Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 23 juni 2023, ter uitvoering van artikel 1h, negende lid, Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, houdende regels met betrekking tot rekenmethoden ter onderbouwing van de inrichting van de solidariteitsreserve en de risicodelingsreserve (Regeling rekenmethoden onderbouwing solidariteitsreserve en risicodelingsreserve pensioenuitvoerders)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op artikel 1h, negende lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling;

Na overleg met de representatieve organisaties van (beroeps)pensioenfondsen en (pensioen)verzekeraars en consultatie;

Besluit:

Artikel 1: Definities

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. Beroepspensioenfonds:

een beroepspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 Wvb;

b. Deelnemersgroep:

een groep van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden die is afgebakend met objectieve, voor de (waarde van de) pensioenrechten of -aanspraken relevante criteria;

c. De doelstellingen van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve:

de doelstellingen van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve, zoals bedoeld in artikel 10d, vierde lid, Pw en artikel 10e, vijfde lid, Pw en artikel 28d, vierde lid, Wvb en artikel 28e, vijfde lid, Wvb, die de pensioenuitvoerder vaststelt;

d. De inrichting van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve:

de door de pensioenuitvoerder vastgestelde regels voor:

  • het vullen van de solidariteitsreserve;

  • het vullen van de risicodelingsreserve uit premies of uit kapitaal bij toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme voor de collectieve uitkeringsfase;

  • het uitdelen uit de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve; en

  • het blootstellen van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve aan beleggingsrisico’s;

e. Pensioenfonds:

een pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 Pw;

f. Pensioenuitvoerder:

een pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 Pw of artikel 1 Wvb;

g. Projectiemaatstaf:

een maatstaf die de hoogte weergeeft van toekomstige pensioenuitkeringen in een bepaald (eventueel gemiddeld) scenario;

h. Pw:

de Pensioenwet;

i. Regeling:

Regeling rekenmethoden onderbouwing solidariteitsreserve en risicodelingsreserve pensioenuitvoerders;

j. Risicodelingsreserve:

een risicodelingsreserve als bedoeld in artikel 1 Pw en artikel 1 Wvb;

k. Solidariteitsreserve:

een solidariteitsreserve als bedoeld in artikel 1 Pw en artikel 1 Wvb;

l. Waarderingsmaatstaf:

een maatstaf die de marktwaarde weergeeft van toekomstige pensioenuitkeringen en/of pensioenpremies;

m. Wvb:

de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikel 2: Onderbouwing inrichting solidariteitsreserve of risicodelingsreserve

De pensioenuitvoerder die een premieregeling dan wel premieovereenkomst uitvoert, onderbouwt de inrichting van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve ten minste met een analyse op basis van de rekenmethoden en een daarbij behorende toelichting zoals opgenomen in artikel 3 van deze regeling.

Artikel 3: Rekenmethoden en toelichting

  • 1. Voor de berekeningen ter onderbouwing van de inrichting van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve en voor de toelichting op deze berekeningen:

    • a. stelt de pensioenuitvoerder kwantitatieve maatstaven vast om de aansluiting bij de doelstellingen van de inrichting van de reserve te beoordelen;

    • b. stelt de pensioenuitvoerder kwantitatieve maatstaven vast om de evenwichtige inrichting van de reserve te beoordelen;

    • c. verricht de pensioenuitvoerder een kwantitatieve scenario-analyse of stochastische ALM-analyse om met de kwantitatieve maatstaven genoemd onder a en b de effecten van de inrichting van de reserve inzichtelijk te maken;

    • d. onderbouwt de pensioenuitvoerder met de uitkomsten van de kwantitatieve scenario-analyse of stochastische ALM-analyse:

      • i) dat de inrichting van de reserve aansluit bij de doelstellingen; en

      • ii) dat de inrichting van de reserve evenwichtig is.

  • 2. Bij het vaststellen van de kwantitatieve maatstaven als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en b:

    • a. neemt de pensioenuitvoerder waarderings- en projectiemaatstaven in aanmerking en onderbouwt de pensioenuitvoerder de keuze voor deze maatstaven;

    • b. onderscheidt de pensioenuitvoerder voldoende deelnemersgroepen om een representatief beeld van de effecten voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden te verkrijgen. De pensioenuitvoerder maakt in elk geval onderscheid naar de in de risicohouding onderscheiden deelnemersgroepen en leeftijdscohorten.

    • c. omvatten de kwantitatieve maatstaven ten minste de baten en lasten voor de deelnemersgroepen;

    • d. onderbouwt de pensioenuitvoerder dat de gekozen maatstaven tezamen een compleet beeld geven van de aansluiting bij de doelstellingen respectievelijk de evenwichtigheid van de inrichting van de reserve.

  • 3. Bij de kwantitatieve scenario-analyse of stochastische ALM-analyse als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c:

    • a. baseert de pensioenuitvoerder deze analyse op een gevalideerd model dat aansluit bij het beleid van de pensioenuitvoerder;

    • b. onderscheidt de pensioenuitvoerder een voldoende groot aantal scenario’s en voldoende verschillende scenario’s zodat de pensioenuitvoerder een representatief beeld krijgt over de ontwikkeling van de kwantitatieve maatstaven;

    • c. gaat de pensioenuitvoerder uit van een projectiehorizon waarmee de pensioenuitvoerder een relevant beeld verkrijgt van de effecten van de inrichting voor de onderscheiden deelnemersgroepen en over een periode van in beginsel tenminste 60 jaar;

    • d. verricht de pensioenuitvoerder deze analyse ten opzichte van de aanname dat de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve geen onderdeel van de pensioenregeling zou zijn. Bij een besluit tot wijziging van de inrichting van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve verricht de pensioenuitvoerder deze analyse ook ten opzichte van de situatie dat de inrichting ongewijzigd zou zijn voortgezet;

    • e. beschouwt de pensioenuitvoerder in het kader van de robuustheid van de inrichting voor toekomstige ontwikkelingen tenminste twee alternatieve initiële hoogtes van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve die representatief zijn voor de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de reserve;

    • f. beschrijft de pensioenuitvoerder wanneer in de tijd de baten en lasten voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden zich materialiseren.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit toekomst pensioenen in werking treedt.

Artikel 5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rekenmethoden onderbouwing solidariteitsreserve en risicodelingsreserve pensioenuitvoerders.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 23 juni 2023

De Nederlandsche Bank N.V., E.F. Bos Directeur

TOELICHTING

Pensioenuitvoerders die een premieregeling dan wel premieovereenkomst uitvoeren met een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve (hierna: reserve) dienen op grond van artikel 1h, tweede en derde lid, Besluit uitvoering Pw en Wvb te onderbouwen dat de inrichting van deze reserve in lijn is met de doelstellingen van de reserve en dat deze evenwichtig is. Onderdeel hiervan is een kwantitatieve onderbouwing met een scenario-analyse of een stochastische ALM-analyse.

Op grond van artikel 1h, negende lid, van Besluit uitvoering Pw en Wvb kan DNB nadere regels stellen aan de wijze waarop pensioenuitvoerders deze berekeningen maken en toelichten. Met de onderhavige regeling geeft DNB invulling aan deze bevoegdheid.

De wet- en regelgeving laat ruimte aan pensioenuitvoerders voor het vaststellen van doelstellingen van de reserve, voor keuzes met betrekking tot het vullen van en uitdelen uit de reserve en de blootstelling aan beleggingsrisico’s. De regeling beperkt niet de ruimte die pensioenuitvoerders hebben voor een evenwichtige inrichting die aansluit bij de doelstellingen.

Deze regeling uniformeert de wijze waarop pensioenuitvoerders – bij de onderbouwing van hun besluitvorming over de inrichting van de reserve – de effecten voor de verschillende groepen deelnemers berekenen en inzichtelijk maken. Deze regeling draagt daarmee bij aan efficiënt en effectief toezicht op de inrichting van de reserve.

Artikel 1h, vijfde lid, Besluit uitvoering Pw en Wvb bepaalt wanneer een pensioenuitvoerder de inrichting van de reserve onderbouwt met de berekeningen en toelichting daarbij zoals opgenomen in deze regeling. Op basis hiervan geldt:

  • voor pensioenfondsen en beroepspensioenfondsen dat dit vereist is bij een besluit tot opdrachtaanvaarding van een premieregeling waarvan een reserve voor het eerst onderdeel uitmaakt;

  • voor overige pensioenuitvoerders dat dit vereist is bij het sluiten of wijzigen van een uitvoeringsovereenkomst ter uitvoering van een premieregeling waarvan een reserve voor het eerst onderdeel uitmaakt;

  • dat een nieuwe analyse en onderbouwing vereist is bij een besluit tot wijziging van de inrichting van reserve. Dit geldt ook bij een wijziging van het beleid of het deelnemersbestand van de pensioenuitvoerder indien die wijziging relevant is voor de doelstellingen of regels voor het vullen van en uitdelen uit de reserve.

Een pensioenuitvoerder die de inrichting van de reserve onderbouwt voor een premieregeling waarvan een reserve voor het eerst onderdeel uitmaakt en die daarbij op grond van artikel 150e, eerste lid, Pw en artikel 145d, eerste lid, Wvb transitie-effecten berekent, kan voor de onderbouwing van de inrichting van de reserve gebruik maken van de analyses die ten grondslag liggen aan deze transitie-effecten. Dit kan indien en voor zo ver de pensioenuitvoerder daarmee invulling geeft aan hetgeen bepaald wordt in deze regeling.

Een toezichthouderregeling, zoals deze Regeling rekenmethoden onderbouwing solidariteitsreserve en risicodelingsreserve pensioenuitvoerders, is een algemeen verbindend voorschrift in de zin van artikel 1:3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht. Deze Regeling is gebaseerd op artikel 1h, negende lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Definities

Dit artikel bevat voor deze regeling relevante definities.

Artikel 2: Onderbouwing inrichting solidariteitsreserve of risicodelingsreserve

Dit artikel bepaalt dat pensioenuitvoerders die een premieregeling dan wel premieovereenkomst uitvoeren met een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve, de inrichting daarvan onderbouwen met de berekeningen en toelichting zoals opgenomen in deze regeling.

De pensioenuitvoerder onderbouwt de inrichting van de reserve met een diepgang die in verhouding staat tot de aard, omvang en complexiteit van de beoogde inrichting van de reserve en de effecten die daaruit voor de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden voortvloeien.

Artikel 3: Rekenmethoden en toelichting

Dit artikel bevat de rekenmethoden en toelichting waarmee de pensioenuitvoerder de inrichting van de reserve ten minste onderbouwt. Op grond van artikel 1h, tweede en derde lid, Besluit uitvoering Pw en Wvb onderbouwen pensioenuitvoerders de besluitvorming over de reserve met een scenarioanalyse of stochastische ALM-analyse waarmee baten en lasten worden gekwantificeerd.

De regeling bepaalt dat pensioenuitvoerders hiertoe kwantitatieve maatstaven vaststellen om de aansluiting bij de doelstellingen en de evenwichtige inrichting van de reserve te beoordelen. De regeling schrijft geen specifieke maatstaven voor: de pensioenuitvoerder weegt af welke waarderings- en projectiemaatstaven het meest passend zijn voor deze beoordeling, waarbij deze zo worden gekozen dat de pensioenuitvoerder een compleet beeld krijgt. Indien de pensioenuitvoerder een waarderingsmaatstaf gebruikt, wordt deze op marktwaardering gebaseerd: de waarde van toekomstige pensioenuitkeringen en/of pensioenpremies wordt zo vastgesteld dat deze consistent is met de waarde van op financiële markten verhandelde instrumenten.

De maatstaven omvatten minimaal de baten en lasten voor de verschillende onderscheiden deelnemersgroepen. De pensioenuitvoerder onderscheidt voldoende deelnemersgroepen om een representatief beeld van de effecten voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden te verkrijgen. Bij de keuze van de deelnemersgroepen moet in elk geval worden aangesloten op de verschillende leeftijdscohorten en andere deelnemersgroepen die voor de risicohouding zijn onderscheiden.

De regeling schrijft voor dat de pensioenuitvoerder de kwantitatieve analyse baseert op een gevalideerd model dat aansluit bij het beleid van de pensioenuitvoerder. Deze validatie kan bijvoorbeeld worden verricht door interne controlefuncties van de pensioenuitvoerder. De validatie kan ook worden uitbesteed aan een externe partij. Belangrijk is dat de analyse een representatief beeld geeft en daarom (i) moet een voldoende groot aantal scenario’s worden doorgerekend, (ii) moeten voldoende verschillende scenario’s worden doorgerekend en (iii) moet de projectiehorizon lang genoeg zijn om een relevant beeld van de financiële effecten te krijgen voor de onderscheiden deelnemersgroepen, waarbij in beginsel een horizon geldt van tenminste 60 jaar. Voor de scenario-analyse of stochastische ALM-analyse schrijft de regeling geen specifieke scenario-set voor. Binnen deze voorwaarden kunnen pensioenuitvoerders voor waarderingsmaatstaven bijvoorbeeld gebruik maken van de risico-gecorrigeerde economische scenario’s voor de berekening van transitie-effecten (conform artikel 150b, derde lid, Pw en artikel 145a, tweede lid, Wvb) en voor projectiemaatstaven bijvoorbeeld van de uniforme scenario-set (conform artikel 144, eerste lid, onderdeel d, Pw en artikel 139, eerste lid, onderdeel d, Wvb).

Doel van de reserve is dat daarmee financiële mee- of tegenvallers collectief worden gedeeld op een wijze die ex-ante leidt tot gemiddeld stabielere en/of hogere toekomstige en ingegane pensioenuitkeringen voor alle generaties, ten opzichte van de aanname dat de solidariteitsreserve geen onderdeel van de pensioenregeling zou zijn. Om dit te onderbouwen vergelijkt de pensioenuitvoerder de effecten van een pensioenregeling met de reserve met een pensioenregeling zonder reserve. De pensioenuitvoerder maakt hiertoe een eigen inschatting van de vormgeving van de regeling, maar dan zonder de reserve. Dit geldt ook bij de solidaire premieregeling, waarbij de solidariteitsreserve verplicht is. In de situatie van een bestaande solidariteitsreserve of risicodelingsreserve geldt op grond van artikel 3, derde lid, sub d, dat de pensioenuitvoerder een aanpassing van de inrichting van de reserve daarnaast onderbouwt door de effecten van de voorgenomen vul- en uitdeelregels te vergelijken met de bestaande vul- en uitdeelregels.

Een evenwichtige inrichting die aansluit bij de doelstellingen moet robuust zijn voor toekomstige ontwikkelingen van de hoogte van de reserve. Daarom schrijft de regeling voor dat de pensioenuitvoerder tenminste twee alternatieve initiële hoogtes van de reserve analyseert, die afwijken van de hoogte van de reserve die de pensioenuitvoerder verwacht op het moment van implementatie van de inrichting van de reserve. De pensioenuitvoerder kiest deze alternatieve initiële hoogtes zo dat deze, tezamen met de verwachte hoogte, representatief zijn voor de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de hoogte van de reserve. Hieronder wordt ook de situatie verstaan dat de initiële hoogte van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve nog niet bekend is als gevolg van een besluit tot opdrachtaanvaarding van een premieregeling waarvan een reserve voor het eerst onderdeel uitmaakt in combinatie met een besluit tot invaren.

Bij het vaststellen van het implementatieplan stelt een fonds een initiële hoogte vast van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve in het basisscenario, waarbij het fonds uitgaat van de actuele omstandigheden op het moment van indienen van het implementatieplan. De initiële hoogte is nog onzeker, omdat de financieel economische omstandigheden nog kunnen wijzigen tussen het vaststellen van het implementatieplan en het invaarmoment. Om een evenwichtige inrichting te bepalen die aansluit bij de doelstellingen van de reserve, moet deze robuust zijn voor toekomstige ontwikkelingen waarbij de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve kan fluctueren in omvang. Daarom schrijft de toezichthouderregeling voor dat de pensioenuitvoerder twee additionele initiële hoogtes van de reserve doorrekent en meeneemt in de analyse, die representatief zijn voor de mogelijke toekomstige ontwikkeling van de hoogte van de reserve.

Onder evenwichtigheid wordt onder meer verstaan dat bij de inrichting van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve op voorhand wordt voorkomen dat een bepaalde generatie binnen een pensioenregeling uitsluitend baten of lasten heeft van de reserve. Ook het moment in de tijd waarop baten en lasten zich voordoen kan voor de pensioenuitvoerder een overweging zijn bij de evenwichtige inrichting van de reserve: een relatief lange periode tussen baten en lasten kan voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden een risico inhouden dat lasten zich wel, maar baten zich niet materialiseren. De mogelijkheid dat de continue werking van de reserve in de toekomst wordt onderbroken speelt hierbij een rol. Bijvoorbeeld door individuele gebeurtenissen als ontslag, pensionering, waardeoverdracht en overlijden, of collectieve gebeurtenissen als een collectieve beëindiging/overdracht. Daarom beziet de pensioenuitvoerder bij de kwantitatieve analyse wanneer in de tijd de baten en lasten voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden zich materialiseren.

Artikel 4: Inwerkingtreding

Dit artikel regelt dat deze regeling op dezelfde datum als het Besluit toekomst pensioenen in werking treedt.

Naar boven