Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 juli 2023, nr. WJZ/ 27812325, houdende invoering van een plicht tot het melden van besmettingen met hoogpathogene vogelgriep bij zoogdieren

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 1.30 van het Besluit houders van dieren en artikel 10.1, eerste lid, van de Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan hoofdstuk 2 van de Regeling diergezondheid wordt het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 2.4. Aanwijzing vogelgriep bij zoogdieren als meldingsplichtige dierziekte

  • 1. Als dierziekte als bedoeld in artikel 1.30, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren wordt aangewezen hoog pathogene aviaire influenza bij gehouden of in het wild levende zoogdieren.

  • 2. Aan eenieder wordt vrijstelling verleend van de verplichting van melding, bedoeld in artikel 1.30, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit houders van dieren van de in het eerste lid aangewezen dierziekte voor zover sprake is van een vermoeden van besmetting.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 juli 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling regelt dat onderzoeksinstellingen, en in voorkomend geval dierenartsen, houders van dieren en tijdelijke houders zoals wildopvangcentra, verplicht zijn om positieve uitslagen van H5 specifieke uitslagen van ELISA-, HAR- en PCR-testen van onderzoeken naar besmetting van in het wild levende en gehouden zoogdieren met hoogpathogene aviaire influenza (hoogpathogene vogelgriep, hierna HPAI) te melden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Dit door wijziging van de Regeling diergezondheid.

2. Inhoud regeling

2.1. Achtergrond

In aanvulling op de verplichting om verdenkingen en besmettingen van aangewezen te bestrijden besmettelijke dierziekten aan de overheid te melden (artikelen 1.29 en 1.30, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit houders van dieren) kunnen ook ziekten aangewezen worden waarvoor alleen een meldingsplicht geldt, zonder dat hieraan de bevoegdheden voor preventie en bestrijding van dierziekten zijn gekoppeld. Dit is geregeld in artikel 1.30, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit houders van dieren. Die meldingsplicht geldt voor onderzoeksinstellingen, dierenartsen en houders (al dan niet tijdelijk) die weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat een dier besmet is met de betreffende dierziekte of zoönose.

2.2. Aanleiding

HPAI is een zeer besmettelijke virusziekte die gevaarlijk is voor veel verschillende vogelsoorten. Op grond van verordening 2016/4291 en verordening 2018/18822 is deze ziekte bij vogels door de Europese Unie aangewezen als a- en e-dierziekte. Op grond van artikel 1.29 van het Besluit houders van dieren geldt hiervoor de meldingsplicht.

Zoogdieren kunnen ook HPAI krijgen. Af en toe wordt HPAI ook vastgesteld bij in het wild levende zoogdieren, zoals vossen, steenmarters en zeehonden, maar recent ook bij gehouden katten. Om de aanwezigheid van HPAI bij zoogdieren te kunnen monitoren of volgen, is het nodig om meer inzicht te krijgen in de besmettingen. Daarvoor is het nodig dat onderzoeksinstellingen en laboratoria, die monsters hebben onderzocht van (in het wild levende en gehouden) zoogdieren op de aanwezigheid van HPAI, bij een positieve uitslag van een H5 specifieke ELISA-, HAR- of PCR-test daarvan melding doen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

2.3. Uitwerking in regeling

Met onderhavige regeling is daarom een meldingsplicht ingevoerd voor positieve laboratoriumuitslagen van een H5 specifieke ELISA-, HAR- of PCR-test voor HPAI bij (in het wild levende of gehouden) zoogdieren, op grond van artikel 1.30, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren. Deze meldingsplicht draagt bij aan het verkrijgen van een zo compleet mogelijk beeld van besmettingen met HPAI onder zoogdieren. Het gaat hier zowel om monsters, genomen van dode dieren, als om monsters van levende dieren.

Zoogdieren die zijn besmet met AI vertonen over het algemeen geen specifieke ziekteverschijnselen. In vossen kan HPAI bijvoorbeeld gepaard gaan met neurologische verschijnselen. Meer algemene verschijnselen die passen bij HPAI, zoals luchtwegklachten, komen vaak voor bij dieren waarbij het vaak om andere ziekten gaat. Meldingen van vermoedens van HPAI-besmetting bij zoogdieren zouden daarmee tot zeer veel onnodige meldingen kunnen leiden. Om die reden is voorzien in een vrijstelling van de meldingsplicht wanneer er alleen sprake is van een vermoeden; de meldingsplicht geldt dus in de praktijk alleen bij een positieve uitslag van een H5 specifieke ELISA-, HAR- of PCR-test van een onderzoek en van monsters van wilde zoogdieren. Er is geen verplichting om zoogdieren die verschijnselen vertonen die passen bij HPAI te onderzoeken op HPAI. Het is wel verplicht om, als dit onderzoek wel wordt uitgevoerd en de uitslag positief is, deze positieve uitslag te melden. Dat betekent bijvoorbeeld dat wanneer een laboratorium onderzoek doet of laat doen van een monster van een zoogdier en uit dat onderzoek blijkt dat het dier is besmet met H5 serotype vogelgriep, het laboratorium alleen dan daarvan melding moet doen aan de NVWA. Voor houders van dieren, tijdelijke houders van wilde dieren, zoals wildopvangcentra, en voor dierenartsen, die een dier hebben laten onderzoeken door een buitenlands laboratorium, betekent dit dat wanneer zij een H5 specifiek positieve uitslag van een ELISA-, HAR- of PCR-test ontvangen, zij dit eveneens moeten melden.

Indien een positieve laboratoriumuitslag binnenkomt van een gehouden zoogdier, kan (in overleg met de betreffende houder) vervolgonderzoek plaatsvinden en kunnen adviezen worden gegeven om de kans op verspreiding te verkleinen, zowel naar mensen als naar andere dieren.

Aangezien deze regels zijn vastgesteld in het kader van de aanpak van dierziektecrises, is afgezien van een adviesaanvraag aan het Adviescollege toetsing regeldruk, en van publicatie en inwerkingtreding op een vast verandermoment.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PbEU L 84).

X Noot
2

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PbEU L 308).

Naar boven