Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van codebesluit van 21 augustus 2023, kenmerk ACM/UIT/589901 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet betreffende voorkomen van ongewenst balanceringsgedrag

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 12f, eerste lid van de Gaswet;

Besluit

ARTIKEL I

De Transportcode gas LNB wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 4.1.4.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

4.1.4.7

  • 1. Er is sprake van ongewenst balanceringsgedrag door een erkende programmaverantwoordelijke indien op enig heel uur (uu:00):

    • a. Er in het vorige uur een balanceringsactie conform artikel 4.1.4 is uitgevoerd, en

    • b. De erkende programmaverantwoordelijke mede onbalansveroorzaker is geweest van die balanceringsactie zoals die volgens artikel 4.1.4.2 of artikel 4.1.4.3 is uitgevoerd, en

    • c. De absolute waarde van haar portfolio onbalans signaal op uu:00 groter is dan 15% van de absolute grenswaarde van de donkergroene zone; en

    • d. Er is sprake van minstens één van de volgende omstandigheden op uu:00:

    • a. Het betreffende portfolio wordt vooral via TTF gebalanceerd. Dat is het geval indien één van de volgende situaties optreedt:

      • i. De absolute waarde van de TTF near-real-time allocaties in de portfolio is groter dan de som van alle near-real-time entry en exit allocaties in de portfolio (in absolute zin) op entry- en exitpunten waar het gas fysiek stroomt, of;

      • ii. Het portfolio heeft geen near-real-time allocatie op entrypunten waar het gas fysiek het netwerk wordt ingevoed; of;

      • iii. Het portfolio heeft geen near-real-time allocatie op exitpunten waar het gas fysiek aan het netwerk wordt onttrokken.

    of

    • b. De portfolio-onbalans is groter dan de portfolio omvang op dat betreffende uur. Dat is het geval indien de absolute waarde van het portfolio onbalans signaal groter is dan de som van de TTF near-real-time allocaties en alle near-real-time entry en exit allocaties in de portfolio (in absolute zin) op entry- en exitpunten waar het gas fysiek stroomt op dat betreffende uur.

  • 2a. Indien een erkende programmaverantwoordelijke ongewenst balanceringsgedrag vertoont overeenkomstig het eerste lid, dan zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij deze erkende programmaverantwoordelijke een heffing, conform artikel 3, zeventiende lid van NC-BAL, in rekening brengen. De heffing is gelijk aan 30% van de absolute waarde van het bedrag dat volgt uit artikel 4.1.4.2 of uit artikel 4.1.4.3.

  • 2b. Indien een erkende programmaverantwoordelijke voor de eerste keer ongewenst balanceringsgedrag vertoont overeenkomstig het eerste lid, dan zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dit toelichten aan de erkende programmaverantwoordelijke en geen heffingen in rekening brengen tot het moment waarop de toelichting schriftelijk is verstuurd aan de betreffende erkende programmaverantwoordelijke. Vanaf de eerstvolgende gasdag, nadat de schriftelijke toelichting verstuurd is, is dit lid niet meer van toepassing voor die betreffende erkende programmaverantwoordelijke.

  • 3. De heffingen zullen op een inzichtelijke manier door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet worden gefactureerd.

  • 4. Van een onverwachte fysieke verstoring op een entry- of exitpunt op enig uur is sprake indien:

    • a. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet het geconfirmeerde gastransport op dat entry- of exitpunt geheel of gedeeltelijk onverwacht niet kan uitvoeren; en

    • b. De oorzaak van deze verstoring niet te wijten valt aan de erkende programmaverantwoordelijke die voor dat betreffende entry- of exitpunt programmaverantwoordelijkheid draagt.

  • 5. Indien er sprake is van een onverwachte fysieke verstoring dan zal, gedurende vijf uren vanaf het ontstaan van de onverwachte fysieke verstoring het verschil tussen de confirmatie en de allocatie op het betreffende entry- of exitpunt niet worden meegenomen in de bepaling of er sprake is van ongewenst balanceringsgedrag als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan besluiten om de termijn als bedoeld in het vijfde lid te verlengen, indien de erkende programmaverantwoordelijke kan aantonen dat de specifieke omstandigheden rondom de onverwachte fysieke verstoring het haar onmogelijk maken om na de genoemde termijn geen ongewenst balanceringsgedrag als bedoeld in het eerste lid te vertonen.

  • 7. Indien er in aanvulling op het vijfde lid ook sprake is van een noodsituatie als bedoeld in artikel 4.1.4.5 dan zal, gedurende de noodsituatie het verschil tussen de confirmatie en de allocatie op het betreffende entry- of exitpunt niet worden meegenomen in de bepaling of er sprake is van ongewenst balanceringsgedrag als bedoeld in het eerste lid.

  • 8. Op het moment dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aanwijzingen heeft dat sprake is van gedrag, als bedoeld in het eerste lid, zal zij voordat zij een heffing in rekening brengt, als bedoeld in lid 2a, de erkende programmaverantwoordelijke de gelegenheid geven zijn standpunt naar voren te brengen (hoor) en om te reageren op het standpunt van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet (wederhoor). De erkende programmaverantwoordelijke kan van de mogelijkheid tot hoor en wederhoor gebruik maken binnen twee weken na de melding van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dat er gedrag, als bedoeld in het eerste lid, is vastgesteld. Indien de erkende programmaverantwoordelijke niet binnen voornoemde twee weken de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de heffing, als bedoeld in lid 2a, in rekening brengen bij de erkende programmaverantwoordelijke.

  • 9. Als strikte toepassing van dit artikel naar het oordeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onevenredig zou zijn of naar haar oordeel het belang van het balanceringsregime minder is gediend met die strikte toepassing, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet besluiten een heffing, als bedoeld in lid 2a, niet in rekening te brengen. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet neemt in haar oordeel de hoor en wederhoor, als bedoeld in het achtste lid, mee.

B

Na artikel 4.1.4.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

4.1.4.8

  • 1. Indien de erkende programmaverantwoordelijke substantieel ongewenst balanceringsgedrag vertoont, dan voldoet de programmaverantwoordelijke niet langer aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 3.2.0, onderdeel c, en kan intrekking van de erkenning op grond van artikel 3.3.2 onverwijld volgen.

  • 2. Een erkende programmaverantwoordelijke vertoont substantieel ongewenst balanceringsgedrag indien, gerekend over een aaneengesloten periode van twaalf maanden tot en met de datum waarop het ongewenste balanceringsgedrag voor het laatst plaatsvond:

    • a. De erkende programmaverantwoordelijke drie of meer heffingen heeft gehad in één van de vier periodes van drie aaneengesloten maanden in die aaneengesloten periode van twaalf maanden en zeven of meer heffingen heeft gehad in die aaneengesloten periode van twaalf maanden;

    Of

    • b. De erkende programmaverantwoordelijke in drie of vier van de vier periodes van drie aaneengesloten maanden in die aaneengesloten periode van twaalf maanden een heffing heeft gehad.

C

Na artikel 4.1.4.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

4.1.4.9

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet voert jaarlijks overleg met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt over de werking van de artikelen 4.1.4.7 en 4.1.4.8, en stuurt de resultaten hiervan aan de Autoriteit Consument en Markt. Indien deze evaluatie daartoe aanleiding geeft, leggen de gezamenlijke netbeheerders een voorstel (tot wijziging) met betrekking tot de artikelen 4.1.4.7 en 4.1.4.8 ter goedkeuring voor aan Autoriteit Consument en Markt.

De evaluatie waarvan sprake is in dit artikel kan op initiatief van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en/of de Autoriteit Consument en Markt uitgevoerd worden.

D

Aan artikel 4.1.8, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. Opbrengsten uit de heffing zoals gedefinieerd in artikel 4.1.4.7, lid 2a.

E

In artikel 4.1.4.3 vervalt ‘zoals bedoeld 4.1.5.1’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 augustus 2023

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

TOELICHTING

1. Samenvatting

  • 1. Met dit besluit stelt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) regels vast over ongewenst balanceringsgedrag. Het besluit introduceert regels die invulling geven aan de verantwoordelijkheid van netgebruikers om hun balanceringsportfolio’s in balans te brengen om zo de noodzaak tot het nemen van balanceringsacties door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, Gasunie Transport Services B.V. (hierna: GTS), tot een minimum te beperken. Het besluit definieert ongewenst balanceringsgedrag en verbindt daar gevolgen aan: een financiële heffing bij ongewenst balanceringsgedrag door een erkende programmaverantwoordelijke (hierna: PV’er) en intrekking van de erkenning van een PV’er bij substantieel ongewenst balanceringsgedrag. Dit besluit draagt bij aan een effectiever balanceringsregime.

2. Aanleiding en gevolgde procedure

  • 2. De ACM stelt op grond van artikel 12f van de Gaswet regelgeving vast voor de gasmarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van Netbeheer Nederland dat de ACM op 14 maart 2022 heeft ontvangen. Netbeheer Nederland heeft met dit voorstel als doel om het balanceringsregime effectiever te laten werken. Het voorstel introduceert regels over ongewenst balanceringsgedrag en verbindt daar gevolgen aan.

  • 3. Netbeheer Nederland heeft op 13 juli en 14 oktober 2022 op verzoek van de ACM vragen met betrekking tot het voorstel beantwoord.

  • 4. Netbeheer Nederland heeft na opdracht van de ACM op 20 januari 2023 een gewijzigd voorstel ingediend. De ACM heeft het gewijzigde voorstel (hierna: het voorstel) beoordeeld en concludeert dat de gezamenlijke netbeheerders de wijzigingsopdracht van de ACM hebben opgevolgd.

  • 5. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 27 februari 2023. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.

  • 6. Zienswijzen zijn ingediend door Vereniging Gasopslag Nederland (hierna: VGN), Energie-Nederland en de European Federation of Energy Traders (hierna: EFET). Op 25 april 2023 heeft de ACM Energie-Nederland aanvullende vragen gesteld over haar zienswijze ter verduidelijking hiervan. Energie-Nederland heeft deze vragen op 16 mei 2023 beantwoord.

  • 7. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet aan de Europese Commissie in ontwerp ter notificatie aangeboden.

3. Beoordeling

3.1. Procedureel

  • 8. De ACM constateert dat het voorstel op 16 december 2021 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 12d van de Gaswet.

3.2. Inhoudelijk

1.1.1. Het balanceringsregime
  • 9. Het gastransportnet van GTS moet in balans zijn om het gas veilig en doelmatig te kunnen transporteren. In balans zijn houdt in dat het gastransportnet op de juiste druk blijft en dat het verschil tussen de gasinvoedingen en de gasonttrekkingen aan het net binnen bepaalde grenzen blijft.

  • 10. Het balanceringsregime bevat de spelregels die ervoor moeten zorgen dat PV’ers hun invoeding in en onttrekking uit het gastransportnet in evenwicht houden. Deze spelregels staan in Verordening (EU) 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten (hierna: NC BAL) en in de Transportcode gas LNB. Een van de algemene beginselen uit NC BAL is dat de netgebruikers de verantwoordelijkheid dragen om hun balanceringsportfolio’s in balans te brengen om zo de noodzaak tot het nemen van balanceringsacties door transmissiesysteembeheerders, zoals GTS, tot een minimum te beperken. PV’ers kunnen hun portfolio balanceren door fysiek gas in te voeden of gas te onttrekken aan het landelijk gastransportnet of door gas op het TTF (Title Transfer Facility) – de virtuele marktplaats voor in Nederland verhandeld gas – te kopen of verkopen.

  • 11. Verder vereist het balanceringsregime dagbalancering. Dit houdt in dat de balans van het gassysteem altijd (24/7) binnen bepaalde grenzen moet blijven, namelijk de donkergroene zone (zie randnummer 14). Daarnaast dienen PV’ers in beginsel aan het einde van de dag hun portfolio in balans te hebben. Een PV’er die aan het eind van de dag een onbalans heeft, maakt gebruik van de netwerkbuffer. Hij heeft dan of een tekort of een overschot aan gas dat wordt opgevangen door de bufferfunctie van het netwerk. Het gebruik van deze bufferfunctie heet Linepack Flexibility Service en hiervoor wordt een tarief in rekening gebracht bij de PV’er die hier gebruik van maakt. Een PV’er heeft de verantwoordelijkheid via het balanceren van haar portfolio om het systeembalans binnen de grenzen te houden en dus constant haar portfolio te monitoren. Indien het gassysteem teveel in onbalans is, grijpt GTS hierop in (zie ook randnummer 14). PV’ers kunnen hun portfolio balanceren als omschreven in randnummer 10.

  • 12. GTS geeft PV’ers elke vijf minuten inzicht in hun eigen onbalanspositie, ofwel Portfolio Onbalans Signaal (POS) en in de balanspositie van het gehele systeem, ofwel Systeem Balans Signaal (SBS). het SBS is de som van alle individuele POS’en. Op die manier worden PV’ers in staat gesteld om inzicht te krijgen in hun portfolio en deze hierop bij te sturen als dat nodig is.

  • 13. Onderstaande afbeelding is een voorbeeld van het SBS op een ‘bepaald’ moment. De zwarte lijn geeft per uur de onbalans van het gastransportnet weer. In het voorbeeld is het SBS negatief, wat aangeeft dat het systeem als geheel 'long’ is. Met ‘long’ wordt bedoeld dat er teveel gas in het systeem is. De blauwe lijn illustreert de som van POS’en van PV’ers die een negatieve POS hebben en het systeem uit balans halen. De rode lijn geeft de som van POS’en van PV’ers weer die een positieve POS hebben en het systeem helpen om in balans te blijven. De som van de rode en blauwe lijn is de zwarte lijn.

  • 14. Het gehele systeem (SBS) kan zodanig in onbalans raken dat GTS moet ingrijpen. Dit gebeurt als het SBS buiten de middelste donkergroene zone komt, die in bovenstaande afbeelding is uitgebeeld. Zolang het SBS binnen de donkergroene zone blijft, is het gehele systeem voldoende in balans en hoeft GTS niet in te grijpen. Als verwacht wordt dat het SBS aan het einde van het uur in de lichtgroene, oranje of rode zone komt, dan zal GTS een balanceringsactie uitvoeren met als doel het systeem weer binnen de donkergroene zone te brengen. GTS beoordeelt dit elk uur. GTS zal in het geval er te weinig gas in het systeem is, gas kopen op de beurs met een zodanig volume dat het systeem weer terugkeert naar de rand van de donkergroene zone. In het geval er te veel gas in het systeem is, zal GTS gas verkopen op de beurs zodat het systeem weer terugkeert naar de rand van de donkergroene zone. De balanceringsacties van GTS vinden geautomatiseerd plaats en de kosten/opbrengsten daarvan worden doorbelast aan de onbalansveroorzakende PV’er(s). In feite ontvangt of betaalt de PV’er hiermee de volumegewogen gemiddelde transactieprijs voor het door GTS verkochte of gekochte gas (vermenigvuldigd met het volume). Er worden door GTS geen aanvullende heffingen toegepast. GTS stelt met dit codevoorstel een aanvullende heffing voor in gevallen van ongewenst balanceringsgedrag.

1.1.2. Aanleiding en inhoud van het voorstel
  • 15. GTS heeft op basis van een analyse over de periode januari 2019 tot en met midden 2021 geconstateerd dat enkele PV’ers een grote POS hadden, namelijk een POS die groter is dan 15% van de waarde van de donkergroene zonegrens. Volgens GTS komen twee gedragingen regelmatig voor in combinatie met de grote onbalans.

  • 16. De eerste gedraging is dat er sprake is van een portfolio waarbij TTF-transacties een significante rol hebben in de portfolio-onbalans van een PV’er. GTS onderscheidt de drie volgende situaties. In de eerste situatie is de absolute waarde van de TTF-allocatie in het portfolio van de PV’er groter dan de som van de fysieke allocaties in de portfolio (in absolute zin). In deze situatie is dus niet het fysieke deel van de portfolio bepalend voor de grote onbalans maar het virtuele deel via TTF-transacties. GTS geeft aan dat een TTF-transactie een bewuste activiteit is en daarom de PV’er bewust een grote onbalans veroorzaakt. Deze PV’er had moeten bijsturen via TTF-transacties. De tweede situatie is dat het portfolio van een PV’er geen fysieke entry-allocaties bevat, oftewel niet bestaat uit gas dat via fysieke entrypunten binnenstroomt op het landelijk gastransportnet. Deze PV’ers kopen hun gas op het TTF. Daarom hebben TTF-transacties een doorslaggevende rol in de portfolio-onbalans. De derde situatie is dat het portfolio van een PV’er geen fysieke exit-allocaties bevat, oftewel niet bestaat uit gas dat via fysieke exit-punten het landelijk gastransportnet verlaat. Volgens GTS zijn dit vooral partijen die gas produceren en het geproduceerde gas op het TTF verkopen aan andere partijen. Wederom hebben daarom volgens GTS TTF-transacties een doorslaggevende rol in de portfolio-onbalans.

  • 17. De tweede gedraging is dat de grote onbalans is veroorzaakt door het bewust niet ingrijpen door een PV’er, terwijl dit wel van een PV’er wordt verwacht. GTS noemt in dit kader een PV’er die meerdere uren geen zicht heeft gehouden op haar portfolio en daardoor niet op tijd heeft ingegrepen toen er onbalans ontstond. Hierdoor werd de portfolio-onbalans groter dan de portfolio-omvang van de desbetreffende PV’er. Volgens GTS is hier sprake van bewust niet handelen door een PV’er, omdat volgens GTS elke PV’er wordt geacht haar portfolio de gehele dag (24/7) te monitoren.

  • 18. Volgens GTS zijn deze twee gedragingen ongewenst, omdat ze zorgen voor een ongewenste en onnodige dynamiek in het gastransportnet en een onnodig hoog aantal balanceringsacties tot gevolg heeft. Daarbij komt dat door deze gedragingen de grote portfolio-onbalans volgens GTS bewust door de betreffende PV’er is veroorzaakt. Kortom: de portfolio-onbalans is volgens GTS niet primair veroorzaakt door fysieke veranderingen en/of onverwachte fysieke (ver)storingen, maar door bewust gedrag van een PV’er.

  • 19. Om dit ongewenste gedrag te voorkomen met als doel een effectiever balanceringsregime, heeft Netbeheer Nederland namens de gezamenlijke netbeheerders dit voorstel ingediend. In het voorstel wordt het nieuwe begrip ‘ongewenst balanceringsgedrag’ geïntroduceerd. Dit gedrag heeft een financiële heffing als gevolg en kan bij herhaling uiteindelijk een intrekking van de erkenning van een PV’er tot gevolg hebben.

Ongewenst balanceringsgedrag

  • 20. In artikel 4.1.4.7 Transportcode gas LNB wordt het nieuwe begrip ongewenst balanceringsgedrag geïntroduceerd. Zoals aangegeven, dienen PV’ers hun portfolio in balans te brengen om daarmee de noodzaak tot balanceringsacties van GTS te proberen te beperken. Met dit voorstel wordt invulling gegeven aan en aangesloten bij het eerste lid van artikel 4 NC BAL. Balanceringsacties kunnen leiden tot onnodige fysieke dynamiek in het gasnetwerk, omdat marktpartijen meer fysiek gaan reageren dan op basis van de fysieke realiteit nodig is. Er kan dan een kettingreactie ontstaan waardoor het systeem nog meer in onbalans raakt. Dit is niet wenselijk.

  • 21. Er moet aan vier cumulatieve voorwaarden worden voldaan voordat een PV’er ongewenst balanceringsgedrag vertoont. Er moet sprake zijn van (1) een balanceringsactie van GTS in het uur voordat het ongewenste balanceringsgedrag wordt vastgesteld, (2) de PV’er is (mede)veroorzaker van die balanceringsactie, (3) er is in dat betreffende uur sprake van een te grote POS van de PV’er en (4) er is sprake van een bewust opgebouwde grote onbalans.

  • 22. Met de eerste voorwaarde voor ongewenst balanceringsgedrag wordt bedoeld dat GTS een balanceringsactie moet hebben uitgevoerd voordat het ongewenste balanceringsgedrag wordt vastgesteld. Dit gebeurt rond 21 minuten na het hele uur voorafgaand aan de vaststelling. Bijvoorbeeld als GTS een balanceringsactie rond 9.21 uitvoert, doet zij dit omdat zij verwacht dat om 10.00 uur het SBS buiten de donkergroene zone komt. Een PV’er vertoont uitsluitend ongewenst balanceringsgedrag als (mede) daardoor een balanceringsactie is veroorzaakt. Hiermee wordt aangesloten bij de vereisten voor een binnen-de-dag-heffing zoals bedoeld in artikel 26 tweede lid sub d NC BAL waarin een relatie tussen de binnen-de-dag-heffing en balanceringsacties wordt gesuggereerd. Dit betekent dat een heffing enkel in rekening gebracht kan worden indien GTS een balanceringsactie (mede) door het ongewenste balanceringsgedrag heeft moeten doen. Een binnen-de-dag-heffing is een heffing op de binnen-de-dag-verplichting van een PV’er. Deze verplichting bestaat uit een reeks regels met betrekking tot invoedingen en onttrekkingen van netgebruikers binnen de gasdag die door een transmissiesysteembeheerder worden opgelegd aan netgebruikers. Deze regels zijn onder randnummer 11 uitgelegd.

  • 23. De tweede voorwaarde is dat de PV’er de balanceringsactie uit de eerste voorwaarde mede heeft veroorzaakt. Dit betekent dat het POS van die PV’er in dezelfde richting gaat als het SBS. Het SBS en het POS van de PV’er zullen dus beiden ‘long’ of beiden ‘short’ zijn. Met ‘long’ wordt bedoeld dat er teveel gas in het systeem is en ‘short’ een tekort aan gas in het systeem.

  • 24. De derde voorwaarde gaat over het POS van de PV’er. PV’ers hebben binnen de donkergroene zone een behoorlijke balanceringsvrijheid. Dit is ook zo als het SBS zich buiten de donkergroene zone bevindt en het POS van een PV’er in de tegengestelde richting aan het SBS gaat. Het is belangrijk dat marktpartijen enige balanceringsruimte hebben, bijvoorbeeld voor het geval dat er een verschil tussen de voorspelde en daadwerkelijke temperatuur is, waardoor huishoudens meer of minder gas gaan verbruiken dan verwacht. Pas als de absolute waarde van het POS van de PV’er groter is dan 15% van de grenszone van de donkergroene zone van het SBS wordt voldaan aan de derde voorwaarde van de definitie van ongewenst balanceringsgedrag. De balanceringsruimte voor PV’ers wordt beperkt tot 15% van de grenswaarde van de donkergroene zone (voor een POS met dezelfde richting als het SBS). Als het POS van een PV’er meer dan 15% van de grenswaarde van de donkergroene zone is, draagt deze significant bij aan het systeemonbalans en aan het in gang zetten van een balanceringsactie. De PV’er is dan één van de voornaamste veroorzakers van de systeemonbalans.

  • 25. De vierde voorwaarde ziet op een specifieke omstandigheid van de portfolio-onbalans van een PV’er. Indien er sprake is van (a) een portfolio waarbij vooral via TTF wordt gebalanceerd of (b) een portfolio waarbij het POS groter is dan de portfolio-omvang op dat betreffende uur. Zie voor een nadere omschrijving van deze omstandigheden randnummers 16 tot en met 18.

  • 26. De ACM vindt het belangrijk om situaties zoals bovengenoemde zoveel mogelijk te voorkomen en eventuele schade zoveel mogelijk in te perken. Dit soort situaties kan namelijk leiden tot verminderd vertrouwen in de gasmarkt en financiële schade die gedragen moet worden door de overige netgebruikers. De ACM hecht er daarom aan dat GTS kan ingrijpen indien een PV’er bovenstaand gedrag vertoont. Tegelijkertijd moeten de instrumenten, zoals een heffing en het intrekken van de PV-erkenning, niet lichtzinnig worden ingezet. Hieraan zijn dus voorwaarden verbonden.

Heffing

  • 27. Artikel 4.1.4.7 lid 2a Transportcode gas LNB geeft aan dat een heffing in rekening wordt gebracht bij de PV’er die ongewenst balanceringsgedrag vertoont met uitzondering van de eerste keer dat de PV’er dit gedrag vertoont. De eerste keer zal GTS de PV’er een waarschuwing geven en deze toelichten. Tot het moment van toelichten zal GTS geen heffing in rekening brengen. Dit geeft de PV’er de mogelijkheid om haar gedrag te verbeteren doordat zij door GTS bewust is gemaakt daarvan.

  • 28. De heffing bedraagt 30% van het bedrag dat de PV’er bij de balanceringsactie, die zij mede heeft veroorzaakt, krijgt doorberekend door GTS. Als het systeem short is, betaalt de PV’er 130% van dit bedrag aan GTS (dit betreft zowel de verrekening van de balanceringsactie als de heffing); als het systeem long is, ontvangt de PV’er 70% van dit bedrag (dit betreft de verrekening door GTS minus de heffing). De hoogte van de heffing sluit aan bij de analyse van GTS waarin de financiële prikkel om het voorkomen van ongewenst balanceringsgedrag is onderzocht en wordt daarmee als effectief beschouwd. De opbrengsten van de heffing komen ten goede van marktpartijen aangezien deze worden verrekend met de neutraliteitsheffing (artikel 4.1.8 tweede lid onder e Transportcode gas LNB). Uit NC BAL volgt immers dat de netbeheerder geen winst of verlies mag maken met heffingen in verband met zijn balanceringsactiviteiten. Verder zal de effectiviteit van de heffing in de loop van de tijd moeten worden geëvalueerd, opdat het instrument zo doelmatig mogelijk is.

  • 29. In lijn met artikel 25 eerste lid sub d NC BAL is de heffing gerelateerd aan de individuele onbalanspositie (POS) van de PV’er die het ongewenste balanceringsgedrag vertoont. De ACM heeft geen reden om aan te nemen dat de heffing een overmatige belemmering zou vormen voor grensoverschrijdende handel en toetreding van nieuwe PV’ers tot de betrokken markt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 26 tweede lid sub a NC BAL. Zoals onder randnummer 12 uiteengezet ontvangen PV’ers adequate informatie over het SBS en hun POS. Verder beschikken zij over redelijke middelen om hun risico te beheersen, namelijk door hun POS bij te sturen via fysieke invoedingen of onttrekkingen of via handel op TTF. Hiermee voldoet het voorstel ook aan artikel 26 tweede lid sub b NC BAL. Tot slot heeft de ACM geen reden om aan te nemen dat het heffingspercentage onredelijk is.

Uitzondering op ongewenst balanceringsgedrag

  • 30. In artikel 4.1.4.7 vierde lid Transportcode gas LNB wordt een uitzondering op het ongewenste balanceringsgedrag en de bijbehorende heffing opgenomen. Dit is het geval indien er sprake is van een onverwachte fysieke verstoring aan een installatie op een entry- of exitpunt van het landelijk gasnetwerk en de oorzaak hiervan niet te wijten is aan de PV’er die programmaverantwoordelijkheid voor dat entry- of exitpunt draagt. De uitzondering geldt voor vijf uur na optreden van deze verstoring. Het gaat om een situatie waarbij er geen of minder gastransport op een entry- of exitpunt kan plaatsvinden. Het verschil tussen de geconfirmeerde en gerealiseerde hoeveelheid gas op dat entry- of exitpunt wordt niet meegenomen in de bepaling of een PV’er ongewenst balanceringsgedrag vertoont. Dit geldt overigens ook voor een noodsituatie. Het kan zijn dat gedurende een onverwachte fysieke verstoring het SBS niet buiten de donkergroene zone komt, waardoor er überhaupt geen sprake is van ongewenst balanceringsgedrag. In die situatie blijft de uitzondering buiten beschouwing.

  • 31. Het is redelijk om de gevolgen van een fysieke verstoring op het POS van de betreffende PV’er gedurende vijf uur buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van ongewenst balanceringsgedrag. Marktpartijen krijgen op die manier de tijd om binnen vijf uur na deze verstoring hun POS bij te stellen naar deze situatie. Er wordt van marktpartijen dus verwacht dat zij gedurende de verstoring actie ondernemen, maar niet dat zij meteen na het ontstaan van de verstoring hun onbalans hebben opgelost. Als het SBS gedurende die vijf uur buiten de donkergroene zone komt, zal GTS de onbalans ook bijsturen met balanceringsacties. Dit verlaagt ook de eventuele systeemonbalans tijdens de verstoring. Indien een PV’er kan aantonen dat de specifieke omstandigheden rondom de onverwachte fysieke verstoring het haar onmogelijk maakt om haar POS zodanig bij te sturen dat zij geen ongewenst balanceringsgedrag vertoont, kan GTS de uitzondering van vijf uur verlengen. Dit geeft ruimte voor maatwerk en acht de ACM redelijk. Daarbij weegt de ACM mee dat dit punt terug kan komen in een evaluatie van dit codevoorstel.

Substantieel ongewenst balanceringsgedrag

  • 32. Indien een PV’er substantieel ongewenst balanceringsgedrag vertoont, kan haar erkenning door GTS worden ingetrokken volgens het nieuwe artikel 4.1.4.8 Transportcode gas LNB. In dat geval geeft de PV’er niet meer in alle opzichten uiting te beschikken over de deskundigheid en zorgvuldigheid en over de technische, administratieve en organisatorische faciliteiten, die vereist zijn om deelnemer aan het landelijk gastransport te kunnen zijn en gedraagt zij zich daar niet meer naar. Dit is één van de eisen voor een erkenning van een PV’er. Van PV’ers wordt immers verwacht dat zij balanceringsacties proberen te voorkomen en dat zij de verantwoordelijkheid dragen om hun balanceringsportfolio’s in balans te brengen. De erkenning van een PV’er zal enkel worden ingetrokken bij herhaald gedrag. De intrekking van de erkenning van ongeschikte partijen zal (meer) ongewenst balanceringsgedrag voorkomen. Daarnaast zal er van de mogelijkheid daartoe wellicht ook prikkels uitgaan om (herhaling van) ongewenst balanceringsgedrag te voorkomen. De systeemintegriteit wordt daarmee zoveel mogelijk bewaakt.

  • 33. Van substantieel ongewenst balanceringsgedrag is sprake indien een PV’er meerdere keren ongewenst balanceringsgedrag heeft vertoond in een aaneengesloten periode van twaalf maanden. Er zijn twee mogelijkheden om te voldoen aan de definitie van substantieel ongewenst balanceringsgedrag: (1) de PV’er heeft drie of meer heffingen in één van de vier periodes van drie aaneengesloten maanden in die 12-maandenperiode gehad én zeven of meer heffingen in die 12-maandenperiode of (2) de PV’er heeft in drie van de vier periodes van drie aaneengesloten maanden in die 12-maandenperiode een heffing gehad. Door niet aan te sluiten bij kalenderjaren en -kwartalen kan het gedrag effectiever worden bestreden.

  • 34. Volgens de ACM is het op basis van de hierboven genoemde criteria voor marktpartijen duidelijk wanneer er sprake is van substantieel ongewenst balanceringsgedrag en weten ze dus wat ze kunnen verwachten. Al met al heeft Netbeheer Nederland in haar voorstel een goede afweging gemaakt tussen het beschermen van de systeemintegriteit en het beschermen van belangen van prudente PV’ers. De ACM verwacht van GTS dat zij in het geval van substantieel ongewenst balanceringsgedrag een zorgvuldig proces van hoor en wederhoor zal toepassen voordat zij besluit tot het overgaan van intrekking van de erkenning.

  • 35. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die Netbeheer Nederland voorstelt niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

  • 36. De ACM heeft grammatica, spelling en interpunctie in het codevoorstel waar nodig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de ACM enkele tekstuele aanpassingen gedaan om de codebepalingen te verduidelijken. Tot slot heeft de ACM artikel 4.1.4.8, tweede lid van de Transportcode gas LNB van het codevoorstel verwijderd in overleg met Netbeheer Nederland. Dit lid betrof de informatieverstrekking aan partijen bij intrekking van een PV-erkenning. Op 9 maart 2023 heeft de ACM het codebesluit betreffende intrekking- en opschortingsbepalingen voor de erkenning van programmaverantwoordelijken met kenmerk ACM/UIT/588857 vastgesteld. Met dit besluit is de Transportcode gas LNB aangepast op het onderdeel informatieverstrekking aan partijen bij intrekking van een PV-erkenning waardoor artikel 4.1.4.8, tweede lid van de Transportcode gas LNB strijdig en overbodig is geworden met dit codebesluit. Met verwijdering van dit lid wordt terug gevallen op de algemene regel met betrekking tot informatieverstrekking bij intrekking van een PV-erkenning uit artikel 3.3.2 van de Transportcode gas LNB.

4. Reactie op ontvangen zienswijzen

  • 37. De ACM heeft zienswijzen ontvangen van VGN, EFET en Energie-Nederland. Onderstaand gaat de ACM in op de zienswijzen waarbij wordt aangegeven of en in hoeverre de zienswijzen hebben geleid tot een aanpassing van het besluit.

Compliance programma’s

  • 38. In haar zienswijze maakt EFET zich zorgen om het gebrek aan duidelijkheid hoe hun programma’s met betrekking tot naleving van wet- en regelgeving (compliance programma’s) moeten worden ingericht om aan het besluit te voldoen. Hierdoor zouden marktpartijen zich niet langer in laten met bepaalde transacties. De ACM is van mening dat de regels uit artikel 4.1.4.7 van de Transportcode gas LNB voldoende duidelijk zijn, maar kan zich voorstellen dat de inrichting van compliance-programma’s implementatietijd kan kosten. Daarom houdt zij hierbij met de datum van inwerkingtreding van dit besluit rekening door dit besluit niet meteen bij de vaststelling hiervan in werking te laten treden maar per 1 januari 2024. Dit geeft marktpartijen ruim vier maanden de tijd voor implementatie. Voor het overige zal deze zienswijze niet leiden tot aanpassing van het besluit. De regels uit dit besluit geven aan welke transacties per heden als ongewenst worden beschouwd.

Onduidelijkheid bewust opgebouwde onbalans en het voorkomen van heffingen

  • 39. Verder geeft EFET in haar zienwijze aan dat in het ontwerpbesluit is aangegeven dat een PV’er bewust een grote onbalans moet hebben opgebouwd, maar zonder uitleg hoe dit beoordeeld wordt. Ook is er, volgens EFET, geen duidelijkheid over de legitieme omstandigheden waaronder ongewenst balanceringsgedrag kan plaatsvinden. Hiervoor verwijst de ACM naar randnummer 25. Indien een PV’er valt onder één van de twee categorieën uit dit randnummer (een portfolio waarbij vooral via TTF wordt gebalanceerd of een portfolio waarbij het POS groter is dan de portfolio-omvang op dat betreffende uur), is er sprake van een te grote (bewust opgebouwde) onbalans. De legitieme omstandigheden worden uitgelegd in randnummers 30 en 31. Er bestaat een uitzondering voor een fysieke verstoring tot vijf uur na het ontstaan van de verstoring en tijdens een noodsituatie. Daarbij zal GTS vooraf hoor en wederhoor toepassen in het geval van substantieel ongewenst balanceringsgedrag en in het geval van het in rekening brengen van heffingen. Zie voor dit laatste punt randnummer 46. De ACM is dan ook van oordeel dat voldoende duidelijk is wanneer sprake is van een bewust opgebouwde grote onbalans. Hetzelfde geldt voor de legitieme omstandigheden waaronder ongewenst balanceringsgedrag kan plaatsvinden. Daarom zal dit deel van de zienswijze van EFET niet leiden tot een aanpassing van het besluit.

Oorspronkelijke probleem opgelost

  • 40. Voorts wijst EFET in haar zienswijze op ‘het oorspronkelijke probleem’ dat aanleiding tot dit voorstel gaf en dat dit geen reden tot zorgen meer geeft, omdat GTS de tijden rondom haar balanceringsacties heeft aangepast (‘randomization’). GTS zou hebben opgemerkt dat de balanceringsprijzen hierdoor zijn verbeterd, wat zou impliceren dat voor nu de gewenste effecten zijn behaald. Ook zouden er andere alternatieven voor GTS – eventueel in samenwerking met ICE Endex of de ACM – zijn, zoals een formele waarschuwing, met het dreigen tot intrekking van de PV-erkenning, een REMIT-boete1 of intrekking van het lidmaatschap van ICE Endex.

  • 41. De ACM interpreteert ‘het oorspronkelijke probleem’ als het geval dat GTS en ICE Endex hebben geconstateerd dat een aantal PV’ers een eerlijke en ordentelijke prijsvorming rondom balanceringsacties in gevaar brachten volgens hen doordat er enkele seconden voordat GTS de balanceringsacties uitvoerde veel aan- en verkoopacties werden uitgevoerd (zie ook bijlage 2 van het codevoorstel), alsmede het voorval waarin de ACM geen REMIT-boete heeft opgelegd (het derde voorbeeld op pagina 13 van het codevoorstel)2. De ACM merkt over dit deel van de zienswijze van EFET op dat dit besluit een andere basis heeft dan waar EFET op wijst, namelijk invulling geven aan en aansluiten bij het eerste lid van artikel 4 NC BAL. Hierin staat dat de netgebruikers de verantwoordelijkheid dragen om hun portfolio’s in balans te brengen om zo de noodzaak tot het nemen van balanceringsacties door transmissiesysteembeheerders, zoals GTS, tot een minimum te beperken. Zie ook randnummer 20. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun voorstel voldoende aannemelijk gemaakt dat er een noodzaak is voor dit besluit aangezien het aantal balanceringsacties door netgebruikers niet tot een minimum wordt beperkt (zie randnummer 15 tot en met 19). Daarnaast zal GTS – net zoals voorgesteld door EFET – ook een formele waarschuwing geven. Deze zienswijze resulteert daarom niet in een wijziging van het besluit. De ACM benadrukt tot slot dat dit besluit niet afdoet aan haar bevoegdheden onder REMIT. Het staat partijen vrij om signalen van marktmanipulatie bij de ACM in te dienen. Zogenaamde PPAT’s (Person Professionally Arranging Transactions) hebben hiertoe ook een verplichting.3

Gewenst gedrag als ongewenst gedrag

  • 42. In haar zienswijze benoemt Energie-Nederland haar zorg dat gewenst gedrag als ongewenst gedrag wordt gekwalificeerd in dit besluit. Er zouden valide redenen kunnen zijn waardoor entry of exit wegvalt. Grote wisselingen in afname of levering op uurbasis zouden niet ongebruikelijk zijn onder flexibele gascontracten. Vaak weet een PV’er niet waarom een klant meer of minder afneemt volgens Energie-Nederland. Redenen zouden kunnen zijn een productieproces dat stopt of juist wordt hervat, gasketels die aan of uit gaan, een gascentrale die wordt op- of afgeregeld, een wijziging in de vraag naar warmte of stoom, de keuze voor levering onder een ander gascontract, fysieke uitval, het stoppen of juist starten met in- of uitzenden van een gasberging. Energie-Nederland geeft aan dat er een flink aantal uren nodig is om onbalansen op te lossen, mede door de zeer weinig liquide Next Hour markt en doordat de Within Day markt een leadtime van 3 à 4 uur heeft. Ook de Within Day markt is niet altijd liquide. Daarnaast verwijst zij naar de balanceringsregimes van andere landen waarin een paar uur onbalans geen enkel probleem is. Verder beschrijft zij een situatie waarin, volgens Energie-Nederland, gewenst balanceringsgedrag als ongewenst balanceringsgedrag wordt gekwalificeerd. Het gaat om de situatie waarin een handelspartij een grote ‘long’ positie aan het einde van de dag verwacht en daarom verkooptransacties doet, ook al zou de SBS en haar portfolio short zijn, bijvoorbeeld als een gasgestookte centrale ongepland uit wordt gezet. Tot slot geeft Energie-Nederland aan dat de Within Day Balancing Actions de markt faciliteren doordat zij liquiditeit genereren en dat de balanceringskosten toenemen door dit besluit. Dit maakt het minder aantrekkelijk om in Nederland actief te zijn.

  • 43. Met betrekking tot de door Energie-Nederland genoemde valide redenen waardoor entry of exit wegvalt, merkt de ACM op dat de genoemde redenen haars inziens terecht onder de definitie van ongewenst balanceringsgedrag kunnen vallen, met uitzondering van fysieke uitval waarvoor een uitzonderingsgrond geldt. Van een PV’er wordt verwacht dat zij haar portfolio actief monitort en bijstuurt, ongeacht de reden hiervoor (met uitzondering van fysieke uitval gedurende vijf uur). Zij is immers als PV’er verantwoordelijk voor balancering van haar portfolio om daarmee het aantal balanceringsacties tot een minimum te beperken. Dit geldt ook voor de omschreven situatie met een gasgestookte centrale die ongepland wordt uitgezet welke, volgens Energie-Nederland, onterecht als ongewenst balanceringsgedrag zou worden gekwalificeerd. Het kan zijn dat ook deze situatie onder de uitzondering van fysieke uitval valt. Zo niet, is het ook voor deze situatie zo dat het gassysteem elk moment van de dag binnen de donkergroene zone moet zijn. Met dit besluit wordt de balanceringsruimte voor PV’ers gemaximaliseerd tot 15% van de grenswaarde van de donkergroene zone (voor een POS met dezelfde richting als het SBS). PV’ers dienen er 24/7 voor te zorgen dat ze binnen deze grenzen opereren. Voor onvoorziene omstandigheden waarbij onterecht het balanceringsgedrag van een PV’er onder de definitie ongewenst balanceringsgedrag valt, verwijst de ACM naar randnummer 46. Marktpartijen krijgen de mogelijkheid om GTS te verzoeken om kwijtschelding van de heffing indien strikte toepassing van het opleggen van de heffing onevenredig is of naar het oordeel van GTS het belang van het balanceringsregime minder is gediend met de strikte toepassing van artikel 4.1.4.7 van de Transportcode gas LNB.

  • 44. Voor het overige merkt de ACM hierover op dat op grond van NC BAL de verantwoordelijkheid voor het balanceren van hun portfolio bij marktpartijen ligt, wat met zich meebrengt dat de kosten hiervoor bij marktpartijen komen te liggen. Balanceringsacties van GTS zijn niet bedoeld om de markt te faciliteren, maar om de systeembalans te beschermen. Elk balanceringsregime is een set van regels die in samenhang bijdragen aan de systeembalans en in elke lidstaat van de Europese Unie anders is geïmplementeerd. De (niet-gesubstantieerde) verwijzing naar een mogelijk onderdeel van andere balanceringsregimes, namelijk dat een onbalans van een paar uur geen enkel probleem zou zijn, gaat daarom niet op. De stellingen dat de Next Hour en Within Day markt niet liquide genoeg zijn en de Nederlandse markt minder aantrekkelijk zou worden door dit besluit zijn eveneens niet onderbouwd. Wel is de ACM van oordeel dat een evaluatie kan bijdragen aan het monitoren van de (on)gewenste effecten van dit besluit en de weging van voornoemde belangen. Zie hiervoor randnummer 48 (evaluatie).

Non-discriminatie

  • 45. De voorwaarde dat de absolute waarde van het POS van een PV’er groter moet zijn dan 15% van de grenszone van de donkergroene zone van het SBS ervaart Energie-Nederland als discriminerend voor grote partijen ten opzichte van kleine partijen. Deze waarde is in de praktijk een absolute hoeveelheid waardoor grote marktpartijen relatief sneller ongewenst balanceringsgedrag zouden kunnen vertonen. In de praktijk komt het voor dat grote marktpartijen meermalen de grens van 15% overschrijden, waardoor verwacht zou worden dat zij een groter deel van de SBS mogen gebruiken, geeft Energie-Nederland in haar zienswijze aan. De ACM stelt ten eerste vast dat de stelling dat grote marktpartijen eerder de SBS overschrijden niet is onderbouwd. Los hiervan, de gezamenlijke netbeheerders hebben onderbouwd dat er gekozen wordt voor een percentage van de SBS, omdat de omvang van de donkergroene zone ‘meeademt’ met wat het systeem aankan. Voorts blijkt uit data-analyse van GTS dat grote marktpartijen juist minder vaak ongewenst balanceringsgedrag vertonen. Het feit dat grote markpartijen de genoemde grens van 15% overschrijden, maakt nog niet dat zij ongewenst balanceringsgedrag vertonen. De voorwaarden moeten in samenhang worden gezien. Zolang de som van de fysieke allocaties groter is dan de TTF-allocaties, of de onbalans kleiner is dan de som van de fysieke allocaties en TTF-allocaties is er geen sprake van ongewenst balanceringsgedrag. Deze zienswijze leidt daarom niet tot aanpassing van het besluit.

Hoor en wederhoor

  • 46. Energie-Nederland geeft in haar zienswijze aan dat de waarschuwing die GTS aan een marktpartij geeft niet enkel een waarschuwing dient te zijn, maar een overleg met hoor en wederhoor. Indien een marktpartij een goede verklaring heeft voor zijn balanceringsgedrag, moet dit worden besproken en worden voorkomen dat er een sanctie volgt, meent Energie-Nederland. De coulance van GTS zou niet achteraf moeten volgen. Hoor en wederhoor is gebruikelijk en wordt bijvoorbeeld ook bij de vangnetmethodiek ingezet.

  • 47. De ACM merkt op dat in het ontwerpbesluit een mogelijkheid voor coulance van GTS is opgenomen voor het intrekken van de erkenning van een markpartij, aangezien dit een discretionaire bevoegdheid van GTS betreft. Bij de heffing is dit anders, want als aan de criteria van ongewenst balanceringsgedrag wordt voldaan, volgt in principe een heffing. De ACM erkent echter het belang dat de effecten van het besluit goed worden gemonitord (zie ook randnummer 48). Daarom acht zij een redelijkheidsclausule wenselijk. Het besluit wordt zodanig aangepast dat GTS voordat zij de heffing in rekening heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 2a van artikel 4.1.4.7 Transportcode gas LNB, de marktpartij in kwestie de mogelijkheid geeft tot hoor en wederhoor. Een marktpartij heeft twee weken om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Indien volgens GTS de verklaring van de marktpartij een gegronde reden vormt om in dat geval niet van ongewenst balanceringsgedrag te spreken (met andere woorden: een uitzondering is), zal de heffing niet in rekening worden gebracht. De ACM gaat ervan uit dat de eventuele gegronde redenen voor uitzondering van ongewenst balanceringsgedrag worden meegenomen in de evaluatie, zoals bedoeld in artikel 4.1.4.9 Transportcode gas LNB, na afloop van het jaar waarin hoor en wederhoor wordt toegepast en dat deze kunnen leiden tot een voorstel tot wijziging van dit besluit. Deze zienswijze leidt tot aanpassing van het besluit door toevoeging van een achtste en negende lid aan artikel 4.1.4.7 Transportcode gas LNB.

Evaluatie

  • 48. Zowel VGN als EFET verzoeken in hun zienswijze om een formele evaluatie van de effecten van dit besluit. De ACM is, zoals in randnummer 44, aangegeven van oordeel dat een evaluatie kan bijdragen aan het monitoren van de (on)gewenste effecten van dit besluit en de weging van voornoemde belangen. Daarom leidt dit deel van de zienswijzen van EFET en de zienwijze van VGN tot een aanpassing van dit besluit. Er zal een nieuw artikel 4.1.4.9 worden toegevoegd aan de Transportcode gas LNB, waarin GTS jaarlijks de effecten van dit besluit evalueert met marktpartijen. De eerste evaluatie vindt plaats in 2024. De resultaten hiervan worden gestuurd aan de ACM. Deze evaluatie kan leiden tot een gewijzigd codevoorstel met betrekking tot ongewenst balanceringsgedrag.

’s-Gravenhage, 21 augustus 2023

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

Naar boven