Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 28 juli 2023, Min-BuZa. 2023.15652-30 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikelen 5.1 en 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 5.1 en 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op subsidiëring van activiteiten die bijdragen aan het herstel en de wederopbouw van Oekraïne, gelden voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2025 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1. Aanvragen voor subsidie in het kader van het Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit worden ingediend vanaf 11 september 2023 tot en met 31 december 2023 15.00 uur Nederlandse tijd.

  • 2. Aanvragen voor subsidie in het kader van het Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit worden ingediend aan de hand van een door de minister beschikbaar gesteld formulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.1

Artikel 3

Voor subsidieverlening in het kader van het Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit geldt voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2025 een subsidieplafond van € 25 miljoen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat het besluit van toepassing blijft op aanvragen die voor die datum zijn ingediend en subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, S. Collet

BIJLAGE

1. Achtergrond

Sinds de start van de Russische invasie van Oekraïne zijn de noden in Oekraïne enorm. Het land heeft grote behoefte aan steun in velerlei sectoren, waaronder landbouw, water en gezondheidszorg. Dit zijn sectoren waar Nederland een toegevoegde waarde kan bieden.

Om ervoor te zorgen dat ondernemingen en maatschappelijke organisaties in staat zijn om vraaggestuurd bij te dragen aan herstel en wederopbouw van Oekraïne heeft de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking besloten het Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit (hierna: subsidieprogramma) op te zetten.

De minister wil met het subsidieprogramma middelen beschikbaar stellen voor projecten van partnerschappen van ondernemingen en maatschappelijke organisaties die bijdragen aan duurzaam herstel van de Oekraïense economie en samenleving, uitgezonderd humanitaire noodhulp. Het moet daarbij gaan om activiteiten in één of meer van de hierboven genoemde sectoren. Het gaat daarbij om projecten die als gevolg van marktfalen niet realiseerbaar zijn. Waar mogelijk dragen projecten bij aan verbetering van de positie van kwetsbare groepen, waaronder vrouwen en jongeren.

2. Uitvoerder

De minister heeft de uitvoering van het subsidieprogramma opgedragen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), agentschap van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. RVO zal het subsidieprogramma uitvoeren namens de minister op grond van een aan RVO verleend mandaat.

3. Begrippen

In het subsidieprogramma wordt verstaan onder:

  • Maatschappelijke organisatie: een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie, met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over private rechtspersoonlijkheid in het land waar de organisatie statutair is gevestigd, en is ook als zodanig geregistreerd. De organisatie is niet door een overheidsinstantie opgericht, dan wel na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd;

  • Minister: de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

  • Onderneming: een rechtspersoon die economische activiteiten uitvoert, niet zijnde een maatschappelijke organisatie; een economische activiteit is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden;

  • Partnerschap: een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkend contractueel samenwerkingsverband, bestaande uit partners met ieder eigen private rechtspersoonlijkheid, gericht op de realisering van gezamenlijk onderschreven doelstellingen door uitvoering van activiteiten op een zodanige wijze dat elk van de partners een deel van de daartoe benodigde inspanningen levert en een deel van de daarmee gepaard gaande risico’s draagt;

  • Penvoerder: de partner in een samenwerkingsverband die namens het samenwerkingsverband de subsidie aanvraagt. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd, is de penvoerder de subsidieontvanger en als zodanig volledig aanspreekbaar en verantwoordelijk jegens de minister voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

4. Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit

4.1 Doel

Het subsidieprogramma heeft als doel bij te dragen aan het herstel van schade die is ontstaan door de Russische invasie en de wederopbouw van Oekraïne en/of duurzame economische ontwikkeling, in de sectoren landbouw, water of gezondheidszorg.

4.2 Wie kunnen in aanmerking komen voor een subsidie

Met het subsidieprogramma wil de minister partnerschappen ondersteunen, namens welke een penvoerder een subsidie aanvraagt.

Aan (de partners van) het partnerschap worden de volgende eisen gesteld:

  • Elke partner is ofwel een maatschappelijke organisatie ofwel een onderneming.

  • Het partnerschap moet bestaan uit minimaal twee en maximaal zes partners, waarvan tenminste één lokale in Oekraïne gevestigde organisatie met kennis van de lokale context.

  • Elke partner in het partnerschap moet beschikken over private rechtspersoonlijkheid.

  • Elke partner heeft voldoende expertise op het gebied van het soort activiteiten als die waarop de door hem in het kader van het partnerschap uit te voeren activiteiten betrekking hebben.

  • Elke partner heeft voldoende capaciteit voor de uitvoering van de door hem in het kader van het partnerschap uit te voeren activiteiten.

  • Alle partners moeten noodzakelijk zijn voor het behalen van de doelstelling van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • Het partnerschap moet gevormd zijn voorafgaand aan de indiening van de aanvraag.

De rol van penvoerder wordt vervuld door een onderneming of maatschappelijke organisatie met:

  • een statutaire zetel in Nederland, of

  • een statutaire zetel in het buitenland en een vestiging of vaste inrichting in Nederland.

De partners moeten een integriteitsbeleid hebben vastgesteld. De partners moeten tevens procedures hebben ingevoerd om aan dat beleid invulling te kunnen geven binnen de eigen organisatie. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft, door de partners en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan RVO is gewaarborgd.

4.3 Adviestraject

Als een penvoerder overweegt namens een partnerschap een aanvraag voor subsidie in te dienen, dan geldt een verplicht adviestraject aan de hand van een daartoe ingediende ‘quick scan’2. Het adviestraject eindigt met een advies van een RVO-adviseur aan de penvoerder. De uitkomst van het adviestraject is niet bindend. Het is aan de penvoerder om wel of niet een subsidieaanvraag in te dienen. Als de penvoerder vervolgens besluit om een aanvraag in te dienen, is en blijft het altijd de verantwoordelijkheid van de penvoerder om aan te tonen dat aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan.

Aangezien met de verwerking van een verzoek om een quick scan maximaal zes weken is gemoeid, kunnen quick scans niet later worden ingediend dan zes weken voor sluiting van de aanvraagtermijn van de openstelling.

4.4 Subsidiabele activiteiten

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het subsidieprogramma moet het gaan om een planmatige integrale aanpak van activiteiten (ook wel te noemen: project) die bijdragen aan het doel in paragraaf 4.1: het herstel van schade die is ontstaan door de Russische invasie en de wederopbouw van Oekraïne en/of duurzame economische ontwikkeling, in de sectoren landbouw, water of gezondheidszorg. Dit kan bijvoorbeeld door het voorzien in toegang tot (drink)water, noodzakelijke gezondheidszorg, verbetering van voedselzekerheid, of het creëren van banen of omstandigheden voor lokale bedrijvigheid/ondernemerschap.

De activiteiten moeten inspelen op de lokale nood in Oekraïne en betrekking hebben op de verbetering van de leefomstandigheden van de lokale bevolking.

In ieder geval niet subsidiabel zijn activiteiten:

  • waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;

  • die commercieel financierbaar zijn;

  • inhoudende humanitaire hulp.

4.5 Looptijd van de activiteiten

De activiteiten hebben een minimale looptijd van een half jaar en een maximum looptijd van 4 jaar. De activiteiten moeten starten binnen twee maanden na subsidieverlening.

4.6 Omvang van de subsidie

De omvang van de aangevraagde subsidie is niet lager dan € 500.000 en de maximale subsidie bedraagt per aanvraag € 5.000.000. De subsidie mag 100% van de totale subsidiabele kosten zijn.

5. Subsidiabele kosten

5.1 Uitgangspunten

Voor het bepalen van (de omvang van) de kosten die in aanmerking kunnen worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de te verlenen subsidie gelden de volgende uitgangspunten:

  • kosten moeten redelijk, logisch en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd en redelijkerwijs niet uit andere bronnen kunnen worden gedekt3;

  • kosten moeten naar hun aard passend zijn bij de betreffende partner die de kosten maakt;

  • kosten moeten direct gerelateerd zijn aan de uitvoering van de activiteiten;

  • kosten moeten worden gemaakt na de indiening van de aanvraag;

  • interne kosten worden zonder winstopslag in aanmerking genomen;

  • kosten worden aan lokale maatstaven en op redelijkheid getoetst;

  • voor kosten van projectmanagement en coördinatie geldt een maximum van 10%, tot een maximum van € 100.000, dat kan worden gedekt met behulp van de subsidie.

5.2 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn de volgende door de partners zelf te maken kosten:

  • a. Personeelskosten: het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van de activiteiten hebben gemaakt vermenigvuldigd met € 87,50 waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen. Hierbij geldt een maximum van € 700,– per dag. In afwijking op dit vaste uurtarief wordt het uurtarief voor personeel van partners in het buitenland naar lokale maatstaven vastgesteld tot het maximale uurtarief.

  • b. Afschrijvingskosten van activa, met uitzondering van grond en bestaande gebouwen, gedurende de looptijd van de activiteiten. De grondslag voor het bepalen van de afschrijvingskosten is de aanschafprijs, rekening houdend met de eventuele restwaarde en vermeerderd met eventuele aanpassingskosten. Als activa, met uitzondering van grond en bestaande gebouwen, na afloop van de looptijd van de activiteiten aan een organisatie in Oekraïne wordt overgedragen dan kan de kostprijs van deze activa als subsidiabele kosten worden opgevoerd.

  • c. Kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten.

  • d. Reiskosten: internationale reiskosten en interlokale reiskosten buiten Nederland op basis van economy class.

  • e. Verblijfkosten: de maximale vergoeding voor verblijfkosten is het aantal overnachtingen maal de logies- en overige kosten conform de Daily Subsistence Allowance Rates van de Verenigde Naties4, geldend op de startdatum van de activiteiten.

5.3 Niet-subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:

  • kosten voor het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie en andere kosten die voor indiening van de aanvraag zijn gemaakt;

  • omzetbelasting (btw) voor zover dit geen kostenpost is;

  • financieringskosten en rentevergoedingen;

  • kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen;

  • kosten voor productontwikkeling;

  • kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom.

6. Aanvraag

6.1 Vereisten

Voordat de aanvrager in het kader van het subsidieprogramma een aanvraag doet, dient deze een advies van RVO te hebben verkregen zoals beschreven in paragraaf 4.4 (advies naar aanleiding van ‘quick scan’).

De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe door RVO beschikbaar gesteld middel en voorzien van de daarin genoemde bijlagen waarvoor modellen beschikbaar worden gesteld door RVO5.

De aanvraag bevat in ieder geval:

  • Referentienummer van het ontvangen RVO-advies;

  • Partnerformulieren;

  • Projectplan dat tenminste bevat:

    • beschrijving van de activiteiten;

    • beoogde resultaten waaronder de bijdrage aan het doel van dit subsidieprogramma: het herstel van schade die is ontstaan door de Russische invasie en de wederopbouw van Oekraïne en/of duurzame economische ontwikkeling, in de sectoren landbouw, water of gezondheidszorg;

    • de wijze waarop de activiteiten inspelen op de lokale nood in Oekraïne en betrekking hebben op de verbetering van de leefomstandigheden van de lokale bevolking – met speciale aandacht voor vrouwen en/of gemarginaliseerde groepen;

    • onderbouwing van de aansluiting bij de Oekraïense noden en wederopbouw- en herstelbehoeftes;

    • omschrijving van de samenwerking tussen de partners;

    • beschrijving van lokale partijen (begunstigden) die kennis en/of goederen gaan ontvangen;

    • onderbouwing hoe goederen (indien van toepassing) aan lokale partijen worden overgedragen en nazorg wordt georganiseerd;

    • onderbouwing van hoe de partners in staat zijn om het project uit te voeren in de vanwege de oorlogssituatie complexe Oekraïense context;

    • planning;

    • risicoanalyse met een overzicht van risico's en mitigerende maatregelen;

  • Begroting van de totale projectkosten, uitgesplitst per partner, inclusief een liquiditeitsprognose;

  • Verklaring dat het project niet commercieel financierbaar is;

  • Ondertekende samenwerkingsovereenkomst die de medewerking van de partners aan de uitvoering van de activiteiten, de rolverdeling en de naleving van de gemaakte afspraken waarborgt, evenals de naleving van de aan een subsidieverlening te verbinden verplichtingen.

Tevens moeten de partners verklaren op de hoogte te zijn van en te zullen handelen naar de OESO richtlijnen6. Ook dienen de partners op de hoogte te zijn van de FMO-uitsluitingslijst en geen activiteiten uit te voeren die op deze lijst benoemd staan7. In aanvulling hierop gelden ook de IFC Performance Standards. De partners dienen te verklaren van deze richtlijnen op de hoogte te zijn en deze te onderschrijven. De partners dienen feiten of omstandigheden die wijzen op het schenden van deze richtlijnen onverwijld te melden bij RVO.

6.2 Herstelperiode

In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de minister (met gebruikmaking van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht) vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop de aanvulling is ontvangen. De kans dat de aanvraag dan moet worden afgewezen in verband met uitputting van de beschikbare subsidiemiddelen neemt in dit geval wel toe.

Daarnaast geldt ook dat hoe korter voor het verstrijken van de deadline voor het indienen van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico dat de minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling te vragen; dit in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen op volledigheid en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot afwijzing van de subsidieaanvraag.

Daarnaast geldt in het algemeen dat het niet volledig indienen van aanvragen of onvoldoende onderbouwen van (onderdelen van) de aanvraag mogelijk leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van het niet of niet in voldoende mate voldoen aan de aan aanvragen gestelde vereisten en criteria.

Kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag, websites of bijlagen is niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van de aanvraagdocumenten niet worden ingevuld, loopt de penvoerder het risico op afwijzing van de aanvraag.

7. Beoordeling en verdeling beschikbare middelen

De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking in het kader van dit subsidieprogramma. De aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in dit subsidieprogramma zijn neergelegd.

De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Vanaf het moment dat aannemelijk is dat de middelen op basis van de beoordeling van eerder binnengekomen aanvragen zullen worden uitgeput, wordt de behandeling van later binnengekomen aanvragen aangehouden. Indien blijkt dat eerdere aanvragen worden afgewezen, zullen de latere aanvragen in behandeling worden genomen, op volgorde van binnenkomst.

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag te voldoen aan de hiervoor, in het bijzonder in paragraaf 4 tot en met 6, opgenomen vereisten. Slechts de aanvragen die daaraan voldoen worden inhoudelijk beoordeeld op kwaliteit aan de hand van de hierna volgende criteria. Bij de beoordeling van aanvragen op grond van de criteria wordt gewerkt met een systeem van puntentoekenning. Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van dit subsidieprogramma moet de kwaliteit van de aanvraag ten minste voldoende zijn, dat betekent het behalen van een minimaal aantal punten per criterium en in totaal minimaal 60 punten.

De volgende criteria zijn van toepassing:

Criteria

Maximale punten

1. Aansluiting lokale behoeften en prioriteiten (minimaal 20 punten)

1.1. Het project speelt in op de noden in Oekraïne en sluit aan bij het beleid/prioriteiten van de Oekraïense overheid met betrekking tot herstel, wederopbouw en/of duurzame economische groei.

15

1.2. Het project past binnen de bredere interventiestrategie van internationale organisaties die actief zijn in Oekraïne zoals de Wereldbank, Verenigde Naties en de European Bank for Reconstruction and Development.

5

1.3. Er is sprake van substantiële overdracht van kennis, capaciteiten en/of goederen aan lokale partijen.

12

2. Resultaten en impact (minimaal 25 punten)

2.1. Het project draagt bij aan verbetering van leefomstandigheden van de doelgroep in Oekraïne, in het bijzonder kwetsbare groepen zoals vrouwen en jongeren.

15

2.2. Het project draagt bij aan het creëren (van randvoorwaarden) voor duurzame economische ontwikkeling/groei in het doelgebied in Oekraïne.

15

2.3. Het project zal na afloop een duurzame impact hebben.

8

2.4. Het project heeft een positieve impact op duurzaamheid, verbetering van milieu, en/of mitigatie van CO2-uitstoot

5

3. Plan van aanpak en doelmatigheid (minimaal 15 punten)

3.1. Het project is kostenefficiënt, waarbij wordt gekeken naar de hoogte van de (subsidiabele) kosten van het project in relatie tot de beoogde ontwikkelingsdoelen en risico’s.

15

3.2. Het projectplan is SMART opgesteld, de doelen zijn realistisch en het partnerschap heeft aantoonbare ervaring met vergelijkbare trajecten.

10

Totaal aantal punten (minimaal 60 en maximaal 100 punten)

100

Ter ondersteuning van de beoordeling kan RVO verificatieactiviteiten uitvoeren ter controle van de in de aanvraag gemaakte aannames en stellingnames. Tevens kan door verificatie informatie die nodig is voor een goede beoordeling van de kwaliteit van de aanvraag verzameld worden.

RVO kan tijdens de inhoudelijke beoordeling ook advies inwinnen bij externe experts. De ambassade Kiev zal altijd worden gevraagd deel te nemen aan de beoordeling van de aanvragen.

8. Afwijzingsgronden

Naast het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen als er niet voldaan wordt aan het bepaalde in dit subsidieprogramma of indien de beschikbare subsidiemiddelen ontoereikend zijn.

9. Gevolgen van de oorlog

Indien een project gedurende de looptijd hinder ondervindt door de Russische invasie, waardoor het project schade oploopt of niet volledig ten uitvoer kan worden gebracht, maakt de subsidieontvanger hiervan melding conform de aan de subsidie te verbinden meldplicht. Hierna treedt de subsidieontvanger hierover in overleg met RVO en wordt gezamenlijk in redelijkheid naar een oplossing gezocht. Dat kan zijn het tijdelijk stilzetten van het project totdat de situatie verbetert, het geheel stopzetten van het project, of anderszins. Als er gezamenlijk wordt besloten tot het stilzetten van een project dient het niet gebruikte deel van de subsidie te worden terugbetaald. Als de subsidieontvanger het project wil voortzetten en de oorlogssituatie leidt tot hogere kosten, kan hij daarvoor tot het moment waarop de indieningsperiode voor aanvragen sluit een aanvraag tot optopping van de reeds verleende subsidie indienen, indien er nog subsidiemiddelen beschikbaar zijn onder het subsidieplafond. Die aanvraag zal dan langs de lijnen van dit subsidieprogramma worden beoordeeld. De subsidieontvanger is zelf verantwoordelijk voor de veiligheidsrisico’s in Oekraïne.8

10. Toezicht

RVO zal een steekproefsgewijze controle uitvoeren op het correcte gebruik van de subsidie waarbij op grond van de afgegeven beschikkingen wordt gecontroleerd op rechtmatigheid en doelmatigheid.

11. Verplichtingen

Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking op een meldingsplicht ten aanzien van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidie, zoals het niet (geheel of tijdig) kunnen uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten (zie ook paragraaf 9), en op verplichtingen over verantwoordingsrapportages, zoals inhoudelijke en financiële tussen- en eindrapportages in het kader van de International Aid Transparency Initiative (IATI)9.

Ook zal een verplichting worden opgenomen dat de subsidieontvanger en de eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid en/of dwangarbeid10. De subsidieontvanger dient eventuele feiten of omstandigheden die wijzen op kinder- of dwangarbeid bij deze organisaties eveneens onverwijld te melden bij RVO.

12. Administratieve lasten

Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de subsidieaanvrager te maken krijgt is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening gehouden met de indiening van een aanvraag voor subsidie, de beheerfase, de vaststelling van de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare subsidiebudget 1,57% bedraagt.


X Noot
3

Zie ook artikel 14 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

X Noot
10

elke vorm van arbeid die de Internationale Arbeidsorganisatie beoogt te verhinderen met het Verdrag betreffende den gedwongen of verplichten arbeid, 1930 (C29), het Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, 1957 (C 105), het Verdrag betreffende de minimumleeftijd, 1973.

Naar boven