Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 19 juni 2023, nr. VO/38126109, houdende regels voor de tegemoetkoming in de energielasten van scholen in het funderend onderwijs (Subsidieregeling energiecompensatie scholen funderend onderwijs)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van het bevoegd gezag van een verticale scholengemeenschap of, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

bovenmatig publiek eigen vermogen:

publieke eigen vermogen van een bevoegd gezag die boven het normatieve publieke eigen vermogen uitkomen;

energielasten:

kosten die een bevoegd gezag maakt voor brandstof, elektriciteit, water, gas, inclusief de daarbij behorende BTW en milieuheffingen;

jaarrekening:

jaarrekening als bedoeld in artikel 316, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

normatieve publieke eigen vermogen:

publiek vermogen dat een onderwijsinstelling redelijkerwijs nodig heeft om bezittingen te financieren en risico’s op te vangen.

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van een school voor praktijkonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs of mavo die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap of, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

totale lasten:

lasten als bedoeld in artikel 362, derde lid, Burgerlijk Wetboek, boek 2;

verticale scholengemeenschap:

verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.1 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

Artikel 3. Doel van de regeling

De minister kan aan een bevoegd gezag subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de kosten indien in het kalenderjaar 2023 de energielasten meer dan 3,2% van de totale lasten van het bevoegd zijn.

Artikel 4. Subsidievoorwaarden

De subsidie kan uitsluitend worden verstrekt ten behoeve van een bevoegd gezag die aannemelijk heeft gemaakt te maken dat de totale energie lasten in kalenderjaar 2023 meer dan 3,2% van de totale lasten zijn.

Artikel 5. Aanvraag subsidie

  • 1. Een bevoegd gezag kan één aanvraag indienen voor alle onder zijn bevoegd gezag ressorterende scholen. Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 3 juli 2023 tot en met 15 september 2023. Aanvragen die worden ingediend na 15 september 2023 worden afgewezen.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe op de website van DUS-I beschikbaar is gesteld.

  • 3. In de subsidieaanvraag vermeldt het bevoegd gezag:

    • a. de naam van het bevoegd gezag;

    • b. het in RIO geïdentificeerde nummer van het bevoegd gezag;

    • c. de gegevens van de contactpersoon;

    • d. een berekening van het subsidiebedrag op basis van een inschatting van de energielasten voor het kalenderjaar 2023 afgezet ten opzichte van de totale lasten voor kalenderjaar 2023.

  • 4. In aanvulling op het vierde lid, gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    • a. afschriften van documenten van de energieleverancier, waaruit de maandelijkse energiekosten in 2023 van het bevoegd gezag blijkt;

    • b. een meerjarenbegroting uit het jaarverslag 2022 van het bevoegd gezag;

    • c. de hoogte van het op de basis van de jaarrekening vastgestelde bovenmatig eigen vermogen van het kalenderjaar 2022;

    • d. een inschatting van het bovenmatige publiek eigen vermogen op 31 december 2023.

  • 5. Indien een aanvraag onvolledig wordt ingediend, kan deze binnen twee weken worden aangevuld. Indien de aanvraag niet binnen de termijn is aangevuld, wordt deze niet in behandeling genomen.

Artikel 6. Subsidieplafond en verdeling

  • 1. Voor het verstrekken van subsidie is voor het kalenderjaar 2023 een bedrag beschikbaar van ten hoogste € 28.499.000,–

  • 2. Het maximale subsidiebedrag dat aan een bevoegd gezag kan worden verstrekt, wordt als volgt berekend:

    • a. het bedrag aan energielasten, voor zover dat bedrag 3,2% van de totale lasten van het bevoegd gezag in 2023 ontstijgt, wordt verminderd met het bovenmatige publieke vermogen van het bevoegd gezag in 2023;

    • b. het maximale subsidiebedrag bedraagt 50% van de uitkomst van de berekening, bedoeld in onderdeel a.

  • 3. Indien het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de te verstrekken subsidiebedragen voor alle voor subsidieverstrekking in aanmerking aanvragen naar rato naar beneden bijgesteld.

  • 4. Het subsidiebedrag wordt aan een bevoegd gezag op Caribisch Nederland uitbetaald in dollars tegen de vastgestelde wisselkoersen.

Artikel 7. Subsidieverstrekking

  • 1. In afwijking van de artikelen 1.5, onder a, onderdeel 1 en 2 eerste lid en 9.1, vierde lid, onderdeel b, van de Kaderregeling wordt de subsidie aan het bevoegd gezag binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt een voorschot van 100% en betaalt het subsidiebedrag ineens.

  • 2. De minister stelt de subsidie uiterlijk 31 december 2024 vast.

Artikel 8. Verantwoording en vaststelling

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, onderscheidenlijk de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op basis van de jaarverslaggeving over het kalenderjaar 2023. Indien de subsidie op basis van de definitieve gegevens, opgenomen in de jaarverslaggeving, met toepassing van artikel 6, derde lid, niet zou zijn verleend, wordt de subsidie op nihil vastgesteld.

  • 3. De subsidieontvanger kan in mei 2024 een door DUS-I beschikbaar gesteld realisatiedocument in te vullen, hiermee krijgt het bevoegd gezag inzicht in de gerealiseerde relevante kosten afgezet tegen de ontvangen subsidie.

Artikel 9. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling energiecompensatie scholen funderend onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

In de afgelopen periode zijn door verschillende oorzaken de energieprijzen zeer sterk gestegen. Voor bevoegde gezagen betekent dit dat zij worden geconfronteerd met veel hogere energielasten dan in voorgaande jaren het geval was.

Deze regeling is bedoeld voor een bevoegd gezag die verwacht dat de energielasten voor het kalenderjaar 2023 hoger zijn dan 3.2% van de totale lasten. Het gaat hierbij om totale lasten zoals blijkt uit de staat van baten en lasten.

Uit de jaarverslagen van 2021 blijkt dat gemiddeld genomen de energielasten (dit is inclusief de kosten voor water) van een bevoegd gezag zo rond de 1,2% van de totale lasten bedragen. Dat betekent dat deze regeling vooral is bedoeld voor de uitschieters: bevoegd gezagsorganen waarvan de energielasten veel hoger liggen dan het gemiddelde bedrag van een schoolbestuur zoals hiervoor genoemd.

Het is de bedoeling dat een bevoegd gezag het bovenmatig publiek eigen vermogen gebruikt voor de gestegen energielasten. Het bovenmatig publiek eigen vermogen wordt daarom eerst afgetrokken van de energielasten boven 3,2% van de totale lasten.

De regeling voorziet in een gedeeltelijke compensatie (50%) van de energielasten indien deze boven 3,2% van de totale lasten uitstijgen, minus het verwachte bovenmatig publiek eigen vermogen peildatum 31 december 2023. Omdat de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs de subsidie al in 2023 wil toekennen, dient het bevoegd gezag bij de aanvraag een inschatting te maken van de te verwachten energielasten en van de totale lasten in 2023. Ook van het bovenmatig publiek eigen vermogen dient het bevoegd gezag een inschatting te maken.

Als uit de schatting van het bevoegd gezag blijkt dat de energielasten bijvoorbeeld 3,5% bedragen van de totale lasten van het bevoegd gezag, dan wordt hier eerst nog het verwachte bovenmatige eigen vermogen vanaf getrokken. 50% van het bedrag dat overblijft zal als voorschot worden gecompenseerd. De uiteindelijke vaststelling van de subsidie gebeurt op basis van de formeel door de accountant goedgekeurde jaarrekening 2023 van het bevoegd gezag. Deze vaststelling kan het bevoegd gezag verwachten tussen 1 juli 2024 en 31 december 2024.

Er wordt bij deze regeling gebruik gemaakt van verantwoording in het jaarverslag 2023. Het gaat bij deze regeling om vergoeding van extra lasten die normaal onder bekostiging vallen. Teveel of onterecht gegeven subsidie kan dan ook teruggevorderd. Er wordt er bij de verantwoording van deze regeling gebruik gemaakt van vaste onderdelen die ook al voor de jaarrekening worden vastgesteld, waardoor de extra administratieve last beperkt blijft.

Een bevoegd gezag kan op grond van deze regeling geen subsidieaanvraag indienen voor een school voor praktijkonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs of mavo indien deze onderdeel zijn van een verticale scholengemeenschap. Deze bevoegd gezagen worden via een andere manier gecompenseerd.

In onderstaand kader is een voorbeeldberekening toegevoegd.

Voorbeeldberekening

Uit de jaarrekening van het bevoegd gezag blijkt dat het bevoegd gezag € 400.000 aan energielasten heeft. De totale lasten van het bevoegd gezag zijn € 4.000.000. Het verwachte bovenmatig eigen vermogen eind 2023 zonder toekenning van subsidie is € 100.000

 

Stap 1) Wat is het % energielasten ten opzichte van de totale lasten? -> 10%.

Stap 2) Is het hoger dan 3,2% van de totale lasten? →

a) Ja. Door naar stap 3.

b) Nee, het bevoegd gezag komt niet in aanmerking voor deze subsidie.

Stap 3) 3,2% van € 4.000.000 is € 128.000.

Stap 4) Verschil nemen van energielasten in euro (€ 400.000) – 3,2% totale lasten in euro (€ 128.000) = € 272.000

Stap 5) Verwacht bovenmatig publiek eigen vermogen aftrekken van dit verschil = € 272.000 – € 100.00 = € 172.000

Stap 6) Neem daarvan 50% →helft van 172.000= € 86.000. Dit is het bedrag dat kan worden aangevraagd.

Voorbeeldberekening II

Uit de jaarrekening van een bevoegd gezag blijkt dat een bevoegd gezag € 300.000 aan energielasten heeft. De totale lasten van het bevoegd gezag zijn € 4.000.000. Het verwachte bovenmatig publiek eigen vermogen eind 2023 zonder toekenning van subsidie is € 200.000.

 

Stap 1) Wat is het % energielasten ten opzichte van de totale lasten? → 7,5%.

Stap 2) Is het hoger dan 3,2% van de totale lasten? →

a) Ja. Door naar stap 3.

b) Nee, het bevoegd gezag komt niet in aanmerking voor deze subsidie.

Stap 3) 3,2% van 4.000.000 is € 128.000.

Stap 4) Verschil van energielasten in euro (€ 300.000) – 3,2% totale lasten in euro (€ 128.000) = € 172.000

Stap 5) Verwacht bovenmatig eigen vermogen aftrekken van dit verschil = € 172.000 – € 200.000 = < € 0

Het bovenmatig eigen vermogen is hoger dan de gestegen energielasten. U komt niet in aanmerking voor deze subsidie.

Voorbeeldberekening III

Uit de jaarrekening van een bevoegd gezag blijkt dat het bevoegd gezag € 50.000 aan energielasten heeft. De totale lasten van het bevoegd gezag zijn € 4.000.000. Het verwachte bovenmatig eigen vermogen eind 2023 zonder toekenning van subsidie is € 100.000

 

Stap 1) Wat is het % energielasten ten opzichte van de totale lasten? → 1,25%.

Stap 2) Is het hoger dan 3,2% van de totale lasten? →

a) Ja. Door naar stap 3.

b) Nee, het bevoegd gezag komt niet in aanmerking voor deze subsidie.

Uitvoerbaarheid

Deze regeling is voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). Dus -I geeft aan dat de subsidie regeling uitvoerbaar is.

Artikelsgewijs

Artikel 3. Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten

Het doel van de regeling is om een bevoegd gezag waarvan de energielasten als gevolg van de sterk gestegen energieprijzen zijn gestegen tot meer dan 3,2% van de totale lasten, subsidie te verstrekken als tegemoetkoming voor deze kosten

Artikel 4. Subsidievoorwaarden

Een bevoegd gezag moet aantonen dat de verwachte energielasten meer dan 3,2% van de totale verwachte lasten bedragen.

Artikel 5. Aanvraag subsidie

  • a. Voor het aanvragen van de subsidie maakt een bevoegd gezag gebruik van het aanvraagformulier dat op de website van DUS-I beschikbaar wordt gesteld. Een bevoegd gezag dient daarbij een aantal documenten aan te leveren. Daarbij valt te denken aan document afschriften van documenten van de energieleverancier, waaruit blijkt dat de maandelijkse energiekosten in 2023 van het bevoegd gezag zijn gestegen.

Artikel 6. Subsidieplafond en verdeling

Dit artikel regelt hoeveel geld er beschikbaar is voor deze subsidie en wat er gebeurt in het geval er overschrijding van dit plafond plaatsvindt. De minister verdeelt het beschikbaar bedrag naar rato van het aangevraagde subsidiebedrag. Indien het subsidieplafond wordt overschreden worden de aanvragen met hetzelfde percentage naar beneden bijgesteld.

Artikel 7. Subsidieverstrekking

Een bevoegd gezag krijgt na een goedgekeurde aanvraag een voorschot van 100%. De uiteindelijke subsidie wordt uiterlijk 31 december 2024 vastgesteld op basis van de gegevens uit de jaarrekening 2023. In afwijking van de Kaderregeling geldt dit ook voor bedragen onder de € 25.000.

Artikel 8. Verantwoording en vaststelling

De subsidie wordt verstrekt als tegemoetkoming van de energielasten die het bevoegd gezag zal maken in 2023. Een bevoegd gezag dient zich te verantwoorden in de jaarrekening over het kalenderjaar 2023. Op basis van deze verantwoording wordt de subsidie vastgesteld. Indien bij de vaststelling blijkt dat de aanvrager een lager subsidiebedrag dient te ontvangen, doordat de daadwerkelijk energielasten lager zijn dan vooraf is opgegeven, of het bovenmatig publiek eigen vermogen in 2023 hoger is, wordt de subsidie met inachtneming van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht lager vastgesteld. Het gehele bedrag of het teveel ontvangen bedrag kan dan in dat geval worden teruggevorderd.

DUS-I vraagt de subsidieontvanger voorafgaand aan de vaststelling op basis van de formele jaarrekening in mei 2024 een beknopt realisatieoverzicht in te vullen met de gerealiseerde relevante energielasten en de totale lasten, afgezet tegen de vooraf door de subsidieontvanger, ingeschatte kosten.

De toegekende subsidie wordt vastgesteld op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde energielasten in 2023, opgenomen in de door de accountant goedgekeurde jaarrekening 2023. De subsidie wordt uiterlijk, zie artikel 7, op 31 december vastgesteld.

Artikel 9. Hardheidsclausule

De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen. Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van zal worden gemaakt. De aanvrager zal in ieder geval moeten aantonen dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

Naar boven