Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 juni 2023, nr. 38790229, houdende wijziging van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid en de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen in verband met het aanpassen van subsidieplafonds alsmede met het aanbrengen van enkele aanpassingen van technische aard

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de artikelen 3 en 4 van het Besluit op het specifiek cultuurbeleid en artikel 7.5 van de Erfgoedwet;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING OP HET SPECIFIEK CULTUURBELEID

De Regeling op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2.15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van het eerste lid dient de ontvanger van een subsidie die wordt verstrekt op grond van artikel 3.26, na het eerste, tweede en derde jaar van de periode waarvoor subsidie is verleend, over het betreffende jaar, uiterlijk op 30 april van het daarop volgende jaar een activiteitenverslag en een financieel verslag in. De artikelen 5.11, derde lid, en 5.12 zijn van overeenkomstige toepassing.

B

Aan artikel 2.23 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid gaat de aanvraag tot vaststelling van een subsidie die wordt verstrekt op grond van artikel 3.26, vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag over het vierde jaar van de periode waarvoor subsidie is verleend. De artikelen 5.11, derde lid, en 5.12 zijn van overeenkomstige toepassing.

C

In artikel 2.27 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde tot tweede lid.

D

In artikel 3.52, onderdeel c, wordt ‘€ 864.000’ vervangen door:

€ 3.530.780 voor 2022 (inclusief loon- en prijsbijstelling 2022) en € 3.466.379 voor 2023 en 2024;

E

Aan artikel 4.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In bijzondere gevallen kan bij beschikking worden afgeweken van de voorschriften, bedoeld in het tweede lid.

F

In de artikelen 5.3, zevende lid, 5.11, vijfde lid, en 5.12, tweede lid, wordt ‘artikel 2.27, eerste en derde lid’ telkens vervangen door ‘artikel 2.27, eerste en tweede lid’.

ARTIKEL II. WIJZIGING REGELING BEHEER RIJKSCOLLECTIE EN SUBSIDIËRING MUSEALE INSTELLINGEN

De Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel wordt in alfabetische rangschikking een regel ingevoegd, luidende:

Stichting Erfgoedpark Batavialand

€ 498.5931

X Noot
1

Loon- en prijspeil 1 januari 2021.

2. In de regel met de vermelding ‘Stichting het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor Nederlandse Volkskunde’ wordt ‘€ 6.865.928’ vervangen door ‘€ 8.218.855’ en wordt aan het slot de aanduiding ‘1’ geplaatst.

3. In de regel met de vermelding ‘Stichting Naturalis Biodiversity Center’, wordt aan het slot de aanduiding ‘1’ vervangen door ‘2’.

4. In de regel met de vermelding ‘Stichting Nederlands Literatuurmuseum en Literatuurarchief’ wordt ‘€ 1.450.361’ vervangen door ‘€ 1.819.246’ en wordt aan het slot de aanduiding ‘1’ geplaatst.

5. In de regel met de vermelding ‘Stichting Paleis Het Loo, Nationaal Museum’ wordt ‘€ 14.325.937’ vervangen door ‘€ 13.962.639’ en wordt aan het slot de aanduiding ‘2’ vervangen door ‘1, 3’.

7. In de regel met de vermelding ‘Stichting tot Exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie’ wordt ‘€ 3.683.083’ vervangen door ‘€ 4.547.188’ en wordt aan het slot de aanduiding ‘3’ vervangen door ‘1’.

8. Onder de tabel komen de voetnoten als volgt te luiden:

1 Inclusief loon- en prijsbijstelling 2022.

2 Voor de jaren 2022, 2023 en 2024 incidenteel verminderd met € 4.000.000, € 4.000.000 onderscheidenlijk € 1.000.000 (loon- en prijspeil 2018).

3 Dit bedrag is inclusief de incidentele aanpassing van het bedrag in verband met een herverdeling van € 12.000.000 in 2021. Dit bedrag is toegevoegd aan de bekostiging van het jaar 2021, en houdt in dat € 2.400.000 in mindering wordt gebracht per jaar in de jaren 2022 tot en met 2026. Vanaf 2027 wordt deze incidentele vermindering niet meer toegepast.

B

Artikel 3.14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel a vervalt ‘en’.

2. Onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b. een aanvullend bedrag aan ten hoogste één instelling met een wettelijke taak, voor:

    • 1°. het bevorderen van de bescherming en kennis van immaterieel erfgoed; en

    • 2°. het onderhouden van de Canon van Nederland;

3. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. een aanvullend bedrag aan ten hoogste één instelling met een wettelijke taak, voor publieksactiviteiten in relatie tot de Leidse Siebold-collectie; en

  • d. een aanvullend bedrag aan ten hoogste één instelling met een wettelijke taak, voor activiteiten ter bevordering van een netwerk van museumconservatoren van Nederlandse en Vlaamse kunst.

C

Artikel 3.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 1.580.584’ vervangen door ‘€ 1.560.548’ en wordt aan het slot de aanduiding ‘1’ geplaatst.

2. In het derde lid wordt ‘artikel 3.14, tweede lid, onderdeel b’ vervangen door ‘artikel 3.14, tweede lid, onderdeel b, onder 1°’.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De subsidie, bedoeld in artikel 3.14, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, bedraagt voor de volgende instelling met een wettelijke taak jaarlijks:

    Instelling

    Bedrag

    Stichting het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor Nederlandse Volkskunde

    € 6.500.5211

    X Noot
    1

    Loon- en prijspeil 1 januari 2021.

  • 5. De subsidie, bedoeld in artikel 3.14, tweede lid, onderdeel c, bedraagt voor de volgende instelling met een wettelijke taak jaarlijks:

    Instelling

    Bedrag

    Stichting Naturalis Biodiversity Center

    € 9.411.1751

    X Noot
    1

    Loon- en prijspeil 1 januari 2021.

  • 6. De subsidie, bedoeld in artikel 3.14, tweede lid, onderdeel d, bedraagt voor de volgende instelling met een wettelijke taak jaarlijks:

    Instelling

    Bedrag

    Stichting Het Rijksmuseum

    € 7.787.1731

    X Noot
    1

    Loon- en prijspeil 1 januari 2021.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen A tot en met C en F, werkt terug tot en met 1 januari 2021.

  • 3. Artikel I, onderdeel D, werkt terug tot en met 12 september 2022.

  • 4. Artikel II, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 5. Artikel II, onderdelen B en C, werkt terug tot en met 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

TOELICHTING

Deze regeling strekt in de eerste plaats tot het aanbrengen van enkele technische wijzigingen in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Wijziging van verantwoording BIS-categorie ‘Regionale musea’

Het gaat allereerst om aanpassingen die betrekking hebben op de eisen aan de verantwoording van vierjaarlijkse instellingssubsidies die op grond van artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid worden verstrekt aan instellingen in de landelijke culturele basisinfrastructuur (BIS). Sinds 2021 kent de BIS de nieuwe categorie ‘Regionale musea’. De subsidie aan instellingen in deze categorie wijkt naar haar aard af van de subsidie aan instellingen in de overige categorieën in de BIS: daar waar de ‘reguliere’ BIS-instellingen subsidie ontvangen voor hun gehele kernactiviteiten, ontvangen de regionale musea van de Minister een subsidie voor het uitvoeren van publieksactiviteiten die verband houden met hun collectie, voor zover die activiteiten aanvullend zijn op de activiteiten waarvoor subsidie door overige bestuursorganen wordt verstrekt. In feite worden de kernactiviteiten van de regionale musea dus niet integraal gesubsidieerd door de Minister, maar ontvangen zij uitsluitend financiering voor een concreet afgebakend deel daarvan. Bij de subsidierelatie tussen de Minister en de regionale musea in de BIS past daarom een andere wijze van verantwoording, naar analogie van die bij projectsubsidies. Met de wijzigingen van de artikelen 2.15 en 2.23 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid is de verantwoording door regionale musea onder het regime gebracht van voorschriften in diezelfde regeling voor projectsubsidies. Daaraan is terugwerkende kracht gegeven tot en met 1 januari 2021, omdat in het kader van de jaarverantwoording 2021 feitelijk al uitvoering is gegeven aan die uitzonderingspositie voor regionale musea.

Schrappen van verantwoordingseis ‘rapport van feitelijke bevindingen’

Daarnaast is met deze wijzigingsregeling voorzien in het schrappen van een specifieke verantwoordingseis voor alle categorieën instellingen in de BIS. Het gaat om het indienen van een rapport van feitelijke bevindingen als verplicht onderdeel van de accountantsproducten bij de jaarverantwoording. Op het standaard vragen van dit rapport is kritiek geuit door COPRO (de werkgroep controleprotocollen van de Nederlandse Beroepsvereniging van Accountants, NBA). Een accountant geeft in feite alleen aan wat hij heeft vastgesteld bij de uitvoering van de overeengekomen specifieke werkzaamheden, maar doet daarbij géén uitspraak over de betekenis van deze feitelijke bevindingen voor het geheel (conclusie). Volgens de COPRO heeft een rapport van feitelijke bevindingen daardoor in veel gevallen geen toegevoegde waarde voor de verantwoording van subsidies. Bijvoorbeeld omdat bij de subsidie geen bijzondere verplichtingen zijn opgelegd of omdat een verklaring van de subsidieontvanger volstaat. De COPRO heeft daarom geadviseerd om het rapport alleen te vragen in bijzondere gevallen en als het daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft. Op die manier kunnen de (onnodige) administratieve lasten voor subsidieontvangers worden beperkt. Tegen deze achtergrond is ervoor gekozen om het rapport van feitelijke bevindingen voor de nieuwe BIS-periode niet meer als verplichting in de verantwoordingshandboeken en controleprotocollen op te nemen. Met deze wijzigingsregeling zijn met terugwerkende kracht ook de benodigde aanpassingen aangebracht in de artikelen 2.27, 5.3, 5.11 en 5.12 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Ophoging subsidieplafond BIS-categorie ‘Digitalisering’

Verder heeft een ophoging plaatsgevonden van het in artikel 3.52 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid vastgestelde subsidieplafond voor de BIS-categorie ‘Digitalisering’ (artikel 3.48 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid). Ik heb in mijn meerjarenbrief 2023-2025 ‘De kracht van creativiteit’ vanaf 2023 een structurele verhoging van € 2.000.000 aangekondigd voor ondersteuning van de sector bij de digitale transformatie. Deze verhoging is in deze wijzigingsregeling meegenomen. Digitale transformatie maakt de culturele en creatieve sector sterker en flexibeler, maar vraagt om een andere werkwijze en nieuwe vaardigheden. Ondersteuning is daarbij essentieel. Daarnaast is de subsidie verhoogd met een bijdrage voor activiteiten voor het stimuleren van datagedreven werken. Door de totale ophoging van het subsidieplafond wordt de schaal van de taakuitvoering van deze functie in de regeling passend gemaakt aan de grootte van de opgave die er ligt. De activiteiten die met deze totale ophoging worden uitgevoerd liggen in het verlengde van de taken behorend bij artikel 3.48 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Aanpassing art. 4.3 Regeling specifiek cultuurbeleid inzake bestemmingsfonds OCW

Tot slot is gekomen tot een aanpassing van een bepaling in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid omtrent het bestemmingsfonds OCW, aan te houden door de rijkscultuurfondsen. In artikel 4.3, tweede lid, van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid was reeds voorzien in de bevoegdheid voor de Minister om voorschriften te verbinden aan het toevoegen of onttrekken van middelen aan het bestemmingsfonds OCW. In voorkomend geval bestaat behoefte om van deze voorschriften, die zijn opgenomen in het Handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen 2021-2024, af te wijken.

Aanpassingen Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen inzake subsidieplafonds collectiebeheer en publieksactiviteiten

Met deze wijzigingsregeling is ook een aantal aanpassingen aangebracht in de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen. Het gaat om:

  • het toevoegen van Stichting Erfgoedpark Batavialand aan de lijst met instellingen die door de Minister zijn belast met de zorg voor het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen;

  • het verhogen van het subsidieplafond van Stichting het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor Nederlandse Volkskunde alsmede dat van Stichting Paleis Het Loo, Nationaal Museum in verband met het toekennen van aanvullende middelen voor hun rol inzake het gezamenlijke depot CC NL;

  • het verhogen van het subsidieplafond van Stichting Nederlands Literatuurmuseum en Literatuurarchief alsmede dat van Stichting tot Exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in verband met technische correcties op het aandeel huisvesting onderscheidenlijk het aandeel collectiebeheer in de Erfgoedwetsubsidie van voornoemde instellingen.

Daarnaast is met betrekking tot Stichting het Nederlands Openluchtmuseum, Nationaal Museum voor Nederlandse Volkskunde, Stichting Naturalis Biodiversity Center en Stichting Rijksmuseum Amsterdam geëxpliciteerd welke geoormerkte middelen zij reeds ontvingen in de subsidie die aan hen wordt verstrekt voor hun publieksactiviteiten, welke activiteiten tevens nader zijn gespecifieerd in art. 3.14 van deze wijzigingsregeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

Naar boven