Bekendmaking vaststelling Natura 2000-beheerplan Friese Front

Voor het Natura 2000-gebied Friese Front heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in samenspraak met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Minister van Defensie een beheerplan vastgesteld op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Het Natura 2000-beheerplan geldt voor zes jaar.

Uitgebreidere kennisgeving

Tot nu toe werd in de Staatscourant alleen bekendgemaakt dat een beheerplan is vastgesteld, met een link naar waar het integrale beheerplan te raadplegen is. Sinds 1 juli 2021 is de Bekendmakingswet van kracht en hieruit volgt dat algemeen verbindende voorschriften op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel b van de Bekendmakingswet, integraal in de Staatscourant dienen te worden gepubliceerd. De vrijstellingen van de Wnb-vergunningplicht die zijn opgenomen in het Beheerplan vallen onder de categorie algemeen verbindende voorschriften. Om die reden wordt dit deel van het beheerplan conform de Bekendmakingswet in de Staatscourant gepubliceerd. Voor het overige deel van het beheerplan Friese Front volstaat publicatie conform artikel 3:41 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Het Natura 2000-beheerplan Friese Front is digitaal te vinden op Platform Participatie.

Vrijstellingen Wnb-vergunningplicht

Hierna volgt de letterlijke tekst uit het beheerplan van de vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten. In een Natura 2000-beheerplan bestaat de mogelijkheid om activiteiten vrij te stellen van de Wnb-vergunningplicht indien uit een (als Passende Beoordeling te beschouwen) toets blijkt dat significante effecten uitgesloten kunnen worden. Of een huidige activiteit al dan niet vergunningplichtig is, wordt bepaald door het daartoe bevoegde gezag in de zin van de Wnb (in het geval van de Friese Front de Minister van LNV). Dit oordeel vormt het uitgangspunt voor de vrijstellingen in het beheerplan voor het Friese Front.

Bij vergunningplichtige activiteiten1 die gereguleerd worden via de Wnb kan het bevoegd gezag ervoor kiezen om deze via het beheerplan vrij te stellen van de Wnb-vergunningplicht. Voor alle activiteiten binnen en buiten Natura 2000-gebieden geldt overigens de zorgplicht in het kader van de Wnb, ongeacht de categorie waarin de activiteit is ingedeeld. De zorgplicht geldt dus zowel voor activiteiten die geen vergunningplicht hebben als voor activiteiten die dit wel hebben. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden die nadelig kunnen zijn voor planten en dieren, ook als deze niet beschermd zijn, redelijkerwijs niet worden uitgevoerd of dat maatregelen worden genomen om onnodige schade te voorkomen.

Bij vergunningplichtige activiteiten die gereguleerd worden via de Wnb en die met zekerheid geen significant negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling kan het bevoegd gezag ervoor kiezen om deze via het beheerplan vrij te stellen van de Wnb-vergunningplicht zonder bijzondere voorwaarden (zogeheten categorie 1) en met bijzondere voorwaarden (categorie 2).

Vrijstelling kan alleen verleend worden als uit de Nadere Effectenanalyse (hier gelijk te stellen met een Passende Beoordeling) blijkt dat met het opleggen van generieke of bijzondere voorwaarden de activiteit geen significante gevolgen veroorzaakt.

Voor categorie 1 geldt als generieke voorwaarde dat deze activiteit in aard, omvang, ruimte en tijd niet mag wijzigen.

Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten zonder specifieke voorwaarden (cat.1)

In het Friese Front zijn er geen activiteiten die onder categorie 1 vallen.

Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten mét specifieke voorwaarden (cat. 2)

Er zijn vergunningplichtige activiteiten die alleen onder specifieke voorwaarden geen significant negatieve effecten op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstelling hebben. Deze activiteiten zijn met inachtneming van de specifieke voorwaarden, zoals genoemd in dit beheerplan, vrijgesteld van de vergunningplicht.

In het Natura 2000-gebied Friese Front vallen de volgende activiteiten onder categorie 2:

Mijnbouw (bestaande installaties):

  • normale bedrijfsvoering

Kabels en leidingen (onderhoud):

  • onderhoud aan kabels en leidingen inclusief de daaraan gerelateerde scheepvaart

Militaire activiteiten (Marine):

  • schietactiviteiten

  • explosieven opruimen

  • gebruik van sonar voor het opsporen van onderzeeboten

  • bathymetrie inmeten door de Dienst der Hydrografie en opsporen van mijnen

Onderzoek en monitoring:

  • reguliere monitoring en onderzoek

  • scheepvaart ten behoeve van onderzoek en monitoring

Markeringen:

  • onderhoud van markeringen

Normale bedrijfsvoering mijnbouwactiviteiten (bestaande installaties)

Onder de normale bedrijfsvoering van productieplatforms wordt verstaan: de ‘dagelijkse activiteiten’ waarbij geluid en licht worden geproduceerd en activiteiten zoals de lozing van regen-, spoel- en schrobwater, aangroeiwering, corrosiepreventie en lozing van sanitair afvalwater. Het onderwatergeluid tijdens de productiefase is gering en beperkt zich tot de zeer directe omgeving van het platform. In het Natura 2000-gebied Friese Front zijn 15 gasproductieplatforms, zes sidetaps en twee subseas aanwezig (zie figuur 1-2 en tabel 5-1). Geen van deze installaties is vergund via de Wnb, omdat ze geplaatst zijn voordat de Wnb ook buiten de territoriale wateren op de Nederlandse Noordzee (EEZ) van kracht werd (1 januari 2014).

Tabel 5-1 Bestaande installaties mijnbouw

Gebied

Facility naam

Type

Soort

Friese Front NL

L5-C

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L5a-D

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L6-B

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L10-BB

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L10-EE

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

G16a-A

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L10-B

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L10-E

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L5-FA-1

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L8-A

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L8-G

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L8-H

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L8-P

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L8-P4

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

L5-B

Productieplatform

Gas

Friese Front NL

Sidetap L10E

Sidetap

Gas

Friese Front NL

Sidetap L10G

Sidetap

Gas

Friese Front NL

Sidetap L10K

Sidetap

Gas

Friese Front NL

Sidetap L5FA1

Sidetap

Gas

Friese Front NL

Sidetap L9FF1

Sidetap

Gas

Friese Front NL

Sidetap L8H

Sidetap

Gas

Friese Front NL

L6d-S1

Subsea

Gas

Friese Front NL

L8-A-West

Subsea

Gas

Lozing van productiewater en sanitair afvalwater

Productiewater is het water dat omhoogkomt uit het gasveld samen met het aardgas. Het vrijgekomen productiewater wordt na behandeling geloosd. Het debiet varieert per platform van enkele kubieke meters water per uur bij een klein platform tot tientallen kubieke meters per uur voor een groot platform. Het productiewater is licht verontreinigd met alifaten (olie), aromaten (voornamelijk benzeen), zware metalen en natuurlijke radionucliden. De concentraties van deze stoffen moeten voldoen aan de wettelijke eisen conform de Mijnbouwregeling. Daarnaast is onderzocht dat lozing van productiewater van minder dan 30.000 m3 per jaar niet leidt tot significant ecotoxicologische gevolgen (Karman & Smit, 2019). De lozingen worden ieder jaar door OSPAR gecontroleerd en gedocumenteerd. Ook de lozing van sanitair afvalwater vindt plaats conform de eisen in de Mijnbouwregeling.

De zeekoet is gevoelig voor (olie)verontreiniging, vooral in de rui-periode (juli – oktober), omdat de vogels dan niet kunnen vliegen, permanent op zee zijn en foerageren op het Friese Front. De 15 platforms in het Natura 2000-gebied Friese Front zorgen ervoor dat dagelijks circa 0,47 km2 water licht verontreinigd wordt door productiewater. Dat is minder dan 0,016% van het oppervlak van het Natura 2000-gebied Friese Front. Tijdens de rui-periode kan de zeekoet mogelijk een significant effect ondervinden: het verenpakket kan worden aangetast door olieresten, waardoor dit niet meer waterdicht zal zijn en de zeekoet kan komen te overlijden.

Vlieg- en vaarbewegingen

Voor de aan- en afvoer van materiaal en voor onderhoud van de installaties worden schepen en helikopters ingezet. Helikopters en schepen gaan enkele malen per week naar productieplatforms, waarbij zoveel mogelijk wordt geprobeerd om vluchten en vaartuigen te combineren om kosten te sparen en effecten te voorkomen. De satellietplatforms worden één maal tot enkele malen per maand bezocht door een helikopter en minder dan één keer per maand met een schip. De onder water gelegen installaties (subseas) worden zelden bezocht.

De aan- en afvoer van mensen en materieel door schepen en helikopters vindt regelmatig plaats, maar is doorgaans kortdurend en beperkt zich tot de directe omgeving van het platform. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van scheepvaart- en vliegroutes en zo min mogelijk lager gevlogen dan 450 m. Toch kunnen verstorende effecten op met name jongen en ruiende volwassen zeekoeten optreden, omdat ze niet snel kunnen wegkomen voor een passerend schip en daarbij mogelijk uit de groep verdreven worden. Daarnaast kost dit een zeekoet veel energie. Hierdoor kunnen significante effecten niet worden uitgesloten.

Voorwaarden normale bedrijfsvoering mijnbouw

De effecten van de normale bedrijfsvoering van de mijnbouwsector zijn klein wanneer de onderstaande voorwaarden worden opgevolgd. Een deel van de voorwaarden komt voort uit voorschriften in de Mijnbouwregeling en het Mijnbouwbesluit en een deel van de voorwaarden is nieuw. Wanneer het bestaande wet- en regelgeving betreft, is bij de voorwaarden aangegeven welke regelgeving het betreft. Deze activiteit is vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb wanneer wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • De concentraties van olie en chemicaliën in lozing van productiewater, regen-, spoel- en schrobwater en sanitair afvalwater dienen te voldoen aan artikel 9.1 van de Mijnbouwregeling en artikel 80 van het Mijnbouwbesluit.

  • Afval (zoals o.a. plastic en huishoudelijk afval) en andere afvalstoffen (met uitzondering van productiewater en regen-, spoel- en schrobwater) mogen niet geloosd of gestort worden. Deze voorwaarde is gebaseerd op voorschriften uit bestaand beleid zoals vastgesteld in het Mijnbouwbesluit art. 80.

  • Vaarbewegingen van werkverkeer naar en van de platforms vinden zoveel mogelijk buiten de periode van juli tot en met oktober plaats.

  • Wanneer het toch noodzakelijk is om voor aan- en afvoer van materiaal of voor onderhoud de installaties in het Natura 2000-gebied Friese Front met een schip te bezoeken in de periode juli – oktober, dan wordt gebruikgemaakt van de scheepvaartroute en wordt de route daarbuiten zo kort mogelijk gehouden. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt omgevaren om het Natura 2000-gebied Friese Front zo kort mogelijk te doorkruisen. De algemene richtlijnen voor scheepvaart gelden zoals is vastgesteld in paragraaf 5.4 van het beheerplan.

Onderhoud aan kabels en leidingen

Alleen al op het NCP liggen ongeveer 4.500 kilometer pijpleiding en 6.000 kilometer kabel. Van de kabels is ruim de helft niet meer in gebruik. Aan weerszijden van de kabels die nog wél actief zijn, is een zone van 500 meter aangewezen voor het noodzakelijke onderhoud.

Kabels en leidingen moeten op een dusdanige wijze worden aangebracht dat zij geen gevaar of belemmering opleveren voor de scheepvaart en visserij. Dit betekent dat kabels voldoende diep moeten worden ingegraven (afhankelijk van de locatie 1–3 meter diep), zodat er in principe veilig gevist en gevaren kan worden. Leidingen moeten voldoen aan de NEN-norm 3656, wat inhoudt dat kleine leidingen (Ø < 40 cm) voldoende diep moeten zijn ingegraven. Leidingen met een grotere diameter mogen op de bodem blijven liggen.

Onderhoud is nodig wanneer een kabel of leiding niet meer de vereiste gronddekking heeft of beschadigd is. Bij een reparatie van een kabel wordt een deel uit de bodem gehaald en aan boord van het schip hersteld. Vervolgens wordt de kabel met behulp van zand of steenstort weer opnieuw ingegraven.

In het gebied Friese Front bevinden zich één actieve telecomkabel en vier verlaten telecomkabels (zie Tabel 5-3). Er zijn geen hoogspanningskabels aanwezig. Daarnaast is er één doorgaande leiding voor het transport van gas en zeven kleinere leidingen die platforms verbinden en aan doorgaande leidingen buiten het Friese Front gekoppeld zijn.

Tabel 5-3 Kabels in het Natura 2000-gebied Friese Front (data ontvangen van Rijkswaterstaat Zee en Delta, 2018)

Kabel nr.

Naam

Eigenaar

Van

Naar

Status

KB0010

Winterton-Borkum 1

Onbekend

Winterton (GB)

Borkum (D)

Verlaten

KB0025

UK – DK 3

Onbekend

Winterton (GB)

Romo (DK)

Verlaten

KB0061

SEA-ME-WE 3

Segment 10.4

T Systems International / Deutsch Telekom

Oostende (B)

Norden (D)

In gebruik

KB0069

UK – Germany 5

British Telecom

Winterton (GB)

Juist (D)

Verlaten

KB0073

UK – Germany 3

Onbekend

Winterton (GB)

Borkum (D)

Verlaten

Onderhoud van kabels en leidingen kan lokaal en tijdelijk de zeekoet verstoren en leiden tot plaatselijke vertroebeling. Zeker in de rui-periode kunnen, in cumulatie met andere activiteiten, effecten optreden. De meeste kabels en leidingen zijn geplaatst voordat een Wnb-vergunning vereist was, zodat er geen vergunningvoorschriften ten aanzien van onderhoud zijn.

Ook voor deze kabels en leidingen geldt dat aan de algemene zorgplicht (artikel 1.11) moet worden voldaan. Daarnaast zullen bij het maken van de werkafspraken voorwaarden worden gesteld die normaal in de Wnb-vergunning staan. Om effecten op de zeekoet te beperken worden onderstaande voorwaarden gesteld op basis waarvan de activiteit is vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb. Hiermee worden significant negatieve effecten uitgesloten en resteffecten beperkt.

Voorwaarden bij onderhoud aan kabels en leidingen

  • Onderhoud wordt voor zover mogelijk uitgevoerd buiten de rui-periode van de zeekoet (die valt in de maanden juli tot en met oktober). Deze voorwaarde zal in toekomstige Wnb-vergunningen voor onderhoud worden opgenomen. Na afloop worden een melding en een korte evaluatie toegezonden aan het bevoegd gezag Wnb (het Ministerie van LNV) en aan Rijkswaterstaat als beheerder van het gebied.

  • Spoedreparaties kunnen in de rui-periode worden uitgevoerd, waarbij de schepen de algemene maatregelen (zie paragraaf 5.4) opvolgen.

  • Voor kabels en leidingen die zijn geplaatst zonder een Wnb-vergunning, gelden de voorwaarden zoals beschreven in de ‘Handreiking beheer en onderhoud (aanpak stikstof)’ (Ministerie van LNV/RWS, 2019).

Militaire activiteiten

Schietactiviteiten (Marine)

De Koninklijke Marine maakt voor haar activiteiten gebruik van de hele Noordzee (inclusief het schietgebied EHD42). Daarbij wordt onder andere gebruikgemaakt van gewone scheepskanonnen en raketten. Er worden daarnaast bevoorradingsoefeningen op zee (onder andere olieladen) uitgevoerd. Dit gebeurt een aantal keren per jaar. Bij de planning van activiteiten worden een risico-inventarisatie en evaluatie ex ante gedaan. Dit wordt gedaan om vooraf in te schatten wat de kans is op incidenten, zodat men kan beoordelen hoe deze incidenten te voorkomen zijn en het achteraf mogelijk is om eventueel de procedure aan te scherpen. Schepen moeten voldoen aan de wettelijke normen met betrekking tot lekkages en voor wat betreft lozingen. Wanneer schietoefeningen in de periode juli tot en met oktober plaatsvinden, kunnen (significant) negatieve effecten op zeekoeten niet worden uitgesloten.

Het gebied Friese Front overlapt met ongeveer 30% het militaire schietgebied EHD42 (zie figuur 5-3). De Marine houdt geen reguliere schietoefeningen in de EHD42. Wanneer er desalniettemin een keer schietoefeningen plaatsvinden in het gebied EHD42, wordt dit zodanig ingericht dat het gebied Friese Front wordt vrijgehouden. De schietrichting is altijd naar het midden van het oefengebied, net buiten het gebied Friese Front.

Figuur 5-3 Militaire gebieden op de Noordzee

Figuur 5-3 Militaire gebieden op de Noordzee

Om significant negatieve effecten op de zeekoet te voorkomen worden voorwaarden gesteld, op basis waarvan de activiteit is vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb. Hiermee worden significant negatieve effecten uitgesloten en resteffecten beperkt.

Explosieven opruimen

Op het gehele NCP wordt Unexploded Ordnance (UXO) (uit WO I en II) gevonden en tot ontploffing gebracht. Dit gebeurt zeer regelmatig, zeker wekelijks. Per jaar worden gemiddeld ongeveer 120 explosieven geruimd op het NCP (Von Benda-Beckmann et al., 2015). De hoeveelheid explosieven die sinds 1990 in het gebied Friese Front geruimd is, is nihil (ICES Impulsive Noise Register). In Nederland is het ruimen van munitie een taak van het Ministerie van Defensie. Door de hoge geluidsdruk afkomstig van explosieven zouden zeekoeten gehoorschade kunnen oplopen.

Het is onduidelijk of en hoeveel zeekoeten effecten ondervinden van het tot ontploffing brengen van explosieven. Het ruimen van explosieven vindt zo mogelijk buiten Natura 2000-gebieden plaats en heeft dan geen direct effect. Wel kunnen zeekoeten die onderweg zijn naar het gebied Friese Front effecten ondervinden. Indien het niet mogelijk is dat een explosief wordt verplaatst en het vanwege veiligheidsrisico’s toch geruimd moet worden, zal dat zoveel mogelijk buiten de periode juli tot en met oktober plaatsvinden en zal Defensie (in overleg met de Kustwacht) met Rijkswaterstaat afstemmen of en onder welke voorwaarden dat gebeurt.

Om effecten op de zeekoet te voorkomen worden voorwaarden gesteld op basis waarvan de activiteit is vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wnb. Door het opvolgen van de voorwaarden worden significant negatieve effecten uitgesloten en resteffecten beperkt.

Gebruik van sonar- en echoapparatuur

Gebruik sonar voor opsporen van onderzeeboten

De Koninklijke Marine gebruikt laag- en midfrequente <10kHz sonarsystemen (zoals een hull-mounted sonar) voor het opsporen van onderzeeboten. In de gehele zuidelijke Noordzee vindt dit zelden plaats en daarmee dus ook zelden in het gebied Friese Front.

Het is onduidelijk in hoeverre zeekoeten gevoelig zijn voor sonars in deze frequentieband; het zou kunnen leiden tot verstoring en gehoorschade. De Marine zal daarom deze systemen uitsluitend in Natura 2000-gebieden gebruiken uit zwaarwegende operationele noodzaak. In de relevante Defensievoorschriften zal worden geborgd dat routinematige oefeningen en testen niet in het gebied Friese Front zullen plaatsvinden en er zal tevens een veilige afstand tot het gebied in acht genomen worden. Er wordt wel gebruikgemaakt van het gebied Friese Front als vaarroute voor marineschepen.

Gebruik van sonar voor hydrografie door de Koninklijke Marine

De Dienst der Hydrografie informeert zeevarenden over vaarwegen, de zeebodem en gevaren onder water, zoals scheepswrakken. De dienst maakt hiervoor nautische publicaties, legt de zeegrenzen van Nederland daarin nauwkeurig vast en verricht dieptemetingen.

De hydrografische opnemingsvaartuigen van Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) voeren continu lodingswerkzaamheden uit op de Noordzee, inclusief in het gebied Friese Front, waarbij de frequentie verschilt per locatie. Het gehele NCP wordt tenminste eenmaal per 25 jaar opgenomen conform het opnamebeleidsplan van de Dienst der Hydrografie. De meeste delen worden eens in de 10 jaar gemeten. Vanwege de vaarroutes in het gebied Friese Front worden de metingen in deze vaarroutes tenminste eens in de 15 jaar opgenomen. De gebieden buiten deze vaarroutes op het Friese Front worden tenminste eens in de 25 jaar opgenomen. Deze lodingen vinden plaats met behulp van echo-apparatuur (zoals een multibeam echosounder en/of een side scan sonar).

Gezien de gebruikte hogere frequenties door de hydrografische schepen is het niet te verwachten dat er schade aan het zeeleven zal ontstaan door het gebruik van deze apparatuur.

Gebruik van sonar voor het opsporen van mijnen en historische munitie

Voor het eerdergenoemde ruimen van explosieven gebruiken mijnenbestrijdingsvaartuigen hoogfrequente sonarsystemen om de explosieven te lokaliseren. Gezien de gebruikte hogere frequenties van deze systemen is het niet te verwachten dat er schade aan het zeeleven zal ontstaan door het gebruik van deze apparatuur.

Er worden mitigerende maatregelen door de Koninklijke Marine toegepast bij het gebruik van laag- en midfrequente sonar. Voor vogels zijn geen specifieke maatregelen opgenomen, maar het vermijden van het gebruik van deze systemen in het gebied Friese Front zal voorkomen dat er significant negatieve effecten optreden. De activiteit is vrijgesteld onder voorwaarden waardoor significant negatieve effecten worden voorkomen.

Voorwaarden militaire activiteiten

Voorwaarden explosieven opruimen:

  • Bij het vernietigen van explosieven moeten mitigerende maatregelen worden genomen om het effect van onderwaterexplosies zoveel mogelijk te beperken.

  • Het ruimen van explosieven vindt zoveel mogelijk buiten het Natura 2000-gebied plaats. Indien het niet mogelijk is dat een explosief wordt verplaatst en het vanwege veiligheidsrisico’s toch geruimd moet worden, zal dat zoveel mogelijk buiten de periode juli tot en met oktober plaatsvinden. Defensie zal (in overleg en na het verkrijgen van toestemming van de Kustwacht) met Rijkswaterstaat afstemmen of en onder welke voorwaarden dat gebeurt.

  • De voorschriften van de Koninklijke Marine, ‘Gedragscode Springen van munitie op de Noordzee’ en de Bekendmaking 01/18 Groepsoudste KBW en mijnendienst dienen opgevolgd te worden bij het ruimen van munitie op de Noordzee. Deze voorschriften hebben ook betrekking op de bescherming van zeezoogdieren en vogels. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de relevante voorwaarden:

    • monitoren op de aanwezigheid van dieren door middel van visuele inspectie;

    • liften van explosieven van de bodem en zo dicht mogelijk nabij de oppervlakte laten springen;

    • niet stapelen van explosieven, oftewel niet tegelijkertijd laten springen van meerdere explosieven.

  • In het kader van de monitoring van onderwatergeluid worden door Rijkswaterstaat de ruimingen jaarlijks opgenomen in het (openbare) ICES Impulsive Noise Register.

  • In overleg met alle betrokken partijen zal periodiek geanalyseerd worden hoeveel explosieven er in het Natura 2000-gebied Friese Front zijn aangetroffen en hoe men hiermee is omgegaan. Hieruit zal blijken of en zo ja welke maatregelen mogelijk zijn om de zeekoet te beschermen.

  • Voor alle scheepvaartbewegingen gelden de algemene richtlijnen (zie paragraaf 5.4 van het beheerplan).

Voorwaarden schietactiviteiten:

  • Schietactiviteiten vinden in beginsel niet in de periode juli tot en met oktober binnen het Natura 2000-gebied Friese Front plaats. Wanneer ze wel in die periode plaatsvinden, wordt gekozen voor locaties en schietrichtingen binnen de begrenzingen van EHD42, waarbij het Natura 2000-gebied Friese Front wordt vrijgehouden.

  • Aan schietactiviteiten gerelateerde scheepvaartbewegingen worden zo min mogelijk in de periode juli tot en met oktober in het Natura 2000-gebied Friese Front uitgevoerd. Hierbij wordt verwezen naar de algemene richtlijnen (zie paragraaf 5.4 van het beheerplan).

Voorwaarden gebruik sonar- en echo-apparatuur:

  • Om verstoring van de zeekoet zo veel mogelijk te beperken wordt in de periode juli tot en met oktober in beginsel vermeden om laag- en midfrequente sonar te gebruiken en wordt geadviseerd de daaraan gerelateerde scheepvaart in het Natura 2000-gebied Friese Front te beperken.

  • Defensie zal laag- en midfrequente sonarsystemen uitsluitend in het Natura 2000-gebied Friese Front gebruiken uit operationele noodzaak. In de relevante Defensievoorschriften zal worden geborgd dat routinematige oefeningen en testen niet in het Natura 2000-gebied Friese Front zullen plaatsvinden en er zal tevens een veilige afstand tot het gebied in acht genomen worden.

  • Indien het wel noodzakelijk is om door het Natura 2000-gebied Friese Front te varen in deze periode, gelden de algemene richtlijnen voor scheepvaart (zie paragraaf 5.4 van het beheerplan).

  • Het gebruik van laag- en midfrequente sonar maakt deel uit van de monitoring van onderwatergeluid, zoals voor de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie wordt uitgevoerd. Dit wordt gerapporteerd aan Rijkswaterstaat en opgenomen in het (openbare) ICES Impulsive Noise Register.

Regulier onderzoek en monitoring

Monitoring van biologische en niet-biologische kenmerken in de Natura 2000-gebieden op de Noordzee geschiedt in het kader van diverse onderzoeks- en monitoringsprogramma’s. Onder reguliere monitoring valt het volgende:

  • watermonsters;

  • boxcores en bodemschaaf;

  • vliegtuigtellingen;

  • bottom trawl survey;

  • beam trawl survey;

  • echo survey voor het opsporen van wrakken (sidescan sonar, multibeam echosounders);

  • videosurvey;

  • meetplatforms. Hieronder wordt nader ingegaan op locatie, frequentie en periode van de belangrijkste monitoringsactiviteiten. Aan het einde van deze paragraaf worden de effecten gezamenlijk beschreven.

Onderzoek Rijkswaterstaat

MWTL en KRM monitoring

Het programma Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL) van Rijkswaterstaat is het chemisch, fysisch en biologisch meetnet in de zoete en zoute Nederlandse rijkswateren. Daarnaast wordt het KRM-monitoringsprogramma als deel van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie uitgevoerd. Beide monitoringsprogramma’s hebben als doel om het mariene milieu te volgen en de effecten van verstoringen door menselijk handelen te bepalen.

Sinds 2015 worden MWTL en KRM-monitoring zoveel mogelijk gecombineerd. De monitoring van de sedimentsamenstelling, het bodemleven en de aanwezigheid van microplastics worden daarom eenmaal per drie jaar gezamenlijk uitgevoerd. In het Natura 2000-gebied Friese Front wordt dit onderzoek uitgevoerd met behulp van een boxcore en bodemschaaf.

Wrakken

Rijkswaterstaat voert onderzoek uit met multibeam echosounder of sidescan sonar naar de aanwezigheid van wrakken wanneer daar aanleiding toe is. Er wordt ook gebruik van gemaakt naar aanleiding van een incident, bijvoorbeeld indien er een container is verloren door een schip. Dit onderzoek vindt onregelmatig plaats.

Overig regulier onderzoek

Wettelijke Onderzoek Taken (WOT)

Jaarlijks wordt door Wageningen Marine Research (WMR) een aantal visbestandsopnamen/surveys op de Noordzee uitgevoerd. Bij deze bestandsopnamen wordt gebruikgemaakt van verschillende technieken. Tijdens platvissurveys (schol en tong) wordt meestal gevist met een boomkor. Op kabeljauw, wijting en haring wordt veelal met zogenaamde borden gevist. Daarnaast vinden er akoestische (echo)surveys plaats. Bij deze akoestische surveys worden van tijd tot tijd vistrekken gedaan om de samenstelling van de akoestische signalen te bepalen.

International Bottom Trawl Survey (IBTS)

Jaarlijks wordt in de maanden januari en februari de ‘International Bottom Trawl Survey’ uitgevoerd in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat. Hiervoor is een aantal ICES-vakken geselecteerd. Het Friese Front wordt geheel meegenomen in de IBTS.

Beam Trawl Survey (BTS)

De boomkorsurvey wordt jaarlijks uitgevoerd in de maanden augustus en september met onderzoeksvaartuigen die vissen met een 8 meter boomkor. Het surveygebied is onderverdeeld in zogenaamde ICES-vakken. Het Friese Front wordt geheel meegenomen in de BTS.

Noordzee haring echosurvey

Jaarlijks wordt in juli een akoestische survey voor haring uitgevoerd op de Noordzee. Het gebied dat bestreken wordt, omvat de Noordzee, van 54° NB tot de noordgrens van het continentale plat (ca. 61°30 NB), het Skagerrak en het Kattegat en het continentale plat ten westen van Schotland tot 56° NB.

De methode die gebruikt wordt, is echo-integratie. Het onderzoeksvaartuig vaart een vaste, van tevoren geplande route en scant voortdurend de waterkolom onder het schip met een echolood (een soort sonar) op de aanwezigheid van vis, een methode die ook door vissersschepen wordt gebruikt om visscholen op te sporen.

Effecten van onderzoek en monitoring

Reguliere monitoring en onderzoeksactiviteiten kunnen verstoring van de zeekoet tot gevolg hebben, met name in de periode juli tot en met oktober, vanwege de rui-periode. De vissurveys hebben een klein verstorend effect op de zeekoet. Maar omdat bij deze surveys langzaam gevaren wordt, hebben ook jonge en ruiende volwassen zeekoeten tijd om rustig van de verstoring weg te zwemmen en is het effect Natura 2000-beheerplan Friese Front klein. De effecten van onderwatergeluid door echo-surveys op de zeekoet zijn op dit moment nog onduidelijk. Hierdoor is ook onduidelijk op welke manier verschillende vormen van geluid cumuleren en wat het effect daarvan is op de zeekoet.

Om significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling te voorkomen, gelden de onderstaande voorwaarden. Wanneer deze voorwaarden worden nageleefd, zijn de activiteiten vrijgesteld van vergunningplicht in het kader van de Wnb. Deze voorwaarden komen deels voort uit reeds bestaande vergunningsvoorschriften. Hiermee worden significant negatieve effecten uitgesloten en resteffecten beperkt.

Voorwaarden onderzoek en monitoring

  • Voordat gestart wordt met een nieuw onderzoek, dient contact te worden opgenomen met het bevoegd gezag op grond van de Wnb (het Ministerie van LNV) en de Kustwacht om vast te laten stellen of de activiteit onder reguliere monitoring en onderzoek valt of onder projectmatige monitoring en onderzoek. Projectmatige monitoring en onderzoek is vergunningplichtig.

  • Geen onderzoek en monitoring in de periode juli tot en met oktober, tenzij het vanuit operationeel of biologisch (bijvoorbeeld seizoensgebonden) oogpunt of veiligheid noodzakelijk is. Deze voorwaarde geldt ook voor monitoring en onderzoek gericht op de zeekoet. Dit wordt in de vergunningsvoorwaarden opgenomen; In gevallen van operationele of biologische noodzaak of veiligheid gelden de algemene richtlijnen (zie paragraaf 5.4 van het beheerplan) voor scheepvaart. Dit wordt in de vergunningvoorwaarden opgenomen.

  • Er mag geen afval worden achtergelaten in het gebied en onderzoeksmaterialen dienen na afloop van het onderzoek weer verwijderd te worden. Bij het onderzoek worden geen materialen gebruikt die een verontreinigend effect hebben op de omgeving.

  • Gebruik van geluidsproducerende apparatuur, anders dan voor communicatiedoeleinden en de veiligheid, is niet toegestaan in de periode juli tot en met oktober.

Onderhoud van markeringen en daaraan gerelateerde scheepvaart

Zowel de laterale (rode en groene markeringen die de vaargeul aangeven) als de speciale betonning (aanduiding bepaald gebied of voorwerp) wordt één keer per twee jaar gecontroleerd. Dit houdt in dat er gekeken wordt naar zowel de staat van de steen en de ketting als de betonning zelf. Er wordt gecontroleerd op gebreken, het energiepakket met de lamp en de positie. De controle wordt uitgevoerd per schip. Niet alle boeien worden op hetzelfde moment gecontroleerd en in totaal wordt er enkele keren per jaar uitgevaren voor controle. De scheepvaartbewegingen die bij deze activiteit horen, kunnen in de rui-periode van de zeekoet voor significante verstoring zorgen.

Voorwaarden markeringen

  • Controle en onderhoud worden uitgevoerd buiten de rui-periode van de zeekoet, die valt in de maanden juli tot en met oktober. Dit wordt in de markeringsplanning opgenomen. (Spoed)reparaties mogen binnen deze periode uitgevoerd worden en worden gemeld bij het Ministerie van LNV.

  • Er mag geen afval worden achtergelaten in het gebied en er mogen geen materialen worden gebruikt die een verontreinigend effect hebben op de omgeving.

  • Indien het wel noodzakelijk is om door het gebied Friese Front te varen in deze periode, gelden de algemene richtlijnen voor scheepvaart (zie paragraaf 5.4 van het beheerplan).

  • Voor het complete beheerplan voor het Natura 2000-gebied Friese Front wordt verwezen naar de documenten op Platform Participatie.

Tot zover de letterlijke tekst uit het beheerplan van de vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten.

Beroep instellen

Waartegen mag u beroep instellen?

Beroep kan alleen worden ingesteld tegen specifieke onderdelen van het beheerplan. Beroep staat volgens de Wet natuurbescherming (Wnb, art. 8.1 lid 2) alleen open tegen de beschrijvingen van activiteiten die het bereiken van instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen en de daarbij aangegeven voorwaarden en beperkingen. Hierbij gaat het om activiteiten die via het beheerplan vrijgesteld zijn van de Wnb-vergunningplicht. Geen beroep is mogelijk tegen de elementen gericht op uitvoering, zoals de maatregelen of de fasering van de uitvoering.

Wie mogen beroep instellen en waar kunt u dit doen?

Belanghebbenden en niet-belanghebbenden, die tijdig een zienswijze kenbaar hebben gemaakt of aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen beroep instellen door een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank (https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken) binnen het rechtsgebied waarin u woonachtig of gevestigd bent. De termijn voor het instellen van beroep is 6 weken en vangt aan op de dag na bekendmaking van de beheerplannen op de voorgeschreven wijze. Actuele informatie over in beroep gaan en de eisen waaraan het beroepschrift moet voldoen, vindt u op de website van www.rechtspraak.nl. U kunt ook digitaal beroep instellen bij de rechtbank. U moet wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD).

Voorlopige voorziening

Indien een beroepschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin u woonachtig bent.

Griffierecht

Voor de behandeling van een beroepschrift en een verzoekschrift om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. Over de hoogte van dit bedrag, alsmede ten aanzien van de termijn waarbinnen dit bedrag moet worden betaald, kan contact worden opgenomen met de griffier van de bevoegde rechtbank.

Indien het beroep- of verzoekschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, dient de indiener van het beroep- of verzoekschrift zorg te dragen voor een vertaling.

Documenten bekijken

Het volledige beheerplan is digitaal te vinden op Platform Participatie. Daar zijn ook de achtergronddocumenten uit de ontwerpfase te vinden. Aanvullende documenten staan op de Natura 2000-website van Rijkswaterstaat.

Het volledige beheerplan, een samenvatting hiervan en de Nota van Antwoord liggen ook ter inzage op de volgende locatie: het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijnstraat 8, Den Haag, telefoon 070 – 456 96 07.

Inzien van de documenten kan alleen op afspraak.

Meer informatie

Meer informatie op Platform Participatie en op de Natura 2000-website van Rijkswaterstaat.

Vragen over het Natura 2000-beheerplan kunt u stellen via de Landelijke Informatielijn van Rijkswaterstaat, 0800 8002 of het contactformulier.


X Noot
1

Voor alle activiteiten geldt de generieke of algemene voorwaarde dat zij in aard, omvang, intensiteit en tijd niet in betekenende mate mogen wijzigen ten opzichte van de getoetste situatie. Van veranderingen in betekenende mate is sprake, indien op voorhand niet met zekerheid kan worden gesteld dat significant negatieve effecten van die veranderingen op instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten.

Naar boven