Wijziging Inkomstenregeling militairen

18 augustus 2023,

Nr. BS/2023021446

De Staatssecretaris van Defensie

Gelet op:

Het artikel 15b van het Inkomstenbesluit militairen

Besluit:

ARTIKEL I

De Inkomstenregeling militairen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a Maatregel in verband met verminderd pensioenvooruitzicht

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    actuariële factor:

    de actuariële factor, zoals vermeld in de lijst van actuariële factoren in tabel 27, die geldt voor de militair op basis van zijn actuele leeftijd op het berekeningsmoment;

    berekeningsgrondslag eindloon:

    het pensioengevend inkomen eindloon verminderd met de overhevelingstoeslag ingevolge artikel 17.3.1 van het pensioenreglement militairen 2018 en tot het maximum pensioengevend salaris;

    berekeningsgrondslag middelloon:

    het pensioengevend inkomen middelloon tot het maximum pensioengevend salaris;

    berekeningsmoment:

    het transitiemoment op 1 januari 2019 en de momenten van de eerste en tweede bevordering;

    bevordering:

    de bevordering zoals bedoeld in artikel 24, 24a en 24b van het Algemeen militair ambtenarenreglement, waarbij een tijdelijke bevordering als bedoeld in artikel 24, vijfde lid, en artikel 24b, tweede lid buiten beschouwing wordt gelaten;

    compensatiebedrag:

    het berekende bedrag van het nadelig pensioenvooruitzicht vermenigvuldigd met het werkgeversdeel van 70 procent en vermenigvuldigd met de actuariële factor;

    franchise eindloon:

    de franchise in de eindloonregeling per 1 januari 2019 van € 20.100;

    franchise middelloon:

    de op basis van het pensioengevende inkomen van de militair geldende franchise in de middelloonregeling conform de pensioenregeling militairen 2019;

    geprognosticeerde AOW-leeftijd:

    de door het SVB geprognosticeerde AOW-leeftijd die van toepassing is op het moment van keuze voor de maatregel 4=4;

    maatregel 4=4:

    het leeftijdsontslag als bedoeld in artikel 39a, vijfde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement, waarbij de voor de militair geldende UGM-ingangsdatum wordt gehanteerd en een pensioeningangsdatum op de geprognosticeerde AOW-leeftijd;

    maximum pensioengevend salaris:

    de aftoppingsgrens van het pensioengevend inkomen op basis van artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 in 2019 (€ 107.593);

    maximum pensioenopbouwbedrag eindloon:

    het bedrag van € 1.449,76 zijnde het product van het pensioenopbouwpercentage eindloon (1,657%) en het verschil van het maximum pensioengevend salaris (€ 107.593) en de franchise eindloon (€ 20.100);

    maximum pensioenopbouwbedrag middelloon:

    het bedrag van € 1.758,62 zijnde het product van het pensioenopbouwpercentage middelloon (1,875%) en het verschil van het maximum pensioengevend salaris (€ 107.593) en de franchise middelloon (€ 13.800);

    nadelig pensioenvooruitzicht:

    het berekende bedrag dat het uitzichtpensioen op basis van de eindloonregeling hoger is dan het uitzichtpensioen op basis van de middelloonregeling;

    niet reguliere wijziging van een vaste toelage:

    de wijziging van de vliegtoelage als bedoeld in artikel 10, vijfde lid van de Inkomstenregeling militairen;

    nieuwe diensteinderegeling:

    het leeftijdsontslag als bedoeld in artikel 39, tweede lid, onder a van het Algemeen militair ambtenarenreglement, waarbij in dit artikel wordt uitgegaan van een UGM-ingangsdatum op de leeftijd van 63 jaar en een pensioeningangsdatum op de leeftijd van 68 jaar;

    opbouwpercentage eindloon:

    het opbouwpercentage in de eindloonregeling van 1,657%;

    opbouwpercentage middelloon:

    het op basis van het pensioengevende inkomen van de militair geldende opbouwpercentage in de middelloonregeling conform de pensioenregeling militairen 2019;

    oude diensteinderegeling:

    het leeftijdsontslag als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement, waarbij de voor de militair geldende UGM-ingangsdatum wordt gehanteerd en een pensioeningangsdatum op de leeftijd van 65 jaar;

    overhevelingstoeslag:

    de verhoging van het inkomen ingevolge artikel 3 van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen 1993, welk bedrag voor militairen tot 1 januari 2019 was bepaald in artikel 3b van het Inkomstenbesluit militairen;

    overhevelingstoeslagcorrectie:

    het bedrag dat gevonden wordt door de berekening (1 – 1,02−N) x 761,52 x 1,657%; waarbij N gelijk is aan het aantal gehele jaren tussen 1 januari 2019 en de pensioeningangsdatum;

    pensioenjaren eindloon op pensioendatum:

    het aantal ABP-pensioenjaren in de eindloonregeling op de pensioendatum, waarbij in voorkomend geval voor de militair rekening wordt gehouden met een pensioenknip en waarbij de diensttijd tijdens uitzendingen vanaf 1 januari 2020 wordt vermenigvuldigd met een factor 1,44;

    pensioenknip:

    een correctie op de pensioenjaren in de eindloonregeling ingevolge artikel 17.5.7 van het pensioenreglement militairen 2018;

    partner:

    de partner van de militair die ingevolge het ABP pensioenreglement in aanmerking komt van partnerpensioen;

    pensioengevend inkomen eindloon:

    de bezoldiging van de militair in zijn (nieuwe) rang als eindrang, dat wordt bepaald uitgaande van de voor hem geldende weddetabel per 1 januari 2019 vermeerderd met de vaste pensioengevende toelagen in de eindloonregeling zoals vermeld in artikel 23a, eerste lid van het Inkomstenbesluit militairen en conform de bedragen zoals opgenomen in de Inkomstenregeling militairen per 1 januari 2019;

    pensioengevend inkomen middelloon:

    de bezoldiging van de militair in zijn (nieuwe) rang als eindrang, dat wordt bepaald uitgaande van de voor hem geldende weddetabel per 1 januari 2019 vermeerderd met de vaste pensioengevende toelagen in de middelloonregeling conform artikel 23a, eerste lid en tweede lid onder a van het Inkomstenbesluit militairen, met uitzondering van de tijdelijke toelage loongebouw bedoeld in tabel b, onder e, en conform de bedragen zoals opgenomen in de Inkomstenregeling militairen per 1 januari 2019.

  • 2. Het pensioenopbouwbedrag eindloon wordt berekend door de berekeningsgrondslag eindloon te verminderen met de franchise eindloon en vervolgens te vermenigvuldigen met het opbouwpercentage eindloon. Vervolgens wordt het pensioenopbouwbedrag eindloon vermeerderd met de overhevelingstoeslagcorrectie.

    Indien de berekeningsgrondslag eindloon kleiner is dan € 31.158, dan wordt het in de vorige volzin bepaalde pensioenopbouwbedrag eindloon verhoogd met € 45. Het pensioenopbouwbedrag eindloon is maximaal gelijk aan het maximum pensioenopbouwbedrag eindloon (€ 1.449,76).

  • 3. Het pensioenopbouwbedrag middelloon wordt berekend door de berekeningsgrondslag middelloon te verminderen met de franchise middelloon en vervolgens te vermenigvuldigen met het opbouwpercentage middelloon. Het pensioenopbouwbedrag middelloon is maximaal gelijk aan het maximum pensioenopbouwbedrag middelloon (€ 1.758,62).

  • 4. Het uitzichtpensioen in de eindloonregeling op pensioendatum wordt berekend door het pensioenopbouwbedrag eindloon op de UGM-ingangsdatum te vermenigvuldigen met het aantal pensioenjaren eindloon op de pensioeningangsdatum, waarbij vanaf de UGM-ingangsdatum tot aan de pensioendatum voor 50% pensioentijd wordt opgebouwd.

  • 5. Het uitzichtpensioen in de middelloonregeling wordt berekend door het opgebouwde pensioen in de eindloonregeling per 1 januari 2019 en de jaarlijkse berekende pensioenopbouwbedragen middelloon vanaf 1 januari 2019 tot aan de pensioeningangsdatum, waarbij vanaf de UGM-ingangsdatum op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen tot aan de pensioendatum voor 50% pensioen wordt opgebouwd.

  • 6. Bij de bepaling van de pensioenopbouwbedragen, als bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt rekening gehouden met toekomstige reguliere salarisstijgingen (periodieken) in de rang en met de toekomstige reguliere wijzigingen van de vaste toelagen zoals vastgelegd in de tabellen van de Inkomstenregeling militairen per 1 januari 2019.

  • 7. Op het berekeningsmoment wordt voor de militair uitgaande van zijn (nieuwe) rang als eindrang en uitgaande van de nieuwe diensteinderegeling een vergelijking gemaakt van zijn uitzichtpensioen in de eindloonregeling en zijn uitzichtpensioen in de middelloonregeling. Indien de vergelijking leidt tot een negatief pensioenvooruitzicht, dan wordt het compensatiebedrag in de periode van tien jaar na het berekeningsmoment uitgekeerd als een gelijkblijvende maandelijkse uitkering.

  • 8. Bij een volgend berekeningsmoment wordt een lopende uitkering beëindigd en wordt uitgaande van de nieuwe rang, opnieuw een vergelijking gemaakt van het uitzichtpensioen in de eindloonregeling en het uitzichtpensioen in de middelloonregeling. Indien de vergelijking leidt tot een negatief pensioenvooruitzicht, wordt het nieuwe compensatiebedrag verminderd met reeds toegekende compensaties en uitgekeerd in een nieuwe periode van tien jaar als een gelijkblijvende maandelijkse uitkering.

  • 9. Indien op een berekeningsmoment de UGM-ingangsdatum binnen de periode van tien jaar ligt, wordt het compensatiebedrag in maandelijks gelijke bedragen uitgekeerd over de periode tot aan de UGM-ingangsdatum.

  • 10. Een herberekening van de vergelijking van het pensioenvooruitzicht op de berekeningsmomenten, als bedoeld in het zevende en achtste lid, vindt gedurende de uitkeringsperiode van tien jaar plaats indien:

    • a. het deeltijdpercentage van de militair wijzigt, waarbij voor de bepaling van het uitzichtpensioen op het herberekeningsmoment wordt uitgegaan van de werkelijke pensioenjaren voor het verleden en voor de toekomst wordt uitgegaan van pensioenjaren rekening houdend met het gewijzigde deeltijdpercentage;

    • b. de diensteinderegeling voor de militair wijzigt door de keuze voor de maatregel 4=4 of voor de oude diensteinderegeling;

    • c. een militair wordt uitgezonden;

    • d. sprake is van toekenning, niet reguliere wijziging of beëindiging van een vaste toelage.

  • 11. Indien na een herberekening, als bedoeld in het voorgaande lid, aanspraak bestaat op een compensatiebedrag, wordt onder aftrek van de reeds uitbetaalde compensatiebedragen een restant compensatiebedrag over de resterende maanden van de uitkeringsperiode uitbetaald.

  • 12. Indien een militair voorafgaand aan zijn UGM-ingangsdatum gebruik maakt van inverdientijd op grond van artikel 39c van het Algemeen militair ambtenarenreglement, wordt het restant aan maandelijkse uitkeringen waarop de militair nog aanspraak heeft bij zijn ontslag als een bedrag ineens uitgekeerd.

  • 13. Indien een militair binnen een uitkeringsperiode van tien jaar met ontslag gaat:

    • a. op een grond van artikel 39, tweede lid, onder c of d, onder e, ten tweede, onder f, g, i of j (onbekwaam of ongeschikt en niet verwijtbaar niet herplaatsbaar) of op grond van artikel 39 achtste lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement, wordt het restant aan maandelijkse uitkeringen, waarop de militair nog aanspraak heeft bij zijn ontslag, als een bedrag ineens uitgekeerd;

    • b. op een grond van artikel 39, eerste lid en tweede lid, onder e, ten eerste, of onder h, of onder j (onbekwaam of ongeschikt en verwijtbaar niet herplaatsbaar), of onder k, l, m of n of op grond van artikel 53 van het Algemeen militair ambtenarenreglement, stopt de maandelijkse uitkering.

  • 14. Indien een militair binnen een jaar na ontslag weer als militair in dienst treedt of na ontslag weer als militair in dienst treedt en zijn verblijf buiten Defensie gedurende de periode van zijn ontslag en herintreding voortkomt uit een vooraf vastgelegde schriftelijke overeenkomst tussen Defensie en de militair, bestaat weer aanspraak op de maatregel als bedoeld in dit artikel.

  • 15. Indien een herintredende militair, als bedoeld in het voorgaande lid, voor zijn uitdiensttreding aanspraak had op een compensatiebedrag, wordt op het moment van herintreding een herberekening van de uitzichtpensioenen gemaakt uitgaande van de op moment van herintreding van toepassing zijnde pensioenjaren eindloon en het opgebouwde middelloonpensioen. Indien:

    • a. na herberekening aanspraak bestaat op een compensatiebedrag, wordt onder aftrek van de reeds uitbetaalde compensatiebedragen een restant compensatiebedrag over de resterende maanden van de uitkeringsperiode uitbetaald;

    • b. bij herintreding sprake is van een hogere rang, wordt een compensatiebedrag bepaald uitgaande van maximaal twee rangen direct boven de rang op transitiemoment.

  • 16. Indien een militair binnen een uitkeringsperiode van tien jaar overlijdt, wordt 70 procent van het restant aan maandelijkse uitkeringen waarop de militair nog aanspraak zou hebben gehad ineens uitgekeerd aan de partner.

B

Na tabel 26 wordt de hieronder opgenomen tabel ingevoegd:

Tabel 27. Actuariële factoren (artikel 6a IRM)

Leeftijd

Actuariële factor

19

12,653

20

12,754

21

12,856

22

12,959

23

13,062

24

13,167

25

13,272

26

13,378

27

13,485

28

13,593

29

13,702

30

13,812

31

13,922

32

14,034

33

14,146

34

14,259

35

14,373

36

14,488

37

14,604

38

14,721

39

14,839

40

14,957

41

15,077

42

15,198

43

15,319

44

15,442

45

15,565

46

15,690

47

15,815

48

15,942

49

16,069

50

16,198

51

16,327

52

16,458

53

16,590

54

16,723

55

16,856

56

16,991

57

17,127

58

17,264

59

17,402

60

17,541

61

17,682

62

17,823

63

17,966

64

18,110

65

18,254

66

18,400

67

18,548

68

18,696

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris Van Defensie voor deze De Hoofddirecteur Personeel J. Legein Generaal-majoor

TOELICHTING

Per 1 januari 2019 is de pensioenregeling voor militairen gewijzigd van een eindloonregeling naar een middelloonregeling. Voor het grootste deel militairen zorgt de middelloonregeling voor een beter pensioenperspectief. Een aantal militairen krijgt door de overgang van de eindloonregeling naar de middelloonregeling per 1 januari 2019 minder pensioen.

In het arbeidsvoorwaardenakkoord Defensie 2018–2020 was al een afspraak over een ‘Maatregel in verband met verminderd pensioenperspectief’, die zijn grondslag vindt in artikel 15b van het Inkomstenbesluit militairen. Defensie en bonden hebben afspraken gemaakt over het uitvoeren van de ‘Maatregel in verband met verminderd pensioenperspectief’. Het nieuwe artikel 6a van de Inkomstenregeling militairen ziet op de uitvoering van die afspraken.

Doelgroep

De doelgroep voor wie de regeling pensioencompensatie van toepassing is, zijn de militairen behorende tot het beroepspersoneel en in dienst op 31 december 2018 en op 1 januari 2019. Ingevolge artikel 1, tweede lid van het Inkomstenbesluit militairen worden tot de doelgroep ook gerekend degenen die op de genoemde data waren aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger werkzaam te zijn.

Om het eventueel nadelig pensioenvooruitzicht te bepalen wordt, voor iedere militair uit de doelgroep, door middel van een individuele berekening, vastgesteld tot welk verschil in uitzichtpensioen de eindloonregeling en middelloonregeling leidt op (1) het moment van transitie – uitgaande van de rang op transitiedatum als eindrang – en (2) bij bevordering (maximaal twee) – uitgaande van de nieuwe rang als eindrang. Doordat er een vergelijking gemaakt wordt op berekeningsmoment (het transitiemoment op 1 januari 2019 en de momenten van de eerste en tweede bevordering) wordt, in afwijking van de in het ABP-pensioenreglement vastgelegde jaarpeildatum methode, in deze regeling uitgegaan van de maandpeildatum methode.

Bij het berekenen van het uitzichtpensioen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het pensioengevende inkomen van de militair wordt bepaald uitgaande van de weddetabel per 1 januari 2019 (rekening houdend met het van toepassing zijnde OPCO) overeenkomstig de eindloonregeling en de daarbij geldende eindejaarsuitkering van 6,4%;

  • de vaste pensioengevende toelagen in de eindloonregeling conform artikel 23a, eerste lid van het Inkomstenbesluit militairen (IBM) en in de middelloonregeling conform artikel 23a, eerste lid en tweede lid onder a van het IBM, exclusief de tijdelijke toelage loongebouw; voor de hoogte van deze vaste toelagen gelden de bedragen zoals opgenomen in de Inkomstenregeling militairen (IRM) per 1 januari 2019;

  • de variabele toelagen die in de middelloonregeling pensioengevend zijn, worden buiten beschouwing gelaten;

  • op het transitiemoment wordt uitgegaan van de opgebouwde pensioenjaren in de eindloonregeling;

  • het aantal pensioenjaren op de berekeningsmomenten, waarbij voor het uitzichtpensioen in de eindloonregeling de diensttijd tijdens uitzendingen vanaf 1 januari 2019 wordt vermenigvuldigd met een vastgestelde factor 1,44 (zie toelichting Compensatie uitzendtijd);

  • de franchise in de eindloonregeling van € 20.100 (2019) en de franchises middelloonregeling conform regeling 2019;

  • het maximum pensioengevend salaris is € 107.593 (bedrag 2019);

  • de nieuwe diensteinderegeling met ingangsdatum UGM op 63 jaar en ingangsdatum pensioen op 68 jaar. Dit wordt aangepast indien een militair definitief gekozen heeft voor de maatregel 4=4 (nDER) dan wel voor de oude diensteinderegeling (oDER) (zie toelichting Diensteinderegeling);

  • de actuariële factor van de waarde van pensioen op basis van ABP-premiegrondslagen 2019 (zie toelichting Actuariële factor bij pensioencompensatie).

Bij de bepaling van het uitzichtpensioen in de middelloonregeling wordt ervan uitgegaan dat de militair tot aan het moment van transitie deelneemt in de eindloonregeling, en vanaf transitiemoment in de middelloonregeling. Vervolgens wordt het verschil in uitzichtpensioen bepaald als het verschil in pensioen op de pensioendatum tussen de eindloonregeling en de middelloonregeling waarbij er in de huidige rang en (bij bevordering) in de nieuwe rang rekening gehouden wordt met toekomstige periodieken in die rang en voor zover van toepassing rekening wordt gehouden met de toekomstige mutaties ten aanzien van de vaste pensioengevende toelagen, zoals vermeld in de Inkomstenregeling militairen (IRM).

Op transitiemoment en bij de eerste en tweede toekomstige bevordering (in de periode 2019 – 2038) wordt een compensatie uitgekeerd als er – cumulatief vanaf het transitiemoment – sprake is van een nadelig pensioenvooruitzicht.

De pensioencompensatieregeling vergoedt het werkgeversdeel (70%) van de achteruitgang in het uitzichtpensioen. Dit deel van de achteruitgang in het uitzichtpensioen wordt vermenigvuldigd met een actuariële factor, wat uiteindelijk leidt tot het compensatiebedrag. Dit compensatiebedrag wordt over een periode van 10 jaar maandelijks aan de militair uitgekeerd als een niet-pensioengevende uitkering.

Ten behoeve van de invulling van de compensatieregeling was aanvankelijk de zogenaamde ‘dakpanconstructie’ afgesproken. Voor iedere militair zou er dan sprake kunnen zijn van maximaal drie uitkeringen (transitie, eerste bevordering en tweede bevordering) de mogelijk naast elkaar worden uitgekeerd. Dit zou het geval zijn indien de uitkering bij een eerste en/of tweede bevordering is gaan lopen terwijl de periode van een reeds toegekende uitkering nog niet is verstreken. Omwille van administratieve uitvoerbaarheid en van transparantie is echter besloten om deze ‘dakpanconstructie’ los te laten. Dit betekent bij een eerste en eventueel tweede bevordering (als dat vóór 2039 is) opnieuw een uitkeringsperiode van 10 jaar gestart wordt. Als bij een eerste en eventueel tweede bevordering een uitkering gaat lopen terwijl de periode van een eerdere uitkering nog niet is afgelopen, wordt het restant van de reeds toegekende uitkering uitgekeerd in de nieuwe 10-jaars periode.

Bij de bepaling van de bedragen is uitgegaan van een scenario zonder algemene loonstijging en inflatie en zonder indexatie van de pensioenaanspraken. Dit mede omdat er dan een situatie ontstaat van ‘euro’s nu’ hetgeen de uitlegbaarheid van de pensioenresultaten bevordert.

Overhevelingstoeslag

Onderdeel van de bepaling van het uitzichtpensioen in de eindloonregeling, is de reglementaire verlaging van het pensioengevend inkomen door de overhevelingstoeslag (als gevolg van de Wet brutering overhevelingstoeslag). Omdat de overhevelingstoeslag een nominaal bedrag van maximaal € 761,52 is dat in de toekomst ongewijzigd blijft, wordt de overhevelingstoeslag die in het uitzichtpensioen eindloon op de pensioeningangsdatum begrepen is, voor inflatie gecorrigeerd. Omdat in de berekeningen geen rekening gehouden wordt met inflatie, algemene loonstijgingen en indexatie en de overhevelingstoeslag ten opzichte van de salarissen en pensioenen minder waard geworden is, wordt de overhevelingstoeslag op de pensioendatum wel verlaagd met inflatie. Deze inflatiecorrectie is gesteld op 2% per jaar vanaf transitiemoment tot de pensioeningangsdatum.

Actuariële factor bij pensioencompensatie

De actuariële factor die gehanteerd wordt bij de bepaling van de pensioencompensatie op de berekeningsmomenten is afgeleid van het ABP-pensioenreglement voor militairen 2019 met daarin de ABP extra pensioen inkoopfactoren voor militairen. Deze factor bedraagt 18,696 op de 68-jarige leeftijd (ABP-pensioenreglement 2019 pagina 105). De rekenrente die ABP hanteert bij de vaststelling van deze actuariële factor is 2,8%. Voor de leeftijden jonger dan 68 jaar is de actuariële factor als volgt bepaald:

De factor op 68-jarige leeftijd (pensioenrichtleeftijd) wordt verdisconteerd naar de gewenste leeftijd met de rekenrente van 2,8% waarbij tevens rekening gehouden wordt met een inflatiecorrectie van 2,0%. Per saldo bedraagt de verdisconteringsfactor derhalve 0,8%. Een en ander heeft tot gevolg dat bij de bepaling van de compensatie reeds rekening gehouden wordt met de inflatiecorrectie (indexatie) van 2% tot aan de pensioenrichtleeftijd. Sterfte tot aan de pensioenrichtleeftijd wordt buiten beschouwing gelaten. Een en ander resulteert in de contante waarde factoren in de onder B opgenomen tabel. Voor de bepaling van de pensioencompensatie wordt de actuariële factor gehanteerd die geldt voor de militair op basis van zijn actuele leeftijd op het berekeningsmoment.

Herberekening

Het compensatiebedrag kan wijzigingen door een herberekening. Deze herberekening wordt gemaakt bij een wijziging in het deeltijdpercentage, diensteinderegeling, uitzendtijd en als er sprake is van toekenning, niet reguliere wijziging of beëindiging van een vaste toelage. Bij herrekening blijft de actuariële factor van toepassing zoals deze op berekeningsmoment is bepaald. Daarnaast wordt het compensatiebedrag herrekend bij herintreding.

Deeltijd dienstverband

Voor militairen die in deeltijd werken of gewerkt hebben, wordt bij de bepaling van het uitzichtpensioen op het berekeningsmoment uitgegaan van de werkelijke pensioenjaren voor het verleden en wordt voor de toekomst uitgegaan van pensioenjaren rekening houdend met het huidige deeltijdpercentage. Indien een militair nadien het deeltijdpercentage wijzigt, wordt gedurende de uitkeringsperiode van 10 jaar na het berekeningsmoment (transitie-, eerste- of tweede bevorderingsmoment) de compensatie opnieuw berekend.

Diensteinderegeling

Bij het bepalen van de uitzichtpensioenen wordt in beginsel uitgegaan van de nieuwe diensteinderegeling (nDER) waarbij uitgegaan wordt van een UGM-ingangsdatum van 63 jaar en een pensioeningangsdatum van 68 jaar. Indien een militair nadien definitief gekozen heeft voor de maatregel 4=4 dan wel voor de oude diensteinderegeling (oDER) wordt gedurende de uitkeringsperiode van 10 jaar na het berekeningsmoment (transitie-, eerste- of tweede bevorderingsmoment) de compensatie opnieuw berekend. In het geval van de maatregel 4=4 respectievelijk oDER wordt de dan geldende UGM-ingangsdatum gehanteerd en wordt de pensioeningangsdatum gesteld op de (geprognosticeerde) AOW-leeftijd (bij 4=4) en op de 65-jarige leeftijd (bij oDER).

Compensatie uitzendtijd

Onder de eindloonregeling gold de Regeling dubbeltelling pensioengeldige tijd bij uitzending. In de middelloonregeling is deze regeling vervallen. Daarvoor in de plaats is gekomen dat (1) de 50% pensioenopbouw over de VVHO-toelage voor rekening komt van Defensie en (2) de pensioenopbouw over inverdientijd door uitzendingen vanaf 2019 is verhoogd van 50% naar 100% en deze verhoogde pensioenopbouw ook voor rekening komt van de Defensie.

De afspraak is gemaakt dat in de pensioencompensatieregeling geen rekening wordt gehouden met variabele toelagen en daarom wordt in de vergelijking tussen de dubbeltellende pensioentijd bij uitzending onder de eindloonregeling en de alternatieven die daarvoor onder de middelloonregeling in de plaats zijn gekomen, uitsluitend rekening gehouden met de verhoogde pensioenopbouw over inverdientijd door uitzendingen. Door deze gedeeltelijke compensatie is er sprake van een gedeeltelijke achteruitgang in het uitzichtpensioen van de eindloonregeling door het vervallen van de dubbeltellende diensttijd door uitzending. Daarom is het redelijk om in deze pensioencompensatieregeling ook rekening te houden met een ‘compensatie-element’ voor de achteruitgang in opbouwaanspraak door het vervallen van de dubbeltellende diensttijd uitzending. Die ziet er als volgt uit.

Op de (twee) bevorderingsmomenten wordt gerekend met de pensioenjaren per 1 januari 2019, vermeerderd met de pensioenjaren die vanaf dat moment zijn opgebouwd. Wat betreft het uitzichtpensioen in de eindloonregeling wordt uitzenddiensttijd vanaf 1 januari 2020 in de pensioenjaren meegenomen door deze uitzendjaren te vermenigvuldigen met een factor 1,44. Voor de compensatie van uitzenddiensttijd in deze maatregel wordt uitgegaan van uitzendtijd vanaf 1 januari 2020, omdat de dubbeltelling pensioengevende tijd tussen 1 januari 2019 en 1 januari 2020 nog is voortgezet alsof de Regeling dubbeltelling pensioengeldige tijd nog zou gelden (referte Stcrt-2021-9568). Ook gedurende de uitkeringsperiode van 10 jaar na het berekeningsmoment (transitie-, eerste- of tweede bevorderingsmoment) wordt met uitzenddiensttijd rekening gehouden. Indien gedurende de uitkeringsperiode van 10 jaar blijkt dat de uitzendtijd gewijzigd is, wordt de compensatie opnieuw berekend.

Vaste toelagen

Als er sprake is van toekenning, niet reguliere wijziging of beëindiging van een vaste toelage, wordt de compensatie opnieuw berekend. Met een niet reguliere wijziging van een vaste toelage wordt bedoeld een extra verhoging van de toelage anders dan de reguliere jaarlijkse verhoging.

Herintreding

In de volgende situaties bestaat bij herintreding een ‘herleving’ van de aanspraken op de compensatieregeling in het geval de militair binnen een jaar na ontslag weer als militair in dienst treedt of in het geval de militair na ontslag weer als militair in dienst treedt en zijn verblijf buiten Defensie gedurende de periode van zijn ontslag en herintreding voortkomt uit een vooraf vastgelegde schriftelijke overeenkomst tussen Defensie en de militair in het kader van zijn/haar persoonlijk ontwikkeling. Hierbij wordt opgemerkt dat het hier zal gaan om uitzonderlijke situaties, omdat een dergelijke afspraak in de regel zal worden gefaciliteerd via een tijdelijke detacheringsconstructie en niet via de weg van ontslag en herintreding.

In bovenstaande situaties bestaat bij herintreding – voor zover van toepassing – ook weer aanspraak op het compensatiebedrag. Indien bij herintreding sprake is van een hogere rang, wordt een compensatiebedrag bepaald uitgaande van de twee rangen direct boven de rang op het transitiemoment.

Wijziging uitkering na herberekening

Indien na herberekening aanspraak bestaat op een compensatie dan wordt dit onder aftrek van de reeds uitbetaalde maandelijkse uitkeringen over de resterende maanden van de uitkeringsperiode uitbetaald. Indien na een herberekening, die leidt tot een lagere compensatie, sprake is van reeds te veel uitgekeerde compensatie dan zal dit niet worden teruggevorderd.

Ontslag

Indien bij vaststelling van de compensatie bekend is dat de militair binnen de periode van tien jaar met leeftijdsontslag (artikel 39, tweede lid, onder a AMAR) gaat of in voorkomend geval de pensioengerechtigde leeftijd bereikt (artikel 39, tweede lid, onder b AMAR), wordt het compensatiebedrag in maandelijks gelijke bedragen uitgekeerd over de periode tot aan dat ontslagmoment. Indien een militair gebruik maakt van inverdientijd voorafgaand aan zijn leeftijdsontslagdatum, wordt het restant aan uitkeringen waarop de militair nog aanspraak heeft bij zijn ontslag als een bedrag ineens uitgekeerd.

Indien een militair binnen een uitkeringsperiode van tien jaar met ontslag gaat op een grond van artikel 39, tweede lid, onder c, (diensten niet langer benodigd), d (overtolligheid), e, ten tweede (non-activiteit en niet verwijtbaar niet herplaatsbaar), f (ziekte of gebrek), g (50 jaar niet meer ten volle geschikt), i (negatief doorstroombesluit), j (onbekwaam of ongeschikt en niet verwijtbaar niet herplaatsbaar) of het achtste lid (ontslag op aanvraag binnen drie maanden voor ontslag als gevolg van negatief doorstroombesluit) van het AMAR, wordt het restant aan uitkeringen waarop de militair nog aanspraak heeft bij zijn ontslag als een bedrag ineens uitgekeerd.

Indien een militair binnen een uitkeringsperiode van tien jaar met ontslag gaat op een grond van artikel 39, eerste lid en tweede lid, e, ten eerste (non-activiteit en niet willen blijven), h (ontheffing initiële opleiding), of j (onbekwaam of ongeschikt en verwijtbaar niet herplaatsbaar), of k (nalatigheid), of l (wangedrag), of m (vonnis) of n (misleiding) of op grond van artikel 53 van het AMAR, stopt de uitkering.

Overlijden

Bij overlijden van een actieve militair wordt 70% van het restant aan maandelijkse uitkeringen waarop de militair nog aanspraak zou hebben gehad ineens uitgekeerd aan de partner.

De Staatssecretaris Van Defensie voor deze De Hoofddirecteur Personeel J. Legein Generaal-majoor

Naar boven