TOELICHTING
I Algemeen
In het coalitieakkoord is aangekondigd dat het kabinet inwoners actief zal betrekken
bij het klimaatbeleid. Maatschappelijke dialoog via gelote burgerfora in combinatie
met (digitale) vormen om de bredere samenleving te betrekken ziet het kabinet als
eigentijdse en kansrijke vorm om onze representatieve democratie op nationaal niveau
te versterken (Kamerstukken II 2022/23, 30 184 nr. 38). De Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
hebben daarom samen met de Tweede Kamer verkend of en onder welke voorwaarden een
burgerforum over klimaat- en energiebeleid georganiseerd zou kunnen worden (Kamerstukken
II 2021/2022, 32 813, nr. 1084).
Besloten is dat de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties een Burgerforum klimaat- en energiebeleid instellen.
Dit besluit is daar de uitwerking van. De Tweede Kamer is hierbij een besprekingsplicht
aangegaan, bevestigd in de brief (Kamerstukken II 2022/23, 32 813, nr. 1232) en bekrachtigd in het Kamerdebat op 28 juni 2023. Dit houdt in dat de Kamer het
advies en de kabinetsreactie daarop zal bespreken in een debat met het kabinet. Het
kabinet gaat een motiveringsplicht aan, vastgelegd in dit instellingsbesluit.
II Artikelsgewijs
Artikel 3
De keuze voor dit onderwerp is gemaakt in overeenstemming met de Tweede Kamer en na
zorgvuldige afweging van de lessen en criteria die voortkomen uit andere burgerfora.1 Er is bij zowel de Kamer als het kabinet de wens om te horen hoe burgers over deze
vraag denken, omdat deze vraag gaat over de verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven
en overheden in duurzamer reizen en het anders omgaan met eten en spullen. Mensen
kunnen duurzamere keuzes maken, bedrijven kunnen producten anders maken en verkopen,
en de overheid kan regels opstellen of subsidies geven om daarbij te helpen.
De vraag is concreet en herkenbaar voor mensen, omdat het hun dagelijks leven en keuzes
raakt. Bovendien is er op dit onderwerp nog voldoende ruimte om nieuw beleid te maken
en beleid aan te passen. Er spelen bij deze vraag dilemma’s, zoals ‘Gaan we vooral
meer duurzame spullen kopen of ook minder spullen?’ en ‘mogen duurzame producten (eten,
kleding) of diensten (deelauto’s, OV) duurder zijn, of moeten juist vervuilende producten
en diensten duurder zijn?’ Daarbij spelen ook achterliggende vragen, zoals ‘Wat is
een rechtvaardige verdeling van de lusten en lasten tussen burgers, bedrijven en overheden?’
en ‘Hoever moet de overheid kunnen gaan in het sturen op duurzame gedragsverandering
van mensen?’
Artikel 4
De selectie van leden gebeurt door middel van gewogen loting. Bij gewogen loting wordt
eerst geloot uit de hele populatie en daarna geselecteerd op basis van kenmerken.
De kenmerken waar ten minste op wordt geselecteerd zijn: geslacht, opleiding, geografische
spreiding (woonplaats), leeftijd, migratieachtergrond en mening over het klimaatbeleid.
Iedereen die kiesgerechtigd is voor de Tweede Kamer komt in aanmerking voor de loting,
met uitzondering van leden van de Staten-Generaal en het kabinet (derde lid). Het
tweede lid, onderdeel b, regelt dat ook degenen die 16 jaar zijn op het moment van
inwerkingtreding van het instellingsbesluit en op dat moment de Nederlandse nationaliteit
hebben in aanmerking komen voor de loting. Dit is in lijn met de ambitie van het kabinet
om extra inzet te plegen om jongeren bij participatieprocessen te betrekken (Kamerstukken
II 2022/23, 30 184 nr. 38). Als ‘de generatie van de toekomst’ gaat het klimaatvraagstuk jongeren bovendien
in het bijzonder aan.
Artikel 5
De voorzitter en het secretariaat van het burgerforum worden ondergebracht bij het
Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL). Daarmee is de Wet overleg fysieke leefomgeving
van toepassing op het burgerforum. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is
hoeder van het OFL. Dit besluit is daarom in overeenstemming met hem vastgesteld.
Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving is een onafhankelijk overlegorgaan met een
wettelijke basis en organiseert het overleg tussen samenleving en overheid over het
beleid inzake fysieke leefomgeving. Een OFL-voorzitter neemt zitting zonder last of
ruggespraak (Artikel 9, tweede lid, Wet OFL). Het secretariaat is voor zijn werkzaamheden
voor het overlegorgaan uitsluitend verantwoording schuldig aan het overlegorgaan
(Artikel 15, tweede lid, Wet OFL). Het secretariaat legt verantwoording af aan het
overlegorgaan over de manier waarop zij de missie van het OFL volgt en voldoet aan
haar werkwijze.
Voor het onderbrengen van secretariaat en voorzitter bij het OFL is gekozen, omdat
op deze manier de kennis en structuur kan worden benut die al bestaat binnen het OFL
over het voeren van maatschappelijk overleg en maatschappelijke dialoog. De status
en werkwijze van het OFL borgt de gewenste onafhankelijkheid van het secretariaat
en de voorzitter. Daarnaast wordt op deze manier de expertise m.b.t. burgerfora binnen
de rijksoverheid opgebouwd en behouden.
Het kabinet werft de voorzitter op basis van een profielschets, die in lijn is met
de eisen van de Kamer ten aanzien van het profiel van de voorzitter (Kamerstukken
II 2022/23, 32 813, nr. 1232, Kamerstukken II 2022/23. 32 813, nr. 1266). De Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
doen een voordracht voor de voorzitter, vanuit hun inhoudelijke verantwoordelijkheid
voor het burgerforum. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat benoemt de voorzitter,
vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het OFL (art. 5, eerste lid).
De voorzitter vervult de volgende rollen en verantwoordelijkheden:
-
• boegbeeld ten dienste van het burgerforum zowel naar de leden als naar buiten toe,
richting kabinet, TK en media;
-
• belangrijke schakel tussen burgerforum, parlement en regering;
-
• leiding nemen over het proces tot een advies, bijv. het leiden van vergaderingen,
en daarmee de kwaliteit van de deliberatie en advisering verhogen;
-
• bewaken van randvoorwaarden en principes voor een goed proces, zoals transparantie
en respect.
De voorzitter kan worden geschorst en ontslagen door de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat. Hierbij kan gedacht worden aan gebleken ongeschiktheid of onbekwaamheid
of op andere zwaarwegende gronden. Het ligt voor de hand dat de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat in zo’n geval overlegt met de Minister voor Klimaat en Energie en de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezien hun inhoudelijke verantwoordelijkheid
voor het burgerforum. De voorzitter kan tevens op eigen verzoek worden ontslagen.
Artikel 7
Om tot een goed gewogen advies te komen, hebben deelnemers van het burgerforum feitelijke
en gebalanceerde informatie nodig die op een transparante en neutrale manier wordt
aangeboden. Hiervoor kunnen experts worden aangesteld die zorgen dat de kennis over
het onderwerp voor het burgerforum beschikbaar is. Dit is een veelgebruikte aanpak
om ervoor te zorgen dat concurrerende expertise met verschillende invalshoeken aan
bod komen.
Artikel 9
De vergoeding van de voorzitter gebeurt volgens de vaste betaalsystematiek van het
OFL. De leden ontvangen een vergoeding per vergadering voor hun tijdsbesteding en
reiskosten. De vergoeding wordt vooraf openbaar gecommuniceerd.
Artikel 10
Het kabinet committeert zich aan een motiveringsplicht (Kamerstukken II 2022/23, 32 813, nr. 1266). Het eerste lid regelt dat de Ministers het eindrapport in ontvangst nemen. Op dat
moment gaan zij met de deelnemers in gesprek. Het tweede lid regelt dat het kabinet
binnen zes maanden een reactie stuurt op het aanbevelingenrapport. Onder ‘een met
redenen omklede reactie’ wordt hier verstaan dat het kabinet per aanbeveling afzonderlijk
motiveert of het deze al dan niet overneemt. Het derde lid stelt het burgerforum in
staat de implementatie van de aanbevelingen te monitoren en hierover uiterlijk een
jaar na aanbieding van het aanbevelingenrapport in gesprek te treden met het kabinet.
Naar internationaal voorbeeld kan dit de vorm krijgen van een monitoringscomité, bestaande
uit een delegatie van de burgerforumleden.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot