam geplaatst in een baan. Dit is conform de subsidievoorwaarden van de ESB-regeling. Ook geven jongeren, ouders en andere betrokkenen zoals gemeenten, mbo-instellingen en werkgevers aan tevreden te zijn over de ESB-dienstverlening. Zij ervaren dat de kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt na afloop van een ESB-traject aanzienlijk worden vergroot. De combinatie van het individuele maatwerk dat binnen de ESB-trajecten geboden wordt en de samenhang van scholing, zorg en arbeidstoeleiding binnen de trajecten is hierbij doorslaggevend.

2. Inhoud regeling

2.1 Doel ESB-regeling

De ESB-regeling bestaat sinds 2006 en is bedoeld voor jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen, die niet vanuit het reguliere onderwijs de stap naar werk kunnen zetten. Het gaat om jongeren die 18 jaar of ouder zijn en die geen diploma hebben op minimaal mbo-2-niveau.

Het zijn jongeren die zich kenmerken door een stapeling van uitdagingen die de afronding van hun schoolloopbaan in de weg staan. Bijvoorbeeld omdat zij een combinatie van een psychische aandoening en gedragsproblematiek hebben. Of omdat zij wegens een fysieke beperking te maken hebben met een onvoorspelbare belastbaarheid. Deze jongeren vallen veelal uit in het reguliere onderwijs omdat zij niet om kunnen gaan met de zelfstandigheid die van hen wordt verwacht of de drukke schoolomgeving te veel prikkels bevat. Het lukt dan niet altijd om voor deze jongeren tot goede ondersteuning te komen zodat zij hun schoolloopbaan afronden en vervolgens de stap kunnen zetten naar werk. Via de ESB-regeling wordt passende ondersteuning wél mogelijk gemaakt. De regeling geeft jongeren toegang tot een specialistisch traject (een ESB-traject) waarin met een individuele aanpak scholing en arbeidstoeleiding worden gecombineerd. Hierbij worden aan jongeren met beperkte kansen op de arbeidsmarkt, tóch kansen geboden om een beroepsopleiding af te ronden en te werken op een baan dat bij ze past.

ESB-trajecten waar jongeren aan deelnemen duren maximaal 3 jaar en 7 maanden en worden op dit moment uitgevoerd door vier scholingsinstellingen: Bartiméus, EEGA, Heliomare en Pluryn. Voor deze scholingsinstellingen gelden via de subsidievoorwaarden resultaatafspraken over opleiding en plaatsing in een baan: negentig procent van de deelnemers behaalt een kwalificatie, zestig procent van deze deelnemers wordt vervolgens in arbeid geplaatst. Het maximaal beschikbare subsidiebedrag per cohort is ten minste € 13,3 miljoen euro. De definitieve hoogte van het maximale subsidiebedrag voor het cohort dat start in jaar t+1 wordt jaarlijks in oktober van jaar t vastgesteld (zie ook 2.4 indexering). Hiermee kunnen de scholingsinstituten ongeveer 240 jongeren via een traject ondersteunen. Het einddoel is altijd om jongeren duurzaam aan het werk te helpen.

2.2 Voornaamste uitkomsten evaluatie: meerwaarde

De evaluatie van de ESB-regeling laat zien dat de scholingsinstellingen die de ESB-trajecten uitvoeren, goede resultaten behalen als het gaat om de scholing en plaatsing van de doelgroep. Van de instroom in de ESB-regeling sluit meer dan negentig procent van de jongeren het traject af met een kwalificatie. Zestig procent van die deelnemers wordt vervolgens duurzaam geplaatst in een baan. Dit is conform de subsidievoorwaarden van de ESB-regeling. Ook geven jongeren, ouders en andere betrokkenen zoals gemeenten, mbo-instellingen en werkgevers aan tevreden te zijn over de ESB-dienstverlening. Zij ervaren dat de kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt na afloop van een ESB-traject aanzienlijk worden vergroot. De combinatie van het individuele maatwerk dat binnen de ESB-trajecten geboden wordt en de samenhang van scholing, zorg en arbeidstoeleiding binnen de trajecten is hierbij doorslaggevend.

2.3 Alternatieven

Hoewel er door gemeenten en het onderwijs de afgelopen jaren vooruitgang is geboekt om onderwijs, zorg en arbeidstoeleiding goed aan elkaar te verbinden, lukt het niet altijd om jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen adequaat te ondersteunen. Dit komt omdat de jongeren die vallen onder de ESB-regeling behoefte hebben aan specialistische begeleiding en maatwerk in een kleine setting. Hun ondersteuning vraagt om een hoge mate van integraliteit, zodat hun problemen op verschillende leefgebieden in samenhang kunnen worden aangepakt. Het reguliere mbo, dat voor veel jongeren de alternatieve opleider is, kan hier niet of slechts bij uitzondering in voorzien als het om deze specifieke groep jongeren gaat. Er is dus nog geen dekkend alternatief voor de ESB-doelgroep in de reguliere ondersteuningsnetwerken van gemeenten. Het blijft daarom nodig om via de ESB-regeling de baankansen van jongeren te vergroten. Om die reden wordt de regeling voor de duur van vier jaar verlengd. Omdat de afgelopen jaren bij verlengingen steeds van perioden van vier jaar is uitgegaan, is die periode ook voor de huidige verlenging van deze termijn gekozen. Daarnaast verwachten betrokken partijen niet dat binnen korte termijn er bestendige en structurele alternatieven beschikbaar zullen zijn. Ten slotte wordt de komende tijd bezien of voor de lange termijn een wettelijke grondslag nodig is om de ESB-ondersteuning voor jongeren op een goede manier te bestendigen. Ook in verband met de voorbereidingstijd die hiervoor nodig is, wordt de looptijd van de regeling met vier jaar verlengd.

2.4 Indexering

De afgelopen jaren is het subsidieplafond van de ESB-subsidie niet gemuteerd wegens prijsinflatie en loonkostenontwikkeling. Er heeft dus geen indexatie plaatsgevonden. Met de verlenging van de regeling wordt het subsidieplafond wel geïndexeerd. Het bedrag voor 2024 is € 14,2 miljoen.

De systematiek van artikel 3 is aangepast aan de wijze waarop de hoogte van het subsidieplafond per cohort de afgelopen jaren al werd vastgesteld. Dat gebeurde de afgelopen jaren jaarlijks voor het gehele cohort, terwijl als uitgangspunt nog in de regeling stond dat het plafond één keer per vier jaar werd vastgesteld. Dat is met deze regeling aangepast. Jaarlijkse vaststelling van de hoogte van het subsidieplafond per cohortjaar biedt de mogelijkheid voor loonprijscompensatie.

Dit betekent dat uiterlijk op 1 oktober van het jaar t het subsidieplafond vastgesteld wordt voor het cohort dat start in jaar t+1. Dat gebeurt middels een wijziging van de regeling.

3. Verhouding tot hoger recht

Staatssteun

De ESB-regeling is gericht op het scholen en begeleiden naar werk van een heel specifieke doelgroep. Hoewel de regeling open staat voor alle opleidingsinstituten die ESB-trajecten kunnen aanbieden, vragen in de praktijk maar vier instellingen subsidie aan, nu er (al jaren) geen anderen zijn die ESB-trajecten kunnen aanbieden vanwege het zeer specialistische karakter. Afhankelijk van de jongeren die zich voor het volgen van het ESB-traject melden bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), meestal via gemeenten en mede afhankelijk van het beschikbare subsidiebedrag, worden de aanvragen door UWV gehonoreerd. Alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed op basis van de ESB-regeling. Uit de evaluatie van de regeling blijkt dat de uitgevoerde ESB-trajecten voor de scholingsinstituten soms nauwelijks kunnen worden uitgevoerd met het per traject verleende subsidiebedrag. Er is dus feitelijk geen sprake van een zogenoemd verdienmodel en dus (ook) niet van een economisch voordeel voor de aanvragers.

De activiteiten zijn niet economisch van aard, er is namelijk geen sprake van marktwerking. Deze regeling is opgesteld ter uitvoering van overheidstaken van de Minister, gemeenten en het UWV. Gelet op deze zeer specifieke doelgroep en de specialistische combinatie van het opleiden en naar werk begeleiden van deze jongeren, is deze subsidieregeling vooralsnog zeer noodzakelijk. Dat blijkt ook uit voornoemde evaluatie. Het is zeer onwaarschijnlijk dat scholingsinstituten uit een andere lidstaat ESB-trajecten gaan aanbieden en daarvoor subsidie aanvragen, mede gelet op alle medische en psychisch/sociale randvoorwaarden waaraan deze trajecten moeten voldoen om succesvol te kunnen zijn. Er is geen sprake van vervalsing van de mededinging en een ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten door subsidieverlening op grond van deze regeling. Dit betekent dat er geen sprake is van staatssteun bij verlening van subsidie op grond van deze regeling.

4. Verhouding tot nationale regelgeving

Artikel 4.10 van de Comptabiliteitswet 2016 schrijft voor dat in subsidieregelingen als bedoeld in het eerste lid van dat artikel een horizonbepaling moet staan. Dat is een tijdstip waarop de regeling vervalt. Wordt dat tijdstip gewijzigd, dan wordt de betreffende wijzigingsregeling niet eerder vastgesteld dan 30 dagen nadat het ontwerp van die subsidieregeling schriftelijk ter kennis is gebracht van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Dat volgt uit artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Indien binnen die termijn van 30 dagen ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van de Tweede Kamer nadere inlichtingen vraagt, wordt de subsidieregeling niet vastgesteld dan 14 dagen nadat de inlichtingen zijn verstrekt.

Op 13 juni 2023 is deze subsidieregeling aan de Tweede Kamer overgelegd. Hier is geen reactie uit gekomen.

5. Uitvoering

Met de verlenging van de ESB-regeling wordt de huidige uitvoeringspraktijk gecontinueerd. De verlenging van de regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

6. Financiële gevolgen

De wijzigingen hebben geen financiële gevolgen voor de SZW-begroting. Voor de ESB-regeling was al structureel budget gereserveerd.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023, om scholingsinstituten voldoende tijd te bieden om zich op deze wijziging voor te bereiden. Daarmee wordt voldaan aan de vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Uitgangspunt daarvan is dat ministeriële regelingen op de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Omdat het eerstvolgende cohort start op 1 januari 2024 en aanvragen ingevolge artikel 6, vijfde lid, van de regeling uiterlijk op 1 november 2023 moeten zijn ingediend, wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Regioplan beleidsonderzoek, Evaluatie ESB-regeling, Amsterdam, 23 augustus 2022. Deze evaluatie zal te vinden zijn op www.rijksoverheid.nl/documenten.

Naar boven