Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 juni 2023, nr. WJZ/ 30672823, tot wijziging van de Regeling dierlijke producten (regeling inzameling gebruikte frituuroliën en -vetten en doorvoeren enkele technische wijzigingen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikelen 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, 3.1, tweede lid, van het Besluit dierlijke producten en artikel 2.2, eerste en derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling dierlijke producten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.1 wordt in de alfabetische volgorde, de volgende begripsbepaling ingevoegd:

kinderboerderij:

een voorziening met landbouwhuisdieren waar, met een educatief doel, onder toezicht direct contact van de bezoekers met dieren mogelijk is;.

B

In artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘6, derde tot en met vijfde lid’ vervangen door ‘6, derde tot en met zesde lid en achtste lid’.

C

Aan artikel 3.4 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het voorhanden hebben van gebruikte frituuroliën en -vetten, afkomstig van particuliere huishoudens, op kinderboerderijen indien de kinderboerderij de nodige maatregelen heeft genomen om te verzekeren dat de ingezamelde gebruikte frituuroliën en -vetten niet in aanraking komen met de gehouden landbouwhuisdieren dan wel terechtkomen in diervoeder voor landbouwhuisdieren.

  • 4. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing op het rechtstreekse, niet-beroepsmatige vervoer van gebruikte frituuroliën en -vetten afkomstig van particuliere huishoudens naar, en de aflevering van deze producten aan, kinderboerderijen.

D

Artikel 3.17 vervalt.

ARTIKEL II

In de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren vervalt in het onderdeel over de Regeling dierlijke producten in de tweede rij met betrekking tot artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b ‘, 19, onderdeel c,’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 juni 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

Met deze regeling is de mogelijkheid van inzameling van gebruikte frituuroliën en -vetten door kinderboerderijen vastgelegd, rekening houdend met het verbod om keukenafval of etensresten aan te voeren of voorhanden te hebben op plaatsen waar zich landbouwhuisdieren bevinden. Daarnaast zijn in de Regeling dierlijke producten en in de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren enkele technische wijzigingen doorgevoerd.

A. Inzameling gebruikte frituuroliën en -vetten door kinderboerderijen (artikel I, onderdelen A en C)

Voorschriften t.a.v. keukenafval en etensresten

Dierlijke bijproducten kunnen een belangrijke rol spelen bij de verspreiding van ziektes. Ter beheersing van de risico’s voor de volks- en diergezondheid en ter bescherming van de veiligheid van de voedsel- en voederketen zijn bij verordening (EG) nr. 1069/20091 voorschriften gesteld inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en afgeleide producten. Keukenafval en etensresten, waaronder gebruikte frituuroliën en -vetten, worden aangemerkt als dierlijke bijproducten.

De hiervoor bedoelde voorschriften hebben onder meer betrekking op het verwerken, gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten en van daarvan afgeleide producten. Voor gebruikte frituuroliën en -vetten, die als keukenafval en etensresten worden aangemerkt, gelden volgens die voorschriften beperkingen in relatie tot landbouwhuisdieren. Op kinderboerderijen worden doorgaans verschillende landbouwhuisdieren gehouden.

De risico’s voor de volksgezondheid en diergezondheid zijn evenwel niet voor alle dierlijke bijproducten gelijk. Gezien het grote risico voor de volksgezondheid mogen met name dierlijke bijproducten die een risico van verspreiding van ziekteverwekkers waaronder overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) inhouden, niet voor diervoeder worden gebruikt. In artikel 11 van verordening (EG) nr. 1069/2009 zijn beperkingen gesteld aan het gebruik van bepaalde dierlijke bijproducten. Zo is in het eerste lid van voornoemd artikel 11, in onderdeel b), voorzien in het verbod om landbouwhuisdieren, met uitzondering van pelsdieren, te voederen met keukenafval en etensresten of voedermiddelen die keukenafval en etensresten bevatten of daarvan afkomstig zijn. Daarbij zijn evenwel geen voorschriften gesteld ten aanzien van het voorhanden hebben of de aflevering van laatstgenoemde bijproducten.

Met het Besluit dierlijke producten en de Regeling dierlijke producten is aan verordening (EG) nr. 1069/2009 en haar uitvoeringsverordening (EU) nr. 142/20112, uitvoering gegeven. Met het oog op de handhaving van het vervoederverbod van keukenafval en etensresten, is in artikel 3.4 van de Regeling dierlijke producten voorzien in twee aanvullende verbodsbepalingen. In het eerste lid van artikel 3.4 is geregeld dat het houders van andere landbouwhuisdieren dan pelsdieren verboden is om keukenafval, etensresten of voerdermiddelen die keukenafval bevatten voorhanden te hebben. Een uitzondering is gemaakt voor keukenafval of etensresten die zijn ontstaan in de huishouding van de houder en die in afwachting van vervoer buiten het bereik van de dieren en uitsluitend verpakt voorhanden worden gehouden. Het tweede lid regelt een verbod om keukenafval, etensresten of voedermiddelen die keukenafval bevatten te vervoeren naar of af te leveren op plaatsen waar andere landbouwhuisdieren dan pelsdieren worden gehouden of bij houders van dergelijke landbouwhuisdieren. In de toelichting bij dit artikel 3.4 van de Regeling dierlijke producten, is vermeld dat in deze aanvullende verbodsbepalingen is voorzien om te kunnen handhaven dat keukenafval en etensresten niet worden vervoederd aan andere landbouwhuisdieren dan pelsdieren.

Hergebruik en inzameling gebruikte frituuroliën en -vetten

Het sluiten van kringlopen, het terugdringen van emissies, de verwaarding van restproducten en het verminderen van verspilling van biomassa in het gehele voedselsysteem, zijn belangrijke uitgangspunten van mijn beleid. Gebruikte frituuroliën en -vetten zijn goed herbruikbare restproducten die kunnen worden omgezet in biobrandstof.

Om circulair gebruik van frituuroliën en -vetten te stimuleren is het van belang om zoveel mogelijk inzamelpunten voor gebruikte frituuroliën en -vetten te hebben.

Kinderboerderijen, er zijn er zo’n 400 in Nederland, zijn voorzieningen met landbouwhuisdieren waar, met een educatief doel, onder toezicht direct contact van de bezoekers met dieren mogelijk is. Kinderboerderijen hebben een educatieve functie en liggen over het algemeen direct in de leefomgeving van inwoners van steden en dorpen. Als ontmoetingsplek in de wijk worden deze locaties veelvuldig bezocht door jong en oud. De educatieve functie van kinderboerderijen ligt hoofdzakelijk op het gebied van de omgang met en verzorging van dieren. Door het bieden van een inlevermogelijkheid voor gebruikte frituurvetten en -oliën die afkomstig zijn van particuliere huishoudens kan deze educatieve functie worden uitgebreid naar onderwerpen op het gebied van hergebruik en duurzaamheid. Zo wordt gewerkt aan bewustwording bij kinderen en hun (groot)ouders. Daarnaast zorgt het voorzien in een laagdrempelige en in de nabijheid gelegen inzamelingsmogelijkheid voor een handelingsperspectief waarmee een duurzame keuze vergemakkelijkt wordt.

Uitzondering inzameling gebruikte oliën en vetten

Gelet op het doel van het Europese verbod op vervoedering en het aanvullend Nederlandse verbod om deze oliën en vetten voorhanden te hebben, zou de facilitering van de inzameling alleen gerechtvaardigd zijn indien door de wijze van inzamelen wordt verzekerd dat de ingezamelde producten niet in aanraking komen met landbouwhuisdieren dan wel in diervoeder voor deze dieren terecht komen. Aldus kan het volks- en diergezondheidsbelang worden gewaarborgd. Met onderhavige wijzigingsregeling is voorzien in een uitzondering op het aanvullende Nederlandse verbod voor houders van landbouwhuisdieren om keukenafval, etensresten of voerdermiddelen die keukenafval bevatten voorhanden te hebben voor de inzameling van de frituuroliën en -vetten die afkomstig zijn van particuliere huishoudens door kinderboerderijen. Dit onder de voorwaarde dat zij de nodige maatregelen hebben genomen om te verzekeren dat de ingezamelde gebruikte frituuroliën en -vetten niet in aanraking komen met de gehouden landbouwhuisdieren dan wel in diervoeder voor landbouwhuisdieren terecht komen. Kinderboerderijen nemen, waar het gaat om het houden van landbouwhuisdieren, een bijzondere positie in. Anders dan voor veehouderijen, geldt voor kinderboerderijen dat de dieren niet primair

worden gehouden voor fokkerijdoeleinden of menselijke consumptie. Voor de duidelijkheid is in artikel 1.1, eerste lid, van de regeling een definitie van kinderboerderij opgenomen. Onder deze definitie worden dierentuinen niet gerekend.

De kinderboerderij die gebruikte frituuroliën en -vetten inzamelt is onderworpen aan de voorschriften van de verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EU) nr. 142/2011. Hierbij gaat het met name om bepalingen over de verzameling en opslag in gesloten lekvrije verzamelbakken, het schoon houden van de directe omgeving waarin de verzamelbakken worden geplaatst, het informeren van de bezoekers over de manier waarop het inleveren van de gebruikte frituuroliën en -vetten moet gebeuren en daar op toezien, de afvoer van de ingezamelde oliën en vetten door een op grond van verordening (EG) nr. 1069/2009 geregistreerde vervoerder en het vastleggen van de afvoer op naam van de vervoerder met een voorgeschreven document.

Gegeven doel en strekking van het verbod van artikel 3.4, dient de kinderboerderij, wil zij zijn uitgezonderd van dat verbod, er voor te zorgen dat de ingezamelde frituuroliën en -vetten verpakt en buiten bereik van landbouwhuisdieren voorhanden worden gehouden in afwachting van afvoer. De kinderboerderij zal ook maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat de gebruikte oliën op een of andere wijze in het voer voor de landbouwhuisdieren komen. Met het oog op de inzameling van deze gebruikte oliën door kinderboerderijen is ook voorzien in een uitzondering op het verbod van artikel 3.4, tweede lid, en wel het verbod op vervoeren en afleveren van keukenafval, etensresten of voedermiddelen die etensresten bevatten, naar plaatsen waar landbouwhuisdieren worden gehouden. De uitzondering is beperkt tot het rechtstreekse vervoer en aflevering door particulieren van gebruikte frituuroliën en -vetten afkomstig van particuliere huishoudens.

Het is aan kinderboerderijen zelf om te bezien hoe zij invulling geven aan de doelformulering van de uitzondering op het verbod van artikel 3.4 van de regeling. Niet onbelangrijk is in dat verband dat door de sector op eigen initiatief hiervoor een protocol is ontwikkeld met als doel om te waarborgen dat de frituuroliën en -vetten buiten het bereik van landbouwhuisdieren worden gehouden in afwachting van de afvoer van deze oliën en vetten. Een kinderboerderij die overeenkomstig dat protocol handelt, is ervan verzekerd dat zij voldoet aan de voorwaarde waaronder de uitzondering op het verbod van artikel 3.14 van de regeling geldt.

Een model van dit protocol is te vinden op de site3 van de vereniging stads- en kinderboerderijen Nederland. Met dat protocol legt de kinderboerderij zijn werkwijze vast met betrekking tot de inzameling, opslag en afvoer van de gebruikte frituuroliën en -vetten. Het behelst in feite de verantwoording van de naleving van de toepasselijke voorschriften van verordening (EG) nr. 1069/2009 en verordening (EU) nr. 142/2011. Het betreft onder meer de wijze waarop de – afsluitbare – inleverbakken worden opgesteld, de wijze waarop het publiek wordt geïnformeerd over de aangewezen manier van inleveren van de oliën en vetten en over het doel van de inzameling, de wijze waarop de ingezamelde vetten en oliën – verpakt – buiten bereik van de landbouwhuisdieren worden gehouden in afwachting van de afvoer en de afspraken en frequentie van de afvoer van de ingezamelde oliën en vetten door vervoerders die op voet van artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1069/200 zijn geregistreerd. Vervoerders van dierlijke bijproducten zijn ingevolge voornoemde bepaling verplicht zich te registreren. De registratie geschiedt bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Aan registratie zijn de nodige eisen verbonden die zijn opgenomen in uitvoeringsverordening (EU) nr. 142/2011. De geregistreerde vervoerders zijn kenbaar voor een ieder. Op de site van de NVWA zijn deze vervoerders vermeld, onder Erkenning, registraties en vergunningen, Dierlijke bijproducten, Lijsten van geregistreerde bedrijven, Transporteurs.

Uitvoering en handhaving

De NVWA is belast met het toezicht op de naleving van onderhavige voorschriften.

De kinderboerderij die gebruikte frituuroliën en -vetten inzamelt is onderworpen aan de desbetreffende voorschriften van verordening (EG) nr. 1069/2009 en verordening (EU) nr. 142/2011. Daarbij zal de kinderboerderij maatregelen moeten nemen om te waarborgen dat de frituuroliën en -vetten buiten het bereik van landbouwhuisdieren worden gehouden. De kinderboerderij kan daarbij gebruik maken van het eerder aangehaalde protocol. Aldus wordt het verbod van artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1069/2009 jo. artikel 3.3, eerste lid, onder a), van de Regeling dierlijke producten, om landbouwhuisdieren te voederen met keukenafval en etensresten of met voedermiddelen die keukenafval of etensresten bevatten, niet doorkruist.

Handelen in strijd met de voorschriften van verordening (EG) nr. 1069/2009 en van verordening (EU) nr. 142/2011 die van toepassing zijn op inzameling, opslag en afvoer van de gebruikte frituuroliën betekent dat het verbod van artikel 3.4, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten overtreden wordt ten aanzien van het voorhanden hebben van keukenafval of etensresten. Met het oog op de handhaving van dit verbod kan de NVWA in geval van een geconstateerde overtreding afhankelijk van de ernst van de overtreding overgaan tot maatregelen overeenkomstig het algemeen en specifiek interventiebeleid. Mogelijke interventies zijn het geven van een schriftelijke waarschuwing, het opleggen van een last onder bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.

De overtreding van het verbod van artikel 3.4, eerste lid, kan ook aanleiding zijn voor het opleggen van een geldboete.

De NVWA is betrokken bij het vormgeven van de onderhavige regeling. Een concept is aan de NVWA aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets (UHT). De NVWA acht de conceptregeling handhaafbaar en uitvoerbaar. De voorgestelde wijzigingen vergen voor de NVWA bovendien geen extra capaciteit. De door NVWA voorgestelde aanpassingen en tekstsuggesties zijn ter harte genomen.

B. Technische wijzigingen (artikel I, onderdelen B en D en artikel II))

Met onderdeel B van artikel I wordt een omissie hersteld in artikel 3.3 van de Regeling dierlijke producten. In artikel 3.3 zijn de voorschriften van verordening (EG) nr. 1069/2009, van verordening (EU) nr. 142/2011 en van verordening (EG) nr. 999/20014 aangewezen waarvan overtreding is strafbaar gesteld. In 2014 zijn met verordening (EU) nr. 592/20145 voorschriften ten aanzien van het verstoken van dierlijke bijproducten als brandstof aan verordening (EU) nr. 142/2011 toegevoegd. De overtreding van deze voorschriften, die zijn gericht tot de exploitant, is abusievelijk niet strafbaar gesteld door aanwijzing daarvan in artikel 3.3, eerste lid, onder b. Met de toevoeging van het zesde lid en het achtste lid van artikel 6 van verordening (EU) nr. 142/2001 aan de opsomming van artikel 3.3, eerste lid, onder b., van de regeling is de omissie weggenomen.

Met onderdeel D van artikel I wordt artikel 3.17 van de Regeling dierlijke producten geschrapt omdat het bepaalde in dit artikel inmiddels volledig communautair is geregeld. In artikel 3.17 was de uitvoer van bepaalde dierlijke eiwitten die afkomstig zijn van niet-herkauwers naar derde landen onder verwijzing naar de toepassing van een onderdeel van Bijlage IV bij Vo 999/2001, toegestaan. De uitvoer van deze producten is inmiddels met verordening (EU) nr. 2017/8936 geregeld in Bijlage IV, hoofdstuk V, Deel E, van verordening (EG) nr. 999/2001. Artikel 3.17 is daarmee overbodig geworden en kan vervallen. Daarin is met artikel I, onderdeel D van deze regeling voorzien.

Met artikel II wordt een vergissing hersteld in de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren. De bijlage bij voornoemde regeling is terug te voeren tot artikel 8.7 van de Wet dieren waar is voorzien in een bevoegdheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een bestuurlijke boete op te leggen voor overtredingen van bepalingen van de Wet dieren of daarop gebaseerde regels. Op grond van artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren is vervolgens bepaald dat de bepalingen waarvoor ten aanzien van overtredingen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bij ministeriële regeling worden ingedeeld in een boetecategorie. Er zijn vijf boetecategorieën, met oplopende boetebedragen (artikel 2.2, eerste lid, van aangehaald besluit). De indeling van overtredingen in boetecategorieën is geregeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, en in bijlage bij die regeling. In de bijlage bij de regeling wordt de overtreding van onderdeel c van artikel 19 van verordening (EG) nr. 142/2011 op twee plaatsen genoemd, waardoor op overtreding van het bepaalde in onderdeel c) van voornoemd artikel 19 twee boetecategorieën van toepassing zijn: 3 èn 4. Hier is een vergissing in het spel. Met de wijzigingsopdracht van artikel II is de vergissing hersteld door wijziging van de tweede vermelding van artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, in de bijlage bij artikel 2.1 van de regeling.

Regeldruk

De regeling heeft weinig gevolgen voor de regeldruk. Op dit moment fungeren ca. 80 van de ruim 400 kinderboerderijen als inzamelpunt voor gebruikte frituuroliën en -vetten. Daar komen naar schatting de komende jaren 50 kinderboerederijen bij. Een ontwerp van de onderhavige regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (Atr). Atr is van oordeel dat nut en noodzaak van de wijzigingsregeling voldoende is onderbouwd. Er is opvolging gegeven aan het Atr advies om het verplichtende karakter van het protocol te laten vervallen om regeldruklasten te beperken.

Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2023. Dit is in overeenstemming met het beleid van vaste verandermomenten. Op grond van dit beleid treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en bedraagt de termijn tussen publicatiedatum en datum van inwerkingtreding ten minste 2 maanden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (Pb EU L 300).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (Pb EU 2011 L 54).

X Noot
4

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Pb EG 2001 L 147).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 592/2014 van de Commissie van 3 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 voor wat betreft het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof in stookinstallaties (Pb EU 2014 L 165).

X Noot
6

Verordening (EU) nr. 2017/893 van de Commissie van 24 mei 2017 tot wijziging van de bijlagen I en IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees parlement en de Raad, en van de bijlagen X, XIV en XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie wat de bepalingen inzake verwerkte dierlijke eiwitten betreft (PbEU.2017 L 138).

Naar boven