Onderlinge regeling inzake het ‘Programma Stimuleren van Studeren in de Caribische Landen van het Koninkrijk en in de regio’ van 30 juni 2023

Partijen,

het land Aruba, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs en Sport, de heer E.J.H. Croes, hierna te noemen: ‘Aruba’,

en

het land Curaçao, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport van Curaçao, de heer S. van Heydoorn, hierna te noemen: ‘Curaçao’,

en

het land Sint Maarten, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport, de heer R. Samuel, hierna te noemen: ‘Sint Maarten’,

en

de Staat der Nederlanden, te dezen, vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Nederland, de heer R.H. Dijkgraaf, hierna te noemen: ‘Nederland’,

hierna gezamenlijk te noemen: ‘de Koninkrijkslanden’.

Overwegende dat:

  • de Koninkrijkslanden elkaar op grond van de artikelen 36 en 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden hulp en bijstand kunnen verlenen, en onderling regelingen kunnen treffen;

  • de Koninkrijkslanden het belang van de samenwerking op het gebied van onderwijs erkennen, willen continueren en versterken;

  • de onderwijsministers van de Koninkrijkslanden elkaar periodiek in het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) treffen om gezamenlijke lijnen in de onderwijssamenwerking te bepalen en uit te zetten, en de daarover gemaakte afspraken te monitoren;

  • de Koninkrijkslanden het studeren in de Caribische Landen van het Koninkrijk willen blijven stimuleren als de bilaterale Samenwerkingsprotocollen ‘Studeren in de Regio’ (hierna: Samenwerkingsprotocollen) aflopen;

  • de Samenwerkingsprotocollen in deze onderlinge regeling zijn:

    • o Samenwerkingsprotocol om studeren in Aruba en de regio van Aruba te stimuleren 2018/2023, ondertekend op 11 en 12 december 2018

    • o Samenwerkingsprotocol om studeren in Curaçao en de regio van Curaçao te stimuleren 2018-2020, ondertekend op 8 en 11 november 2018; en

    • o Samenwerkingsprotocol om studeren in Sint Maarten en de regio van Sint Maarten te stimuleren 2020-2023, ondertekend op 1 en 16 oktober 2020;

  • in de afgelopen jaren Aruba, Curaçao en Sint Maarten op grond van de Samenwerkingsprotocollen projecten hebben vormgegeven en uitgevoerd die zich richtten op het studeren in de Caribische Landen van het Koninkrijk en hun regio;

  • de Samenwerkingsprotocollen in 2023 aflopen of zijn afgelopen en het van belang is om de verantwoording van deze samenwerkingsprotocollen goed af te ronden;

  • onderwijs een van de thema’s is in de Landspakketten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten met Nederland waarin er doelen zijn geformuleerd voor het vergroten van de financiële, economische en bestuurlijke weerbaarheid van deze landen;

  • Aruba, Curaçao en Sint Maarten ieder afzonderlijk als onderdeel van het thema onderwijs uit het Landspakket zijn gehele onderwijsstelsel, in nauw en goed bilateraal overleg met Nederland, door de onderwijsinspecties van de Koninkrijkslanden heeft laten doorlichten;

  • Aruba, Curaçao en Sint Maarten ieder voor zich en gezamenlijk op basis van de uitkomsten van de doorlichting verbetervoorstellen ontwikkelen en implementeren voor het realiseren van een basiskwaliteit van onderwijs, een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, en een goede doorstroom tussen stelsels van onderwijs (al dan niet in Europees Nederland);

  • in de Strategic Education Alliance (hierna: SEA) de Koninkrijkslanden zich meerjarig inzetten voor de doelstelling van SEA: een betere aansluiting op het vervolgonderwijs en verbetervoorstellen bespreken en bekrachtigen in het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW.

Komen het volgende overeen:

Paragraaf 1

Doelstelling

De afspraken in deze onderlinge regeling hebben tot doel:

  • 1. het verbeteren en versterken van de onderlinge samenwerking tussen de Koninkrijkslanden, op het gebied van onderwijs in de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

  • 2. het stimuleren dat personen afkomstig uit Aruba, Curaçao, of Sint Maarten doorstromen en kunnen doorstromen naar een vervolgstudie in deze landen, Nederland, of in andere landen in de regio;

  • 3. het stimuleren van activiteiten die van meerwaarde zijn op de versterking van het vervolgonderwijs in de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten en een positieve impact daarop hebben, door het betrekken van relevante inzichten uit gezamenlijke initiatieven, zoals SEA en doorlichting van het onderwijs in het kader van de Landspakketten.

Paragraaf 2

Beschikbaarstelling

Onder voorwaarde van goedkeuring door de Nederlandse begrotingswetgever, stelt Nederland met dit programma jaarlijks financiële middelen, beschikbaar aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor activiteiten die zich richten op de doelstellingen van deze onderlinge regeling.

Paragraaf 3

Toedeling, beheerskosten

  • 1. Voor de looptijd van deze onderlinge regeling stelt Nederland voor dit programma een jaarlijks totaalbudget van € 1.000.000,- beschikbaar aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor de uitvoering van hun activiteitenplannen.

  • 2. Gedurende de looptijd van deze onderlinge regeling wordt het totaalbedrag per land toebedeeld conform de op de bedragen als opgenomen in de bijlage, deze zijn als volgt berekend:

    • a. elk land ontvangt een basisbedrag dat 1/3e deel van 22,5% van het totaalbudget als bedoeld in het eerste lid; plus

    • b. elk land ontvangt een bedrag dat een deel van 77,5% van het totaalbudget als bedoeld in het eerste lid betreft en dat is berekend naar rato van de bevolkingsomvang van het betreffende land.

  • 3. Bij de berekening van het bedrag als bedoeld in het tweede lid aanhef en onder b wordt de bevolkingsomvang bepaald op grond van de gegevens van het centraal bureau voor de statistiek van onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten, waarbij 1 januari van het jaar van inwerkingtreding of verlenging van deze onderlinge regeling als peildatum wordt gehanteerd;

  • 4. Per boekjaar wordt maximaal 5 procent van het bedrag als bedoeld in het tweede lid aan beheerskosten besteed.

  • 5. Per boekjaar kan maximaal 10 procent van het bedrag als bedoeld in het tweede lid aan onderlinge afstemming tussen de Koninkrijkslanden worden besteed.

  • 6. Per boekjaar kan maximaal 25 procent van een bedrag dat voor een bepaalde activiteit is gereserveerd voor een andere activiteit uit het activiteitenplan worden ingezet.

  • 7. Per boekjaar kan maximaal 10 procent van het bedrag als bedoeld in het tweede lid in het volgende boekjaar worden gebruikt.

Paragraaf 4

Activiteitenplan

  • 1. Aruba, Curaçao en Sint Maarten stellen ieder een programmaplan op voor de activiteiten die zij gedurende de looptijd van deze onderlinge regeling wensen uit te voeren.

  • 2. Per boekjaar stellen onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten ieder een activiteitenplan op voor de activiteiten die zij van het bedrag als bedoeld in paragraaf 3, tweede lid, willen gaan uitvoeren.

  • 3. Een activiteitenplan bevat in ieder geval:

    • a. De beoogde activiteiten;

    • b. het bedrag dat op basis van paragraaf 3, tweede lid, wordt toebedeeld;

    • c. een begroting;

    • d. de bank- en NAW-gegevens van de fondsbeheerder aan wie Nederland de bedragen overmaakt;

    • e. de NAW-gegevens van de registeraccountant die de controle op de financiële verantwoording uitvoert;

  • 4. Voor iedere afzonderlijke activiteit wordt in ieder geval beschreven:

    • a. naam en beschrijving van de activiteit;

    • b. een beschrijving van het doel van de activiteit;

    • c. de wijze waarop de activiteit bijdraagt aan de doelstellingen van deze onderlinge regeling;

    • d. de eventuele verhouding tot relevante uitgangspunten in de onderwijssamenwerking tussen de Koninkrijkslanden;

    • e. de eventuele samenhang met de aanbevelingen en verbetervoorstellen die voortvloeien uit de doorlichting van de onderwijsinspectie;

    • f. de eventuele wisselwerking met een ander land of openbaar lichaam;

    • g. de essentiële prestatie-indicatoren waaraan het succes en resultaat worden afgemeten;

    • h. het geplande tijdpad;

    • i. het bedrag dat voor de activiteit wordt gereserveerd op de jaarlijkse begroting;

    • j. de financiële bijdrage die voor de activiteit van eventuele andere financiers wordt gevraagd.

  • 5. Onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten zal voorafgaand aan de ingangsdatum van een eventuele wijziging betreffende de fondsbeheerder of registeraccountant, Nederland tijdig en schriftelijk daarover informeren.

Paragraaf 5

Procedure van toedeling, verantwoording en controle

  • 1. Jaarlijks legt onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten uiterlijk op 1 oktober een activiteitenplan voor het volgende boekjaar ter goedkeuring aan Nederland voor.

  • 2. Nederland kan voor het aanleveren van het activiteitenplan een maand uitstel verlenen.

  • 3. Jaarlijks maakt Nederland, conform de toedeling van paragraaf 3, uiterlijk in januari, of bij toepassing van het tweede lid in februari, van het betreffende boekjaar de financiële middelen ten behoeve van dat boekjaar over aan de fondsbeheerder van onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 4. Jaarlijks legt onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten uiterlijk op 1 april verantwoording af over het voorgaande boekjaar en deze bevat:

    • a. het inhoudelijk verslag dat aan de hand van het activiteitenplan de resultaten en impact van iedere activiteit beschrijft;

    • b. het financiële verslag dat is voorzien van een accountantsverklaring van een onafhankelijke, erkende registeraccountant die verklaart of de middelen rechtmatig zijn besteed en of aan alle toepasselijke regelgeving is voldaan.

  • 5. Jaarlijks stelt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Nederland uiterlijk op 1 juli per brief vast of de verantwoording voldoet aan de in deze onderlinge regeling gestelde eisen.

  • 6. Indien de registeraccountant voor onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten verklaart dat middelen onrechtmatig zijn besteed of dat niet aan de toepasselijke regelgeving is voldaan, zendt het betreffende land uiterlijk een maand na deze verklaring aan Nederland een plan van aanpak hoe wel aan de eisen kan worden voldaan.

  • 7. Het betreffende land herstelt de onrechtmatigheid binnen maximaal zes maanden en informeert Nederland hierover.

  • 8. Indien middelen niet, niet tijdig, of niet conform deze onderlinge regeling of de van toepassing zijnde regelgeving zijn besteed, of waarvoor geen nieuwe bestemmingsafspraken zijn gemaakt, worden deze de eerstvolgende keer dat er weer middelen ter beschikking worden gesteld op die middelen in mindering gebracht of door Nederland teruggevorderd en kan Nederland besluiten om de toedeling van de betreffende middelen aan een of beide andere landen toe te kennen mits zij hun verplichtingen volledig en tijdig zijn nagekomen.

  • 9. Indien activiteiten als opgenomen in een activiteitenplan ondanks de beschikbaarstelling van middelen niet worden uitgevoerd, of verplichtingen van uit deze onderlinge regeling niet worden nagekomen, geeft Nederland in overleg met het betreffende land een termijn om deze alsnog uit te voeren of na te komen.

  • 10. Indien deze activiteiten vervolgens zonder rechtvaardige reden niet worden uitgevoerd, of verplichtingen zonder rechtvaardige reden niet worden nagekomen, kan Nederland besluiten dat het betreffende land niet meer in aanmerking komt voor de beschikbaarstelling van middelen voor het volgende boekjaar en besluiten om de toedeling van de betreffende middelen aan een of beide andere landen toe te kennen mits zij hun verplichtingen volledig en tijdig zijn nagekomen.

  • 11. Indien Nederland door eigen toedoen de financiële middelen onder dit programma niet of niet-tijdig uitkeert, betekent dit dat Nederland verantwoordelijk is voor kosten die voortvloeien uit het niet of niet-tijdig uitkeren van deze financiële middelen.

Paragraaf 6

Afronding Samenwerkingsprotocollen

  • 1. Onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten leggen ieder uiterlijk op 1 april 2024 algehele eindverantwoording af over besteding van de middelen die zij ieder in de afgelopen jaren van Nederland hebben ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in de Samenwerkingsprotocollen en deze bevat:

    • a. het inhoudelijk verslag dat de resultaten en impact van iedere activiteit uit het activiteitenplan beschrijft;

    • b. het financiële verslag dat is voorzien van een accountantsverklaring van een onafhankelijke, erkende registeraccountant die verklaart of de middelen rechtmatig zijn besteed en of aan alle toepasselijke regelgeving is voldaan.

  • 2. Uiterlijk op 1 juli 2024 stelt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Nederland vast of eindverantwoording van de toegekende bedragen voldoet aan de in het betreffende samenwerkingsprotocol gestelde eisen.

  • 3. Indien de registeraccountant voor onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten verklaart dat middelen onrechtmatig zijn besteed of dat niet aan de toepasselijke regelgeving is voldaan, zendt het betreffende land uiterlijk een maand na deze verklaring aan Nederland een plan van aanpak hoe wel aan de eisen kan worden voldaan.

  • 4. Het betreffende land herstelt de onrechtmatigheid binnen maximaal zes maanden en informeert Nederland hierover.

  • 5. Middelen die niet, niet conform het betreffende samenwerkingsprotocol of de van toepassing zijnde regelgeving zijn besteed, of waarvoor geen nieuwe bestemmingsafspraken zijn gemaakt, worden de eerstvolgende keer dat er weer middelen ter beschikking worden gesteld voor dit programma op die middelen in mindering gebracht of door Nederland teruggevorderd.

  • 6. Indien de activiteiten als opgenomen in een activiteitenplan ondanks de beschikbaarstelling van middelen niet zijn uitgevoerd, of verplichtingen van het betreffende samenwerkingsprotocol niet zijn nagekomen, geeft Nederland een termijn om deze alsnog uit te voeren of na te komen.

  • 7. Indien deze activiteiten zonder rechtvaardige reden niet zijn uitgevoerd, of verplichtingen zonder rechtvaardige reden niet zijn nagekomen, kan Nederland besluiten dat het betreffende land niet in aanmerking komt voor de beschikbaarstelling van middelen voor een bepaald boekjaar tijdens de looptijd van deze onderlinge regeling en besluiten om de toedeling van betreffende middelen aan een of beide andere landen toe te kennen, mits zij hun verplichtingen volledig en tijdig zijn nagekomen.

  • 8. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Nederland bevestigt per brief aan onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten als het betreffende samenwerkingsprotocol geheel is afgerond.

Paragraaf 7

Overgangsjaar

  • 1. In 2023 stelt Nederland aan onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten een deel van het bedrag als paragraaf 3, tweede lid, beschikbaar om activiteiten uit te voeren in de resterende maanden van dit jaar na afloop van looptijd van de Samenwerkingsprotocollen.

  • 2. Voor Aruba houdt dit het volgende in:

    • a. De activiteiten van het betreffende samenwerkingsprotocol lopen af per 31 juli 2023;

    • b. Voor de resterende maanden van 2023 is een bedrag van € 146.531,25 beschikbaar;

    • c. Op uiterlijk 15 juli 2023 legt Aruba, ter goedkeuring aan Nederland, een activiteitenplan voor dat voldoet aan de eisen als gesteld in paragraaf 4, leden 3, 4 en 5.

    • d. Na goedkeuring van het activiteitenplan maakt Nederland uiterlijk in september 2023 het bedrag als bedoeld in dit lid, onder b, over aan de fondsbeheerder van Aruba.

  • 3. Voor Curaçao houdt dit het volgende in:

    • a. De activiteiten van het betreffende samenwerkingsprotocol lopen af per 30 juni 2023;

    • b. Voor de resterende maanden van 2023 is een bedrag van € 232.025,- beschikbaar;

    • c. Op uiterlijk 15 juli 2023 legt Curaçao, ter goedkeuring aan Nederland, een activiteitenplan voor dat voldoet aan de eisen als gesteld in paragraaf 4, leden 3, 4 en 5.

    • d. Na goedkeuring van het activiteitenplan maakt Nederland uiterlijk in september 2023 het bedrag als bedoeld in dit lid, onder b, over aan de fondsbeheerder van Curaçao.

  • 4. Voor Sint Maarten houdt dit het volgende in:

    • a. De activiteiten van het betreffende samenwerkingsprotocol lopen af per 31 juli 2023;

    • b. Voor de resterende maanden van 2023 is een bedrag van € 76.781,25 beschikbaar;

    • c. Op uiterlijk 15 juli 2023 legt Sint Maarten, ter goedkeuring aan Nederland, een activiteitenplan voor dat voldoet aan de eisen als gesteld in paragraaf 4, leden 3, 4 en 5.

    • d. Na goedkeuring van het activiteitenplan maakt Nederland uiterlijk in september 2023 het bedrag als bedoeld in dit lid, onder b, over aan de fondsbeheerder van Sint Maarten.

  • 5. Onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten leggen ieder voor zich uiterlijk op 1 april 2024 algehele eindverantwoording af over besteding van het toegekende bedrag dat zij van Nederland hebben ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten als vastgelegd in hun activiteitenplan en deze bevat:

    • a. het inhoudelijk verslag dat de resultaten en impact van iedere activiteit uit het activiteitenplan beschrijft;

    • b. het financiële verslag dat is voorzien van een accountantsverklaring van een onafhankelijke, erkende registeraccountant die verklaart of de middelen rechtmatig zijn besteed en of aan alle toepasselijke regelgeving is voldaan.

  • 6. Uiterlijk op 1 juli 2024 stelt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Nederland vast of de eindverantwoording van het toegekende bedrag voldoet.

  • 7. Paragraaf 5, leden 6 tot en met 11 zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 8

Overdracht uit solidariteit

  • 1. Per boekjaar staat het Aruba, Curaçao en Sint Maarten ieder vrij om uit solidariteit een deel van het bedrag als bedoeld in paragraaf 3, tweede lid, aan een andere Partij over te dragen voor activiteiten die zich richten op de doelstellingen van dit programma.

  • 2. Deze overdracht dient vooraf aan Nederland kenbaar te worden gemaakt middels een gezamenlijk ondertekende brief van de betrokken Partijen, en bevat in ieder geval:

    • a. de namen van de Partijen waartussen de beschikbaarstelling plaatsvindt;

    • b. het bedrag;

    • c. de activiteiten; en

    • d. de nadrukkelijke instemming van de betrokken Partijen.

  • 3. Na de overdracht berust de verantwoordelijkheid over het ontvangen bedrag bij de ontvangende Partij.

Paragraaf 9

Evaluatie en verbeteringen

  • 1. Aruba, Curaçao en Sint Maarten verstrekken aan Nederland ieder voor zich gevraagd en ongevraagd alle relevante informatie over de uitvoering van deze onderlinge regeling.

  • 2. Jaarlijks delen Aruba, Curaçao en Sint Maarten ieder afzonderlijk middels een schriftelijke verklaring in het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW:

    • a. de inzichten die zij in het afgelopen boekjaar hebben opgedaan bij het uitvoeren van de activiteiten onder dit programma; en

    • b. de verwachtingen die zij hebben inzake de voortgang van de activiteiten onder dit programma in de komende periode.

  • 3. De verklaring in het laatste jaar van de looptijd van deze onderlinge regeling behelst tevens een reflectie op het volledige programma van, inclusief de eventuele conclusies en de gevolgen die de Ministers daaraan wensen te verbinden.

Paragraaf 10

Inwerkingtreding, looptijd en beëindiging

  • 1. Deze onderlinge regeling treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en eindigt met ingang van 1 januari 2028.

  • 2. Deze onderlinge regeling kan vanaf 1 januari 2028 met telkens vier jaar worden verlengd, na voorafgaande gezamenlijke instemming in het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW in het jaar dat voorafgaat aan de einddatum.

  • 3. Deze onderlinge regeling eindigt automatisch op de eerstvolgende einddatum indien in het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW in het jaar dat aan de einddatum voorafgaat niet is ingestemd met een verlenging van deze onderlinge regeling.

  • 4. Elke Partij kan eenzijdig, doch niet zonder voorafgaand overleg met de andere Partijen door schriftelijke opzegging deze onderlinge regeling voor zichzelf beëindigen.

  • 5. In geval van beëindiging van deze onderlinge regeling door een van de Partijen kan:

    • a. Nederland de nog niet reeds bestede middelen terugvorderen en deze aan de andere Partijen uitkeren;

    • b. de opzeggende partij Nederland met redenen omkleed verzoeken om van deze terugvordering af te zien;

    • c. betreffend verzoek voor Nederland aanleiding zijn om te besluiten de middelen niet terug te vorderen.

  • 6. Indien zich omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat deze onderlinge regeling behoort te worden gewijzigd, treden de Koninkrijkslanden daarover terstond met elkaar in overleg.

Paragraaf 11

Publicatie

  • 1. Binnen 30 dagen na ondertekening van deze onderlinge regeling, wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant en in de publicatiebladen van de Caribische landen van het Koninkrijk.

  • 2. Bij wijzigingen van deze onderlinge regeling, vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.

  • 3. Van verlengen of beëindigen van deze onderlinge regeling wordt melding gemaakt in de Staatscourant en in de publicatiebladen van de Caribische landen van het Koninkrijk.

Aldus overeengekomen en in viervoud ondertekend,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Nederland R.H. Dijkgraaf

De Minister van Onderwijs en Sport van Aruba E.J.H. Croes

De Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport van Curaçao S. van Heydoorn

De Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport van Sint Maarten R. Samuel

BIJLAGE 1 VERDEELSLEUTEL STUDEREN IN DE REGIO

I

II

III

IV

Land

Omvang

%

Nieuw jaarlijks bedrag

vanaf 2024 wordt

 

bevolking

aandeel

7,5%Vast

%aandeel

Totaal

AUA

CUR

SXM

107.504

151.066

42.310

35,7%

50,2%

14,1%

€ 75.000

€ 75.000

€ 75.000

€ 223.125

€ 389.050

€ 109.275

€ 351.675

€ 464.050

€ 184.275

CAST

300.880

100%

€ 225.000

€ 775.000

€ 1.000.000

Naar boven