Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2023, 19805 | delegatie- of mandaatbesluit |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2023, 19805 | delegatie- of mandaatbesluit |
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op artikel 7, eerste en tweede lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
concessie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;
de prijsindex van consumptiegoederen zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor Statistiek aan de hand van de prijsontwikkeling van de consumptiegoederen en -diensten die worden aangeschaft door huishoudens op Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
degene die met de houder van een concessie een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot de levering van een dienst;
natuurlijke of rechtspersoon die telecommunicatiedienstverlening aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestaat uit de overdracht en routering van signalen over de telecommunicatie-infrastructuur van een houder van een concessie;
de telecommunicatiediensten, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6 van het Besluit opgedragen telecommunicatiediensten BES;
specifiek type toegang dat wordt gerealiseerd tussen exploitanten van openbare telecommunicatienetwerken, inhoudende het fysiek en logisch verbinden van openbare telecommunicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die worden aangeboden door een betrokken partij of een andere onderneming die toegang heeft tot het netwerk;
Minister van Economische Zaken en Klimaat;
contractant van een houder van een concessie van een ander mobiel netwerk die het netwerk van de houder van een concessie bezoekt, waarbij de houders van de concessies onderling een overeenkomst voor roaming hebben afgesloten;
het aan een andere onderneming beschikbaar stellen van netwerkonderdelen, bijbehorende faciliteiten of dienstverlening ten behoeve van het aanbieden van telecommunicatiediensten door die onderneming;
toegewezen capaciteit die een houder van een concessie heeft om analoge dan wel digitale informatie te versturen, te ontvangen of te verspreiden over een fysiek point-to-point- of point-to-multipoint- transmissiemedium;
gebied waarin de houder van een concessie diensten aanbiedt of mag aanbieden;
Wet telecommunicatievoorzieningen BES.
1. De houder van een concessie biedt zijn diensten overal binnen zijn verzorgingsgebied tegen gelijke voorwaarden aan.
2. De houder van een concessie kan het leveren van diensten weigeren of beëindigen indien door een contractant niet wordt voldaan aan de bij of krachtens de wet voor hem geldende voorschriften met betrekking tot de instandhouding van een goede dienstverlening, of de in paragraaf 6 bedoelde algemene voorwaarden.
De houder van een concessie stelt het gebruik van alarmnummers kosteloos en zonder toegangsbelemmeringen ter beschikking aan alle gebruikers van zijn dienst. Onder een alarmnummer wordt verstaan het nummer dat in het in artikel 8 bedoelde nummerplan bestemd is als alarmnummer.
1. De houder van een concessie draagt er zorg voor dat binnen tien werkdagen na ontvangst van een verzoek tot levering, beëindiging of wijziging van een aansluiting op een dienst, de aanvrager wordt medegedeeld of de aanvraag op grond van de algemene voorwaarden is geaccepteerd en wanneer de gevraagde activiteit zal plaatsvinden.
2. De houder van een concessie draagt er zorg voor dat, indien de benodigde technische voorzieningen in vooraanleg aanwezig en beschikbaar zijn, het in het eerste lid genoemde geaccepteerde verzoek binnen twee weken na acceptatie wordt uitgevoerd, of binnen een met de verzoeker overeengekomen andere periode.
3. De houder van een concessie draagt er zorg voor dat, indien de benodigde technische voorzieningen niet in vooraanleg aanwezig of beschikbaar zijn, het in het eerste lid genoemde geaccepteerde verzoek binnen drie maanden na acceptatie wordt uitgevoerd, of binnen een met de verzoeker overeengekomen andere periode.
4. De houder van een concessie draagt er zorg voor dat, als een contractant meldt dat de dienstverlening op het aansluitpunt niet voldoet aan het ter zake in de algemene voorwaarden gestelde, binnen twee werkdagen een onderzoek wordt ingesteld.
5. De houder van een concessie draagt er zorg voor dat binnen vijf werkdagen na ontvangst van een melding als genoemd in het vierde lid dusdanige voorzieningen worden getroffen dat de dienstverlening weer voldoet aan het ter zake in de algemene voorwaarden gestelde.
6. De houder van een concessie draagt er zorg voor dat een contractant op diens verzoek kosteloos een per in de algemene voorwaarden aan te geven periode gespecificeerde telefoonrekening wordt aangeboden.
1. De houder van een concessie voldoet aan redelijke verzoeken van dienstaanbieders om voorzieningen ten behoeve van toegang ter beschikking te stellen voor zover dit ten behoeve is van of direct verband houdt met het door deze dienstaanbieders aan derden aanbieden van telecommunicatiediensten.
2. De houder van een concessie stelt de in het eerste lid bedoelde voorzieningen ter beschikking op door hem daarvoor te bepalen en bekend te maken objectieve en niet-discriminatoire voorwaarden betreffende tarieven en technische specificaties.
3. De houder van een concessie gaat bij zijn aanbod uit van de door de dienstaanbieder gevraagde voorzieningen, tenzij deze technisch niet mogelijk zijn, de integriteit van de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van een concessie in gevaar brengen of redelijkerwijs niet noodzakelijk zijn voor een doelmatige verzorging van de diensten van de verzoekende dienstaanbieder.
4. De voorzieningen worden binnen vier weken nadat er een verzoek ter zake aan de concessiehouder is gedaan, ter beschikking gesteld indien de gevraagde voorzieningen reeds aanwezig of in vooraanleg reeds aanwezig zijn.
5. Indien de verzochte voorzieningen, bedoeld in het vierde lid, niet in vooraanleg aanwezig zijn, brengt de houder van een concessie binnen vier weken een bindende offerte uit waarin in ieder geval is opgenomen:
a. een beschrijving van de ter beschikking te stellen voorzieningen, waarbij wordt uitgegaan van de gevraagde voorzieningen;
b. het tarief waarvoor en de termijn waarbinnen de gevraagde voorzieningen door de concessiehouder ter beschikking zullen worden gesteld; en
c. eventueel in rekening te brengen kosten voor het gebruik van deze voorzieningen.
1. De houder van een concessie draagt er zorg voor dat hij andere houders van een concessie voorziet van koppelingen met zijn telecommunicatie-infrastructuur ten behoeve van interconnectie.
2. De houder van een concessie stelt voorzieningen voor de koppelingen ter beschikking op basis van de daartoe door hem te bepalen en bekend te maken objectieve en niet-discriminatoire voorwaarden betreffende tarieven en technische specificaties.
3. Artikel 5, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. De in het tweede lid bedoelde voorzieningen omvatten in ieder geval:
a. de technische koppeling op de vaste of geschakelde infrastructuur van in de concessie gedefinieerde kwaliteit en capaciteit;
b. de mogelijkheid om de interconnectie te blokkeren;
c. het leveren van nummeridentificatie;
d. de mogelijkheid tot het opstellen van apparatuur, behorend tot de infrastructuur van de aanvrager, voor zover deze benodigd is voor de koppeling;
e. de middelen om het gebruik van de infrastructuur en de kwaliteit van de koppeling te meten.
De door de houder van een concessie te hanteren tarieven, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en 6, tweede lid, voor de levering van de gevraagde voorzieningen respectievelijk koppelingen aan andere houders van een concessie, zijn redelijk en staan in verhouding tot de gemaakte kosten.
1. De houder van een concessie draagt er zorg voor, dat bij de bedrijfsvoering met betrekking tot de telecommunicatie-infrastructuur en de diensten het wettelijk telefoongeheim wordt nageleefd.
2. Onverminderd het in de Wet bescherming persoonsgegevens BES bepaalde draagt de houder van een concessie zorg voor de bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van contractanten en gebruikers van zijn netwerk, onderscheidenlijk zijn dienst.
1. De houder van een concessie stelt voor iedere dienst, voor eenieder en overal binnen het verzorgingsgebied geldende, algemene voorwaarden vast, die in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit.
2. De algemene voorwaarden bevatten naast een beschrijving van de dienst, ten minste regelingen met betrekking tot levering, opzegging, betaling, service, aansprakelijkheden, wanbetaling, misbruik, weigeringsgronden, geschillenregeling en beëindiging van dienstverlening.
3. De algemene voorwaarden worden op zodanige wijze bekendgemaakt dat alle belanghebbenden daarvan kennis kunnen nemen.
4. De algemene voorwaarden worden aan de minister ter kennisneming aangeboden.
1. De houder van een concessie verstrekt een contractant kosteloos en voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een beknopte en gemakkelijk leesbare samenvatting van de overeenkomst. In die samenvatting zijn de belangrijkste elementen van de overeenkomst opgenomen, waaronder ten minste:
a. de naam, het adres en de contactgegevens van de houder van een concessie en, indien verschillend, contactgegevens voor het indienen van eventuele klachten;
b. de belangrijkste kenmerken van elke dienst die wordt geleverd;
c. de afzonderlijke prijzen voor het activeren van de elektronische communicatiedienst en voor terugkerende of verbruiksgerelateerde kosten;
d. de looptijd van de overeenkomst en de voorwaarden voor verlenging en opzegging;
e. de mate waarin producten en diensten zijn afgestemd op contractanten met een fysieke beperking.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de samenvatting onverwijld na het sluiten van de overeenkomst verstrekt indien het om objectieve technische redenen niet mogelijk is de samenvatting voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst te verstrekken. In dat geval wordt de overeenkomst van kracht zodra de contractant na ontvangst van de samenvatting zijn akkoord heeft bevestigd.
3. De informatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, maakt integraal deel uit van de overeenkomst en kan uitsluitend worden gewijzigd indien de partijen dit uitdrukkelijk overeenkomen.
1. Ten minste een maand voordat een voorgenomen wijziging van een beding dat is opgenomen in een overeenkomst van kracht wordt:
a. biedt de houder van een concessie de contractant de mogelijkheid om de overeenkomst kosteloos te beëindigen; en
b. stelt de houder van een concessie de contractant op genoegzame wijze en op een duurzame drager op de hoogte van de inhoud van de voorgenomen wijziging en van de mogelijkheid om de overeenkomst kosteloos te beëindigen binnen een maand na de kennisgeving.
2. De overeenkomst tussen een houder van een concessie en een contractant kan worden aangegaan voor bepaalde of onbepaalde duur.
3. De houder van een concessie biedt een contractant de mogelijkheid een overeenkomst voor een bepaalde duur met een looptijd van ten hoogste twaalf maanden aan te gaan.
4. De looptijd van een overeenkomst voor een bepaalde duur bedraagt ten hoogste 24 maanden.
5. De overeenkomst die is aangegaan voor een onbepaalde duur kan door de contractant te allen tijde kosteloos worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ten hoogste een maand.
6. De overeenkomst die is aangegaan voor een bepaalde duur, kan na verloop van die duur stilzwijgend worden verlengd of vernieuwd, mits de contractant de overeenkomst hierna te allen tijde kosteloos kan opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van ten hoogste een maand.
7. Ten minste een maand voordat de initiële contractduur afloopt informeert de houder van een concessie de contractant op genoegzame wijze en op een duurzame drager over het einde van de initiële contractduur van de overeenkomst en over de mogelijkheid om de overeenkomst kosteloos te beëindigen en geeft hem advies over de voordeligste tarieven met betrekking tot zijn diensten.
8. De houder van een concessie geeft de contractant ten minste een keer per jaar informatie over de voordeligste tarieven.
9. Een contractant kan een overeenkomst kosteloos opzeggen indien sprake is van een significante discrepantie tussen de werkelijke prestaties van die dienst en de in de overeenkomst vermelde prestaties van die dienst.
1. Indien na het van kracht worden van de concessie de minister de houder van een concessie verzoekt om enigerlei voorziening te treffen, of een activiteit te verrichten, die uit bedrijfseconomische overwegingen niet, of nog niet verantwoord kunnen worden geacht, dan zullen de daarmee samenhangende kosten door de minister worden vergoed.
2. Voor de activiteiten ter zake van de uitvoering van de concessie en van de diensten dient de financiële verantwoording gescheiden te zijn van die van de overige activiteiten van de houder van een concessie. Ter toetsing of aan deze bepaling is voldaan, legt de houder van een concessie jaarlijks deze verantwoording alsook een verklaring van een onafhankelijke accountant over aan de Autoriteit Consument en Markt.
3. De houder van een concessie is gehouden van voorkennis, verkregen bij activiteiten ter zake van de uitvoering van de concessie en van de diensten, bedoeld in artikel 1, geen gebruik te maken ten behoeve van andere activiteiten.
1. De gemiddelde opbrengst per gebruiker die een houder van een concessie voor haar diensten aan contractanten behaalt stijgt niet sterker dan met 1,25 keer de consumentenprijsindex van het voorgaande jaar.
2. Indien buitengewone omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de Autoriteit Consument en Markt, op aanvraag van de houder van een concessie, een aanwijzing geven ten aanzien van de tarieven van de houder van een concessie, in afwijking van hetgeen is bepaald in het eerste lid.
1. Voor geschillen over de toepassing en de uitleg van de algemene voorwaarden draagt de houder van een concessie zorg dat, ten behoeve van contractanten die uitsluitend of hoofdzakelijk anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen, een geschillencommissie wordt ingesteld.
2. De door de geschillencommissie in acht te nemen procedure wordt door de houder van een concessie opgenomen in de algemene voorwaarden, bedoeld in artikel 10.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 7 augustus 2023
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Met dit besluit geeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de minister) op grond van artikel 7, eerste lid, tweede volzin, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES (hierna: Wtv BES), algemene richtlijnen aan houders van een concessie voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van telecommunicatie-infrastructuur op Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Deze algemene richtlijnen komen voor een deel in de plaats van voorwaarden die waren opgenomen in de individuele concessies, en hebben het karakter van een algemeen verbindend voorschrift.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wtv BES, is voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van telecommunicatie-infrastructuur een door de minister te verlenen concessie vereist. Deze concessies worden, op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wtv BES, verleend onder bepaalde voorwaarden, die onder meer betrekking kunnen hebben op de instandhouding van een goede telecommunicatie-infrastructuur en een goede dienstverlening, de wijze en mate van dienstverlening, de samenwerking tussen de houders van een concessie, de tarieven, de geheimhouding, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het instellen van een geschillencommissie en algemene voorwaarden, de omvang en aard van de concessie en de gronden voor de intrekking van de concessie.
Aangezien de huidige concessies op verschillende momenten zijn uitgegeven of vernieuwd, verschillen deze op een aantal punten van elkaar. Deze verschillen zijn deels ontstaan doordat een deel van de uitgegeven concessies dateren van vóór de staatkundige herindeling van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze variaties kunnen leiden tot onduidelijkheden en ongewenste verschillen tussen de concessies. Dit kan zorgen voor aanvullende lasten voor houder van een concessies die meerdere concessies hebben en zorgt voor meer toezichtskosten. Harmonisatie van de voorwaarden is daarom gewenst. Op deze manier ontstaat er voor alle houders van een concessie een uniform en non-discriminatoir regime. De betreffende bepalingen uit de concessies worden vervolgens uit de concessies gehaald. Met deze aanpassing wordt bovendien aangesloten bij de ontwikkeling van de markt waarbij vaste en mobiele dienstverlening naar elkaar toe groeien.
Op grond van artikel 7, eerste lid, tweede volzin, van de Wtv BES, kan de minister algemene richtlijnen geven die de houders van een concessie moeten opvolgen. Dit besluit strekt tot vaststelling van dit soort algemene richtlijnen. Hiermee vindt de gewenste harmonisatie plaats van een aantal voorschriften waaraan houders van een concessie moeten voldoen. Dit besluit vervangt daarmee voor een deel de huidige concessies, te weten de voorwaarden waarop de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) toezicht houdt. De voorwaarden waarop de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (hierna: RDI) toezicht houdt, blijven in de concessievoorwaarden opgenomen.
De voorwaarden die voor alle houders van een concessie golden worden met dit besluit gelijkgetrokken. De voorwaarden die gelden op het gebied van consumentenbescherming en marktordening zijn verankerd in dit besluit. Hierdoor worden de concessies compacter en worden de bepalingen die voor alle houders van een concessie gelden transparant en gelijk. Slechts voorwaarden die zien op de technische aspecten, aspecten rond de gedetailleerde dienstverlening en aspecten rond de concessie zelf zullen in de concessie blijven staan. De reden hiervoor is dat deze bepalingen onderling sterker verschillen, bijvoorbeeld tussen vaste en mobiele spelers, alsook tussen de eilanden onderling. Deze eisen zullen echter gelijktijdig worden vernieuwd, geharmoniseerd en gerichter worden gemaakt door middel van wijzigingen van de specifieke concessies. De RDI zal hier uitvoering aan geven.
Na de inwerkingtreding van dit besluit zijn de houders van een concessie er niet langer toe verplicht om een kostentoerekeningssysteem te hanteren. Hiervoor komt het uitgangspunt in de plaats dat de tarieven van de houder van een concessie niet sterker mogen stijgen dan de consumentenprijsindex. Dit uitgangspunt is in het besluit vertaald naar de norm dat de opbrengst per gebruiker niet sterker mag stijgen dan 1,25 keer de consumentenprijsindex, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor Statistiek, van het desbetreffende eiland. De marge van 25 procent ten opzichte van de consumentenprijsindex geeft enige flexibiliteit aan houder van een concessie, terwijl eindgebruikers worden beschermd tegen sterke prijsverhogingen.
De rol van de minister, die vaak in de concessie een rol had om de tariefsystematiek goed te keuren, wordt beperkt tot het vaststellen van dit besluit. De ACM heeft daarbij de rol om op dit besluit toezicht te houden. Ten aanzien van het toezicht met betrekking tot tariefregulering is bepaald dat de ACM gebruik kan maken van de in de Wtv BES opgenomen bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing.
Bij de beoordeling van de tarieven is ervoor gekozen om de gemiddelde omzet per gebruiker die de houder van een concessie genereert te meten in plaats van de tarieven per individueel product van de houder van een concessie. Er is gekozen voor deze methodiek omdat het maximeren van de stijging van de individuele tarieven in de praktijk op uitvoeringsproblemen kan stuiten, met ongewenste gevolgen voor zowel houders van een concessie als de ACM. Zo kan het productaanbod van houders van een concessie periodiek veranderen, waardoor het meten van prijsstijgingen op het niveau van individuele producten niet goed werkbaar kan zijn.
De ACM beschikt over discretionaire bevoegdheid om buitengewone omstandigheden mee te wegen in een beslissing over de eventuele stijging van de tarieven van de houder van een concessie. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer de totale kostenbasis van de houder van een concessie zeer sterk is gestegen door exogene omstandigheden, dat wil zeggen omstandigheden waar de houder van een concessie geen directe invloed op heeft, of uitzonderlijke netwerkinvesteringen kan worden afgeweken van de beperkingen aan de maximaal toegestane prijsverhogingen. Een voorbeeld van dergelijke buitengewone omstandigheden kan ook het optreden van negatieve indexatie zijn. Zo was in 2020 in Caribisch Nederland sprake van negatieve indexatie die zijn oorsprong vond in de toeslagen die de overheid vanaf 2020 verstrekte op elektriciteit, water en internettoegang. Een dergelijke situatie kwalificeert als een bijzondere omstandigheid. In een dergelijk geval kan de houder van een concessie de ACM verzoeken om een aanwijzing te geven ten aanzien van de door hem te hanteren tarieven. De bewijslast om aan te tonen dat de omschreven buitengewone omstandigheden van toepassing zijn berust bij de houder van de concessie.
In de paragraaf over nummeruitgifte is vastgelegd dat de uitgifte van nummers een bevoegdheid is van de ACM en worden verouderde bepalingen die zien op een telefoonboek geschrapt. In sommige (oudere) concessies was deze bevoegdheid nog bij de minister belegd. Op grond van de Regeling nummerplan BES en tariefvoorschriften voor toegangsnummers en informatienummers BES kunnen nummerreeksen in gebruik genomen worden door de houder van een concessie na toekenning door de ACM.
Enkele bepalingen uit de – in Europees Nederland geldende – Telecommunicatiewet zijn overgenomen in dit besluit, ter bevordering van de bescherming van de individuele consument. Het gaat hierbij om het informeren van klanten over de overeenkomst, het wijzigen van de overeenkomst en het al dan niet verlengen en opzeggen van de overeenkomst. Dit is vastgelegd in de artikelen 10, 11 en 12 van dit besluit.
Artikel 6.4 onder b geeft als voorschrift dat wanneer een houder van een concessie voorzieningen ten behoeve van interconnectie ter beschikking stelt, hij daarbij aan de aanvrager de mogelijkheid biedt om het gebruik van de dienstverlening via de infrastructuur van de aanvrager te blokkeren. Dit voorschrift was reeds opgenomen in de concessie. De achtergrond van dit voorschrift is dat er situaties denkbaar zijn, bijvoorbeeld in het geval van interconnectiegeschillen met de houder van een concessie of fraude, waarbij de aanvrager in staat moet zijn om onmiddellijk en zonder tussenkomst van de houder van een concessie de dienstverlening stop te zetten.
Met deze algemene richtlijnen wordt de huidige praktijk van de houder van een concessie vereenvoudigd. De gevolgen voor de regeldruk zijn hierdoor naar verwachting positief. De huidige concessies zijn op veel verschillende momenten uitgegeven of vernieuwd waardoor zij onderling op een aantal punten van elkaar verschillen. Verschillen in de concessies kunnen leiden tot onduidelijkheden, aanvullende lasten voor houders van een concessie die meerdere concessies hebben en voor meer toezichtskosten.
Met het harmoniseren van de concessies ontstaat er voor alle houders van een concessie en voor de toezichthouder een zo uniform en non-discriminatoir mogelijk regime. De facto zullen de lasten voor de houder van een concessie door de harmonisatie en uniformering van de concessies afnemen. Dit kan met name gelden voor houders van een concessie met meerdere concessies.
Daarnaast wordt de manier van kostenregulering met dit besluit versimpeld. Houders van een concessies zijn na inwerkingtreding van dit besluit niet langer ertoe verplicht om een kostentoerekeningssysteem te hanteren. In plaats hiervan worden de houders van een concessie ertoe verplicht om de tarieven niet meer te laten stijgen dan 125 procent van de consumentenprijsindex. Deze systematiek brengt een lagere regeldruk voor de houders van een concessie met zich mee. De verwachting is dat de lastenverlichting 15 werkuren voor administratief personeel per concessie per jaar bedraagt, wat neerkomt op $ 2.597 uitgaande van een gemiddeld bruto uurloon van $ 14,43. Uitgaande van negen uitgegeven concessies is de reductie in kosten in totaal $ 23.376 per jaar.
Tenslotte wordt de systematiek van regelmatige verslagen van de houder van een concessie vervangen door een systeem waarbij de minister of de ACM informatie kan vorderen. Ook hierdoor zal de regeldruk voor de houder van een concessie afnemen. De verwachting is dat de lastenverlichting 10 werkuren voor administratief personeel per concessie per jaar bedraagt, wat neerkomt op $ 1.732 uitgaande van een gemiddeld bruto uurloon van $ 14,43. Uitgaande van negen uitgegeven concessies is de reductie in kosten in totaal $ 15.584 per jaar.
De enige kosten die toenemen zijn de lasten die gepaard gaan met het informeren van klanten over de overeenkomst, het wijzigen van de overeenkomst en het al dan niet verlengen en opzeggen van de overeenkomst (artikelen 10, 11 en 12). De verwachting is dat deze kosten neerkomen op ongeveer 10 werkuren voor administratief personeel per concessie per jaar wat neerkomt op $ 1.732 uitgaande van een gemiddeld bruto uurloon van $ 14,43. In totaal zijn de kosten voor alle organisaties $ 15.584 per jaar.
Alles overwegende is de verwachting dat de lastenverlichting groter is dan de lastenverzwaring.
De regering zet zich in voor goede economische omstandigheden op de eilanden. De verwachting is dat het besluit noch positieve noch negatieve effecten zal hebben op de concurrentiepositie van Caribisch Nederland ten opzichte van de andere eilanden.
Deze richtlijnen hebben daarbij uitsluitend directe gevolgen voor houders van een concessie. Deze houders van een concessie zijn over het algemeen ofwel NV’s ofwel deel van een groter concern. Er zijn derhalve geen substantiële gevolgen voor MKB-ers, wat ook de reden is dat er geen MKB-toets is uitgevoerd. Een ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna: ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Een partij wees op een aantal onjuiste verwijzingen naar artikelen. Deze onjuistheden zijn hersteld. Een partij meende dat het maximaal toegestane redelijke rendement vastgesteld moet worden op 18 procent, conform haar huidige concessievoorwaarden. Door de nieuwe tariefregulering, die in de plaats komt van de belastende voorwaarde om een kostentoerekeningssysteem te hanteren, is een verwijzing naar een redelijk rendement echter niet meer nodig. Meerdere partijen gaven naar aanleiding van de consultatie tevens aan dat de voorgestelde tariefregulering op grond van de consumentenprijsindex te star geformuleerd was, omdat er geen rekening werd gehouden met uitzonderlijke gevallen zoals netwerkinnovaties of onvoorziene omstandigheden. Om deze reden is nu een bepaling toegevoegd die het mogelijk maakt in geval van exogene omstandigheden of bijzondere netwerkinvesteringen af te wijken van de maximaal toegestane stijging van de gemiddelde omzet per gebruiker. Hiervoor kunnen houders van een concessie een aanvraag doen bij de ACM. Verder heeft een partij aangegeven dat de geconsulteerde invulling van de consumentenprijsindex, waarbij de tariefstijgingen per individueel product (bijvoorbeeld een specifiek abonnement) van de houder van een concessie worden gemaximeerd, ongewenste gevolgen kan hebben. Deze partij wees er op dat deze systematiek onnodig veel lasten en beperkingen met zich mee kan brengen. Ook aan deze bezwaren is het besluit aangepast. Dit betekent dat de tariefregulering aan de hand van de consumentenprijsindex niet langer wordt toegepast op het niveau van de individuele producten, maar op de gemiddelde omzet per gebruiker. De verkozen systematiek geeft meer flexibiliteit en verhoogt de uitvoerbaarheid voor houders van een concessie en de ACM. Tevens hoeven houders van een concessie met de stijging van hun gemiddelde omzet niet strikt binnen de consumentenprijsindex te blijven, maar kunnen zij gebruik maken van een marge van 25 procent boven de consumentprijsindex. Ook dit verhoogt de flexibiliteit.
De ACM heeft per brief van 13 juli 2022 (ACM/UIT/579698) een uitvoeringstoets uitgebracht op het concept-besluit. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets van de ACM is een aantal bepalingen en de toelichting bij het besluit verder verduidelijkt. Het voorstel van de ACM om dit besluit in afwijking van artikel 8 van de wet sneller in werking te laten treden is niet overgenomen, omdat niet wordt voldaan aan de gronden in artikel 8 van de wet voor een snellere inwerkingtreding.
Op grond van artikel 8 van de wet is, behoudens de in de wet opgenomen uitzonderingen, een termijn van minimaal een jaar tussen de vaststelling en inwerkingtreding van het besluit vereist. Middels de gekozen bepaling wordt voldaan aan het genoemde vereiste. Omwille van de overzichtelijkheid en de uitvoerbaarheid voor de houders van een concessie is er voor gekozen om het besluit te doen inwerkingtreden vanaf de eerste dag van een nieuwe kalendermaand. De gekozen periode van twaalf kalendermaanden zorgt ervoor dat er altijd minimaal een jaar verstreken is tussen de vaststelling en inwerkingtreding van het besluit.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-19805.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.