Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 juli 2023, kenmerk 3626560-1049454-CZ, houdende wijziging van de Beleidsregel subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional Babyconnect in verband met het ter beschikking stellen van middelen voor implementatie- en licentiekosten van hard- en software, en enkele technische wijzigingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional Babyconnect wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, wordt ‘15 juni 2024’ vervangen door ‘31 december 2024’.

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel b vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

2. Onderdeel b (nieuw) van artikel 10 komt te luiden:

  • b. een document waaruit blijkt dat tenminste 70% van de aangesloten zorgorganisaties zijn opgenomen in het zorgaanbiederadresboek van MedMij of dan geldend MedMij register, zodat zorggebruikers de praktijken in hun PGO kunnen vinden en selecteren voor digitale informatie-uitwisseling.

C

Onder vernummering van artikel 12 en 13 tot artikel 13 en 14, wordt een nieuw artikel 12 ingevoegd, luidende:

Artikel 12 Herziening subsidie in 2023

  • 1. Een subsidieaanvrager die in 2022 een herziening heeft aangevraagd als bedoeld in artikel 7, tweede lid, kan in 2023 opnieuw een aanvraag tot herziening van de subsidieverlening indienen.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste de werkelijke implementatie- en licentiekosten van hard- en software, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 3. Voor de verlening van subsidie op grond van dit artikel geldt een subsidieplafond van € 1.294.161,–.

  • 4. Indien het totaal aangevraagde bedrag het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare bedrag evenredig over de ontvangen aanvragen tot herziening verdeeld.

  • 5. Een aanvraag tot herziening wordt ingediend in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 30 september 2023.

D

Artikel 13 (nieuw), tweede lid, komt te luiden:

Deze beleidsregel vervalt met ingang van 1 januari 2025.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van de Beleidsregel subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional Babyconnect (hierna: de Beleidsregel) kan subsidie worden verstrekt aan (de penvoerders van) regionale partnerschappen in de geboortezorgketen. De subsidie is bedoeld voor de verdere intensivering van de digitale informatie-uitwisseling tussen zorgverleners onderling en met de zorggebruiker, om daarmee de samenwerking tussen geboortezorgverleners en de kwaliteit van zorg in de geboortezorgketen verder te kunnen verbeteren.

Uit gesprekken met het programmabureau Babyconnect en de penvoerders van de regionale partnerschappen is gebleken dat de regeling op een aantal punten aanpassing behoeft. Allereerst is naar voren gekomen dat met de gekozen systematiek voor de werkelijke implementatie- en licentiekosten van hard- en software van de vorige wijziging en het definitieve aantal deelnemende verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s) de middelen voor ICT kosten niet volledig benut kunnen worden. De opgave voor het aanpassen van de zorginformatiesystemen in de geboortezorg is echter niet anders. Daarom wordt het resterende bedrag ter beschikking gesteld voor het aanpassen van de zorginformatiesystemen. Regionale partnerschappen die daar gebruik van willen maken kunnen een herziening voor de werkelijke kosten ICT aanvragen. Indien de aangevraagde bedragen het ter beschikking gestelde bedrag overschrijden, volgt een verdeling pro rato.

Tot slot is het voor het gehele jaar 2024 nodig dat de licentiekosten ten laste gebracht kunnen worden van de subsidie. Daarom wordt de looptijd verlengd tot en met 31 december 2024.

Regeldruk

Door de aanpassingen aan de beleidsregel ontstaan extra administratieve lasten die bestaan uit het indienen van een herziening door de aanvragers van de subsidie, inclusief de daarbij behorende documentatie. Er wordt evenwel geen nieuw verantwoordingsregime in het leven geroepen.

Het indienen van een nieuwe aanvraag levert voor de negen penvoerders een extra, maar beperkte, lastendruk op. Over het algemeen zullen zij voor het indienen van de aanvraag in ieder geval projectverlenging aanvragen bij VWS. Daar waar van toepassing zal een deel van de penvoerders ook een wijziging van de begroting indienen. Naar verwachting zal de tijdsinzet hiervoor gering zijn. Tot slot is de verantwoording van de subsidieverlening op basis van nieuwe inzichten aangepast en het aantal documenten dat hiervoor aangeleverd moet worden verminderd. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat er naar verwachting slechts beperkte gevolgen voor de regeldruk zullen zijn.

Staatssteun

De subsidies aan de regionale partnerschappen zijn bij de inwerkingtreding van de regeling als staatssteun aangeduid, hetgeen gerechtvaardigd is door de regionale partnerschappen te belasten met een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) en dienovereenkomstig DAEB-uitvoeringsovereenkomsten te sluiten. Er is geen reden om nu een andere conclusie te trekken: met deze wijzigingsregeling verandert de aard van de dienst niet en er wordt nog steeds op basis van werkelijke gemaakte kosten subsidie verstrekt.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

A

Om de aanvragers in gelegenheid te stellen de reeds toegekende en resterende subsidie aan te wenden voor de werkelijke implementatie- en licentiekosten, is een verlenging van de subsidiabele periode nodig. Op deze wijze kunnen de licentiekosten voor het gehele jaar 2024 ten laste gebracht worden van de subsidie.

B

Bij de verantwoording wordt niet meer gevraagd om een overeenkomst waaruit blijkt dat het regionaal partnerschap zijn gegevens kan ontsluiten via een dienstverlener zorgaanbieder (DVZA) die deelneemt aan het MedMij afsprakenstelsel. Als een zorgorganisatie te vinden is op het zorgaanbiedersadresboek van MedMij of dan geldend MedMij register, is er ook sprake van een overeenkomst met een DVZA. Daarom kan onderdeel b komen te vervallen.

Sinds de publicatie van de initiële Beleidsregel is gebleken dat het voor zorggebruikers lastig aantoonbaar is dat de uitkomstdoelen voor tenminste 70% behaald zijn. Dit is wel aan te tonen voor de deelnemende zorgorganisaties, daarom is dit punt aangepast in de vorige regeling. Het toevoegen van tenminste 70% in het nieuwe onderdeel b (het oude onderdeel c), is bedoeld ter verduidelijking van deze verantwoordingseis. Voor 70% van de deelnemende zorgorganisaties geldt dat zij in het zorgaanbiederadresboek van MedMij of dan geldend MedMij register opgenomen moeten zijn. Met het noemen van dit percentage wordt niet een nieuwe, zwaardere voorwaarde gesteld, omdat deze reeds aansluit bij de eisen gesteld in Bijlage 1.

C

In de vorige wijziging is voor een systematiek gekozen waarbij alle VSV’s aanspraak kunnen maken op subsidie. Niet alle VSV’s kiezen ervoor om deel te nemen aan het programma Babyconnect. Het is echter de verwachting dat de werkelijke implementatie- en licentiekosten ongeacht het aantal deelnemers het volledige bedrag beslaat wat ervoor gereserveerd werd (€ 9.394.800,–). Met deze wijziging wordt het resterende bedrag van € 1.294.161,– alsnog beschikbaar gesteld. Anders dan in artikel 4 onder b, subonderdeel 1, is bepaald, is er één bedrag waarop de aanvragers een beroep kunnen doen. Wanneer de aanvragen gezamenlijk dat bedrag overschrijden, volgt een verdeling evenredig naar de ontvangen aanvragen.

D

Om de aanvragers in gelegenheid te stellen de resterende subsidie aan te wenden voor de werkelijke implementatie- en licentiekosten, is ook een verlenging van de werkingsduur van deze regeling nodig.

Artikel II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit vanwege de voorhangprocedure die aan de wijziging voorafgegaan is en omdat per 1 augustus 2023 de periode voor aanvragen tot herziening aanvangt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Naar boven