Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 7 juli 2023, nr. WJZ/ 33404344, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023 in verband met de invoering van de subsidiemodule High-performance computing projecten (HPC-projecten)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, onderdelen a, b, c, d en h, 5, eerste en tweede lid, 7, 15, 16, 17, eerste lid, onderdeel b, 19, tweede en derde lid, 25, 34, eerste lid, 44 en 50, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt na titel 3.24 een titel ingevoegd, luidende:

Titel 3.25. High-performance computing-projecten (HPC-projecten)

Artikel 3.25.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

Europees goedkeuringsbesluit:

besluit van de raad van bestuur van het financieringsorgaan waarin is bepaald dat een project in aanmerking kan komen voor een financiële bijdrage van het financieringsorgaan;

Europees HPC-project:

project gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen op de deelgebieden betreffende HPC, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid, dat is voorzien van een Europees goedkeuringsbesluit en wordt uitgevoerd door een Europees samenwerkingsverband;

Europese subsidieaanvraag:

aanvraag voor een Europees goedkeuringsbesluit bij het financieringsorgaan door de deelnemers in een Europees samenwerkingsverband;

Europese subsidieovereenkomst:

subsidieovereenkomst als bedoeld in artikel 33 van verordening (EU) 2021/695, gesloten tussen het financieringsorgaan en deelnemers uit een Europees samenwerkingsverband ten behoeve van de uitvoering van een Europees HPC-project;

Europees samenwerkingsverband:

een samenwerkingsverband van onafhankelijke juridische entiteiten, dat voldoet aan artikel 22, tweede lid, van verordening (EU) 2021/695;

financieringsorgaan:

de gemeenschappelijke onderneming HPC, in de gevallen dat deze op grond van artikel 33, eerste lid, van verordening (EU) 2021/1173 kwalificeert als financieringsorgaan als bedoeld in artikel 2, onderdeel 14, van verordening (EU) 2021/695;

gemeenschappelijke onderneming HPC:

de Gemeenschappelijke onderneming Europese high-performance computing, bedoeld in artikel 1 van verordening (EU) 2021/1173;

HPC:

high-performance computing;

juridische entiteit:

juridische entiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel 16, van verordening (EU) 2021/695;

Nederlands samenwerkingsverband:

een samenwerkingsverband van in Nederland gevestigde onafhankelijke juridische entiteiten, dat onderdeel uitmaakt van een Europees samenwerkingsverband;

verordening (EU) 2021/695:

verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PbEU 2021, L 170);

verordening (EU) 2021/1173:

verordening (EU) 2021/1173 van de Raad van 13 juli 2021 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing en tot intrekking van verordening (EU) 2018/1488 (PbEU 2021, L 256;

werkprogramma:

werkprogramma als bedoeld in artikel 2, onderdeel 25, van verordening (EU) 2021/695.

Artikel 3.25.2.Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor het uitvoeren van een Nederlands HPC-project dat gericht is op het verwezenlijken van één of meer van de doelstellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EU) 2021/1173, op een deelgebied, opgenomen in het toepasselijke werkprogramma betreffende HPC.

  • 2. Een Nederlands HPC-project is een deelproject of projectonderdeel van een Europees HPC-project en omvat een samenhangend geheel van activiteiten, opgenomen in een Europese subsidieovereenkomst, dat kan bestaan uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie.

  • 3. De subsidieontvanger is een in Nederland gevestigde juridische entiteit uit een Europees samenwerkingsverband, die de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, zelfstandig of in een Nederlands samenwerkingsverband uitvoert en voor het uitvoeren van deze activiteiten partij is bij een Europese subsidieovereenkomst.

  • 4. Het derde lid is tevens van toepassing op een aanvraag van een provincie, gemeente of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 3.25.3. Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie voor een Nederlands HPC-project is gelijk aan de subsidie die door het financieringsorgaan verstrekt wordt op grond van de Europese subsidieovereenkomst.

  • 2. De som van de totale subsidie die door de minister en het financieringsorgaan aan een Nederlands HPC-project verstrekt wordt bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 3.25.4. Subsidiabele kosten
  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van het Nederlandse HPC-project zoals vermeld in de Europese subsidieovereenkomst.

  • 2. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het besluit, kunnen onder de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, mede worden begrepen de kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag om subsidie, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid, voor zover het financieringsorgaan hiermee heeft ingestemd in de subsidieovereenkomst.

  • 3. In afwijking van artikel 11, eerste lid, van het besluit berekent de aanvrager de subsidiabele kosten overeenkomstig de wijze die is gebruikt in de Europese aanvraag, voor zover wordt voldaan aan de artikelen 35 en 36 van verordening (EU) 2021/695.

Artikel 3.25.5. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.25.6. Realisatietermijn

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is zeven jaar na subsidieverlening.

Artikel 3.25.7. Afwijzingsgrond

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid, indien er geen Europese subsidieovereenkomst is gesloten.

Artikel 3.25.8. Rangschikkingscriterium

De minister rangschikt de aanvragen om subsidie betreffende een Nederlands HPC-project, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid, waarop niet afwijzend is beslist hoger naar mate de Europese subsidieaanvraag betreffende het bijhorende Europese HPC-project, na toepassing van artikelen 28, eerste lid, en 29, tweede lid, van verordening (EU) 2021/695, hoger is gerangschikt door het evaluatiecomité, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695.

Artikel 3.25.9. Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag om subsidieverlening bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag om subsidieverlening ten minste:

    • a. gegevens over de subsidieaanvrager, waaronder de naam van de aanvrager, indien van toepassing het nummer waarmee de aanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de subsidieaanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. een verwijzing naar de passages uit de Europese subsidieovereenkomst of, voor zover deze onvoldoende informatie bevat, een aanvullende omschrijving, waarin zich informatie bevindt over de werkzaamheden die door de subsidieaanvrager binnen het Europese en Nederlandse HPC-project worden uitgevoerd.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een voor openbare publicatie geschikte Nederlandse samenvatting van de projectomschrijving, inclusief de doelstelling of doelstellingen en de werkzaamheden van het Nederlandse HPC-project;

    • b. een financieringsplan en begroting waarin een omschrijving wordt gegeven van:

      • 1°. de omvang van de gevraagde subsidie;

      • 2°. een beschrijving van de subsidiabele kosten die betrekking heeft op één of meer van de activiteiten als bedoeld in artikel 3.25.2, tweede lid; en

      • 3°. informatie over de wijze waarop de subsidieaanvrager zijn eigen aandeel in de projectkosten van het Nederlandse HPC-project financiert; en

    • c. een kopie van:

      • 1°. het Europese goedkeuringsbesluit; en

      • 2°. de ondertekende Europese subsidieovereenkomst.

Artikel 3.25.10. Aanvraag subsidievaststelling
  • 1. Het eindverslag, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, waarvan de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld gaat, bevat in ieder geval:

    • a. een omschrijving van de projectresultaten van het Nederlandse HPC-project;

    • b. een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.

  • 2. Onverminderd artikel 50, tweede lid van het besluit, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van de afschriften van alle tussenrapportages en het eindverslag betreffende het Europeese HPC-project, die door het Europese samenwerkingsverband verstrekt zijn aan het financieringsorgaan.

Artikel 3.25.11. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 quater van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.25.12. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 oktober 2028, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV- subsidies 2023 wordt onder de laatste rij betreffende titel 3.23 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.25. High-performance computing-projecten (HPC-projecten)

artikel 3.25.2, eerste lid

 

Een Nederlands HPC-project op het deelgebied ‘Centres of Excellence, for Exascale HPC Applications’, opgenomen in het toepasselijke werkprogramma als bedoeld in de Euro-HPC call ‘Centres of Excellence’, te raadplegen via https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/portal/screen/opportunities/topic-details/horizon-eurohpc-ju-2023-coe-01-01

02-10-2023 t/m 02-11-2023

€ 2.000.000

ARTIKEL III

In artikel 6 van de Regeling stimulering deelname Europees Defensiefonds wordt de ‘6.’ voor de tekst die begint met ‘Een subsidieaanvraag kan’ en eindigt met ‘is ontvangen.’ vervangen door ‘7.’.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023, met uitzondering van artikel III, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 juli 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding, doel en inhoud

Met deze regeling wordt de subsidiemodule High-performance computing-projecten (hierna: HPC-projecten) ingevoerd en opengesteld.

1.1 Aanleiding

Met de subsidiemodule High-performance computing projecten (HPC-projecten) wordt beoogd een stimulans te geven aan het ontwikkelen van nieuwe toepassingen op het gebied van High-performance computing (HPC). HPC is geaggregeerde (super) computerkracht waarbij het geheel veel meer is dan de som van een aantal pc’s. HPC is van belang voor de aanpak van een grote verscheidenheid aan wetenschappelijke, industriële en maatschappelijke uitdagingen. HPC biedt mogelijkheden om grote hoeveelheden data te verwerken en ingewikkelde berekeningen uit te voeren, zoals het gebruik van HPC in simulaties (van het bedrijfsleven) voor lucht- en ruimtevaart, mobiliteit, energie en de maakindustrie, alsook het gebruik van HPC in klimaatonderzoek met klimaatsimulaties en -prognoses.

Vanwege het grote belang van HPC willen de lidstaten van de Europese Unie gezamenlijk optrekken en inzetten op het bieden van beschikbare en toegankelijke HPC-infrastructuur om de Europese wetenschappers en industrie te ondersteunen, gebruikers aan te moedigen hun activiteiten en data te gebruiken binnen de Europese Unie, onderzoekers minder afhankelijk te maken van opslag en rekencapaciteit van buiten de Europese Unie en de concurrentiepositie te verbeteren (van ondernemingen) uit te lidstaten van de Europese Unie (ten opzichte van bijvoorbeeld China en de VS die voorop lopen op het gebied van HPC). Gezien de grote bedragen die met de aanschaf en technologieontwikkeling van HPC gepaard gaan, is het voor individuele lidstaten van de Europese Unie echter niet mogelijk om alle investeringen in een HPC-ecosysteem zelfstandig op te brengen.

Om de knelpunten betreffende de financiering op te lossen, zijn de noodzakelijke financiële en technische middelen samengebracht in het publiek-private Euro-HPC-partnerschap, bestaande uit onder meer de lidstaten van de Europese Unie, een aantal geassocieerde landen en de Europese Commissie. Vanuit het Europees HPC-partnerschap worden onder meer calls uitgeschreven in het kader van Europese werkprogramma’s op het gebied van HPC die vallen onder het Horizon Europaprogramma (verordening (EU) 2021/6951). Op grond van deze calls kan subsidie worden verleend aan projectvoorstellen voor het uitvoeren van Europese HPC-projecten door Europese samenwerkingsverbanden van juridische entiteiten uit diverse lidstaten van de Europese Unie en/of geassocieerde landen. Hierbij is van belang dat 50 procent van de totale subsidie voor een bepaald Europees HPC-project namens de Europese Commissie verstrekt moet worden door een Europees financieringsorgaan (in dit geval de gemeenschappelijke onderneming HPC) en 50 procent door de lidstaat waarin een juridische entiteit uit een Europees samenwerkingsverband gevestigd is. Voor de in Nederland gevestigde juridische entiteiten is dit laatste deel van de financiering geregeld in de subsidiemodule HPC-projecten. Op grond van deze subsidiemodule is de subsidie concreet bestemd voor het uitvoeren van projectonderdelen of deelprojecten van Europese HPC-projecten (hierna: Nederlandse HPC-projecten), die kunnen bestaan uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie. Ook moeten de Nederlandse HPC-projecten voldoen aan de Europese doelstellingen die zijn omschreven in paragraaf 1.2 van deze toelichting.

1.2 Doelstellingen

Met deze regeling wordt een subsidiemodule HPC-projecten ingevoerd. Hiermee wordt beoogd om subsidie te verstrekken voor het uitvoeren van een Nederlands HPC-project dat gericht is op het verwezenlijken van de Europese en Nederlandse (maatschappelijke) doelstellingen op het gebied van HPC.

Het Nederlandse HPC-project moet gericht zijn op het verwezenlijken van één of meer van de doelstellingen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EU) 2021/11732. Hieruit volgt dat het Nederlandse HPC-project (als onderdeel van het Europese HPC-project) een bijdrage moet leveren aan de doelen uit het Horizon Europa-programma zoals neergelegd in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695. Het doel betreft hier het creëren van wetenschappelijke, economische, ecologische, technologische en maatschappelijke impact door middel van de investeringen van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie. Deze investeringen zullen moeten leiden tot de versterking van de wetenschappelijke en technologische basis van de Europese Unie, de verwezenlijking van de strategische prioriteiten van de Europese Unie en een bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen en het beleid van de Europese Unie. Ook zullen de investeringen moeten leiden tot een bijdrage aan de aanpak van wereldwijde uitdagingen, onder meer door de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen na te streven aan de hand van de beginselen van Agenda 2030 van de Verenigde Naties en de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

Met de Nederlandse HPC-projecten die onder de subsidiemodule HPC-projecten vallen zal (gedeeltelijk) invulling moeten worden gegeven aan deze doelstellingen. Het gaat hierbij om de invulling van de doelstellingen op meerdere deelgebieden uit het toepasselijke werkprogramma betreffende HPC. Voor al deze deelgebieden zal achtereenvolgens een Europese call en nationale call/openstelling plaatsvinden (in dit geval voor Nederlandse HPC-projecten een openstelling in de subsidiemodule HPC-projecten). De verwachting is dat de subsidiemodule HPC-projecten (ten minste jaarlijks) opengesteld zal worden voor één of meer deelgebieden betreffende HPC. De komende eerste openstelling van de subsidiemodule HPC-projecten zal betrekking hebben op het deelgebied ‘Centres of Excellence, For Exascale HPC Applications’.

Met de subsidiëring van Nederlandse HPC-projecten op het deelgebied ‘Centres of Excellence, For Exascale HPC Applications’, wordt beoogd om het gebruik van exaschaal en post-exaschaal computing capaciteiten te stimuleren. Exaschaal computers zijn een nieuwe generatie geavanceerde computers met een grote capaciteit. In het begin van het jaar 2021 zijn de eerste Europese pre-exaschaal computers gebouwd, en het streven is om toe te werken naar exaschaal en post-exaschaalcomputers. Met deze computers zullen wetenschappers (nog) meer mogelijkheden moeten krijgen om (bijvoorbeeld) nog nauwkeuriger klimaatverandering te voorspellen of de werking van het menselijk brein en gerelateerde aandoeningen te begrijpen. Het gaat binnen het deelgebied ‘Centres of Excellence’ dan ook om de ontwikkeling van Exaschaal computers die meer dan 1*1018 (ofwel 1.000.000.000.000.000.000) berekeningen per seconde kunnen uitvoeren, alsook de ontwikkeling van Post-exascale computers waarvan de snelheid en complexiteit van de berekeningen nog groter zijn. Om met meer variabelen te kunnen rekenen moeten ook applicaties, zoals een model van het menselijk brein worden aangepast. Dit zal leiden tot forse veranderingen van de codes van dergelijke applicaties. Door deelname aan HPC-projecten binnen dit deelgebied zullen Europese (en dus onder meer Nederlandse) organisaties uit de wetenschap en de industrie tot de kopgroep in de wereld (kunnen gaan) behoren en zo de koppositie in baanbrekende onderzoek en ontwikkeling (kunnen) behouden.

1.3 Het proces van subsidieverlening en beoordeling

De beslissing voor subsidietoekenning wordt gemaakt op grond van Europese en Nederlandse besluitvormingsprocessen, die na elkaar plaatsvinden. Deze besluitvormingsprocessen bevatten de volgende fases.

Totstandkoming van het Horizon Europaprogramma en onderliggende werkprogramma’s

Voordat er subsidie verleend kan worden aan een Europees HPC-project (en daarmee ook aan het onderliggende Nederlandse HPC-project) zal eerst een zogenaamd Europees proces moeten hebben plaatsgevonden. Van belang hierbij is dat in verordening (EU) 2021/695 het zogenaamde Horizon Europa-programma, met bijhorende regels voor een Europees proces, is vastgesteld (zie artikel 1, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695).

Het Horizon Europa-programma wordt onder meer uitgevoerd door middel van onderliggende specifieke werkprogramma’s die door de Europese Commissie of een financieringsorgaan (namens de Europese Commissie) zijn opgesteld. Deze werkprogramma’s zijn te beschouwen als onderliggende programma’s of programmaonderdelen van het overkoepelende Horizon Europa-programma (zie artikel 1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 2, onderdeel 25, van verordening (EU) 2021/695). Voor de Europese HPC-projecten (en dus ook voor de onderliggende Nederlandse HPC-projecten) is het toepasselijke werkprogramma opgesteld door de Gemeenschappelijke onderneming Europese high-performance computing, genoemd in artikel 1 van verordening (EU) 2021/1173, die op grond van artikel 33, eerste lid, van verordening (EU) 2021/1173, kwalificeert als financieringsorgaan als bedoeld in artikel 2, onderdeel 14, van verordening (EU) 2021/695 (hierna: de Gemeenschappelijke onderneming HPC of het financieringsorgaan).

Nadat dit werkprogramma door de leden van dit financieringsorgaan is aangenomen, kan het financieringsorgaan voor de verwezenlijking van dit werkprogramma subsidie verlenen via een Europees goedkeuringsbesluit, in het geval een Europees proces is doorlopen (lees: een oproep en selectie heeft plaatsgevonden).

Het Europese proces

Het Europese proces start vanaf het moment dat het financieringsorgaan op grond van het bij het Horizon Europa-programma horende werkprogramma een open oproep heeft gedaan als bedoeld in artikel 24 van verordening (EU) 2021/695. Deze open oproep bevat een openstellingsperiode waarbinnen zogenaamde Europese subsidieaanvragen ingediend kunnen worden. De inhoud van de oproep bepaalt op welk gebied uit het werkprogramma het Europees HPC-project zich moet richten en wat het doel hiervan is. Dit is ook gebeurd voor de Europese HPC-projecten op het deelgebied ‘Centres of Excellence, For Exascale HPC Applications’ (zie paragraaf 1.2 van deze toelichting).

Op grond van de reikwijdte van de voorgaande oproep kan een Europese subsidieaanvraag worden ingediend door een Europees samenwerkingsverband van juridische entiteiten die gevestigd zijn in een lidstaat of geassocieerd land van de Europese Unie (zie voor een uitleg over de vormgeving van het Europese samenwerkingsverband de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.25.2). In deze Europese subsidieaanvraag kan worden verzocht om (1) een Europese subsidie door het financieringsorgaan en (2) toestemming van het financieringsorgaan voor de (aanvullende) subsidieverlening door de lidstaten of geassocieerde landen van de Europese Unie waarin de desbetreffende subsidieaanvragers gevestigd zijn.

Vervolgens vindt er na het sluiten van de openstellingsperiode een zogenaamde evaluatie (lees: beoordeling en selectie) van de Europese subsidieaanvragen plaats door het Europese evaluatiecomité als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695. Het Europese evaluatiecomité bestaat uit onafhankelijke externe deskundigen die bij de beoordeling van de Europese subsidieaanvraag toetsen aan een aantal toekenningscriteria uit het Horizon Europa-programma zoals neergelegd in artikel 28, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695.

Verder ontvangen alle subsidieaanvragers uit het Europese samenwerkingsverband (overeenkomstig artikel 200, lid 7, van het Financieel Reglement van de Europese Unie3, tijdens alle fases van de evaluatie (lees: fases van het beoordelings- en selectieproces) feedback over de afwijzing of honorering van de desbetreffende Europese subsidieaanvraag. Indien het voorstel voor een Europese subsidie wordt afgewezen, ontvangen de subsidieaanvragers uit het Europese samenwerkingsverband de redenen voor de afwijzing. Indien de Europese subsidieaanvraag wordt gehonoreerd, ontvangen de subsidieaanvragers uit het Europese samenwerkingsverband een Europees goedkeuringsbesluit van het financieringsorgaan als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van verordening (EU) 2021/69. In dit besluit wordt bepaald dat een Europees HPC-project in aanmerking kan komen voor een financiële bijdrage van het financieringsorgaan. Hierna zal een nadere uitwerking moeten plaatsvinden van de subsidiabele activiteiten en aanverwante subsidiabele kosten en hoogte van de subsidie in een Europese subsidieovereenkomst als bedoeld in artikel 33 van verordening (EU) 2021/695, die wordt gesloten tussen het financieringsorgaan en de subsidieaanvragers. Hierbij is van belang dat aan een juridische entiteit uit een Europees samenwerkingsverband voor de uitvoering van een bepaald deelproject of projectonderdeel van een Europees HPC-project, overeenkomstig het toepasselijke werkprogramma, ook financiering verstrekt wordt vanuit de overheid van het land waarin deze juridische entiteit gevestigd is. Deze zogenaamde cofinanciering is voor de deelprojecten en projectonderdelen van in Nederland gevestigde juridische entiteiten geregeld in onderhavige subsidiemodule HPC-projecten.

Het Nederlandse proces

In Nederland gevestigde juridische entiteiten uit Europese samenwerkingsverbanden, die na het Europese proces zijn overgebleven, kunnen op grond van artikel 3.25.2, eerste lid, van de subsidiemodule HPC-projecten een Nederlandse aanvraag om subsidie indienen voor het uitvoeren van het Nederlands HPC-project. Op grond van deze zogenaamde Nederlandse subsidieaanvraag zal beoordeeld moeten worden of de Nederlandse HPC-projecten voor subsidie in aanmerking kunnen komen, en er dus naast de Europese financiering ook nationale cofinanciering vanuit Nederland plaats zal vinden op de wijze zoals opgenomen in artikel 3.25.3.

De beslissing op de (Nederlandse) aanvraag om subsidie wordt genomen op basis van de in de subsidiemodule HPC-projecten opgenomen voorwaarden en criteria, die aansluiten bij het Europese goedkeuringsbesluit van het financieringsorgaan en de hierop gebaseerde Europese subsidieovereenkomst. Zo wordt bij de rangschikking van de Nederlandse subsidieaanvragen rekening gehouden met de Europese rangschikking van de overkoepelende Europese subsidieaanvragen. De Nederlandse subsidieaanvragen waarop niet afwijzend is beslist worden namelijk hoger gerangschikt naar mate de bijhorende Europese subsidieaanvraag na toepassing van artikelen 28, eerste lid, en 29, tweede lid, van verordening (EU) 2021/695 hoger is gerangschikt door het evaluatiecomité, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695.

Op de inhoud van de subsidiemodule HPC-projecten zal nader worden ingegaan in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

1.4 Openstelling en verdeling van het subsidieplafond

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023 aangepast, zodat de subsidiemodule HPC-projecten opengesteld kan worden. Voor de subsidiemodule HPC-projecten loopt de openstellingsperiode van 2 oktober 2023 tot en met 2 november 2023 om 17.00 uur voor Nederlandse HPC-projecten op het deelgebied ‘Centres of Excellence, for Exascale HPC Applications’. Het subsidieplafond wordt vastgesteld op € 2.000.000.

2. Staatssteun

Op grond van de subsidiemodule HPC-projecten wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren van een Nederlands HPC-project. De subsidie is bestemd voor een in Nederland gevestigde juridische entiteit (bijvoorbeeld een onderneming, onderzoeksorganisatie, (lokale) overheid of andere organisatie), die onderdeel uitmaakt van een Europees samenwerkingsverband (en eventueel onderliggend Nederlands samenwerkingsverband) dat het Europese HPC-project (en onderliggende Nederlands HPC-project) uitvoert. Een Nederlands HPC-project omvat een samenhangend geheel van in de Europese subsidieovereenkomst vermelde activiteiten, bestaande uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie. Vanwege het economische karakter van deze activiteiten is sprake van staatssteun. Omdat deze steun onder deze subsidiemodule op grond van het Horizon Europa-programma wordt verleend, wordt deze steun gerechtvaardigd door artikel 25 quater van de algemene groepsvrijstellingsverordening4. In de subsidiemodule HPC-projecten wordt, waar nodig, verwezen naar de relevante basis in de algemene groepsvrijstellingsverordening.

2.1 Reikwijdte van de subsidie

Op grond van de subsidiemodule HPC-projecten wordt bij de subsidieverlening (overeenkomstig artikel 25 quater, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening) gebruik gemaakt van de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten die zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon Europa-programma, zoals neergelegd in verordening (EU) 2021/695. In dit geval zijn deze maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten vastgesteld in een werkprogramma betreffende HPC, dat wordt beschouwd als een specifiek programma(onderdeel) van het (overkoepelende) Horizon Europa-programma (zie artikel 1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 2, onderdeel 25, van verordening (EU) 2021/695). Op grond van dit werkprogramma kan (na een call voor projectvoorstellen betreffende HPC) uiteindelijk een Europees goedkeuringsbesluit (betreffende Europese en nationale subsidieverstrekking) worden verleend door de Gemeenschappelijke onderneming HPC dat als financieringsorgaan optreedt namens de Europese Commissie (zie paragraaf 1.3 van deze toelichting). Voor een Nederlands HPC-project wordt op grond van de subsidiemodule HPC-projecten dan ook alleen subsidie verleend wanneer het desbetreffende bovenliggende Europese HPC-project is voorzien van een Europees goedkeuringsbesluit. Het goedkeuringsbesluit wordt nader uitgewerkt in een Europese subsidieovereenkomst.

Omdat met de Europese subsidieovereenkomst binnen de spelregels van het Horizon Europa-programma gebleven wordt, en dus ook wordt voldaan aan artikel 25 quater van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is ervoor gekozen om in de artikelen 3.25.3 en 3.25.4 van de subsidiemodule HPC-projecten zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bepalingen over de hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten die zijn opgenomen in de Europese subsidieovereenkomst.

  • Allereerst zijn in artikel 3.25.3 van de subsidiemodule HPC-projecten regels opgenomen over de steunintensiteit (het deel van de subsidiabele kosten dat voor subsidie in aanmerking komt). Hierin wordt bepaald dat de door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) verstrekte subsidie gelijk is aan de subsidie die door het financieringsorgaan verstrekt wordt op grond van de Europese subsidieovereenkomst. Dit betekent dat de Minister van EZK hetzelfde subsidiepercentage en hetzelfde subsidiebedrag aan het Nederlandse HPC-project zal betalen als het financieringsorgaan. Ook mag de som van de totale subsidie die door de Minister van EZK en het financieringsorgaan aan een Nederlands HPC-project verstrekt wordt niet meer dan 100% van de subsidiabele kosten bedragen, zodat niet meer steun verleend wordt dan dat er subsidiabele kosten worden gemaakt. Deze bepalingen impliceren dat de Minister van EZK bijvoorbeeld ten hoogste 50 procent van de subsidiabele kosten zou kunnen subsidiëren in het geval het financieringsorgaan de andere 50 procent van de totale subsidiabele kosten van het Nederlandse HPC-project subsidieert, alsook dat de Minister van EZK ten hoogste 35 procent van de subsidiabele kosten zou kunnen subsidiëren in het geval het financieringsorgaan de andere 35 procent van de totale subsidiabele kosten van het Nederlandse HPC-project subsidieert. Deze percentages sluiten aan bij de op het Horizon Europa-programma gebaseerde werkprogramma, waarin maximumpercentages zijn vastgesteld op grond van artikel 34, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695. Hierbij is van belang dat door het financieringsorgaan op grond van artikel 34 van verordening (EU) 2021/1173 in het werkprogramma verschillende vergoedingspercentages gehanteerd kunnen worden die afhankelijk zijn van het soort deelnemer (zoals kleine en middelgrote ondernemingen) en het soort actie.

  • Ten tweede bevat de subsidiemodule HPC-projecten in artikel 3.25.4 bepalingen betreffende subsidiabele kosten. Hierin is bepaald dat voor subsidie slechts in aanmerking komen de kosten die zijn vermeld in de Europese subsidieovereenkomst, en die dus vallen binnen het toepasselijke werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van het overkoepelende Horizon Europa-programma. Ook moet de Nederlandse subsidieaanvrager de subsidiabele kosten berekenen overeenkomstig de wijze die is gebruikt in de Europese subsidieaanvraag. Vanzelfsprekend moet de berekenmethode wel overeenkomen met de regels uit het Horizon Europa programma zoals neergelegd in artikelen 35 en 36 van verordening (EU) 2021/695.

Voor een uitgebreidere omschrijving van de achtergrond en reikwijdte van de subsidiabele activiteiten, hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 3.25.2, 3.25.3 en 3.25.4.

2.2 Transparantie, cumulatie, stimulerend effect en overige voorwaarden

De steunverlening op grond van de subsidiemodule HPC-projecten is aan randvoorwaarden onderworpen, zodat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • Allereerst wordt met het voor alle subsidieaanvragers beschikbare subsidieplafond van de subsidiemodule HPC-projecten, opgenomen in artikel II van deze regeling, gebleven onder de toepasselijke aanmeldingsdrempels voor individuele subsidieverstrekking, opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel i, subonderdeel ix, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • Verder wordt met artikel 22, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit), samen met artikelen 3.25.3 en 3.25.4 van de subsidiemodule HPC-projecten, gewaarborgd dat de steun overeenkomstig artikel 5 van de algemene groepsvrijstellingsverordening transparant is.

  • Ook waarborgen de artikelen 6, 7, 8 en 22, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 4°, van het Kaderbesluit dat wordt voldaan aan de eisen betreffende cumulatie, opgenomen in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • Tot slot hoeft de steun in het kader van het Horizon Europa-programma (overeenkomstig artikel 6, vijfde lid, onderdeel j, van de algemene groepsvrijstellingsverordening) geen stimulerend effect te hebben of wordt geacht dit effect te hebben.

2.3 Kennisgeving en openbare bekendmaking van gegevens inzake steunverlening

Van de publicatie van de invoering van en openstelling van de subsidiemodule HPC-projecten, alsook van toekomstige publicaties van wijzigingen, subsidieplafonds en openstellingen van de subsidiemodule HPC-projecten, zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Omdat een subsidie die op grond van de subsidiemodule HPC-projecten wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de Minister van EZK binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens, genoemd in artikel 1.8 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, bekend.

3. Regeldruk

3.1 Algemeen

Deze regeling betreft de invoering van de subsidiemodule HPC-projecten. Voor de administratieve lasten is van belang dat er sprake is van Europese cofinanciering. Hierdoor wordt er zowel een Europees proces doorlopen voor Europese subsidieverlening als een Nederlands proces voor subsidieverlening onder de subsidiemodule HPC-projecten. In de hierna volgende paragrafen wordt uitsluitend ingegaan op het Nederlandse proces (lees: de administratieve lasten die direct verbonden zijn aan de subsidiemodule HPC-projecten). De subsidiemodule HPC-projecten heeft administratieve lasten tot gevolg, samenhangend met de aanvraag voor subsidie, de tussentijdse (jaarlijkse) rapportage(s) over de voortgang en de aanvraag tot subsidievaststelling. De subsidiemodule brengt vanzelfsprekend geen inhoudelijke nalevingskosten met zich mee.

3.2 Informatieverplichtingen

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moet een aanvraag om subsidieverlening (hierna: de subsidieaanvraag) worden ingediend waarin of waarbij bepaalde informatie verschaft moet worden. In artikel 3.25.9 zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten en van welke bescheiden deze vergezeld dient te gaan. Voor de subsidieaanvraag is een aantal minimale informatievereisten opgenomen over de subsidieaanvrager, het project en de inhoud van de Europese subsidieovereenkomst, die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Hiervoor worden vanuit RVO.nl een aantal standaard formats aangeleverd die ingevuld moeten worden.Daarnaast moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een voor openbare publicatie geschikte Nederlandse samenvatting van de projectomschrijving, inclusief de doelstelling of doelstellingen en de werkzaamheden van het Nederlandse HPC-project, alsmede een financieringsplan en begroting waarin een omschrijving wordt gegeven van de kosten. Ook moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een kopie van (1°) het Europese goedkeuringsbesluit en (2°) de ondertekende Europese subsidieovereenkomst. Al deze informatie is nodig voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.

Na een positieve beoordeling van de subsidieaanvraag zal er subsidie verleend worden. Het Nederlandse HPC-project moet binnen zeven jaar afgerond zijn na subsidieverlening. Om tussentijds zicht te houden op de voortgang van het desbetreffende project zal op grond van artikel 39 van het Kaderbesluit jaarlijks een tussenrapportage over de voortgang van het project van de individuele subsidieontvangers of penvoerders van de subsidieontvangers uit een Nederlands samenwerkingsverband worden verlangd. Deze tussenrapportages kunnen na afronding van het project ook gedeeltelijk gebruikt worden bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie. Voor de vaststelling van de subsidie dient de subsidieontvanger nog een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen waarin deze (in de vorm van een eindrapportage) aanvullende informatie moet verschaffen.

Voor de aanvraag tot subsidievaststelling zijn de informatieverplichtingen opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit. Er is evenwel voor gekozen om deze informatieverplichtingen in artikel 3.25.10 van de subsidiemodule HPC-projecten nader in en aan te vullen. Zo moet het eindverslag, dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling gevoegd wordt, informatie bevatten waarmee kan worden vastgesteld of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of ze tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. De te verschaffen informatie bestaat concreet uit een omschrijving van de projectresultaten, een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten en afschriften van alle tussenrapportages en het eindverslag betreffende het Europeese HPC-project, die door het Europese samenwerkingsverband verstrekt zijn aan het financieringsorgaan.

3.3 Berekening van de administratieve lasten

Tijdsbesteding betreffende de voorbereiding en het indienen van de subsidieaanvraag

De verwachting is dat 15 potentiële subsidieaanvragers kennisnemen van de subsidiemodule HPC-projecten en dat hieraan 2 uur per potentiële subsidieaanvrager besteed wordt (lees: in totaal 30 uur voor alle potentiële subsidieaanvragers). Daarbij is de verwachting dat uiteindelijk 8 subsidieaanvragen worden ingediend, waarbij per individuele subsidieaanvrager (of partner namens deze subsidieaanvrager), 5 uur aan het opstellen en indienen van de subsidieaanvraag besteed wordt (lees: in totaal 40 uur besteed wordt aan het opstellen en indienen van alle subsidieaanvragen). Het totale aantal uren voor de kennisname, het opstellen en het indienen van alle subsidieaanvragen komt dan uit op 70 uur (30 uur voor kennisname + 40 uur voor het opstellen en het indienen van de subsidieaanvraag).

Tijdsbesteding betreffende rapportages en verzoeken in verband met de voortgang van het project

De verwachting is dat 7 subsidieaanvragen worden gehonoreerd binnen het toepasselijke subsidieplafond. De subsidieontvangers maken voor deze 7 gehonoreerde projecten kosten die verband houden met de voortgang van het project.

Allereerst zullen voortgangsrapportages ingediend moeten worden gedurende de looptijd van het project. Hierbij is van belang dat (hoewel de maximale looptijd van een project 7 jaar is) de verwachte gemiddelde looptijd 3 jaar zal zijn. In dat geval zullen de subsidieontvangers gedurende de looptijd van de Nederlandse HPC-projecten over het eerste en tweede jaar een tussenrapportage moeten opstellen. Naar verwachting zal het maken van een tussenrapportage gemiddeld 1,5 uur per gehonoreerd project in beslag nemen. Uitgaande van 7 gehonoreerde projecten zullen er dus in totaal 14 tussenrapportages gemaakt moeten worden, waaraan door de subsidieontvangers in totaal 21 uur besteed zal worden.

Ten tweede wordt verwacht dat per gehonoreerd project ten minste gemiddeld één verzoek betreffende de wijziging van het project(plan) zal worden ingediend tijdens de looptijd van het project. Het betreft hier het verzoek als bedoeld in artikel 37 van het Kaderbesluit tot aanpassing (van bijvoorbeeld de inhoud, begroting en /of duur van het project). Het indienen van een dergelijk wijzigingsverzoek zal per gehonoreerd project naar verwachting 2 uur in beslag nemen. Uitgaande van 7 gehonoreerde projecten zal dan ook in totaal 14 uur besteed worden aan het indienen van wijzigingsverzoeken.

Ten derde wordt per gehonoreerd project aan de subsidieontvanger medewerking gevraagd aan één voortgangsbezoek door RVO (namens de Minister van EZK.). De voorbereiding en deelname aan het voortgangsbezoek kost per gehonoreerd project 4 uur. Uitgaande van 7 gehonoreerde projecten zal hieraan in totaal 28 uur besteed worden door de subsidieontvangers van deze projecten.

Het totaal aantal uren voor administratieve lasten tijdens de looptijd van een project komt daarmee uit op 63 uur (21 uur voor tussenrapportages + 14 uur voor wijzigingsverzoeken + 28 uur voor voortgangsbezoeken).

Tijdsbesteding betreffende subsidievaststelling

Er worden ten behoeve van de subsidievaststelling ook de nodige kosten gemaakt. Het gaat hierbij om kosten voor de verslaglegging achteraf (o.a. het opstellen van de eindrapportage, medewerking aan eindevaluatie en het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling). De verwachting is dat dit gemiddeld 12 uur in beslag zal nemen per aanvrager. Uitgaande van 7 gehonoreerde projecten zou het totale aantal uren voor het indienen van de aanvragen tot subsidievaststelling hiermee dan uitkomen op 84 uur (7 gehonoreerde projecten x 12 uur besteed aan verslaglegging achteraf).

Tijdsbesteding betreffende overige administratieve lasten

Voor wat betreft de overige administratieve lasten per gehonoreerd project wordt uitgegaan van 6 uur voor overige administratieve handelingen (zoals medewerking aan (eventuele) eindevaluatie of medewerking aan publiciteitsactiviteiten). Dit komt uit op 42 uur (7 gehonoreerde projecten x 6 uur).

Totale administratieve lasten

De administratieve lasten worden berekend door de kosten betreffende de tijdsbesteding op te tellen bij zogenaamde directe uitgaven.

Voor de berekening van de administratieve lasten is van belang dat uit het voorgaande volgt dat het totale aantal uren werk om aan de voormelde informatieverplichtingen te kunnen voldoen naar verwachting uitkomt op 259 uur, waarvoor het toepasselijke uurtarief € 60 bedraagt. Hieruit volgt dat de voormelde tijdsbesteding uitkomt op € 15.540 (259 uur x € 60 uurtarief).

Voor de berekening van de administratieve lasten is verder van belang dat de subsidieontvanger ook zogenaamde directe uitgaven heeft, bestaande uit een bedrag van € 3.000 per gehonoreerd project voor het aanleveren van een controleverklaring of rapport van feitelijke bevindingen door een accountant. In totaal komen deze kosten voor directe uitgaven uit op € 21.000 (€ 3.000 x 7 gehonoreerde projecten).

De totale administratieve lasten van alle projecten gezamenlijk komen dan uit op € 36.540. Dit is circa 1,80 procent van het subsidieplafond van € 2.000.000.

3.4 Beoordeling door Adviescollege toetsing regeldruk

Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Uitvoering

De uitvoering van dit subsidie-instrumentarium is in handen van RVO.nl, onderdeel van het Ministerie van EZK. Deze subsidiemodule wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

II. Artikelsgewijs

Artikel I (Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies)

Met dit artikel is een nieuwe titel 3.25 opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Deze titel bevat de subsidiemodule High-performance computing-projecten (HPC-projecten)

Artikel 3.25.1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de subsidiemodule HPC-projecten. Op deze begripsbepalingen wordt ingegaan in paragraaf 1.3 van de algemene toelichting en de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 3.25.2, 3.25.3 en 3.25.4.

Artikel 3.25.2. Subsidieverstrekking

Dit artikel bevat een uitwerking van de reikwijdte van de doelstellingen, subsidiabele activiteiten en subsidieontvangers. Op de inhoud en achtergrond hiervan wordt in de volgende passages nader ingegaan.

Doelstelling van de subsidie (artikel 3.25.2, eerste lid)

Op grond van de subsidiemodule HPC-projecten kan subsidie worden verstrekt aan een in Nederland gevestigde juridische entiteit voor het uitvoeren van een Nederlands HPC-project dat een bijdrage moet leveren aan de doelen uit het Horizon Europa-programma zoals neergelegd in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/695. Het gaat hierbij om de invulling van de doelstellingen op een aantal deelgebieden uit het toepasselijke werkprogramma betreffende HPC. Voor de omschrijving van en achtergrond bij deze projectgebieden wordt verwezen naar paragraaf 1.2 van het algemene deel van deze toelichting.

Subsidiabele activiteiten (artikel 3.25.2, tweede lid)

De subsidie is bestemd voor het uitvoeren van een Nederlands HPC-project. Het subsidiabele Nederlandse HPC-project is een deelproject of projectonderdeel van een Europees HPC-project.

Een Europees HPC-project wordt uitgevoerd door een Europees samenwerkingsverband en moet zijn voorzien van een Europees goedkeuringsbesluit waaruit onder meer volgt dat het Europese HPC-project (net zoals het onderliggende Nederlandse HPC-project) past binnen de doelstellingen op het toepasselijke deelgebied, opgenomen in het toepasselijke werkprogramma, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid. Een Europees goedkeuringsbesluit is een besluit van het financieringsorgaan als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van verordening (EU) 2021/69, waarin is bepaald dat een project in aanmerking kan komen voor een (Europese) financiële bijdrage van het financieringsorgaan.

De financiële bijdrage aan het Europese HPC-project vanuit de Nederlandse Rijksoverheid (EZK) zal bestaan uit een subsidie voor een deelproject of projectonderdeel van een Europees HPC-project. Dit deelproject of projectonderdeel, dat wordt uitgevoerd door een in Nederland gevestigde juridische entiteit uit een Europees samenwerkingsverband, wordt dus aangeduid als Nederlands HPC-project. Het Nederlandse HPC-project omvat een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en/of een haalbaarheidsstudie. Deze subsidiabele onderzoeksactiviteiten worden verder afgebakend in artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies dat voor de invulling van deze activiteiten verwijst naar de begripsbepaling van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en haalbaarheidsstudie zoals deze zijn opgenomen in artikel 2, onderdelen 84, 85, 86 en 87, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daarnaast kan de meer specifieke inhoud van deze onderzoeksactiviteiten afgeleid worden uit de zogenaamde Europese subsidieovereenkomst als bedoeld in artikel 33 van verordening (EU) 2021/695, die is gesloten tussen het financieringsorgaan en deelnemers uit het Europese samenwerkingsverband. Deze Europese subsidieovereenkomst bevat een nadere uitwerking van het Europese goedkeuringsbesluit en definitieve afspraken over wie de subsidieontvangers zijn, de inhoud van de subsidiabele activiteiten, de hoogte van de subsidie en welke kosten voor subsidie in aanmerking komen binnen het Europese HPC-project (en dus ook binnen het onderliggende Nederlandse HPC-project). Om die reden wordt op grond van de subsidiemodule HPC-projecten alleen subsidie verleend voor de activiteiten van een Nederlands HPC-project die vermeld staan in de Europese subsidieovereenkomst. Voor het Europese proces dat aan de ondertekening van de Europese subsidieovereenkomst voorafgaat wordt verwezen naar paragraaf 1.3 van de algemene toelichting.

Subsidieontvangers (artikel 3.25.2, derde en vierde lid)

De subsidieontvangers kunnen uitsluitend bestaan uit één of meer in Nederland gevestigde juridische entiteiten. Het kan hierbij gaan om natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen en publiekrechtelijke rechtspersonen. Hierbij is ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid uit artikel 3, tweede lid, van het Kaderbesluit om subsidie te kunnen verstrekken aan een provincie, gemeente of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. De subsidiabele activiteiten moeten door de desbetreffende juridische entiteiten uitgevoerd worden in een Europees samenwerkingsverband dat partij is bij de Europese subsidieovereenkomst.

Het Europese samenwerkingsverband, waar de Nederlandse juridische entiteit onderdeel van uitmaakt, moet voldoen aan de voorwaarden van het zogenaamde Horizon Europa-programma, neergelegd in artikel 22, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) 2021/695. Het betreffen hier onder meer eisen aan het type deelnemers waaruit het Europese samenwerkingsverband ten minste moet bestaan. In de regel gaat het om (a) minimaal één in een lidstaat gevestigde onafhankelijke juridische entiteit en (b) minimaal twee andere onafhankelijke juridische entiteiten die elk in verschillende lidstaten of geassocieerde landen zijn gevestigd (zie voor het begrip juridische entiteit artikel 2, onderdeel 16, van verordening (EU) 2021/695). Hiervan kan in het toepasselijke werkprogramma worden afgeweken. Bij elke openstelling van de subsidiemodule HPC-projecten zal voor de voorwaarden aan het Europese samenwerkingsverband daarom ook gekeken moeten worden in het toepasselijke werkprogramma. Het Europese samenwerkingsverband, dat aan die voorwaarde voldoet, zal uiteindelijk het Europese HPC-project (mogen) uitvoeren en zijn deelnemers (laten) opnemen in de Europese subsidieovereenkomst.

De in Nederland gevestigde (privaatrechtelijke of publiekrechtelijke) juridische entiteit uit dit Europese samenwerkingsverband, opgenomen in de Europese subsidieovereenkomst, wordt uiteindelijk belast met de uitvoering van het Nederlandse HPC-project. Deze Nederlandse juridische entiteit kan het Nederlandse HPC-project zelfstandig uitvoeren, alsook kiezen voor de uitvoering binnen een samenwerkingsverband (zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Kaderbesluit) van in Nederland gevestigde juridische entiteiten (hierna: het (Nederlandse) samenwerkingsverband). Bij het Nederlands HPC-project kan bijvoorbeeld door ondernemingen, onderzoeksorganisaties en (lokale) overheden samengewerkt worden. Alle deelnemers aan het (Nederlandse) samenwerkingsverband worden beschouwd als individuele subsidieaanvragers. In de praktijk kan ook een penvoerder namens (alle deelnemers uit) het Nederlands samenwerkingsverband de aanvraag om subsidieverlening indienen. Dit is bepaald in artikel 20 van het Kaderbesluit. Het is de bedoeling dat de penvoerder zelf ook subsidiabele activiteiten verricht. De beschikking tot subsidieverlening wordt verzonden aan de penvoerder, maar de subsidie zal uiteindelijk verleend en betaald worden aan de subsidieontvanger (individuele deelnemer uit het samenwerkingsverband) die de desbetreffende subsidiabele activiteiten uitvoert.

Artikel 3.25.3. Hoogte subsidie

In artikel 3.25.3 zijn regels opgenomen met betrekking tot de hoogte van de subsidie. Hierin wordt bepaald dat de door de Minister van EZK verstrekte subsidie gelijk is aan de subsidie die door het financieringsorgaan verstrekt wordt op grond van de Europese subsidieovereenkomst. Dit betekent dat EZK hetzelfde subsidiepercentage en hetzelfde subsidiebedrag aan het Nederlandse HPC-project zal betalen als het financieringsorgaan. Ook mag de som van de totale subsidie die door EZK en het financieringsorgaan aan een Nederlands HPC-project verstrekt wordt niet meer dan 100% van de subsidiabele kosten bedragen, zodat niet meer steun verleend wordt dan dat er subsidiabele kosten worden gemaakt. Deze percentages sluiten aan bij de op het Horizon Europa-programma gebaseerde werkprogramma, waarin maximumpercentages zijn vastgesteld op grond van artikel 34, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695). Ook wordt gebleven binnen de regels uit artikel 25 quater, derde en vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening (zie voor verdere achtergrond hierbij paragraaf 2 van de algemene toelichting).

Artikel 3.25.4. Subsidiabele kosten

In dit artikel zijn (in aanvulling op of afwijking van de artikelen 10 tot en met 15 van het Kaderbesluit) bepalingen over de subsidiabele kosten opgenomen.

Allereerst bepaalt artikel 3.25.4, eerste lid, welke soort kosten voor subsidie in aanmerking komen. Dit zijn de kosten zoals vermeld in de Europese subsidieovereenkomst. De Europese subsidieovereenkomst bevat een verdere uitwerking van het Europese goedkeuringsbesluit. Hierin wordt onder meer vermeld voor welke soort subsidiabele kosten een bijdrage verstrekt wordt door het financieringsorgaan (en dus ook door de nationale overheden). Dit past binnen het toepasselijke werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van het (overkoepelende) Horizon Europa-programma, vastgesteld in verordening (EU) 2021/695. Zie voor de verdere achtergrond paragraaf 2.1 van de algemene toelichting.

Ten tweede wordt in artikel 3.25.4, tweede lid, bepaald dat onder de subsidiabele kosten mede kunnen worden begrepen de kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan het moment waarop de Nederlandse juridische entiteit of juridische entiteiten de Nederlandse subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid, heeft of hebben ingediend. Van belang is dat artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit bepaalt dat vóór indiening van de Nederlandse subsidieaanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. Omdat deze bepaling ervoor zou zorgen dat ook de gemaakte kosten in de periode voorafgaand aan de indiening van de Nederlandse subsidieaanvraag (bijvoorbeeld in de periode tussen de indiening van de Europese subsidieaanvraag en de indiening van de Nederlandse subsidieaanvraag) niet voor subsidie in aanmerking zouden komen, is gebruik gemaakt van de mogelijkheid uit artikel 15 van het Kaderbesluit om af te wijken van artikel 10, tweede lid, van dit Kaderbesluit. Hierdoor kunnen toch de kosten voor subsidie in aanmerking komen die voor indiening van de Nederlandse subsidieaanvraag gemaakt zijn. Met deze afwijking wordt aangesloten bij de gangbare praktijk bij Europese subsidieverleningen in het kader van Horizon Europa, zodat een subsidieontvanger ook daadwerkelijk eerder met een project kan starten in het geval het financieringsorgaan (namens de Europese Commissie) hiermee heeft ingestemd in de Europese subsidieovereenkomst. Wanneer deze instemming niet aanwezig is dan wordt gewoon teruggevallen op de hoofdregel uit artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit, en zijn alleen de kosten subsidiabel die gemaakt zijn na indiening van de Nederlandse subsidieaanvraag. In beide gevallen (bij gebruik of afwijking van artikel 10 Kaderbesluit) wordt gehandeld in overeenstemming met de eisen betreffende het stimulerend effect als bedoeld in artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (zie hierover paragraaf 2.2 van de algemene toelichting).

Ten derde is in artikel 3.25.4, derde lid, bepaald dat de aanvrager de subsidiabele kosten moet berekenen overeenkomstig de wijze die is gebruikt in de Europese subsidieaanvraag. Hiermee wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid uit artikel 15 van het Kaderbesluit om af te wijken van artikel 11, eerste lid, van het Kaderbesluit, die (normaal gesproken) de subsidieaanvrager de keuze geeft om bij de kostenberekening gebruikt te maken van drie standaard berekenmethoden. Met de toestemming voor het gebruik van een afwijkende berekenmethode wordt ervoor gezorgd dat de in Nederland gevestigde subsidieaanvragers de subsidieaanvraag op een efficiënte wijze kunnen opstellen, aangezien de kostensystematiek die al was gebruikt bij de Europese subsidieaanvraag niet hoeft te worden gewijzigd. Vanzelfsprekend moet de berekenmethode wel overeenkomen met de regels uit het Horizon Europa programma zoals neergelegd in artikelen 35 en 36 van verordening (EU) 2021/695.

Artikel 3.25.5. Verdeling van het subsidieplafond

Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt verdeeld. De verdeling vindt plaats op volgorde van rangschikking van de aanvragen. De Nederlandse HPC-projecten worden op grond van artikel 3.25.8 hoger gerangschikt naarmate de Europese subsidieaanvraag betreffende het bijhorende Europese HPC-project, na toepassing van artikelen 28, eerste lid, en 29, tweede lid, van verordening (EU) 2021/695, hoger is gerangschikt door het evaluatiecomité, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695. Hoe hoger een Nederlands HPC-project wordt gerangschikt, hoe groter de kans is dat het voor subsidie in aanmerking komt. Alleen aan de Nederlandse HPC-projecten die na de rangschikking binnen het subsidieplafond passen, wordt subsidie verleend. Op het moment dat het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de subsidieaanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, overeenkomstig artikel 28 van het Kaderbesluit, vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.25.6. Realisatietermijn

In dit artikel is de realisatietermijn vastgesteld op zeven jaar na subsidieverlening. Dit betekent dat het desbetreffende Nederlandse HPC-project binnen zeven jaar na de subsidieverlening gerealiseerd moet zijn. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde projectplan blijkt dat het project niet uiterlijk binnen zeven jaar gerealiseerd zou kunnen worden, wordt de aanvraag op grond van artikel 23, aanhef en onderdeel b, van het Kaderbesluit afgewezen. Er is voor deze termijn gekozen, omdat de verwachting is dat een Nederlands HPC-project binnen deze termijn kan worden afgerond.

Van belang is nog dat artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit de bevoegdheid aan de Minister van EZK geeft om in geval van vertraging van de uitvoering van de activiteiten of het essentieel wijzigen daarvan ontheffing te verlenen van de verplichting om de activiteiten overeenkomstig het projectplan uit te voeren. Zo kan ook een ontheffing worden verleend van de realisatietermijn die is opgenomen in het projectplan.

Artikel 3.25.7. Afwijzingsgrond

Dit artikel bevat een afwijzingsgrond die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit, van toepassing is op de Nederlandse subsidieaanvragen. De Nederlandse subsidieaanvraag wordt afgewezen in het geval geen Europese subsidieovereenkomst is gesloten. Het betreft hier de Europese subsidieovereenkomst, bedoeld in artikel 33 van verordening (EU) 2021/695, die gesloten moet zijn tussen het financieringsorgaan en deelnemers uit het Europese samenwerkingsverband. Bij het ontbreken van deze overeenkomst vindt afwijzing plaats, omdat deze van doorslaggevend belang is om te bepalen welke soort activiteiten en aanverwante kosten voor subsidie in aanmerking komen en wat de hoogte van de subsidie zal bedragen. Zie hieromtrent de algemene toelichting in paragraaf 2.1 en artikelsgewijze toelichting op artikelen 3.25.2, 3.25.3 en 3.25.4.

Artikel 3.25.8. Rangschikkingscriterium

In dit artikel is het criterium opgenomen op basis waarvan de Nederlandse subsidieaanvragen gerangschikt worden. De Nederlandse subsidieaanvraag (betreffende een Nederlands HPC-project), waarop niet afwijzend is beslist, wordt hoger gerangschikt naar mate de eerder ingediende en beoordeelde bijhorende Europese subsidieaanvraag (betreffende het overkoepelende Europese HPC-project) hoger is gerangschikt. Hiermee wordt aangesloten bij de Europese beoordeling en rangschikking van de Europese subsidieaanvraag door het Europese evaluatiecomité als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695.

Het Europese evaluatiecomité bestaat uit onafhankelijke externe deskundigen die bij de beoordeling van de Europese subsidieaanvraag op grond van artikel 28, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695 toetsen aan de hierin opgenomen toekenningscriteria: (a) excellentie, (b) impact en (c) kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van het desbetreffende project. De diverse Europese subsidieaanvragen voor Europese HPC-projecten worden ten opzichte van elkaar gerangschikt. Alle subsidieaanvragers uit het Europese samenwerkingsverband ontvangen, overeenkomstig artikel 200, zevende lid, van het Financieel Reglement van de Europese Unie5, tijdens alle fases van de evaluatie feedback. Indien het voorstel voor een Europese subsidie wordt afgewezen, ontvangen de subsidieaanvragers uit het Europese samenwerkingsverband de redenen voor de afwijzing. Indien de Europese subsidieaanvraag een voldoende score op voorgaande criteria heeft behaald en hoog genoeg in de rangschikking is geëindigd, wordt de Europese subsidieaanvraag gehonoreerd en ontvangen de subsidieaanvragers uit het Europese samenwerkingsverband een Europees goedkeuringsbesluit van het financieringsorgaan als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van verordening (EU) 2021/695. In dit besluit wordt bepaald dat een project in aanmerking kan komen voor een financiële bijdrage van het financieringsorgaan. Ook bevat dit besluit informatie over de plaats in de Europese rangschikking. Hierna zal een nadere uitwerking moeten plaatsvinden van onder meer de subsidiabele activiteiten en aanverwante subsidiabele kosten en hoogte van de subsidie in een Europese subsidieovereenkomst als bedoeld in artikel 33 van verordening (EU) 2021/695, die wordt gesloten tussen het financieringsorgaan en de subsidieaanvragers.

Na de Europese evaluatie is het Europese proces afgerond en kunnen de in Nederland gevestigde juridische entiteiten uit Europese samenwerkingsverbanden, die na het Europese proces zijn overgebleven, op grond van de subsidiemodule HPC-projecten een aanvraag om subsidie indienen voor het uitvoeren van het Nederlandse HPC-project. Op grond van deze zogenaamde Nederlandse subsidieaanvraag zal beoordeeld moeten worden of de Nederlandse HPC-projecten voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Hierbij worden de Nederlandse subsidieaanvragen beoordeeld en vindt ook rangschikking plaats. De Nederlandse rangschikking volgt hier de Europese rangschikking. Concreet betekent dit dat subsidieaanvragen betreffende Nederlandse HPC-projecten bij de verdeling van het beschikbare Nederlandse subsidieplafond op dezelfde volgorde gerangschikt worden als de Europese subsidieaanvraag betreffende het overkoepelende Europese HPC-project.

Voor een uitgebreidere uiteenzetting van het Europese proces wordt verwezen naar paragraaf 1.3 van de algemene toelichting van deze regeling.

Artikel 3.25.9. Informatieverplichtingen

In dit artikel zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan.

Het eerste en tweede lid van dit artikel maken duidelijk welke informatie in een subsidieaanvraag opgenomen moet worden. Het betreft hier de minimale informatievereisten over de subsidieaanvrager en het project, die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Deze vereisten sluiten (grotendeels) aan bij de wijze waarop andere (vergelijkbare) subsidiemodules in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn vormgegeven.

Verder bepaalt het derde lid dat de subsidieaanvraag vergezeld dient te gaan van bepaalde bescheiden. Allereerst moet de subsidieaanvraag op grond van artikel 3.25.9, derde lid, onderdelen a en b, vergezeld gaan van (a) een voor openbare publicatie geschikte Nederlandse samenvatting van de projectomschrijving van de doelstelling of doelstellingen en de werkzaamheden van het Nederlandse HPC-project, (b) een financieringsplan en begroting waarin een omschrijving wordt gegeven van (1°) de omvang van de gevraagde subsidie, (2°) een beschrijving van de subsidiabele kosten die betrekking heeft op één of meer van de activiteiten als bedoeld in artikel 3.25.2, tweede lid, en (3°) informatie over de wijze waarop de subsidieaanvrager zijn eigen aandeel in de projectkosten van het Nederlandse HPC-project financiert. Met deze informatie kan een adequaat beeld verkregen worden van de doelstellingen en werkzaamheden binnen het Nederlandse HPC-project en aanverwante kosten.

Ten tweede moet op grond van artikel 3.25.9, derde lid, onderdeel c, ook een kopie verschaft worden van het Europese goedkeuringsbesluit en de ondertekende Europese subsidieovereenkomst. De informatie uit deze documenten is van belang om te kunnen beoordelen of aan alle randvoorwaarden van deze subsidiemodule voldaan wordt, alsook waar het Nederlandse HPC-project in de rangschikking, bedoeld in artikel 3.25.8, terecht zal moeten komen.

Tot slot is van belang dat op grond van artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit een aanvraag om subsidie moet worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat beschikbaar wordt gesteld. Dit middel zal aan het begin van de openstellingsperiode beschikbaar worden gesteld via www.rvo.nl. De bij de aanvraag in te dienen documenten kunnen (behoudens de voormelde Nederlandse samenvatting van het project) ook in de Engelse taal worden aangeleverd, gelet op het Europese proces.

Artikel 3.25.10. Aanvraag subsidievaststelling

Voor de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn de verplichtingen inzake subsidievaststelling opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit. Er is evenwel voor gekozen om deze verplichtingen in dit artikel nader in te vullen. Dit artikel bevat een opsomming van de informatie die in ieder geval opgenomen moet worden in het eindverslag, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit, dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling wordt ingediend. Deze onderdelen dienen ervoor om te bezien of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of de subsidiabele activiteiten tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. Het eindverslag dient, voor zover van toepassing, in ieder geval de volgende zaken te bevatten: (a) een omschrijving van de projectresultaten van het Nederlandse HPC-project en (b) een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten. Ook moet, onverminderd artikel 50, tweede lid, van het Kaderbesluit, de aanvraag tot subsidievaststelling, voor zover van toepassing, vergezeld gaan van de afschriften van alle tussenrapportages en het eindverslag betreffende het Europese HPC-project, die door het Europese samenwerkingsverband verstrekt zijn aan het financieringsorgaan.

Opgemerkt wordt dat verdere effecten van de subsidie via een evaluatie getoetst kunnen worden. Op grond van artikel 41 van het Kaderbesluit dient de subsidieontvanger namelijk gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking te verlenen aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 3.25.11. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.25.2, eerste lid, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 quater van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel 3.25.12. Vervaltermijn

In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Artikel 3.25.12 geeft invulling aan voormelde bepaling. Dit artikel bepaalt namelijk voor de onderhavige subsidiemodule wat de vervaldatum is. Deze subsidiemodule vervalt na vijf jaar, met ingang van 1 oktober 2028. Te zijner tijd zal bezien worden of het wenselijk is deze titel te verlengen. De (mogelijke) ontwerpregeling inzake een dergelijke verlenging zal, overeenkomstig artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016, aan de Tweede Kamer worden overgelegd.

Artikel II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV- subsidies 2023 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt. Hieraan is ook de openstelling van de subsidiemodule HPC-projecten toegevoegd.

Voor de subsidiemodule HPC-projecten loopt de openstellingsperiode van 2 oktober 2023 tot en met 2 november 2023 om 17.00 uur voor Nederlandse HPC-projecten op het deelgebied ‘Centres of Excellence, for Exascale HPC Applications’. Het subsidieplafond wordt vastgesteld op € 2.000.000.

Artikel III

Met dit artikel wordt een foute nummering in de Regeling stimulering deelname Europees Defensiefonds hersteld.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023. Met deze datum wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten voor regelgeving, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend moeten worden gemaakt.

Een uitzondering is gemaakt voor artikel III, dat in werking treedt op de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant. Dit is geoorloofd omdat het hier een reparatie betreft.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2021 tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013, PBEU 2021 L 170/1.

X Noot
2

Verordening (EU) 2021/1173 van de Raad van 13 juli 2021 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing en tot intrekking van verordening (EU) 2018/1488 (PBEU 2021 L 256/3).

X Noot
3

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PBEU 2021 L 193/1.

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

X Noot
5

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PBEU 2021 L 193.

Naar boven