Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 18691 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 18691 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 5.11 Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES;
Besluit:
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
basisondersteuningsvoorziening als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 2.47, negende lid, onder a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
leerling die naar het oordeel van het samenwerkingsverband waar de leerling ingeschreven is, als begaafd, hoogbegaafd dan wel als zeer hoogbegaafd kan worden aangemerkt;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2. In afwijking van het eerste lid wordt voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verstaan onder samenwerkingsverband: expertisecentrum onderwijszorg als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES of artikel 11.18, eerste lid, Wet voortgezet onderwijs 2020.
Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
1. De minister kan voor de kalenderjaren 2023 tot en met 2025 aan een samenwerkingsverband op aanvraag subsidie verstrekken om, eventueel in samenwerking met andere partijen, extra ondersteuning aan te bieden aan leerlingen met kenmerken van begaafdheid, die door hun ontwikkelingsbehoefte meer nodig hebben dan de basisondersteuning die op school kan worden geboden. Onder extra ondersteuning wordt in ieder geval verstaan:
a. het inzetten van begeleiders met expertise op het gebied van begaafdheid om het leergedrag van leerlingen met kenmerken van begaafdheid te vergroten;
b. het aanbieden van een ontwikkelomgeving die inspeelt op ontwikkelingsbehoeften en die het stimulerend signaleren van hoogbegaafdheid door betrokken medewerkers binnen een school of samenwerkingsverband bevordert;
c. het aanbieden van arrangementen voor complexe ondersteuningsbehoeften van leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
d. het aanbieden van voorzieningen, georganiseerd in de vorm van deeltijd of voltijd hoogbegaafdheidsonderwijs met ontwikkelingsgelijken, waarbij leerlingen in het voltijd hoogbegaafdheidsonderwijs in verbinding blijven met het reguliere onderwijs, met als doel het stimuleren van de doorlopende ontwikkeling van leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
e. het vergroten van de expertise op het gebied van begaafdheid en het faciliteren van de professionele ontwikkeling van betrokken medewerkers binnen een school of samenwerkingsverband;
f. het versterken van de onderlinge samenwerking tussen betrokken partijen bij het onderwijs, zoals scholen in de regio, samenwerkingsverbanden, ouders, leerlingen en zorginstanties ten behoeve van leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid;
g. het organiseren van initiatieven om de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, zorg- en andere instanties in de eigen regio en omliggende regio’s te verbeteren;
h. het structureel opnemen van complexe vraagstukken over begaafdheid als aandachtsgebied door samenwerkingsverbanden en daarvoor maatwerk bieden dat tegemoet komt aan de ontwikkelbehoefte van de leerling;
i. het zorg dragen voor een passend en dekkend aanbod in de regio dat aansluit bij de extra ondersteuningsbehoefte van hoogbegaafde en zeer hoogbegaafde leerlingen die dreigen niet naar school te gaan of uitgevallen zijn op school, waarbij in ieder geval in de mogelijkheid wordt voorzien om een deel van de week of de gehele week extra uitdaging te krijgen en te leren van en met ontwikkelingsgelijken of in de mogelijkheid wordt voorzien om deeltijd of voltijd hoogbegaafdheidonderwijs te volgen; of
j. het zorg dragen voor een gericht passend en dekkend aanbod voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid, waarbij speciale aandacht is voor vroegtijdig signaleren.
2. Onder vroegtijdig signaleren wordt in ieder geval verstaan:
a. het vroegtijdig erkennen en herkennen van signalen die wijzen op hoogbegaafdheid;
b. in kaart brengen van de ontwikkelbehoeften van leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
c. het vroegtijdig inschakelen van een expert op het gebied van hoogbegaafdheid; of
d. het delen van kennis en ervaring op het gebied van het signaleren en herkennen van hoogbegaafdheid.
De minister kan in 2023 aan een samenwerkingsverband eenmalig subsidie verstrekken voor het borgen en versterken van een voorziening voor voltijdhoogbegaafdheidsonderwijs voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid, die voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. de voorziening bestaat uit tenminste één klas, waarin tenminste vijf leerlingen zitten;
b. op de voorziening is expertise aanwezig over hoogbegaafdheid; en
c. de voorziening is in het ondersteuningsplan van samenwerkingsverband opgenomen.
1. Voor subsidieverstrekking in 2023 op grond van artikel 3 van deze regeling is een bedrag van € 14 miljoen beschikbaar en voor 2024 en 2025 per kalenderjaar een bedrag van € 28 miljoen.
2. Voor subsidieverstrekking in 2023 op grond van artikel 4 van deze regeling is een bedrag van € 9,5 miljoen beschikbaar.
1. Het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt verdeeld over de samenwerkingsverbanden wiens aanvragen na toepassing van artikel 8 door de minister als voldoende zijn beoordeeld, naar rato van het aantal leerlingen dat op 1 februari 2023 op grond van de Wet op het primair onderwijs of op 1 oktober 2022 op grond van de Wet voortgezet onderwijs 2020 ingeschreven stond op de scholen die zijn aangesloten bij het samenwerkingsverband.
2. Het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt verdeeld over de samenwerkingsverbanden wiens aanvragen op grond van artikel 8, eerste lid, door de minister als voldoende zijn beoordeeld. Indien het bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt overschreden, wordt het uit te keren bedrag procentueel naar beneden bijgesteld tot het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt bereikt.
3. Per samenwerkingsverband kan ten hoogste één aanvraag worden ingediend voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en ten hoogste één aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 4.
4. Het subsidiebedrag per leerling bedraagt voor 2023 € 5,66 en voor de kalenderjaren 2024 en 2025 in totaal € 22,65. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de totale kosten. De dekking van de overige kosten moet uit de begroting blijken. De subsidieaanvraag bevat een getekende verklaring van een eventuele derde partij die bijdraagt in de kosten. Voor de dekking van de kosten waarvoor geen subsidie wordt verstrekt, wordt geen bijdrage van ouders gevraagd. Dit geldt niet voor de subsidieverstrekking op grond van artikel 5, tweede lid.
5. Voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het derde lid niet van toepassing en bedraagt het subsidiebedrag per leerling € 5,66 voor 2023 en voor de kalenderjaren 2024 en 2025 in totaal €22,65.
1. De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bevat een activiteitenplan en een begroting.
2. Indien mede of uitsluitend subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 4, wordt in de aanvraag gespecificeerd welke voorziening voor voltijd hoogbegaafdheidsonderwijs het betreft en welk bedrag wordt aangevraagd. Hierbij geldt een maximum bedrag van € 130.000 per samenwerkingsverband.
3. Het activiteitenplan bevat:
a. een analyse van het huidige en het gewenste aanbod op het gebied van passend onderwijs in de eigen regio, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de mate waarin dit aanbod passend en dekkend is voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
b. een toelichting op welke wijze ouders en leerlingen zijn betrokken;
c. indien verlenging op basis van de Regeling subsidie begaafde leerlingen po en vo is toegekend, een analyse van hoe de subsidie op basis van deze regeling aanvullend wordt ingezet ten opzichte van de subsidie op grond van de verlenging.
4. Het activiteitenplan en de begroting hebben betrekking op activiteiten die worden uitgevoerd in een periode liggend tussen de kalenderjaren 2023 en 2025. De artikelen 3.4 en 3.5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De aanvraag bevat een door alle partijen waarmee volgens de subsidieaanvraag wordt samengewerkt, ondertekende verklaring, waarin zij verklaren dat zij samenwerken om gezamenlijk de activiteiten uit te voeren, en voor zover van toepassing in hoeverre andere partijen bijdragen in de kosten.
6. Indien mede of uitsluitend subsidie wordt aangevraagd op grond van artikel 4, wordt deze aanvraag mede ondertekend door de directeur van de betreffende school.
7. De aanvraag kan worden ingediend van 26 juni 2023 tot en met 30 september 2023. Aanvragen die op of na 1 oktober 2023 worden ingediend, worden afgewezen.
8. De subsidie wordt aangevraagd met het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op https://www.dus-i.nl.
9. Voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn het eerste tot en met het vijfde lid niet van toepassing.
1. De minister beoordeelt de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de hand van de criteria, opgenomen in bijlage 1 en de subsidieaanvragen op grond artikel 4, aan de hand van de criteria, opgenomen in bijlage 2.
2. Voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het eerste lid niet van toepassing.
1. De subsidieontvanger neemt actief deel aan het monitor- en effectonderzoek dat wordt uitgevoerd gedurende en na afloop van het subsidietraject.
2. Voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het eerste lid niet van toepassing.
1. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor aan het samenwerkingsverband bekostiging wordt verstrekt.
2. In afwijking van het eerste lid kan de subsidie voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden besteed aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
3. De subsidie op grond van artikel 3 wordt direct vastgesteld binnen dertien weken na 30 september 2023.
4. De subsidie op grond van artikel 4 wordt direct vastgesteld binnen acht weken na 30 september 2023.
1. De minister betaalt het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, in vier gelijke jaarlijkse termijnen. De termijnen worden in 2023 uiterlijk betaald in de maand december en in de kalenderjaren 2024 en 2025 in de maand juni.
2. In afwijking van het eerste lid vindt de betaling van de eerste termijn uiterlijk in december 2023 plaats, indien die betaling plaatsvindt naar aanleiding van een aanvraag die na 30 september 2023 is aangevuld.
1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1.2.
2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Ieder kind moet zich gesteund en gestimuleerd voelen met uitdagend onderwijs dat aansluit op zijn cognitieve vermogens en zijn sociale, emotionele en fysieke ontwikkeling van kinderen. Onderwijs is bedoeld om leerlingen aan te spreken om zich actief naar eigen vermogen en behoeften te ontwikkelen, zodat zij een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij op een manier die bij hen past. Voor leraren betekent dit dat zij recht doen aan verschillen en zich bewust zijn van de grote diversiteit tussen leerlingen. Om dit doel te realiseren, is het nodig zowel aandacht te besteden aan leerlingen met beperktere leervermogens als aan leerlingen met kenmerken van begaafdheid.
Er zijn nog te veel (hoog)begaafde kinderen die als gevolg van het ontbreken van een goed ondersteuningsaanbod geen goed onderwijs- en ondersteuningsaanbod hebben gekregen of zelfs langdurig thuis hebben gezeten of zitten. Ook (hoog)begaafde leerlingen hebben recht op optimale ontwikkelingskansen en het aanbod schiet daarin nu vaak nog te kort. Daarom zijn in de Kamerbrief over de uitwerking plan van aanpak hoogbegaafdheid tien maatregelen aangekondigd om dit probleem aan te pakken.1
De voorliggende regeling is een uitvloeisel van deze maatregelen en heeft als doel om samenwerkingsverbanden te stimuleren een passend en dekkend aanbod te organiseren dat beter aansluit op de ontwikkelingsbehoeftes van het hele begaafdheidsspectrum en maatwerk te bieden waar dat nodig is. Om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen nu gericht worden ingezet op het versterken van het aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen is gekozen voor het inzetten van een subsidie. Wanneer uit het onderzoek dat in 2025 wordt afgerond blijkt dat de inzet van deze middelen ook daadwerkelijk geholpen heeft het aanbod voor deze doelgroep te verbeteren, wordt bezien of het wenselijk is om deze maatregel om te zetten in bekostiging via de lumpsumbekostiging.
Een belangrijke aanleiding om een dekkend en passend aanbod te creëren is om er voor te zorgen dat ook (hoog)begaafde leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen en er geen leerlingen thuis komen te zitten. Daarom wordt extra aandacht gevraagd voor vroegtijdig signaleren, waarbij het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong of kenmerken van begaafdheid de eerste stap is om vervolgens te handelen, maar ook de expertise en ondersteuning van een hoogbegaafdheid-expert kan worden ingezet, naar de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van het kind. In dit proces is het belangrijk om op tijd het juiste aanbod te kunnen bieden, zodat preventief wordt gehandeld.
Deze regeling is een vervolg op de eerder verstrekte Regeling subsidie begaafde leerlingen po en vo, die door 140 van de 151 samenwerkingsverbanden is aangevraagd. De middelen die beschikbaar waren voor deze regeling zijn voor het laatst uitgekeerd in juni 2022. Er is echter de mogelijkheid tot uitstel verleend aan samenwerkingsverbanden om deze middelen te besteden tot 1 augustus 2024. Uitstel is verleend aan 70 samenwerkingsverbanden. Hierdoor kan er voor samenwerkingsverbanden die verlenging hebben aangevraagd gedurende een bepaalde periode een risico op dubbelfinanciering ontstaan.
Indien een samenwerkingsverband een beroep heeft gedaan op de Regeling subsidie begaafde leerlingen po en vo kan dat plan van aanpak als uitgangspunt worden gebruikt, aangevuld met de actuele stand van zaken, nieuwe doelen, met in achtneming van de aangescherpte punten.
In deze regeling ligt de nadruk op een aantal nieuwe aspecten, zoals vroegtijdig signaleren, (zeer) hoogbegaafde leerlingen en hoogbegaafde leerlingen die dreigen uit te vallen van school of zijn uitgevallen van school. De samenwerkingsverbanden die verlenging hebben aangevraagd kunnen ook een beroep doen op deze regeling en moeten in hun plan van aanpak opnemen waarvoor ze de middelen uit de oude subsidieregeling inzetten en voor welke activiteiten, passend bij de nieuwe subsidieregeling, ze de nieuwe middelen aanvullend in gaan zetten in de periode tot 1 augustus 2024 en daarna.
Subsidies worden vastgesteld met een doel in een bepaalde periode. In dit geval voor de periode tot en met 2025. Hierdoor landen de te ontvangen subsidiemiddelen in deze periode niet in de reserves van een samenwerkingsverband (eigen vermogen), maar kunnen ze als vooruit ontvangen bedragen opgenomen worden in een overlopende post.
Bij het opstellen van de subsidieregeling is er rekening mee gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk veroorzaakt. Voor deze subsidieregeling is daarom een vereenvoudigde aanvraagprocedure ontwikkeld. DUS-I stelt twee digitale aanvraagformulieren beschikbaar, zowel voor de middelen uit het Coalitieakkoord als de middelen van het amendement van de Kamerleden Paul en Van Meenen. Alle 151 samenwerkingsverbanden po en vo en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen een aanvraag indienen voor de twee onderdelen van de subsidieregeling. Er zijn verschillende activiteiten nodig voor de voorbereiding van de aanvraag van de Coalitieakkoordmiddelen, in totaal wordt de voorbereiding geschat op gemiddeld 2 uur. De regionale afstemming over het huidige en gewenste aanbod voor het hele begaafdheidsspectrum in een analyse voorafgaand aan de aanvraag wordt geschat op 2 uur, al kan dit niet los gezien worden van het daadwerkelijk schrijven van het plan van aanpak. Het opstellen van de doelen en activiteiten in het plan van aanpak, incl. de begroting kost ongeveer 10 uur. Het inrichten en beschrijven van de eventuele samenwerking wordt geschat op 3 uur. Het daadwerkelijk indienen van de aanvraag wordt geschat op 1 uur.
De verantwoording wordt gedaan door de penvoerder van het samenwerkingsverband, deze tijdslast wordt geschat op gemiddeld 2 uur. Hier kunnen de middelen uit de subsidie voor gebruikt worden. Bijdrage aan het onderzoek wordt geschat op gemiddeld 4 uur, ook hier kan de subsidie voor aangewend worden.
De totale lasten voor de maatschappij die gepaard gaan met een toekenning van de subsidie bedragen 24 uur.
Wat betreft de aanvraag voor de middelen van 9,5 miljoen voortkomend uit het amendement van de Kamerleden Paul en Van Meenen kan worden opgemerkt dat de aanvraag mede ondertekend moet worden door de directeur van de betreffende school. Dit betekent dat de verantwoording zoals hierboven omschreven niet van toepassing is voor deze type aanvraag.
Structureel is er € 14 miljoen beschikbaar voor extra ondersteuning aan leerlingen met kenmerken van begaafdheid. In het Coalitieakkoord 2021-2025 ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ is per 2024 structureel € 14 miljoen extra uitgetrokken ter verbetering van het onderwijs aan begaafde leerlingen. Dat komt voor 2024 en 2025 neer op een bedrag van € 28 miljoen per jaar. Het subsidieplafond voor deze middelen wordt verdeeld op basis van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de scholen binnen een samenwerkingsverband op de meest recente teldatum voor po en vo. Daarnaast zijn in deze regeling ook de eenmalig gelden beschikbaar gesteld voor 2023 voortkomend uit het amendement van Paul en Van Meenen.2Dit amendement voorziet in middelen om hoogbegaafdheidvoorzieningen te borgen en versterken met speciale aandacht voor voltijd HB-aanbod. Om voor deze middelen in aanmerking te komen moeten samenwerkingsverbanden kunnen aantonen hoe zij het voltijd HB-onderwijs te borgen en versterken. Dit kan onderdeel uitmaken van het activiteitenplan (artikel 7). De inschatting is dat iets minder dan de helft van de samenwerkingsverbanden een voltijd hoogbegaafdheidvoorziening heeft. Het bedrag van € 130.000, wat per samenwerkingsverband kan worden aangevraagd voor de middelen uit het amendement, is daarop gebaseerd.
Het monitor- en effectonderzoek kan worden bekostigd uit het resterende bedrag van 2024 en 2025.
(Hoog)begaafde leerlingen beschikken vaak naast een sterk ontwikkelingspotentieel, over creërend denkvermogen en een sterke gedrevenheid bij wat hen interesseert. Het is niet vanzelfsprekend dat dit zich ook uit in goede (school)prestaties op één of meerdere gebieden dan wel leidt tot een optimale ontwikkeling van deze leerlingen. Hiervoor is een stimulerende leeromgeving nodig, met leraren die rijk onderwijs vormgeven dat (ook) aansluit bij de specifieke ondersteunings- en onderwijsbehoeften van leerlingen met kenmerken van begaafdheid.
De definitie van hoogbegaafdheid moet daarbij ondersteunend zijn en niet leidend. Ik kies er om deze reden voor het begrip hoogbegaafdheid breed op te vatten en te zien als een spectrum. Binnen dit begaafdheidsspectrum vallen grofweg de groepen: begaafde leerlingen, hoogbegaafde leerlingen en zeer hoogbegaafde leerlingen. Er is geen harde definitie ter onderscheiding van deze groepen. Daarnaast is er een groep leerlingen die ook wel creatief (hoog)begaafd wordt genoemd en leerlingen die ‘dubbel bijzonder’3zijn. Binnen de groep (hoog)begaafden bestaan grote verschillen in onderwijs- en ondersteuningsbehoeftes. De doelgroep is divers en specifieke aandacht voor de groep kinderen waarbij (hoog)begaafdheid minder snel erkend wordt is belangrijk, zoals kinderen met een lage sociaaleconomische status, niet-westerse culturele achtergrond en meisjes. Het is aan alle betrokkenen bij het onderwijs aan (hoog)begaafden om ieder kind een passend en dekkend aanbod te bieden.
Het is sterk aan te bevelen om voor elk van deze groepen een (nog te organiseren) onderwijs- en ondersteuningsaanbod per samenwerkingsverband in kaart te brengen, zodat er een beter passend en dekkend aanbod is in de regio. Om die reden wordt van samenwerkingsverbanden gevraagd bij de subsidieaanvraag daarvan binnen het activiteitenplan aan te geven waarin het aanbod nu voldoet en nog tekortschiet, zodat ze de nieuwe middelen aanvullend en doelmatig kunnen besteden. Ik vraag daarbij wel specifieke aandacht voor (zeer) hoogbegaafde leerlingen die niet naar school gaan of dreigen niet naar school te gaan. Het is daarom van belang om zeker ook voor deze groep een aanbod te realiseren.
Er wordt de komende jaren door de regering toegewerkt naar inclusief onderwijs. Het doel van inclusief onderwijs is dat leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoefte vaker samen en dicht bij huis naar dezelfde school kunnen. Zij zitten als het kan in dezelfde klas en volgen zoveel mogelijk dezelfde lessen die bij voorkeur groepsgericht aangeboden worden. De school kan daarbij een beroep doen op de ondersteuning en expertise uit het gespecialiseerd onderwijs, de jeugdhulp en de zorg om aan de ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen tegemoet te komen.
Voor (hoog)begaafde leerlingen heeft het krijgen van (een deel van hun) onderwijs samen met hun leeftijdsgenoten een positief effect op onder andere de sociaal emotionele ontwikkeling. Deze subsidieregeling beoogt een stimulerend effect te hebben op het organiseren van dit type onderwijs. Voor die leerlingen die dit nodig hebben, blijft er de mogelijkheid bestaan tot een speciale voorziening. Daarbij blijft het voor mij wel voorwaardelijk dat er verbinding wordt gezocht met het regulier onderwijs. Zo kunnen bepaalde onderdelen van het onderwijsprogramma samen met reguliere klassen worden georganiseerd, kan er samen worden gepauzeerd of gesport.
Het onderwijs zou een weerspiegeling van de maatschappij moeten zijn: een plek waar kinderen met verschillende achtergronden, kwaliteiten en behoeftes elkaar kunnen ontmoeten en met en van elkaar kunnen leren.
Om te komen tot een goede besteding van de middelen is overleg gevoerd met experts en ervaringsdeskundigen begaafdheid, waaronder ook leerlingen en ouders. Dit overleg heeft een goed beeld opgeleverd van de mogelijkheden en de knelpunten in het onderwijs aan begaafde leerlingen en welke kansen er zijn voor de inzet van de extra middelen.4
Passend onderwijs stelt de onderwijsbehoeften van leerlingen centraal. Deze behoeften vormen het vertrekpunt voor wat leerlingen nodig hebben om hun talenten te ontplooien in een onderwijsomgeving. Passend onderwijs gaat over alle leerlingen met een ondersteunings- of ontwikkelvraag. Dat zijn niet alleen leerlingen met een beperking of een leerprobleem, maar ook leerlingen met een ondersteuningsvraag waarbij (vermoedelijke) begaafdheid een rol kan spelen.
Ondanks de toenemende aandacht voor de specifieke onderwijsbehoeften van begaafde leerlingen is uit de overleggen met experts en ervaringsdeskundigen naar voren gekomen dat in de praktijk nog een aantal knelpunten bestaat met betrekking tot het onderwijs aan begaafde leerlingen, waaronder:
− er is binnen samenwerkingsverbanden en scholen meer kennis nodig over begaafdheid, en dan ook met name over vroegtijdig signaleren;
− meer passend aanbod en begeleiding is nodig voor begaafde leerlingen;
− betere samenwerking tussen scholen binnen de regio is gewenst.
− Op basis van een inventariserend onderzoek onder samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs, en rekening houdend met de knelpunten die in de praktijk zijn geconstateerd, zijn de volgende aanbevelingen naar voren gekomen:
− cluster leerlingen met vergelijkbare ondersteuningsbehoeften;
− stimuleer meer afstemming en samenwerking tussen scholen, besturen en samenwerkingsverbanden onderling;
− betrek ouders en leerlingen als gelijkwaardige partners;
− faciliteer bij complexe problematiek meer afstemming tussen onderwijs en zorg en stimuleer regionale samenwerking;
− onderzoek thuiszittersproblematiek (o.a. hoe begaafdheidsfactoren hierbij een mogelijke rol spelen), de ondervertegenwoordiging van meisjes, en kinderen met een lage sociaal economische status of migratieachtergrond en niet effectieve aanpakken voor 'dubbel bijzondere' leerlingen;
− faciliteer deskundigheidsbevordering op het gebied van begaafdheid binnen alle lagen in het onderwijs.
Met deze subsidieregeling wordt beoogd om de kwaliteit van onderwijs voor begaafde leerlingen te verbeteren en een inclusieve leeromgeving te bevorderen waarin hun potentieel optimaal wordt benut.
Een actieve impuls vanuit de overheid kan een belangrijke bijdrage leveren aan de realisering van bovenstaande aanbevelingen. Een aantal samenwerkingsverbanden en schoolbesturen heeft de nu al beschikbare middelen aangewend om te komen tot mooie initiatieven voor begaafde leerlingen. Tegelijkertijd zijn er ook samenwerkingsverbanden en scholen waar de kennis en het aanbod voor begaafde leerlingen nog achterblijven en onvoldoende aansluiten op wat deze leerlingen nodig hebben voor een optimale ontwikkeling. Om de voorlopers te belonen en om de achterlopers te motiveren is, op advies van de geraadpleegde experts en aansluitend op de aanbevelingen uit het inventariserende onderzoek, deze subsidieregeling opgesteld.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. Wanneer in deze regeling de begripsbepaling leerling met kenmerken van begaafdheid wordt gebruikt, wordt hiermee het hele spectrum van leerlingen met kenmerken van begaafdheid bedoeld. Het gaat om leerlingen die naar het oordeel van het samenwerkingsverband als begaafd, hoogbegaafd dan wel als zeer hoogbegaafd kan worden aangemerkt. Wanneer in deze regeling specifiek wordt verwezen naar hoogbegaafde dan wel zeer hoogbegaafde leerlingen, dan is de maatregel bedoeld voor deze categorie binnen het spectrum van leerlingen met kenmerken van begaafdheid.
In het tweede lid is een afzonderlijke bepaling opgenomen voor Caribisch Nederland. Omdat daar geen samenwerkingsverbanden bestaan, is ervoor gekozen mogelijk te maken dat subsidie wordt verstrekt aan de expertisecentra onderwijszorg.
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: kaderregeling) is van toepassing op deze regeling. In de kaderregeling zijn onder andere de algemene subsidieverplichtingen opgenomen, zoals de meldingsplicht voor feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de subsidie.
Bij arrangementen voor extra ondersteuning voor begaafde leerlingen kan gedacht worden aan:
a. Interventies met als doel het zelfregulerend vermogen van de leerling te vergroten door de leerling tijdelijk intensiever te ondersteunen met inzet van begeleiders met expertise op het gebied van begaafdheid, in nauwe afstemming met andere betrokkenen in de omgeving van de leerling, waaronder in ieder geval de ouders/verzorgers.
b. Arrangementen waarin een ontwikkelomgeving wordt geboden die inspeelt op begaafdheidskenmerken en waar contact en samen leren met ontwikkelingsgelijken/gelijkgestemden (‘peers’) mogelijk is.
c. Arrangementen waarbij tegemoet gekomen wordt aan complexe ondersteuningsbehoeften van leerlingen waarbij begaafdheid een rol speelt, zoals:
− Individuele of geclusterde begeleiding van begaafde kinderen met kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen (dubbel bijzondere leerlingen) die naast een passende cognitieve uitdaging extra ondersteuning nodig hebben op andere aandachtsgebieden (sociaal, emotioneel, fysiek) of bij het ontwikkelen van effectieve leer- en/of werkstrategieën;
− Begeleiding en ondersteuning van leerlingen die dreigen uit te vallen of thuis zitten richting een nieuw perspectief op ontwikkeling, in afstemming met de leerling, ouders en anderen in de omgeving, waarbij gestreefd wordt naar flexibele, maatwerkoplossingen die zo thuisnabij mogelijk gerealiseerd worden en passen bij wat het betreffende kind in zijn/haar context op dat moment nodig heeft.
d. Arrangementen waarbij de doorgaande ontwikkeling van een begaafde leerling in de overgang tussen sectoren geborgd wordt, van voorschools naar basisonderwijs, van basis- naar voortgezet onderwijs en van voortgezet naar hoger onderwijs, zoals bijvoorbeeld tienerscholen, 8+klassen, tussenjaren en doorstroomprogramma's op voortgezet en hoger onderwijs die naast het bevorderen van de doorstroming extra uitdaging bieden en aandacht hebben voor ondersteuning op andere ontwikkelingsgebieden (bijvoorbeeld sociaal, emotioneel of m.b.t. leer- en werkstrategieën).
e. Activiteiten die de inzet en ontwikkeling van specifieke expertise op het gebied van begaafdheid vergroten en de professionele ontwikkeling van alle betrokkenen op alle niveaus van ondersteuning faciliteren, bijvoorbeeld door beschikbare expertise beter te benutten, meer experts op te leiden via gespecialiseerde nascholing en door lerende netwerken op thema’s gerelateerd aan begaafdheid te faciliteren.
f. Initiatieven die bijdragen aan het versterken van de onderlinge samenwerking tussen scholen in een regio, ook voor begaafde leerlingen.
g. Initiatieven die bijdragen aan betere samenwerking tussen onderwijs, zorg en andere instanties in de regio van het samenwerkingsverband en eventueel nabijgelegen regio’s. Dit onderscheidt zich van onderdeel f, omdat er een verschil zit tussen het bevorderen van de onderlinge samenwerking en het creëren van bovenregionale ondersteuning, zoals bij onderwijszorgarrangementen; en
h. Initiatieven waarbij gewerkt wordt aan complexe vraagstukken en begaafdheid structureel als aandachtsgebied wordt meegenomen.
i. Een passend en dekkend aanbod in de regio dat aansluit bij de extra ondersteuningsbehoefte van hoogbegaafde leerlingen en zeer hoogbegaafde leerlingen die dreigen niet naar school te gaan of niet naar school gaan.
j. Een gericht passend en dekkend aanbod voor hoogbegaafde en zeer hoogbegaafde leerlingen die dreigen uit te vallen, waarbij speciale aandacht is voor vroegtijdig signaleren.
In artikel 3, tweede lid, wordt nader uitgewerkt wat in ieder geval wordt bedoeld met vroegtijdig signaleren. Het vroegtijdig herkennen en erkennen van signalen van begaafdheid (het gaat hierbij om het hele spectrum van leerlingen met kenmerken van begaafdheid) en daar ook naar handelen door het vroegtijdig inschakelen van een expert op het gebeid van hoogbegaafdheid zijn belangrijk als het gaat om vroegtijdig signaleren. Verder is belangrijk dat zo vroeg mogelijk wordt begonnen met het in kaart brengen van de ontwikkelbehoefte van leerlingen met kenmerken van begaafdheid en dat de kennis en ervaring op dit gebied zoveel mogelijk wordt gedeeld.
De minister kan een samenwerkingsverband voor het jaar 2023 eenmalig subsidie verstrekken voor het borgen en versterken van een voorziening voor voltijdhoogbegaafdheidsonderwijs voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid.
De voor subsidieverstrekking beschikbare bedragen op grond van de artikelen 4 en 5 worden verdeeld op basis van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de scholen binnen een samenwerkingsverband op teldatum. Het maximale bedrag per leerling is voor het kalenderjaar 2023 € 5,66 en voor de kalenderjaren 2024 en 2025 € 22,65. In de tool zijn de leerlingaantallen op teldatum en de maximumbedragen weergegeven per samenwerkingsverband. De teldatum op grond van de Wet primair onderwijs is 1 februari en op grond van de Wet voortgezet onderwijs 2020 1 oktober. De teldatum van 1 februari 2023 geldt voor het primair onderwijs en 1 oktober 2022 voor het voortgezet onderwijs.
De subsidie bedraagt maximaal vijftig procent van de totale kosten. De dekking van de overige kosten moet uit de begroting blijken. De subsidieaanvraag bevat een getekende verklaring van een eventuele derde partij die bijdraagt in de kosten. Er mag geen bijdrage gevraagd worden van ouders. Wanneer bij een activiteitenplan meerdere samenwerkingsverbanden betrokken zijn (bijvoorbeeld een gezamenlijk activiteitenplan van een samenwerkingsverband po en een samenwerkingsverband vo), kunnen zij een gezamenlijk activiteitenplan indienen. Dit wordt ingediend door een van de samenwerkingsverbanden en medeondertekend door het andere samenwerkingsverband. Op die wijze kan een activiteitenplan worden ingediend met een begroting uitgaande van de maximale bedragen voor beide samenwerkingsverbanden.
Het bevoegd gezag dient de aanvraag uiterlijk op 30 september 2023 in via de website van de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). Hiervoor is een speciaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld, voorzien van een model-activiteitenplan en begroting.
Het samenwerkingsverband kan een aanvraag doen op grond van artikel 3, op grond van artikel 4 of op grond van beide artikelen.
De subsidieaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij deze regeling.
De subsidieontvanger neemt actief deel aan het monitor- en effectonderzoek dat wordt uitgevoerd gedurende en na afloop van het subsidietraject.
Aantal artikelen uit deze regeling gelden niet voor de toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zo hoeft er geen activiteitenplan ingediend te worden en kunnen de middelen worden besteed aan activiteiten waarvoor reguliere bekostiging wordt verstrekt. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen dertien weken na 31 maart 2019 (tenzij de termijn is opgeschort omdat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen). In Caribisch Nederland wordt de extra begeleiding van leerlingen zoveel mogelijk in het reguliere onderwijs gerealiseerd en zijn er geen speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zoals in Europees Nederland. Voor de extra begeleiding van leerlingen met een lichte ondersteuningsbehoefte is het reguliere onderwijs verantwoordelijk. Hiervoor ontvangt het reguliere onderwijs bekostiging via de lumpsum. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, kunnen deze ondersteuning krijgen vanuit het Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ) op hun eiland. Het EOZ krijgt rechtstreeks subsidie voor de uitvoering van zijn taken. Voor een deel van de leerlingen bleek het desondanks toch moeilijk om onderwijs te kunnen volgen. Daarom zijn op alle drie de eilanden de specialistische onderwijsvoorzieningen onder verantwoordelijkheid van de EOZ van start gegaan. Binnen deze voorzieningen wordt ondersteuning en onderwijs geboden aan leerlingen die niet binnen de reguliere scholen geholpen kunnen worden.
De minister betaalt het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, in gelijke jaarlijkse termijnen. De termijnen worden uiterlijk betaald in de maand juni van de kalenderjaren 2024 en 2025. De eerste termijn op grond van dit artikel wordt in afwijking hiervan uiterlijk in december 2023 uitbetaald. Het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt eenmalig uiterlijk in de maand december van het kalenderjaar 2023 betaald.
In dit artikel is de verantwoording geregeld. Alle subsidies worden verantwoord in de jaarverslaggeving met model G, onderdeel 1 (dit is een prestatieverklaring waarin de subsidieontvanger verklaart dat de prestatie is afgerond). Daarnaast moet de subsidieontvanger op verzoek van de minister aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2026.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Hoogbegaafde leerlingen met kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen worden "dubbel bijzonder" genoemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-18691.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.